BESTE VRIENDINNETJES
EN VRIENDJES
Aan allen
Deze week schrijf ik geen briefje vooraf. In
verband met de vacantie houd ik voorlopig geen
visite-uur. De kinderen die met hun werk niet
verder kunnen, mogen echter 's morgens tussen
11 en 12 uur wel bij me aankomen.
Best ZONDAGSKIND. Je schoolreis be
hoort alweer tot het verleden. Heb je veel ge
noten en goed weer gehad? In je volgend briefje
vertel je me maar het een en ander. Dag Zon
dagskind.
Lief ZONNESTRAALTJE. Nog wel gefeli
citeerd met je zus. Was het 1.1. Donderdag een
prettig dagje? Wat je zus gekregen heeft, is mij
reeds verteld, 'lc Geloof dat jij ook een beetje
jarig was. Je hebt ook een cadeautje gekregen
en kunt nu met je zus prettig met het speelgoed
spelen. Veel genoegen hoor. Dag Zonnestraaltje.
Best KRULLEKOPJE. Ja meisje 'k heb je
gemist, 'k Dacht dat je, in verband met de ziekte
van je vader, niet van huis kon of boodschappen
moest doen omdat je moeder aan huis gebonden
is. Je bent nu van school af. Wat ga je doen?
Het beste met je yader. 'k Hoop dat hij spoedig
weer beter zal zijn. Dag Krullekopje.
Best BOODSCHAPSTERTJE. Ja, je bent
1.1. Dinsdag nog bij me op visite geweest. Nu
staan de visite-uurtjes gedurende een maand
stil. Na 22 Augustus inviteer ik weer. Je mag
echter 's morgens tussen 11 en 12 uur bij me
komen als je met je werk niet verder kunt. Het
werk voor de bazar moet doorgang vinden. Er
is veel nodig, dus moet veel afgewerkt worden.
Met zwemmen maar wat kalm aan doen. In de
vacantie heb je gelegenheid genoeg. Denk er
aan dat té veel aan training niet zal baten maar
wel schaden. Dag Boodschapstertje.
Lief BIJDEHANDJE. Dat is even fijn zeg,
met de zandvormpjes naar de duinen. Na een
flinke regenbui is het zand uitstekend om zand-
gebakjes te maken. Wat zal je smullen. Jammer
dat ik niet van de partij kan zijn. Dag Bijde
handje.
Best TEKENAARSTERTJE. Je logeert
momenteel bij je tante. Jammer dat de logeer
partij verband houdt met de ziekte van je vader,
'k Hoop dat hij spoedig weer in zoverre beter
mag zijn, dat je weer thuis kunt zijn. Zal je
vooral gehoorzaam zijn en denken aan de plich
ten die je als logée hebt. Binnenkort krijg je
een nieuw handwerkje voor de bazar. Dag
Tekenaarstertje.
Best ZANGERESJE. Ja, je krijgt schrijf-
vacantie. Volgende week bericht ik wel wanneer
de vacantie ingaat en wanneer ze eindigt. Je mag
's morgens tussen 11 en 12 uur zijde voor je
werk komen halen. Neem je werk dan mede,
zodat ik de juiste kleur kan geven en wanneer
nodig, je verder kan helpen. Vertel je me in je
volgend briefje iets van je gemaakte schoolreis?
Dag Zangeresje.
Beste ANEMOON. Zeg wat heb je vroeg
vacantie gekregen? Was een maand reeds niet
lang genoeg? Je bent weer gezellig naar het
strand geweest. Natuurlijk ben je over gegaan.
Daar twijfel ik niet aan en ik denk dat je zelf
ook wel zeker van je zaak was. Kan je met je
kleedje nog verder? Dag Anemoon.
Beste BENJAMIN. Ook jij krijgt een hand
werkje voor de bazar te maken, 'k Denk een
theedoekenhangertje. Het is een mooi vacantie-
werkje om van tijd tot tijd in handen te nemen.
Dag Benjamin.
