BESTE VRIENDINNETJES
EN VRIENDJES
Aan allen!
Voorlopig houd ik aan m'n huis geen thee
visite meer. Nog slechts enkele weken en dan
vangen onze clubuurtjes weer aan. Deze uurtjes
zijn echter alleen bestemd voor de trouwe rubrie-
kertjes. 'k Wek dus allen op, mij niet te verge
ten maar, van nu af aan trouw de briefjes te
schrijven en tijdig te bezorgen. Nieuwe rubrie-
kertjes kunnen zich opgeven.
Lief ROTTERDAMMERTJE. Als je
Dinsdag met je werk niet verder kunt mag je
tussen 4.30 en 5.00 even bij me komen. Ja, het
zwemmen in de open lucht is hu wel voor dit
jaar afgelopen. De wintertijd brengt ook ge
noegens mede. Denk maar eens aan de gezellige
winteravonden in de huiskamer. Het St.
Nicolaas- en Kerstfeest. De koude buiten, kan
een gezond Hollands meisje niet deren, vooral
niet wanneer het zo koud is dat sloten en grach
ten bevriezen. Het schaatsenrijden is dan een
niet te versmaden sport. Dag Rotterdammertje.
Best ZONDAGSKIND. Gelukkig dat het
met je vader weer iets béter gaat. Je kunt dus
voorlopig nog verder aan je werk. Ja, de tijd
voor het houden van de cluburen nadert, doch de
datum heb ik nog niet definitief vastgesteld.
Zodra alles vastere vorm gekregen heeft, schrijf
ik in m'n briefje vooraf alles wat de rubrieker-
tjes moeten weten. Dag Zondagskind.
Lief ZONNESTRAALTJE. Goed hoor, pas
jij maar op je kleine zus. Wil je m'n groeten
aan je ouders terug doen? Bevalt het Corrie nog
te Santpoort? Dag Zonnestraaltje.
Best ZANGERESJE. Toch is het wel heel
goed wanneer meisjes eens ondervinden dat
overal gewerkt moet worden. Vele moeders heb
ben thuis met hun dochters allerlei onaange
naamheden omdat de meisjes, die thuis in de
huishouding moeten helpen, weinig of niets uit
voeren of alles half doen. Ze verkeren dan in de
mening dat moeder op alles erg streng is en dat
ze het ergens anders veel gemakkelijker zullen
hebben. Ze willen uit moeders huishouding om
in een ander gezin in betrekking te gaan. Spoe
dig ontdekken zij dat ook daar gewerkt moet
worden en dat het bij moeder thuis heus zo on
aangenaam nog niet was. Jij hebt nu ook reeds
ervaring opgedaan en bent blij dat je nu moeder
in de huishouding weer mag helpen. Doe maar
goed je best. Dag Zangeresje.
Best BLONDJE. Het is een wonder dat je
briefje niet is zoek geraakt. Wat was het een
onnozel vodje. Je kunt met je werk niet verder?
Kom dan a.s. Dinsdag tussen 4.30 en 5.00 even
aan m'n huis en neem je werk mede. Tot Dins
dag dus. Dag Blondje.
Lief ZWARTOOGJE. 'k Wil graag geloven
dat je 's middags na schooltijd graag thuis speelt.
Maar denk er aan dat je, zolang mogelijk van
de buitenlucht moet trachten te profiteren. Het
weer kan iedere dag veranderen waardoor je
dan gedwongen wordt in huis te spelen. Nu nog
maar buiten genieten. Wat gezellig zeg zo'n doos
met allerlei speelrommeltjes. Dag Zwai-toogje.
Best LELIETJE VAN DALEN. Natuurlijk
kan je niet steeds voor je vriendinnetje schrijf
papier kopen. Zit ze erg om een blaadje verle
gen, dan mag ze bij mij wel een blaadje komen
halen. Tussen 5.30 en 7.30 ben ik meestal thuis
en als ik niet thuis ben, dan is het meisje toch
thuis. Zij kan Alie ook aan een blaadje helpen
Je zegt haar dus maar dat ze papier van mi.s
kan krijgen. Dag Lelietje van Dalen.
