D beste vriendinnetjes en vriendjes Aan allen! Nieuws heb ik jullie vandaag niet mede te delen Alleen breng ik nogmaals in herinne ring dat October e.k. de cluburen weer aan vangen Zij, die trouw schrijven, mogen deel nemen, terwijl vanaf heden kinderen, wier nuders'geabonneerd zijn op de IJrn. Courant, 7ich als rubriekertje kunnen opgeiven. De club- uren zijn uitsluitend bestemd voor meisjes. Best GOUDMUILTJE. Ook ik bedoelde dat ie 99 Augustus naar school moet. Je vacantie behoort dus weer tot het verleden. Wat je vraa" betreft, daar heb ik je 1.1. Dinsdag reeds cm ^antwoord. We zullen ons nu maar voor nemen volgend jaar beter-. Het handwerk voor Ie 'komt gelukkig nog op tijd gereed, 'k Deiiic dat het wel in de smaak zal vallen. Dag Goudmuiltje. Lief RAMENLAPSTERTJE. Prettig dat je in de vacantie zo genoten hebt. Je hebt veel frisse lucht opgedaan en volop geprofiteerd van de zon. De lampiontocht op 31 Augustus was mij bekend. Prettig dat je met je ver eniging deel neemt. Nu maai' mooi en blad stil weer bestellen, de Oranjevereniging „Wil- helmina" zorgt voor de rest, zodat het geheel od rolletjes loopt. Dag Ramenlapstertje. Lief ZWARTOOGJE. Hartelijk danik voor de mooie tekening, 'k Vind het prettig dat je aan me gedacht hebt en 't hoop dat je nu trouw aan me blijft- denken, zodat ik je als clublid kan toelaten. Dag Zwartoogje. Best LELIETJE VAN DALEN. Meisjelief het zal met jouw onderwijzeres zijn zoals met alle onderwijzeressen. Niet de juffrouw heeft schuld als de sfeer in de klasse onaangenaam is en straf gegeven wordt, maar de leerlingen. Zij of hij, die de leiding over een klas heeft vindt het onaangenaam straf te moeten uit delen. Doe je je best, let je op, enz. dan krijg ie geen straf en werk je er aan mede de geest in de klasse zo prettig mogelijk te doen zijn. Stoor je niet aan andere kinderen maar doe wat je doen moet. Dag Lelietje van Dalen. Lief ELFENKONINGINNETJE. Neen, ik heb de film van prinses Beatrix nog niet ge zien. Wel heb ik van verschillende kanten ge hoord dat de film uitstekend geslaagd is en de handelingen van de prinses schattig zijn om te zien. Nu de vacantie om is en je weer naar school gaat, heb je wel weer gelegenheid om mij geregeld te schrijven en hoop ik ook dat je me iedere week een briefje doet toeko men Het zou toch heel jammer zijn, wanneer ik je od de clubuurtjes niet zou kunnen toe laten, omdat je niet geregeld geschreven hebt. Dus trouw schrijven hoor. Dag Elfenkonin ginnetje. Best ZANGERESJE. Uitstekend zeg. Je komt maar eens bij me om er over te spreken. Ook wil ik het bedoelde kleed wel voor je kopen. Je bent er dan zeker van dat je niet t« duur koopt, een patroon krijgt dat niet te moeilijk voor je is en tevens een goede kleu rencombinatie krijgt. Prettig dat er weer een nieuw rubriekertje bij gekomen is. Zal je zor gen dat het kleedje dat je voor de bazar maakt keurig wordt? Dag Zangeresje. Best ROTTERDAMMERTJE. Kindjelief je bent van harte welkom en ik hoop dat je als rubriekertje en als clublid vele prettige uur tjes zult mede maken. Zangeresje heeft je reeds verteld, dat je trouw -moet schrijven. Je neemt aan haar maar een voorbeeld, zij be hoort tot m'n trouwste vriendinnen. Ja tot October hebben we visiteuurtjes bij mij aan huis. daarna cluburen in een zaal. Aan het verzoek van je moeder zal ik bij voorkomende gelegenheid aan denken. Dag Rotterdam- niertje. Lief KRULLEKOPJE. Prettig dat je een verrukkelijke vacantie hebt gehad en je nu weer vol moed naar school gegaan bent. Het is met de vacantie als met alles. Het is aan genaam vacantie te hebben, maai- weer even prettig als ze om is en men de arbeid kan hervatten. Zodra ik de zijde ontvangen heb, zal ik zorgen dat je ze krijgt, zodat je verder kunt werken. Dag Krulleköpje. Best TEKENAARSTERTJE. Jij bent ook even uit geweest