Lief GOUDHAARTJE. Wat heb je een fijne
schoolreis gemaakt. In Ouwehand's Dierenpark
heb je je best kunnen vermaken. De kersenpluk
partij was natuurlijk een dol leuke attractie. Ja,
nu maar weer wensen, het volgend jaar weer in
de gelegenheid te zijn een schoolreisje te maken.
Dag Goudhaartje.
Best REPELSTEELTJE. Heeft je vader het
1.1. Woensdagavond naar z'n zin gehad? 'k Denk
van wel. De sfeer was aangenaam. Hoe is de
tweedaagse schoolreis verlopen? Als je met de
boekomslag niet verder kunt, dan mag je
's morgens tussen 11 en 12 uur even aankomen.
Dag Repelsteeltje.
DE DAPPERE KERSENPLUKKER,
door W. B.Z.
Jantje wou gaan kersenplukken
In de tuin van buurman Piet;
Een ladder stond er in 't schuurtje
Aan de hond dacht Jantje niet.
Buurman was, juist uitgereden.
Jantje dacht: ,,'k Loop geen gevaar".
Maar wie kefte daar zo nijdig,
Dat was buurmans hond zowaar.
Kees de hond ging nu aan 't blaffen
Op een vreeslijke manier,
Want het beest, het moet gezegd hoor,
Was een trouw en waakzaam dier.
Jantje dorst geen kers te plukken,
Kon hij maar de ladder af,
Maar de keeshond bleef maar keffen.
Jan dacht wel: „dat is mijn straf".
Eindlijk toen de buurman terug kwam,
Heeft hij Kees in 't hok gezet.
Jan kwam thuis, maar zonder kersen
En moest toen voor straf naar bed.
NAAR OOM HANS EN TANTE JANS
door W. B.Z.
'k Maakte voor oom Hans een vloeiblad,
Voor tante breng ik bloemen mee,
'k Ga bij beiden nu logeren
In een huisje aan de zee.
Moeder stuurde al mijn koffer
Vader brengt me naar de trein.
'k Mag nu heel alleen gaan reizen
En dat vind ik toch zo fijn.
In mijn koffer zit mijn voetbal
En mijn trui en voetbalbroek.
Als het eens slecht weer mocht wezen,
Heb ik ook een prachtig boek.
Maar nu schijnt de zon zo heerlijk
Fijn zal 't wezen op het strand.
'k Loop natuurlijk zonder kousen
Lekker op het warme zand.
Oom zal blij zijn met het vloeiblad.
En mijn bloemen zijn nog fris.
't Wordt een heerlijke vacantie
Dat is zeker en gewis!
Best DOORNROOSJE. Je briefje heb ik
niet ontvangen. Indien ik 't ontvangen had, zou
ik het beantwoord hebben. Je kunt nu in een
maand niet schrijven omdat je uit gaat? Dat is
niet zo heel erg. De schrijfvacantïe valt ook in de
a.s. weken. Volgende week bericht ik wanneer
de schrijfvacantie ingaat en verdere bijzonder
heden. Veel pleizier als je met vacantie elders
vertoeft. Dag Doornroosje.
Lief BERGKONINGINNETJE. Je hebt nu
46 cent gespaard. Nog 34 cent er bij en je hebt
het geld bij elkander. Je briefje was nu prachtig
op tijd zeg. Kan je met je werk nog verder9
Denk er om netjes werken en goed aan en af
hechten. Dag Bergkoninginnetje.
Best GOUDMUILTJE. Best hoor. Schrijf
me maar een uitvoerig verhaal van de twee
daagse schoolreis. Je spaargeld heb ik aangete
kend. Je hebt nu 39 cent gespaard. Nu dus nog
41 cent. Dat krijg je nog wel bij elkander. Het
zal een gezellig dagje worden. We gaan waar
schijnlijk in de laatste week van de vacantie.
Dus tussen 13 en 20 Aug.. Deg Goudmuiltje.
Veel groeten van
Mej. S. VIJLBRIEF.
VULKANISCHE UITBARSTINGEN
Hoe de wetenschap een stad zal
kunnen redden.