Lief TEKENAARSTERTJE. Meisje wat heb
je het gauw te warm. Het was de laatste dagen
n.l. Maandag en Dinsdag schitterend weer, maar
je kon toch goed merken, dat de maand Septem
ber in het land was. De wind was tamelijk fris
en de ochtenden en avonden waren koud. Wan
neer je a.s. Dinsdag met je werk niet verder
kunt, dan mag je tussen 4.30 en 5.00 even bij
me komen. Dag Tekenaarstertje.
Beste ANEMOON. Natuurlijk wil ik in je
poësiealbum schrijven. Bij gelegenheid geef je
haar maar aan mij. Wil je je tante en a.s. oom
namens mij feliciteren met hun voorgenomen
huwelijk? Mocht ik ze een dezer dagen persoon
lijk ontmoeten, dan feliciteer ik natuurlijk ook
nog persoonlijk. Als je gelegenheid hebt mag je
nog een kleedje maken, maar je huiswerk mag
er niet onder lijden. Dag Anemoon.
Beste BENJAMIN. Hoe gaat het op school?
Heb je na 1.1. Maandag nog meer negens en tie
nen gekregen? 'k Hoop van wel. Maar goed je
best doen hoor zodat je later met glans over
gaat. Dag Benjamin.
Lief KRULLEKOPJE. Gelukkig dat je weer
in zoverre hersteld bent, dat je de school weer
kunt bezoeken. Je hebt je bij de gehouden col
lecte voor het Ned. Rode Kruis uitstekend ge
weerd. Een bedrag groot f 14,61 in je busje is
behoorlijk. Ook je vriendin heeft haar best
gedaan, 'k Zal je onthouden en bij je aanklop
pen wanneer ik voor één of ander doel collec-
trices nodig heb. Kan je met je werk nog verder?
Dag Krullekopje.
Best GOUDMUILTJE. Ja, jy hebt op de
club een theedoekhangertje inplaats van een
theedekje gemaakt. Je kunt a.s. winter wanneer
je graag wilt, een theedekje maken. Prettig dat
je, gedurende de maanden dat het zwembad de
„Herenduinen" gesloten is, in de overdekte
zweminrichting mag zwemmen. Hoe gaat het op
school? Dag Goudmuiltje.
Lief ELFENKONINGINNETJE. Zeg meis
jelief wil je tegen Alie Jansen en Nellie Polder
man zeggen dat ze moeten zorgen dat ik volgen
de week Woensdag van ieder een briefje ont
vang waarin ze me naam, schuilnaam, adres en
leeftijd opgeven? Wanneer, waar en hoe laat
club begint, schrijf ik in m'n briefje vooraf. Je
moet echter nog wat geduld houden, aaar ue
zaak nog niet geregeld is. Zodra alles in kannen
en kruiken is, zal ik je vraag beantwoorden.
Dag Elfenkoninginnetje.
Best BOODSCHAPSTERTJE. Wel, hoe
heeft je moedfer het, door je zelf gewerkt, kleed
je gevonden? Ze vond het zeker wel een mooi
verjaringscadeau? Je hebt er menig vrij ogen
blikje aan opgeoffgerd en dat maakt het cadeau
des te waardevoller voor je moeder. Dat je
briefje dit keer niet lang was, kan ik plaatsen.
Je hebt je tijd voor de verrassing moeten gebrui
ken. Dag Boodschapstertje.
Lief BIJDEHANDJE. Je hebt gelijk. Men
moet zich kleden naar het weer. Een jurk met
lange mouwen is vooral 's morgens en 's avonds
echt aangenaam. Heb je 1.1. Donderdag een pret
tig dagje gehad? 'k Denk van wel, vooral als je
de gehele dag thuis kunt zijn, is een verjaardag
fijn. Over de verschillende cadeaux schrijf je me
in je volgend briefje maar. Dak Bijdehandje.