zeg. Naar Vogelenzang, Cas- tricum, Haarleim en vaak naar het IJmuider strand. Je hebt anet recht genoten. Nu anaar EVEN PLUKKEN door W. B.Z. Broertje, blijf maar even staan, Want ik wil niet verder gaan. k Pluk wat pluimen langs de rand En 'k zet jou daar aan de kant. Broertje, wees nu even zoet, staat daar toch heus wel goed. Moes zal blij zijn met dat gras k Wou, dat er maar meer van was. Broertje, ik ben heel gauw klaar, k Zie er hier nog enkle maar. Straks zet moes ze in een vaas. "a> uu kom ik kleine baas. Broertje, 'k leg ze in de wagen, J z° lasti& ze te dragen. Rijd nu vlug naar huisje toe. Dan geef jij ze maar aan moe. JANS EIGEN SCHULD door W. B.-Z. „Jongen, 't is je eigen schuld, Heb nu nog maar wat geduld," Zegt de dokter iedre keer En dan komt hij morgen weer. Weet je, wat er is geschied? Jan vertelt het liever niet. Maar 't is goed, dat je het weet En het nimmermeer vergeet Jan is stil in zee gegaan, Hij kon makkelijk erin staan. Maar d'r is een golf gekomen En heeft Jantje meegenomen. Jan werd nog bijtijds gered. Maar nu ligt hij ziek in bed 't Zonnetje schijnt door de ruit. Hè, mocht hij er nu maar uit. „Jongen, 't is je eigen schuld, Heb nu nog maar wat geduld." 't Is zo, denkt Jan telkens weer, Maar in zee zwemt hij nooit meer. weer flink je best op school doen, zodat je de a.s. Kerstvacantie echt verdiend zult hebben. Als je met je werk niet verder kunt, mag je bij me aan komen. Werk vooral netjes en hecht stevig af en aan. Dag Tekenaairstertje. Bes-te ANEMOON. Je was laat met je briefje, maar gelukkig nog niet te laat. Ja, nu is je zus op school. Ze zal hét er heus wel goed maken, daar ben ik niet bang voor. Hoe staat het toch met je kleedje voor de bazar? Kan je nog verder of moet je geholpen wor den. in het laatste geval weet je m'n adres. Volgende week vroeger je briefje bezorgen hoor. Dag Anemoon. Lieve BENJAMIN. Wel meisje, hoe is het je vanmorgen bevallen? 'k Denk uitstekend. Altijd «naar vacantie is toch ook niet wat men noemt. Je hebt je ook in het bos geamuseerd geloof ik. Het is er ook verrukkelijk en heer lijk rustig. Ben je bij een volgende gelegenheid weer van de partij? Dag Benjamin. THEEVISITE. De meisjes, die een handwerkje voor de bazar onderhanden hebben, mogen a.s. Dins dag, 29 Aug. 's middags om half 5 bij mij komen. Ze moeten het werk dan medebren gen. Rotterdamniertje mag met Zangeresje mede komen. Ze kan dan met de meisjes ken nismaken en ook aan een bazarwerkje be ginnen. Tot Dinsdag dus. Veel groeten van Mej. E. VULBRIEF DE MAN, DIE SCHILLER KENDE Omstreeks 1850 woonde er te Weimar een ge leerde professor, die een nieuwe biografie over den beroemden dichter Schiller wilde schrijven. Hij verzamelde allerlei herinneringen en ging alle menschen opzoeken, die Schiller persoonlijk hadden gekend. Zoo heel veel waren er dit niet, want Schiller was al sinds vele jaren gestorven. Toen de geleerde geschiedschrijver eens met een paar vrienden in een café zat, zag hij daar een oud mannetje zitten, dat aandachtig luisterde naar hun gesprek, dat natuurlijk over Schiller ging en telkens heftig knikte ten teken van in stemming. „Mijnheer," vroeg de professor eindelijk nieuws gierig, ,,'t lijkt wel, of u nog meer van Schiller afweet dan wij allemaal samen. Hebt u hem mis schien persoonlijk gekend?" De oude heer nam zijn pijpje uit de mond, glimlachte bescheiden en zei: „Dat zou ik menen! Mijnheer Schiller heeft mij wel vijfhonderd keer bezocht. Ik sprak hem bijna dagelijks!" „Wat? sprak u hem dagelijks?" riep de ge leerde verbluft uit. „Maar mijn beste meneertje, komt u dan toch bij ons zitten en vertelt u eens wat van hem!" De oude man nam de uitnoodiging aan en de professor trok reeds zijn notitieboekje en potlood. Wie bent u eigenlijk?" vroeg hij nieuwsgierig. „Mijn naam is Victor Seeger, mijnheer