Een vulkanische uitbarsting is altijd een plot
selinge ramp, zelfs voor hen, die aan de voet van
een vulkaan wonen. Dit is dan ook de reden,
dat er zoveel mensen bij een uitbarsting om
komen. In het jaar 1902 werd op het eiland Mar
tinique in minder dan één minuut een gehele
stad, Saint-Pierre de Miquelon, verwoest. De
hele bevolking, omstreeks 28.000 mensen, von
den hierbij de dood. Het was onmogelijk, red
ding te zoeken. En de uitbarsting van de Vesu
vius dan, die bijna 2000 jaar geleden plaats vond!
Men dacht, dat de Vesuvius uitgedoofd was, er
groeide een bos in zijn krater en aan de voet
van de vulkaan strekten zich drie steden uit:
Herculanum, Pompei en Stabiae. Maar plotse
ling ontwaakte de vulkaan. Stromen as, met re
gen vermengd, stortten zich over de drie steden
heen, waar ze duizenden mensen begroeven.
Is het mogelijk, de uitbarsting van een vul
kaan te verhinderen?
Neen, de krachten van de natuuur zijn sterker
dan de onze, maar' wel iis het mogelijk, om een
uitbarsting te voorspellen en om zich dan op tijd
te redden. Iedere rustende vulkaan zal in de
toekomst zijn „oppasser" krijgen in de vorm
van een wetenschappelijk station, allerlei nauw
keurige apparaten zullen de adem van de kra
ter opvangen en nauwelijks zal de lava uit de
diepten opsteigen, of de torsie-balans, een zeer
fijn werktuig, zal een verandering in de zwaarte
kracht tonen.
De in de spleten neergelaten electrische ther
mometers zullen de verhoging der warmte aan
geven, terwijl alarmsignalen onmiddellijk door
de radio zullen worden uitgezonden, om al de
genen, die in de nabijheid van de vulkanen wo
nen, te waarschuwen.
Hele stromen vluchtelingen zullen naar de
havens, stations en vliegterreinen snellen, spo
ren, boten en vliegtuigen zullen hen naar alle
richtingen brengen. Het laatst zullen de bewa
kers van 't wetenschappelijk station vertrekken.
En als dan de lava en de as zich uit hun ge
vangenis bevrijden, zal er zich in de omtrek nie
mand meer bevinden.
UIT DE SCHOOL
Meester: „Pieterse, waarom lachte je daar
even?"
Pieterse: „Ik dacht ergens aan, meneer."
Meester: „Onthoud nu voor eens en voor al.
dat je op school nergens aan mag denken."
DE GRIEZELIGE BARBIER
Nog een avontuur van mijn vriend Frits.
Kennen jullie m'n vriend Frits nog, bijge
naamd de Vuurtoren? Je weet wel, dien jonge
man, op wien de gekke en wonderlijke avonturen
altijd komen aanstormen als vliegen op de stroop?
Nu, die kwam laatst weer eens bij me bin
nenlopen en vertelde:
„Nou raad je in geen honderd jaar, wat ik
weer meegemaakt heb!"
„Spuit op!" beval ik.
„Goed," zei Frits. „Gisteren moest ik in Am
sterdam zijn voor zaken. Ik was betrekkelijk
vroeg klaar en wilde de trein van half zes naar
Leiden halen om vandaar verder te gaan naar
mijn geliefd dorpje Durgerdammerdijkerpolder.
Maarilc had me zeker een paar minuten ver
rekend óf de tram reed extra langzaam: hoe het
zij, ik miste de trein en moest eventjes een uur
wachten op de volgende. Wat zou ilc in die tijd
doen? Weet je wat? Ik zou me eens netjes laten
scheren, dat was wel nodig!
Welgemoed stapte ik de eerste de beste kap
perswinkel tegenover het station binnen, nam
plaats op een der gemakkelijke stoelen, die voor
een lange spiegel waren opgesteld en zei kortaf
tegen den bediende: „Scheren asjeblieft".
„Zeker, meneer", zei de man. Hy bond me een
handdoek voor maakte schuim en zeepte me
overvloedig in. En daarna draaide hij zich een
halve slag om en riep: „Meneer Drezelman!"