Veel groeten van
Mej. E. VIJLBRIEF.
HET ONBESCHREVEN BLAD PAPIER
Een grapje van den „soldatenkoning'
Friedrich Wilhelm I.
In de tijd van den Pruïsischen „soldatenko
ning" Friedrich Wilhelm Ibevond zich te Ber
lijn een jong predikant, die alle mogelijke moeite
deed om een gemeente te krijgen. Hij maakte
bezoeken bij de verschillende hoge colleges, ver
telde over de zware studies, die hij achter de
rug, over de vele boeken, die hij doorworsteld
had, maarde een na den ander wees hem
de deur.
't Was in die tijd n.l. niet zozeer van belang of
iemand geleerd was en geschikt voor het pre
dikambt dan wel of hij van hoge afkomst was.
En daar nu onze jonge dominee ruiterlijke te
genover de hoge heren erkende, dat zijn vader
slechts een eenvoudig visser was geweest, moes
ten ze niets van hem hebben. Hij maakte geen
schijn van kans om te worden benoemd!
Eindelijk slenterde hij moedeloos door de
lanen van de Berlijnse dierentuin, waar hij een
man in militaire kleding ontmoette naar het
uniform te oordelen een korporaal of gewezen
wachtmeester, met wien hij voor tijdverdrijf een
praatje maakte.
Al spoedig stortte nu de jongeman zijn hart
uit over de onbillijkheid van de hoge heren en
hij vertelde o.a. ook, dat hij een verzoek had ge
richt tot het hof om in het koninklijk paleis een
proefpreek te mogen houden. En wat had de
kamerheer des konings gedaan? Hij had hem als
enig antwoord expres om hem te plagen, een
onbeschreven blad papier gezonden. De vrien
delijke korporaal luisterde geduldig naar de
klaagtonen van den predikant, haalde tenslotte
een kort pijpje uit zijn zak en vroeg om wat
vuur. En de jongeman, die door het praten al
weer wat gekalmeerd was, trok zijn tondeldoos
en sloeg vuur, dat hij weldra aan den ander
overhandigde met de woorden: „Boem! daar hebt
u vuur, meneer!" Waarop deze vriendelijk dank
te en sprak „Nu, als u op de preekstoel zo hard
„boem roept, dan zal het met uw proefpreek wel
loslopen.
maar wanneer?" zuchtte de jonge
dominee.
WE SPELEN 'T MAAR
door W. B.Z.
,Ik weet wat," zei toen de korporaal „geeft u
mij maar uw naam en adres. Ik ben vroeger
schoenpoetser geweest bij een hogen hofdignitaris
en zal weieens een goed woordje voor u doen."
De predikant keek een beetje vreemd. Hij
twijfelde er wel enigszins aan, of een gewezen
schoenpoetser wel de aangewezen persoon was
om hem te helpen, maar hij wilde hem niet
beledigen en gaf dus zijn naam en adres.
En wie beschrijft zijn verbazing, toen hij de
volgende morgen een officieel schrijven uit net
koninklijk paleis ontving, waarin hij werd uit
genodigd, zich onmiddellijk in de hofkapel te
vervoegen.
Daar gekomen, geleidde hem een bediende
voor de kansel deed het deurtje achter hem
dicht enaan zijn voeten zag hij eeri uitge
lezen gezelschap bijeen, waarvan de korporaal
van gisteren, thans gekleed in generaalsuniform,
het glanzend middelpunt vormde.
Onmiddellijk begreep de jongeman, dat de
riendelijke korporaal, aan wien hij gisteren zijn
nood had geklaagd, niemand minder was dan
de koning in hoogst eigen persoon!
Een gevoel van dankbaarheid overweldigde
hem voor een ogenblik, maar tegelijkertijd
neep de angst hem de keel dicht. Immers nu
moest hij op stel en sprong een preek houden,
zonder zich te hebben voorbereid! Hij sloeg ver
twijfeld de ogen neeren ontdekte op de les
senaar waar de bijbel lag een enveloppe met het
afschrift: tekst van de predikatie van dominee X.