de pro fessor." „Seeger, Seeger, nooit van gehoord! Maar ver telt u dan toch!" „Ja, mijnheer Schiller was een erg aardige man en altijd heel tevreden over me. We konden erg goed samen opschieten. Menigmaal heeft hij te gen me gezegd: „Seeger, zoo goed als jij kan nie mand het." „Ging u vertrouwelijk met hem om?" „Heel vertrouwelijk. Ik heb hem zelfs vaak ge noeg bij z'n neus gepakt!" De professor keek den ouden heer verbluft en wantrouwend aan. „Hoe dat zoo?" vroeg hij. „Mijn eerewoord, mijnheer de professor, 't Was een flinke neus, dat verzeker ik u." „Maar hoe kan dat? Waarom pakte u hem bij zijn neus?" De oude Seeger lachte slim en zei: „Wel, om dat ik jarenlang te Weimar een kapperszaak heb gehad en mijnheer Schiller zich iedere dag door mjj liet scheren!'.' DE GESCHIEDENIS VAN TWEE KIEZEN Een ware gebeurtenis uit den oorlog in Siberië Een Amerikaans journalist vertelt in zijn blad de volgende aangrijpende gschiedenis: In het jaar 1920 was ik als verslaggever in Siberië om bericht te geven over de strijd van de bolsjewiki tegen de Wit-Russen. En hoewel ik maar een onschul dig pennelikker was en me in 't geheel niet met strijd bemoeide, wex'd ik eens op een dag plotseling gevangen genomen en in een concen tratiekamp ondergebracht. 't Leven was er zwaar, vooral omdat we veel kou leden, 't Werd echter een beetje dragelijker, toen ik kennismaakte met een baardigen, woest- uitzienden soldaat, die me vertelde, dat hij een Tsjech was. Weldra voelden we ons zeer tot elkander aan getrokken en sloten we vriendschap. We verdre ven onze vrije tijd door elkaar onze taal te leeren. Hierbij bleek weldra, dat de eenvoudige soldaat bijzonder intelligent was: terwijl ik m'n hersens en m'n tong kwelde, om een paar woor den Tsjechisch te leeren spreken, maakte hij zich het Engels bijzonder vlug eigen. Eens op een nacht werd ik wakker met ont zettende kiespijn. Ik ijsbeerde de hele nacht in de slaapzaal rond en probeerde op allerlei manieren de pijn een beetje te verdoven, doch niets hielp. Zoo vond mij m'n vriend. Hij beduidde mij, mee te komen in een donker hoekje en daar haalde hij uit z'n smerig uniform een groote nijptang te voorschijn en vroeg me in levendige gebaren taal, of hij de kies wilde trekken. Toen ik naar het instrument keek, rilde ik van afschuw, maar 't leek me tenslotte toch nog beter, een pijnlijke operatie te ondergaan dan met die vreselijke pijn te blijven rondloopen. Ik knikte dus bijwijze van toestemming en ging op den grond zitten terwijl mijn vriend wijdbeens voor me ging staan. Toen bleek echter, dat 't niet mogelijk zou zijn, één kies met de nijptang te trekken; zijn buurman zou onherroepelijk meegaan. Weer een onderhandeling in gebarentaal, waarna ik ten slotte ook hierin toestemde, want ik moest in elk geval van mijn kiespijn af! Aan de opex-atie zelf denk ik maar liever niet terug: 't was in één woord ontzettend! Maar 't gevolg was dan toch, dat mijn vriend me tenslotte triomfantelijk één goede en één slechte kies liet zien, die hij me had uitgetrokken. Een paar dagen later was de kiespijn verge ten en nog een week nadien was mijn vriend op eens vei-dwenen. Niemand begx-eep, waar hij ge bleven was. Eindelijk sloeg ook voor mij het uur der be vrijding. Men had blijkbaar gemex-kt, dat ik een onschuldig persoon was en ontsloeg mij. En nu komt het wonderlijkste van deze ge schiedenis. Zeven jaar later werd ik in een voor name heerenclub te Londen aan een diner ge- noodigd. Ik mex'kte al gauw, dat een der heeren mij zeer oplettend aankeek en toen het diner af- geloopen was, vroeg deze aan den tafelpresident toestemming, een vraag tot de gasten te richten. Dit werd hem natuurlijk toegestaan en met een zijdelingse blik op mij vroeg hij, of een der aan wezigen zich soms onder zeer bijzondere om standigheden weieens twee kiezen