Ik heb gekozen, Arkadi.... VOORZORGSMAATREGELEN FEUILLETON Een roman nit het hooge Noorden, door AGATHE POGNER. (Nadruk verboden) 4) „Je bent een zonderlinge kerel. Arkadi. Trouwens dat ben je altijd geweest. Mis schien was het juist wel deze karaktertrek, i waardoor ik mij tot je aangetrokken voelde. 1 Enfin, laten we daarover zwijgen. Wanneer zier we elkaar weer?" „Dat kan ik je op het oogenblik niet zeg- jgen. Maar lk kom wel eens aanloopen. Mis schien wip ik ook wel even bij je op het kantoor aan. Heb je het druk?" „Nee, dat gaat nogal. Overigens, als jong advocaat kan ik tevreden zijn". Bij het hek namen we afscheid. Daarna ging ik op weg naar de leveranciers. Het is me niet gemakkelijk gevallen, maar het werd bepaald een kwelling voor me, toen ik van die wildvreemde menschen betuigingen van deelneming in ontvangst moest nemen. Ten slotte betreurde ik haast mijn bestuit om mij van de meubels te ontdoen Ik had verwacht, dat ik deze aangelegen heid in een, hoogstens in twee dagen zou kunnen afdoen Spoedig echter kwam ik tot de ontdekking, dat er twee weken mee ge moeid waren. Elk meubelstuk moest zorgvul dig verpakt worden om te voorkomen, dat het door het hernleuwe transport werd be schadigd Maar eindelijk kwam dan toch het moment, waarop Klim mij kon mededeelen, dat het laatste stuk was ingeladen en de laatste vrachtauto den tuin had verlaten. Ik slaakte een zucht van verlichting, betrad voor het eerst sinds dien ongeluksdag mijn huis en begaf mij naar de eerste verdieping. Verschil lende kamers waren leeg. Slechts een vertrek was zoo gebleven, als ik het had ingericht. Dat was de torenkamer. Er stonden geen meubels, doch op den grond lagen slechts tapijten en mollige kussens, die ik uit ver schillende Aziatische landen had meege bracht. Van drie van deze kussens en een paar dekens had ik een heerlijk rustbed ge maakt. Op den dag voor de huwelijksvoltrek king was Ta ja hier boven geweest; ze had zich direct op het rustbed laten vallen en uitgeroepen :„Het liefst zou ik heelemaal niet meer opstaan!" De herinnering aan het feit, dat Ta ja zich hier eens zoo behaaglijk had gevoeld, deed mij liefkozend met mijn hand over het hoofd kussen strijken. Daar hield ik plotseling een van haar goudblonde haren in mijn hand. Aanvankelijk vervulde deze onverwachte vondst mij met weemoed. Dat was alles, wat mij van mijn liefdesdroom, wat van een jong levenslustig menschenkind was overgebleven. Dan echter voelde ik mij aangegrepen door een machtelooze woede. Driftig wierp ik de haar weer terug op het kussen. Nu mij alles was ontnomen, wilde ik met een dergelijke futiliteiten geen genoegen nemen. Langzaam ging ik de trap af. Mijn voet stappen schalden dof door de hall. Ik had het altijd gevoeld: dit huis was veel te groot voor mij! Vroeger, ja, toen leek het vaak te klein. Vroeger, toen ons geheele gezin nog bijeen was en een vroolijke lach van frissche meisjeslippen klaterde Als eerste verliet mijn vader ons. Hij redde twee kinderen van den verdrinkingsdood. Daar hij echter zelf ln dien tijd niet sterk was, haalde hij zich een zware verkoudheid op den hals, welke ten slotte overging in longontsteking. Na eenige weken van geduldig lijden werd hij van ons weggerukt. Daarna traden mijn beide zusters in het huwelijk, beide op denzelfden dag en beide in een ver afgelegen stad. Mijn moeder zij was een knappe en trotsche, maar zeer stille en een zame vrouw bleef nog een jaar bij me. Toen trouwde ze opnieuw met een man, die buiten aan den oever van een kleine rivier een stukje land had gekocht en tenslotte door noeste vlijt den on vruchtbaren grond had weten te bedwingen. In de geheele stad vertelde men elkaar zijn succes, dat schier aan het wonderbaarlijke grensde, want men moest de streek, waarop slechts de jagel, het voedsel van de rendieren groeit, kennen om te begrijpen, wat deze man gepresteerd had. Desondanks krenkte het mij, dat mijn moeder ons huis wilde verlaten om een vreemden man te volgen. Ik maakte haar daar een ver wijt over. Ik was verontwaardigd, dat zij mijn vader na diens dood niet trouw wilde blijven. Ik ontzegde haar in mijn onervarenheid zelfs het recht nog een tweede huwelijk aan te gaan. Het eene woord lokte het andere uit. Toen mijn moeder eindelijk het huis ver liet, waren wij beiden onverbiddelijke vijan den geworden. Ik heb sindsdien niets meer van haar gehoord. Ik weet niet eens, of ze nog wel in leven is. De kamer van mijn moeder bevond zich nog in denzelfden toestand, waarin zij haar had verlaten. Ik opende zachtjes de deur en keek naar binnen. Buiten in den tuin zette de zon alles in een klaterend en overdadige warmte schenkend licht. In de kamer van mijn moeder was het koel en donker. Ik vroeg me af, of het toeval of opzet was, dat zij het onvriendelijkste en koudste vertrek van het geheele huis had bewoond en ik voelde plotseling iets van medelijden met