Overgelukkig scheurde hij de enveloppe open,
maarhield een onbeschreven blad papier in
de hand! En tegelijkertijd zag hij den korporaal
koning fijntjes glimlachen, alsof hij benieuwd
was, hoe zijn vriend er zich door zou slaan.
Een ogenblik draaide de hele kapel met den
koning en de andere hoge heren voor den pre
diker in het rond, maar dan vatte hij moed en hij
preekte, voor de vuist weg, zooals hij nog nooit
tevoren gepreekt had!
De koning luisterde met grote aandacht, ter
wijl een goedkeurende glimlach zijn streng ge
laat verhelderde en toen de laatste woorden
gesproken waren en de luisteraars opstonden,
riep hij spontaan: Boem! daar hebt u uw gemeen
te, meener!"
Nog vele keren nadien mocht dominéé X voor
den koning komen preken.
EEN INVALIDE SNOEK
Hoe taai een vissenleven zijn kan, bewijst een
bericht van prof. Korschelt in een wetenschap
pelijk tijdschrift.
Een hengelaar ving een snoek van 0.60 m.
lengte, die vier pond woog. Het viel den man op,
dat dit dier er zo vreemd vergroeid uitzag en
zulke rare bewegingen met de staart maakte.
Daarom bracht hij het naar den professor, die
het dier doodde en onderzocht. Het bleek, dat de
wervelkolom van de snoek geheel middendoor
was. Het achterste stuk was over een lengte van
Hansje is ziek,
Hij voelt zich zo naar.
En ik ben de zuster,
Och, wij spelen 't maar.
Hans ligt op bed,
Een drank maak ik klaar,
Ik ben apotheker,
Och, wij spelen 't maar.
Hansje heeft koorts
De meter ligt klaar,
Ik ben ook de dokter
Och, wij spelen 't maar.
Ik ben nu ziek
Ik lig nu stil daar.
Hans is verpleegster
Och, wij spelen 't maar.
'k Wil niet ziele zijn
Ook niet voor een keer.
Hans likt de pan uit
We spelen niet meer.
meer dan drie wervels over het voorste heen-
geschoven en hierdoor had zich een stijve been-
vergroeiing gevormd.
Toch moest de zwaar gewonde snoek na dit
ongeval nog jaren hebben geleefd. Hij zal ech
ter bij zijn rooftochten wel niet erg fortuinlijk
zijn geweest, meende de professor.
LEVENDE REKENMACHINES!
Zou je 't ook zo kunnen?
Nu de school weer begonnen is en jullie dus
met grote ijver aan 't rekenen zijn getogen, vin
den jullie 't stellig wel leuk, eens iets te horen
over kinderen, die de edele rekenkunst zó goed
verstonden, dat ze wel levende rekenmachines
leken. Vele voorbeelden hiervan zijn uit de ge
schiedenis bekend.
Een poosje geleden nog deelde een onderwijze
res van een Engelsche school mede, dat zij zo'n
wonderlijke rekenbol in de klas had. Een hele
groep schoolopzieners en andere hoge omes
kwam kijken. De knappe jongen heette Lennon
Beeson. Reeds toen hij zeven jaar oud was, had
hij een getal van 15 cijfers met een getal van 1
cijfer kunnen Vermenigvuldigen zonder het op
te schrijven, dus helemaal uit het hoofd. En nu
hij 13 was, was zijn genie nog veel groter ge.-
worden. Een der schoolopzieners vroeg hem, het
getal 678.923.437.893.047 met 73 te vermenigvul
digen en't duurde nauwelijks vijf minuten
of hij gaf uit z'n hoofd de juiste uitkomst. De
schoolopzieners, die intussen bezig waren, de
vermenigvuldiging op papier uit te werken, wa
ren er nog niet eens mee klaar!
Hoe het komt, dat er zulke wonderkinderen,
vooral op 't gebied der rekenkunst, bestaan, heeft
de wetenschap nog altijd niet kunnen vaststellen.