Op 't zelfde moment hoorde ik haastige schre
den achter me, een krakende stem zei: „Goe
denavond, meneer," enin de spiegel zag ik
'n gezicht, dat ik uit duizenden herkend zou heb
ben! Dat smalle, bleke konijnensnoetje, die kra
kerige stembehoorden die toe aan Kees Dre
zelman, dien wonderlijken snuiter, met wien ik
een groot deel van m'n schooljaren in één klas
had gezeten?
Ja, 't kon met anders enook de naam
klopte.
M'n gedachten werkten koortsachtig terug: ilc
zag als 't ware weer de hele opschudding, die 't
geval-Drezelman in de klas en op de hele school
had veroorzaakt. Die jongen was een luiaard en
een bedrieger geweest. Hij had gespiekt en over
geschreven, gelogen en gelcnbeid en de kruik was
nent zolang tee water gegaan, tot zij brak. Einde
lijk was Kees ontdekt geworden en daar zijn
laatste bedriegerijen nog al héél erg waren
op staande voet van school gestuurd. Ik herin
nerde me ook nog heel duidelijk, dat Kees Dre
zelman zich op de een of andere manier in z'n'
hoofd had gehaald, dat ik hem verraden had
endat hij daarna geen gelegenheid liet
voorbijgaan om me op straat op te wachten en
af te rossen, zó zelfs, dat ik later uit wijs beleid
en voorzorg alleen maar op straat verscheen in
gezelschap van m'n groten broer.
't Was een hele opluchting geweest, toen Dre-
zelman's ouders tenslotte ons dorp verlieten en
we dus van Kees geen last meer hadden!
En nuik hoorde achter me het felle ge
suis van het scheermes, dat op de riem werd
aangezet en opeens brak 't koude angstzweet me
uit! Ik begreep, dat Kees Drezelman met z'n ko
nijnensnoetje en z'n krakerige stem mij, zijn
aartsvijand, volkomen in z'n macht had! In de
spiegel keek ik hem aan: zweefde daar niet een
sarcastisch lachje om zijn dunne lippen?
Ik wilde opspringen, de een of andere uit
vlucht bedenken, maar de angst verlamde mij.
Hulpeloos bleef ik zitten en weldra liet de bar
bier zijn vlijmscherp mes over mijn wangen
spelen.
Intussen trachtte ik me te beheersen. Kees
Drezelman had me natuurlijk nog niet herkend
met al dat schuim op m'n gezicht! Ofzou de
kleur van mijn haar me hebben verraden? In
ieder geval: Als hij me herkend had, hield hij
zijn ontdekking meesterlijk verborgen. Met heel
beleefde stem zei hij: „Scheert het mes goed,
meneer?"
„Ja,o, ja!" stotterde ilc.
„Dat wist ik wel!" zei hij, „mijn messen zijn
altijd vlijmscherp. Dat móét ook wel." En met
een handige beweging ontblootte hij mijn hele
linkerwang.
Ik sidderde! Hij had me dus tóch herkend en
wilde me nu met die zinspeling op de scherpte
van zijn messen eens geducht laten voelen, dat
hij me in zijn macht had!0, die Drezelman, die
boef, die
Ik maakte een onwillekeurige beweging, en
de krakende stem zei: „U moet stilzitten, me
neer! Als U zo met uw gezicht trekt, zou ik U
een flinke jaap kunnen geven. En dan zou het
niet mijn schuld zijn!"
Ik kreeg het nog benauwder. Ik snakte naar
adem. Ik duwde zijn arm weg en.... neen, ik
had dat alleen in mijn verbeelding gedaan. In
werkelijkheid zat ik weer doodstil, als verlamd
op m'n stoel, terwijl het griezelige mes over mijn
kin schraapte. Nog een oogenblik en de barbier
had zijn werk gedaan. Ik durfde pas m'n ogen
open te doen, toen een geurig goedje op m'n ge
zicht werd gespoten en Drezelman me handig met
een handdoek afdroogde.
„Ha!", dacht ilc, je hebt me toch niet herkend
En ik greep de doek en drukte die stijf tegen m'n
gezicht, vastbesloten hem niet neer te leggen,
vóór en aleer Kees Drezelman het gevaarlijke
mes had dichtgeknipt.