inplaats van één had laten trekken. Verbluft stak ik mijn hand op en toen vertelde hij in geuren en kleuren het vex-haal, dat ik hier zojuist beschx-even heb. Toen het uit was, hief hij zijn glas op met de woorden: „De Tsjechische soldaat drinkt op uw gezondheid". Ik was nog totaal verbluft en onder het stormachtig handge klap van alle dischgenooten vroeg ik aan mijn buurman, wie toch die heer was. „O," zei mijn buurman „kent u hem niet? Dat is sir John Allison, de grootste Britse spion, die misschien ooit geleefd heeft." ONZE LINDEBOMEN. Wie in de Augustusmaand buiten geweest is, zal 't misschien wel eens gegaan zijn, als 't mij eens ging. Ik snoof een heerlijke, zoete geur op en dacht een ogenblik, dat de rozen, die hier en daar in de perken bloeiden, zo heei-lijk geurden, Maar al spoedig ontdekte ik, dat het niet de ro zen in de tuintjes, maar de bomen langs de weg waren, die zo'n heerlijke lucht verspreidden. Het waren lindebomen, die toen volop in bloei ston den. Wat een prachtig gezicht zo'n bloeiende lin deboom met zijn goudgele hangende bloemtrosjes Met hun lang dekblad ontspringen ze juist in een hoek tussen een bladsteel en de tak. Als zo'n boom vol bloemen zit, is 't net of er een dunne gouden sluier over de boom hangt door 't stuifmeel dat de bladeren bedekt. Op grote af stand "kun je de boom al ruiken, want de bloe men zijn rijk aan honing. Geen wonder.dus, dat ze op warme, zomerse dagen volop bezoek krij gen van 't nijvere bijenvolk. Maar ook bladlui zen zijn verzot op 't zoete honingvocht en zijn dan ook trouwe bezoekers van de bloeiende lin debomen. Niet alle lindebomen schijnen honing- bloemen te hebben. Wat hiervan de oorzaak is, weet men niet. De bomen echter, die wel honing bevatten, geven daarentegen een honing, die uit munt door smaak en geur. Veel meer dan in de stad vinden we de linde op de dorpen en daar dan vooral op het dorpsplein. Misschien komt dat omdat de linde door de oude Germanen als een heilige boom beschouwd werd, die gewijd was aan de godin Freya. Na de invoering van het Christendom heeft vooral Karei de Grote veel bijgedragen tot aanplanting van lindeboomen. Hij schreef n.l. voor, omdat het heette dat de linde beschermde tegen de bliksem, linden te planten om kerken en op markten. Vandaar misschien de vele dorpslinden, waaronder niet alleen feest gevierd wex-d, maar waar ook de rechtspraak onder plaats vond. Madonna- en heiligenbeelden werden in die eerste Christen tijd ook bijna uitsluitend van lindenhout ver vaardigd. In 't volksgeloof heeft de linde altijd een grote rol gespeeld. Van de Ditmarschen, een volksstam, die een landstreek tussen Elbe en Elder bewoonde, wordt verteld, dat er in hun gebied een wonderlinde groeide, wier takken kruislings groeiden. Men vertelde van deze boom, dat zo lang hij leefde het volk vrij zou zijn. Toen 't volk later in 1559 door Denemarken was on derworpen vex-dorde de boom. Toen Karei de Stoute in 1476 bij Murten door de Zwitsex-s was verslagen, werd de boodschap der overwinning door een Freiburger overgebracht en toen hij al zwaaiende met een lindetak zijn boodschap had volbracht, viel hij dood ter aarde. De dank bare Zwitsers hebben ter herinnering aan deze gebeurtenis op deze plek een linde geplant. In 't dorpje MÖlln tussen Lübeck en Lüneburg wijst de koster van 't kerkje ons onder een linde naast het kerkje 't graf van den wereldbekenden grap penmaker Tijl Uilenspiegel, die hier in 1350 ovex-- leden is. Als die boom bij zijn dood geplant is, wat ik wel vermoed, maar niet zeker weet, dan is dat dus al een heel oude boom, maar toch nog niet zo oud als de 4 linden op Zuid-Beveland. die ieder meer dan 1000 jaren oud zijn. Hoewel wij het rijmpje hebben: Leentje leerde Lotje lopen In de lange lindelaan hebben we in ons land toch weinig lindelanen. In