Meestal zijn deze kinderen ook in andere vakken
goed bij, maar soms komt het voor, dat ze hierin
tekort schieten. Een voorbeeld is de jonge
Rzeszewski, die als achtjarig kind schaakspeelde
tegen 22 tegenstanders tegelijk en alle partijen
won. Hij kon echter met geen mogelijkheid leren
lezen en schrijven!
In 1892 woonde te Parijs een doodarme jon
gen, de Italiaan Giacomo Inaudi. Zijn vader was
reizend muzikant en terwijl deze met een man
doline en een aap probeerde aan de kost te ko
men, gaf Giacomo voor de verblufte voorbijgan
gers staaltjes van zijn rekenkunst ten beste.
Wat hij kon grensde aan 't ongelofelijke en de
mensen waren hierover te meer verbaasd, omdat
de jongen nooit een school had bezocht.
Later werd de rekenkunst van Giacomo door
geleerde heeren aan verscheidene proeven on
derworpen. Een van de sommen, die men hem
EEN van jullie schrijft me: „Mevrouw, ik
begrijp wel, dat men in de oorlogvoe
rende landen nu niet aan feestvieren
kan denken, maar als er nu eens geen
oorlog was, zou men dan in die landen ook het
honderdjarig bestaan van. de spoorweg kunnen
herdenken?" en een ander vraagt me: „Heeft de
spoorweg in alle andere landen nu ook al hon
derd jaar gereden?"
Misschien zijn er wel meer onder mijn rubrie-
kertjes bij wie dezelfde vragen opkomen en
daarom wil ik nu een praatje met jullie houden
over 't begin der spoorwegen in andere landen.
Laat ik maar dadelijk beginnen met te vertel
len, dat wij niet het eerste land waren, dat
zich beroemen kon op het hebben van een spoor-
iijk. Engeland was het eerste in de rij der
spoorwegbezitters. George Stephenson zouden
we eigenlijk de vader van onze spoorwegen kun
nen noemen. Hij werd 9 Juli 1781 te Wylam,
een dorpje bij New Castle, geboren. Zijn vader
was stoker bij een kolenmijn, waar hij al vroeg
ook werk kreeg en zich langzamerhand opwerk
te tot opzichter over een vaste machine, die ko-
lenkarretjes tegen een helling optrok. In andere
mijnen had men toen ook voor dit doel wel lo
comotiefjes in gebruik, maar geen van deze vol
deden aan de eis, die Stephension aan een der
gelijke machine stelde. Hij zet zich nu aan 't
werk om een betere te vervaardigen en na vele
proefnemingen en een eerste mislukking gelukt
het hem met zijn zoon Robert een aantal nieuwe
machines te fabriceren, die echter alleen maar
in kolenmijnen gebruikt worden.
Zo werden er in 1822 in de Hetton mijnen 5
in gebruik gesteld op een 13 k.m. lange spoorlijn
echter alleen voor kolenvervoer. In 1825 wordt
de eerste eigenlijke spoorlijn voor passagiersver
voer door Stephenson aangelegd tussen de plaat
sen Stockton en Darlington en 28 September van
dat jaar wordt het lijntje voor 't verkeer openge
steld. 't Ging hier in Engeland als het later in
ons land ging. Van alle kanten kwam er verzet
tegen het nieuwe vervoermiddel, maar Stephen
son hield vol. Gelukkig maar. Na dit eerste lijn
tje duurt het in Engeland tot 1839 voor een
meer belangrijke spoorlijn ook voor passagiers
vervoer geopend werd. 15 Sept. 1830 wordt tus
sen Manchester en Liverpool de spoorlijn ge
opend voor personen- en goederenvervoer. On
danks alle angst voor mogelijke ongelukken gaat
in Engeland de uitbreiding van t spoorwegnet
zij 't ook langzaam, steeds vooruit en dan vol
gen ook de andere landen.