haar. Mis schien was ik toch onrechtvaardig tegenover haar geweest? Misschien had ze wel degelijk het recht gehad zich een tweede geluk te verwerven? Toen ik daarop mijn kamer wilde bin nengaan, bleef ik een oogenblik als verblind op den drempel staan. Kleuren lachten, kleuren sprankelden overal. Aan de muren hingen wapens uit vreemde landen op kleu rige tapijten en weefsels; de grond was be dekt met vachten van exotische dieren, waar van sommigen meesterlijk waren geprepa reerd. Mijn lievelingsdier was een prachtige koningstijger, die mij met zijn groote, on beweeglijke glazen oogen onafgebroken aan staarde. Op de schrijftafel lag een heele stapel brieven en een aantal kranten van de laatste dagen Onwillekeurig vouwde ik de bovenste krant open en plotseling bleef mijn blik als geboeid rusten op een advertentie op de frontpagina. Het was een oproep van de regeering, welke voornamelijk de aandacht trok door het in vette letters gedrukte op schrift: Kolonisten gezocht Een groot eiland in de IJszee kwam voor deze kolonisatie in aanmerking. Het was het grootste van de zich daar bevindende eilandengroep en als kolonisten werden flinke gezonde mannen gezocht, die de vlschvangst en de jacht als beroep uitoefenden. Alles klonk heel mooi en aanlokkelijk en tenslotte was er maar een nadeel: het uitverkoren eiland lag onder de 75sten breedtegraad, dus reeds tamelijk ver in den Poolcirkel. Nogmaals doorliep ik vluchtig de adverten tie: „Slechts flinke, ervaren, tegen weer en wind geharde en kerngezonde man nen komen in aanmerking!" Tegen weer en wind gehard, was ik, kern gezond eveneens. Ik had zelf geen enkele kin derziekte gehad. Mijn ervaring daarentegen was zeer miniem en over mijn flinkheid dunkt het mij beter te zwijgen Desondanks kon ik mij niet los maken van deze oproeping. Was die niet ook tot mij gericht Na kort beraad liet ik de krant haastig in mijn zak glijden en spoedde ik mij naar het Kolonisatiebureau. De ambtenaar, die mij daar ontving, was een kameraad van me uit mijn gymnasium tijd. Potop heette hij. Natuurlijk was het tra gisch verscheiden van Taja hem ter oore gekomen en hij voelde zich derhalve verplicht mij zeer breedvoerig zijn deelneming te be tuigen. Eerst daarna informeerde hij naar het doel van mijn bezoek. „Ik heb jullie oproep gelezen", antwoordde ik. „Ik ben hier gekomen om mij als kolonist aan te melden". Potop staarde mij stom verbaasd aan en hij trok daarbij niet bepaald een intelligent gezicht. „Wil jij daarheen?" vroeg hij eindelijk. „Jij, de gefortuneerdste man van de geheele stad en omgeving?" Ik negeerde zijn opmerking over mijn rijkdom en antwoordde gedecideerd: „Ja, dat ligt inderdaad in m'n bedoeling!" „Heb je dan misschien al je geld verlo ren?" „Ik heb niets verloren. Mijn geld is goed belegd bij Engelsche bankinstellingen en: levert een behoorlijke rente op". ,Dan ben je zeker je baantje kwijt?" „Ook dat niet. Mijn betrekking kan ik zoo lang houden als ik zelf wil". Potop scheen het steeds raadselachtiger te gaan vinden. Een oogenblik vergat hij van louter verbazing zijn mond te sluiten, tot hij er eindelijk wat hakkelend uitbracht: „Dan heb je zeker wat anders verloren. jeje eer, bijvoorbeeld!" „Ook mijn eer heb ik nog, als men ze mij tenminste niet in een onbewaakt oogenblik heeft ontnomen. Maar om je niet langer, in het onzekere te laten, beste Potop: ik heb. mezelf verloren! En ik ga naar het hooge Noorden in de hoop, dat ik mezelf daar zal terugvinden". Potop trok een gezicht, of hij zich veronge lijkt voelde. Hij dacht waarschijnlijk, da+ ik hem voor den gek hield. Zijn houding ver anderde althans geheel, hij zei plotseling „u" tegen ine en schoof me een stapel papieren toe, dien ik thuis maar eens rustig moest doorlezen. (Wordt vervolgd.). Londen bereidt zich op het ergste voor. In Kensington Gardens worden de zandzakken bij groote hoeveel heden gevuld voor de beschermingsmaatregelen, welke in de Engelsche hoofdstad worden getroffen Het gereedmaken der paketten met versnaperingen voor de Belgische militairen, die thans gemobiliseerd zijn Vergezeld van majoor H. J. Phaff, adjudant van H. M. de Koningin, heeft Z. K. H. Prins Bernhard op den Loos- duinschen weg te Den Haag het voorbijtrekken van het 2de regiment huzaren en de artillerie gadegeslagen Het Koninklijk paleis op den Dam te Amsterdam wordt in staat van bescherming ge bracht Zandzakken worden, na op straat te zijn gevuld, het palels binnengedragen Automobilisten in de grensgebieden hebben eenige moeite bij de oriën teering, daar de wegwijzers van den A N.W.B. van de palen verwijderd zijn De berichten omtrent de laatste inter- nalionale gebeurtenissen worden op straat uit de vele extra edities gretig gelezen De evacuatie der Londensche schoolkinderen ge schiedde in snel tempo De jeugd begeeft zich op weg

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1939 | | pagina 8