Toen hij dit deed ademde ik op. Verward greep
ik m'n hoed en strompelde meer dan ik liep naar
de winkel.
En toeneen krakerig lachje en de stem
van Kees Drezelman vlak aan m'n oor: „Ik be-
SCHOOLZIEK.
door W. B.Z.
Wim had zijn lessen niet geleerd
Hij dacht: dat loopt vandaag verkeerd.
Mijn sommen heb ik ook niet af,
Schoolblijven moet ik vast voor straf.
Ik voel me ziek,
Ilc blijf in bed
En strakjes maak ik wel weer pret.
Moes had het eerst wel echt geloofd,
En Wim een kopje thee beloofd.
Hij moest maar heel erg rustig zijn,
Dan sloot ze nog het raamgordijn.
Ga rustig slapen,
Beste vent.
'k Hoop, dat je gauw weer beter bent.
Maar pas was moeder weggegaan
Of onze Wim is opgestaan.
Hij nam zijn kleursels en zijn boek,
Die lagen daar in gindse hoek.
Hij ging niet slapen,
Hij had pret.
Nu 't schooltijd was, wou Wim uit bed.
Juist kwam daar moeder met de thee
Ze nam ook nog een botram mee.
„Nee Wim we maken nu geen pret,
Een zieke hoort vandaag in bed.
Ga rustig liggen
Beste vent,
'k Denk, dat je morgen beter bent."
Wim heeft een reuze saaie dag,
Omdat hij niets van moeder mag.
Zo schoolzielc, nee, dat was niet fijn,
Hij wou vast nooit meer schoolziek zijn.
grijp wel, dat meneer niet herkend wil worden,
maar ik herkende meneer onmiddellijk!"
En toen ik hem stom verbaasd bleef aanstaren, i
voegde hij eraan toe: „Ja, ja, meneer, U bent de!
beroemde acteur Arthur van Lingen! Och toe,
meneer Van Lingen, ik heb gehoord, dat op het
Leidscheplein de betrekking van toneelkapper
vacant is, wilt U niet eens een goed woordje vooi-
me doen?"
INBREKERS!!
Nog een avontuur van mijn vriend Frits.
Gisteren kwam m'n vriend Frits uit Durger
dammerdijkerpolder, je weet weldie met z'n rode
haar, weer eens oplopen. Hij keek erg somber
voor zijn doen, en ik kon me dan ook niet weer
houden, hem te vragen: „Jongen, wat is er toch
gebeurd?"
„O, iets vreselijks," steunde Frits. En ik, die
nog wel zoveel voorzorgen genomen had tegen
de inbrekerso, o! dat ik zó akelig dom kon
zijn!"
„Waren er dan inbrekers bij jullie?" vroeg ilc
verschrikt.
„Nee, juist niet," zei Frits. O, o! 't is toch
ontzettend! 't Is.
„Jammer niet zo, maar vertel!"
„Nu dan, moet je horen," begon mijn vriend
de Vuurtoren. Gisteravond heb ik tot diep in de
nacht zitten lezen. Een ontzaglijk spannend de
tectiveverhaal. De schurk trok een mes en begon
plotseling den niets vermoedenden heer des hui
zes, die van een avondje thuis kwam, te scal
peren."
„O foei, schei uit!" riep ik. „Ik dacht, dat de
Indianen
„Juist juist!" zei Frits, ,,'t was een als heer
vermomd Indianenopperhoofd. Je begrijpt, dat
ik 'm begon te knijpen! Ik dacht: verbeeld je nou
toch, dat hier, op dit moment, eens een inbreker
rondsluipt, die erop loert om me onverhoeds te
scalperen."
„Wat zou hij daar nu aan hebben!" zei ik, „die
vuurtorenscalp van jou!" „Stil" zei Frits „luister
verder. Opeens bedacht ilc me, dat ik nog even
een brief moest posten. Ik ontrukte me dus aan
de betovering van het boek, stond voorzichtig
op enhad ik je verteld, dat ik alleen thuis
was?"
„Nee."