Engeland is men daar beter van voorzien, waaronder er zelfs zijn die aangelegd zijn door Stadhouder Willem III die zoals je weet ook ko ning van Engeland geweest is. In Berlijn heeft men de wereldberoemde weg „Unter den Linden" of in 't Nederlands vertaald Onder de Linden. Men zegt dat er in heel de we reld 330 soorten van linden zijn, waarvan er 4 in Europa en 3 in Nederland zijn. W. B—Z. trok steeds meer liefhebbers. Toen dit loterijtje door de overheid ontdekt werd, liep het aantal deelnemers al in de honderden zoodat je gemak kelijk kunt begrijpen, dat Recly goede zaken maakte. Hij zal echter nu zijn loterijtje wel moe ten sluiten, want verbeeld je eens, dat iedereen een dergelijk zaakje mocht beginnen! Maar James Recly is niet bang; hij weet wel, dat Amerika origineele koppen weet te waar deren. Als z'n loterij hem ontnomen wordt, zal hij zeker een ander, misschien nog beter baantje krijgen! SLIMME EEKHOORNTJES door W. B.-Z. De eekhoox-ntjes in 't grote bos Gooien de eikels op 't mos. Ze bijten en hakken En knauwen de takken. Vernielen de bladen. En stelen de zaden. Daar komt de grote jager aan. Bij de dikke eik blijft hij nu staan. Hij zal gaan schieten: pief, poef, paf. Dan vallen de eekhoorntjes eraf. Hij heeft ze al te lang geduld. Het is hun eigen schuld. Ze kijken op den jager neer. Ze vernielen de bladen telkens weer. Wil de jager schieten, pief, poef, paf, Dan rennen ze samen de takken af. 't Is voor den jager een groot verdriet Hij vangt de slimmerds niet De jager ging weg, toen 't donker was, En de eekhoorns speelden nu vrolijk in 't g BRAND EN MUZIEK t Is bekend, dat in de opera „De Tooverfluit" van den beroemden componist Mozart een bijzon der moeilijke tenorsolo voorkomt, n.l. een gedeel te van de rol van Tamino. Alle zangers begonnen dan ook bij voorbaat al te beven als ze verna men, dat zij den Tamino moesten zingen en als 't moeilijke punt naderde, brak vaak het angst zweet hen uit. 't Merkwaardigste hiex-bij was nog, dat vele zangers 't er op de repetitie goed afbrachten, doch op de uitvoering zelf de boel deerlijk \rerknoeiden. Zo ook Leo Slezak, 't was hem nog nooit gelukt, dat lastige eindje zuiver te zingen. Doch eens op ee navond, toen weer de „Tooverfluit" werd opgevoerd, merkte Slezak vlak vóór 't netelige punt, dat een der coulissen in brand was geraakt. Hij schrok hevig, doch liet niets merken en zong schijnbaar kalm en met de uiterste inspanning het moeilijke ge deelte ten einde. De brand was inmiddels door een brandwacht gebluscht zonder dat men er in de zaal iets van gemerkt had en de voorstelling ging rustig voort. Nadat 't gordijn gezakt was, trad de kapel meester op Slezak toe en zei: „Weet u wel, dat u van louter schrik die moeilijke passage precies goed hebt gezongen? Ik zal ervoor zorgen, dat er brand uitbreekt telkens als u den Tamino zingt!" GRAPPIGE BROODWINNING Voor dwaze baantjes moet men, zooals je mis schien wel weet, in Amerika zijn. De manier ech ter, waarop een zekere James Recly erin slaag de zijn inkomen minstens tienmaal zoo groot te maken, is even eenvoudig als geniaal. Recly verdiende als werkman in een zagerij door zeer hard werken vijftien dollar per week: genoeg om te leven, maar te weinig om van het leven te genieten. Wat deed hij toen? Wel, hij trok profijt van de loterijwoede van zijn mede burgers. Iedere week werd bij hem thuis een lo terijtje georganiseerd, waarbij ieder een kwart dollar moest inzetten, en ieder had een gelijke kans, James' weekloon te winnen, 't Ging strikt eerlijk toe en de hoop, vijftien dollar te verdie nen zonder dat men ervoor behoefde te werken, EZER dagen werd me gevraagd: „Me vrouw, die witte strepen die we 's avonds zo af en toe aan de hemel zien, is dat weer Noorderlicht?" Misschien zijn er onder jullie meer die dat denken en daar om wil ik met