Het was in Frankrijk al net als in Engeland en
later ook in ons land. Er waren al enkele spoor
lijntjes uitsluitend voor kolenvervoer, maar toen
men ook aan personenvervoer begon te denken,
brak de storm van verontwaardiging eerst los.
Een grappig argument er tegen was, dat in de
goederenwagens de eieren zouden breken en de
melk zuur worden zou. Toen dan ook het eerste
spoorlijntje voor personenvervoer geopend zou
worden, wilde de regeering dan ook niet dat de
koning, Louis Philippe, deze eerste rit zou mee
maken. Het gebeurde dan ook 26 Augustus 1836
zonder bijzijn van den koning. 7 Dec. 1835 reed
het eerste personentreintje in Duitsland tussen
Neurenberg en Fürth. Een Beiers dokter voor
spelde hersenschudding bij de reizigers en eiste,
dat de spoorweg door een schutting aan weers
zijden aan 't oog van 't publiek zou onttrokken
worden. In een spoorweggids uit die dagen wordt
den reizigers zelfs aangeraden, hun benen niet
onder de zitbank te steken. In Oostenrijk reed
op 23 November 1837 de eerste trein van Wenen
naar Wagram. Ook in België was men met de
eerste spoortrein ons land voor; wij hebben zoals
een goede Hollander betaamt eerst de kat uit de
boom gekeken en toen we zagen dat het overal
goed ging met de spoortrein hebben wij er ons
ook aan gewaagd. Gelukkig maar!
W, B.—Z.
opgaf was van het getal 110.810.159.222.310.400
uit het hoofd 697.643.525.888.723 af te trekken.
Giacomo had maar vijftig seconden nodig om de
uitkomst te vinden.
Inaudi werd echter door zijn rekenkunst geen
rijk man. Integendeel: hij was en bleef zó arm
dat hij als snelrekenaar bij een circus optrad om
aan de kost te komen.
Meer geluk had een andere levende reken
machine, de Engelschman George Bidder, die
ook reeds als zevenjarig ventje zijn onderwijzers
stom verbaasd deed staan. Hij werd ingenieur
en tenslotte zelfs president van het Londense
instituut voor Civiel-ingenieurs.
Een Indisch rekenwonder is de tienjarige jon
gen Shri Mohini Mohan Kushau, die reeds nu
aan de universiteit van Calcutta is toegelaten.
Ofschoon deze jongen nooit op school is ge
weest en al zijn kennis heeft opgedaan uit boe
ken, die hij op de markt kocht, staat zijn ont
wikkeling gelijk met die van een achttienjarig
student. En vooral zijn rekenkunst moet aan het
wonderbaarlijke grenzen. Shri Mohini Mohan
Kushau is op 't moment de jongste student ter
wereld.
VAN DADELPIT TOT EL
In Babylonië nam men als kleinste lengte-een
heid de vingerbreedte.
Het kleinste gewicht was de „mine", oorspron
kelijk de dadelpit. Dit is heel begrijpelijk, omdat
de dadel immers een van de voornaamste voe
dingsmiddelen van Mesopotamië was. Door den
grooten politieken invloed van Babylonië werden
deze beide maten later ook door Grieken en Ro
meinen overgenomen. De mine werd zelfs bij de
Grieken tot munteenheid aangenomen en kwam
zoo ook in West-Europa. Ook hier in het Westen
werd de menseh zelf oorspronkelijk als maat ge
nomen. Evenals in Mesopotamië de vingerbreedte
zoo gold hier de „voet", de „schrede", de „hand
spanne" of de „steenworp". Wij doen immers nu
nog precies hetzelfde. Als 't niet zoo erg op
nauwkeurigheid aankomt, meten we een kamer
met voetlengten af of we gebruiken onzen arm
als maat.