„Nou dan: m'n hospita was twee dagen de stad
uit en daardoor begon het juist."
„Wat?" vroeg ik.
„Al die narigheid. Moet je horen: ik had me,
dus in m'n hoofd gezet, dat er wel een inbreker
zou komen en zette dus, voor ik naar de bus
ging, een dozijn stoelen, schots en scheef door
elkaar, in de gang. Verder draaide ik de electri
sche stop uit het schakelbord, opdat de inbreker
in 't donker over de stoelen zou vallen en tot be
sluit van m'n listigheid plaatste ik een bezem
steel schuin tegen de half geopende deur, zoo
dat ze bij 't dichttrekken van de deur er tegen-
aanviel.
„Ziezo," dacht ik en ik sprong voldaan op m'n
fiets en reed naar 't postkantoor.
Maar wat gebeurde er? Vlak bij dit gebouw
zag ik opeens een bekend gezicht naast me op
duiken en een vertrouwde stem riep:
„Hallo Frits, ben jij 't heus?"
't Was.een oud schoolkameraad, die in een
andere stad woonde maar nu opeens hier voor me
stond. We hadden elkaar in geen jaren gezien
en waren dus al spoedig in een druk gesprek ge
wikkeld. Wel langer dan een uur stonden we
met onze fietsen aan de hand te praten. Toen ik
eindelijk besloot naar huis terug te keren, was
't al erg laat. Aan de inbrekers had ik helemaal
niet meer gedacht. Pas toen ik voor m'n deur
stond en de sleutel uit m'n zak haalde, dacht ik,
aan die vreselijke geschiedenis van het als heer
vermomd Indianenhoofdw terug. Met een forsen
ruk opende ik de deurWat was dat? Er moest
iemand in huis zijn, ik merkte 't aan de zwaarte.
Ja, er leunde een man tegen de deur!
„Ha!" schreeuwde ilc „inbrekers!" en moedig
drong ik voorwaarts. Pang! daar kreeg ik een
vreselijke duw tegen m'n been met een bezem
steel! Ilc zag duidelijk, dat zich in 't donker
iemand (of iets) bewoog. Met een doffe slag viel
de bezemsteel ter aarde. Ilc greep haar en snelde
voorwaarts! Kletterend viel de tochtdeur in
scherven! Ik zocht naar 't lichtknopje maar te
vergeefs. De inbreker had zeker de leiding door
gesneden. Bom! daar rolde ilc over een stoel!
Intusschen waren de bovenburen wakker ge
schrokken en hadden de politie opgebeld. En toen
ik tot bezinning gekomen was, had ik eerst nog
een kwartier nodig om de agenten aan 't ver
stand te brengen, dat ilc mezelf er zoo leelijk
had laten inlopen!
En toen nog een kwartier om ze te weerhou
den om me mee te nemen, teneinde m'n hersens
te laten onderzoeken.
Daarna een half uur om de rommel op te
ruimen en vanmorgen wel een uur om m'n baan
tje bij mevrouw schoon te vegen.
„En tenslotte kwam de rekening van de tocht
deur" zoo besloot Frits z'n relaas. „Kun je nu be
grijpen dat ik een klein beetje uit m'n doen
ben?"
DE ZONNESCHIJN.
Het heeft pas geregend,
Maar nu schijnt het zonnetje weer.
s2 En in de lange beukenlaan,
Loopt moeder op en neer
Met Jantje in de wagen.
Hij kraait. Hij is zo blij!
En als hij dan naar buiten kijkt,
Dan vliegen de bomen voorbij.
De vogeltjes in de bomen
Die zingen oolc vrolijk hun lied
't Zonnetje is weer gekomen
Waar iedereen nu van geniet.
KNAPPER DAN DE ANDEREN
Fritsje komt huilend uit school.
„Wat is er toch, jongen?" vraagt moeder.
„Ilc moest schoolblijven."
„Waarom?"
„Ilc wist meer dan de anderen."
„Zo?"