jullie een praatje houden over het Noorderlicht. Laat ik beginnen met te vertellen, dat die witte lichtbanen die mijn vragertje be doelde, niets met het Noorderlicht te maken heb ben. Het is zoeklicht. Wanneer je dat ziet, hoor je gewoonlijk ook het geronk van een vliegma chine. De kleur van die lichtbanen aan de avond hemel lijkt anders wel wat op het Noorderlicht want dit is vaak wit met een duidelijke overgang naar geel. Ook ziet het heel vaak rood en soms ook groen. Wij zien in het Noorderlicht een prachtig natuuxwerschijnsel, onze bijgeloovige voorouders vex*bonden er vaak allerlei sombere voorspellingen aan, die natuurlijk nooit uitkwa men. Reeds de oude Grieken en Romeinen ken den het verschijnsel, al hadden ze er geen naam voor. Later verbeeldde men zich, dat er twee le gers aan de hemel op elkaar aanstormden, waar van er ten slotte één verslagen werd, terwijl de hemel in vlam raakte, 't Is in die oude tijd ook gebeurd, dat er grote troepen mensen naar de haven van Rome snelden, omdat ze meenden, dat Rome in brand stond. De Noormannen meen den, dat de Walkuren, dat waren hun strijdgo dinnen, op haar paarden langs de hemel renden. Toch waren er toen al mensen, die het als een natuurverschijnsel beschouwden, al konden ze er dan ook geen verklaring voor geven. Men pro beerde natuurlijk wel het te verklaren. Zoo gaf omstreeks 1250 een Noor als zijn mening te ken nen, dat het veroorzaakt werd door het ijs, dat 's nachts het licht uitstraalt, dat het overdag heeft opgeslorpt. Ook waren er mensen, vooral als het Noorderlicht niet al te stex-lc was, die het verwarden met een komeet. Zoo kwamen er 11 October 1527 uit tal van landen in Europa be richten, dat er een komeet gezien was van oranje- roode kleur. Later bleek, dat het „Noorderlicht" was geweest. In deze tijd, dat is de 16e eeuw, neemt weer de bijgelovige vrees voor het Noor derlicht toe. In September 1583 trokken zelfs grote optochten van als pelgrims geklede perso nen naar Parijs, want men had in 't Nooi'den grote vuren aan de hemel gezien. Wel vermindert langzamerhand dit bijgeloof, maar toch geloofde men in 1870 in sommige streken van Europa nog, dat de oorlog van 1870 tussen Frankrijk en Duitschland reeds was aangekondigd door het herhaaldelijk verschenen Noorderlicht. Wat is nu eigenlijk het Noorderlicht? Om de elf jaren ver toont de zon een groot aantal zonnevlekken en juist dan zien we ook veel meer dan anders het Noorderlicht. Men is 't er nu vrijwel over eens, dat men bij het Noorderlicht te doen heeft met een verschijnsel, dat in vex-band staat met de aanwezigheid van electriciteit in de lucht. Een zonnevlek is een scheur in 't omhulsel van de zon, die ontstaat door zeer sterke bewegingen in 't opper lak der zon en als zoo'n scheur ontstaat komt er iets vrij, waarvan men verondertelt, dat het ook in de electriciteit aanwezig is en wanneer dit met de aarde in aanraking komt, dan kunnen wij het Noorderlicht waarnemen. 28 Januari za gen we hier het Noorderlicht en als de zonnevlek was blijven bestaan dan hadden we tengevolge van de draaiing der zon om haar as, op onge veer 21 Februari het verschijnsel weer kunnen waax-nemen. Volgens sommigen gaat het ver schijnsel van het Noorderlicht gepaard met een bijzonder geluid, ritselend of krakend, maar het komt van zo ver weg, dat we het hier op aarde niet of zeer zwak kunnen waarnemen. Zoals wij hier op het Noordelijk halfrond het Noorderlicht waarnemen, zo kent men op het Zuidelijk half rond het Zuidex-licht. Het merkwaardige is, dat dé beide verschijnselen meestal op dezelfde tijd op de beide halfronden voorkomen. W. B.—Z. P.S. In mijn vorig „Aan allen" stond een lelijke zetfout. Het woord Panama betekent in 't Indiaans niet vuur maar visser. W. B.—Z.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1939 | | pagina 7