„Ja. De meester vroeg, wie het stuk krijt in de
inktpot had gestopt en toen was ik de enige, die
het wistl"
NIT de vacantie voor de deur staat en er
weer velen van jullie daarvan zullen
profiteren om dagelijks naar zee te
gaan, leek het me niet kwaad om een
praatje met jullie te houdeen over baden en
zwemmen in zee. Dit praatje is dan bedoeld als
een waarschuwend praatje; want hoe heerlijk
het ook is aan zee en strand, er bedreigen ons
daar grote gevaren. Wie een tent aan 't strand
heeft en daar ook 's nachts verblijft, is dus reeds
's morgens vroeg in de gelegenheid een bad te
nemen. Hoe aanlokkelijk het ook is bij heerlijk
zomerweer, zo uit het warme bed een verfris
send bad te nemen, toch moeten we daar voor
zichtig mee wezen. Neem deze goede raad van
me mee: „Neem nooit een bad op nuchtere
maag." 't Is gewenst, iets in de maag te hebben,
alvorens 't water in te gaan. Voor we dus 's mor
gens vroeg een bad nemen, eten en drinken we
eerst iets, maar ook vooral niet te veel. Ik knoop
hier dadelijk een andere raadgeving bij aan, die
schijnbaar tegenover de bovengenoemde raad
staat en wel deze: Ga nooit zwemmen of baden
met een flink gevulde maag je let wel op het
woordje flink want dan kon je hart je wel
eens in de steek laten. Baden en zwemmen tus
sen 10 en 12 uur en tusschen 3 en 6 uur is de
meest gewenste tijd. Wie op de fiets naar 't
strand gaat en op een warme zomerdag dus alle
kans heeft er min of meer bezweet aan te ko
men, zal verstandig doen, niet dadelijk zo be
zweet als hij is, het water in te gaan, maar eerst
b.v. een kwartiertje aan 't strand te vertoeven
om zich een beetje te laten afkoelen, om „het
zweet te laten indrogen" zou je moeder zeggen.
En nu nog iets over andere gevaren, die ons
aan 't strand bedreigen bij 't baden en zwem
men. Voor onze hele kust liggen enkele rijen
zandbanken. Tussen de opvolgende banken ligt
een laagte, die het zwin genoemd wordt. Bij
hoog water, bij vloed dus, staat dit zwin of deze
zwinnen vol water, evenals dit het geval is met
het zwin, dat zich tussen het strand en de dichtst-
bijliggende bank bevindt. „Een prachtgelegen-
heid om te baden en te zwemmen" hoor ik jullie
al zeggen. Dit zou het ook zijn, als de banken
één aaneengesloten rij vormden. Maar dat doen
ze niet. De banken bestaan uit verschillende
grotere of kleine stukken. Die stukken zijn
weer gescheiden door een geul, die bij vloed na
tuurlijk ook vol water staat. Dit stuk tussen
twee stukken van dezelfde bank wordt een mui
genoemd en deze muiën veroorzaken het ge
vaar. Door de mui staat elk zwin in open ver
binding met de zee. Als dus de eb intreedt en 't
water zich langzamerhand naar de zee terug
trekt, wordt ook het water uit de opvolgende
zwinnen door de mui naar zee getrokken en dit
nog te sterker als er een flinke oostenwind waait,
die 't water als 't ware wegzuigt. De bader heeft
in dit geval moeite om op de been te blijven en
de zwemmer voelt, dat hij meegezogen wordt. De
eerste moet in dit geval natuurlijk zoo gauw mo
gelijk naar 't strand teruglopen en de tweede
moet, indien hij niet tegen de stroom kan op-
zwemmen, zich op de rug laten meevoeren tot
het volgende zwin, waar de stroom iets minder
sterk is en daar trachten zwemmende of lopende
op de bank te komen. Denkt er allemaal aan dat
er in zee altijd een bovenstroom en een onder
stroom is, die steeds in tegengestelde richting
gaan. Dit kan je noodlottig worden, vooral als
de bovenstroom landwaarts is. Loop nooit zover
in zee, dat het water boven je knieën komt, want
ook dat kan gevaren meebrengen. En nu, geniet
zo veel je kunt in je vrije dagen van zee en
strand, maarvoorzichtig!
W. B.Z,