De el is wel een oude, maar nog zeer veel ge
bruikte maat bij ons. Ze reikte oorspronkelijk
van de vingertoppen tot den schouder, stond dus
gelijk met een armlengte. Maar daar niet alle
menschen even lange armen hebben, kregen de
stoffenkooplui met de langste armen natuurlijk
de grootste klandizie en dus moest de el op een
bepaalde maat worden vastgesteld, n.l. 68/100
van 1 Meter,
De meter was oorspronkelijk de afstand van
één schouder tot de handwortel van de andere
arm en werd later precies vastgesteld en als
eenheidsmaat aangenomen.
Voor grote bodemoppervlakten rekende men
vroeger als maat de tijd, die nodig was om het
land om te ploegen, vandaar de maten „dag
werk" en „morgen". De laatste uitdrukking hoor
je nog wel eens.
EEN PRAATJE OVER PLANTEN.
Merkwaardige vondsten van geleerden.
Kunnen de planten praten?
Natuurlijk is er geen kind, dat niet van bloe
men houdt! Je geniet van de kleur en geur der
rozen op tafel en nog veel meer van een veld vol
madeliefjes en Pinksterbloemen, waarin je naar
hartelust kunt ronddwalen en met volle handen
plukken!
Ja, maar tóch zul je bij 't plukken voorzichtig
zijn: je kijkt goed uit, dat je lange stelen neemt
je wacht met het maken van een boeket, tot jé
zo dicht mogelijk bij huis bent. Want jè vindt
het zonde om planten halfverlept weg te gooien
heusch niet alleen als ze geld gekost hebben!
maar ook, als je ze in 't wild hebt goplukt.
Waarom? Wel, je hebt, wanneer je een bloem
of plant weggooit, bij ongeluk vertrapt of ruw
behandelt, even een gevoel van berouw, net of
je een levend wezen onrecht hebt aangedaan
Leeft de plant dan? Ja zeker, de plant leeft, want
ze groeit immers!
Dat dit leven van een heel ander soort is dan
ons leven behoef ik je natuurlijk niet te vertel-
len. Maar wél wil ik je eens iets mededelen over
onderzoekingen, die de i laatste tijd door ver
schillende professoren zijn gedaan en waaruit ia
gebleken, dat er in bloemen en planten nog veel
meer leven zit dan we ooit hadden vermoed. Heel
merkwaardig zijn b.v. de proeven van den
Weensen professor Molisch. Deze heeft enkele
zaadjes van de wikke uitgezaaid en onder glazen
stolpen gezet. Onder de >ene stolp legde hij bo-
vendien nog drie rijpende appeltjes, onder de
andere niets. De wikkeplantjes onder de eerste
stolp groeiden slank en recht omhoog,, de anderen
werden dik en krom. Dit verschil ontstond onder
de invloed van de appelgeur.
't Was dus bewezen, dat geuren van planten
en vruchten op andere planten kunnen inwer.
ken en dit heeft sommige geleerden op de wel een
beetje gewaagde gedachte gebracht, dat de plan
ten dus eigenlijk een wil hebben. En als ze een
wil hebben, waarom dan niet aan te nemen, dat
de planten er ook een taal op na houden, be
staande uit bepaalde geuren, die ze uitzenden?
Professor Tschirch meent b.v. stellig, dat een
groot aantal verschillende geurvleugjes, zó zwak,
dat wij ze niet eens ruiken kunnen, de plan-
tentaal vormen. Bekende „woorden" in die plan-
tentaal zouden de z.g. knoflookgeur, de linoleum-
geur, enz. zijn en ze zouden vriendschap en
vijandschap tussen planten en bloemen uit
drukken. Dat er overigens een grote saamhorig
heid tussen verschillende plantensoorten
bestaat, bewijst het feit van de goede en slechte
vruchten jaren. Het ene jaar geeft b.v. heel veel
appels, 't andere weinig en dit kan uit omstan
digheden als klimaat, weer, plaats, bodemge
steldheid en ouderdom der bomen wel .enigszins
doch lang niet voldoende worden verklaard,
Sommige geleerden nemen dan ook aan, dat de
bomen eenvoudig met elkaar „afspreken" veel
of weinig vrucht voort te brengen.
't Klinkt bijna ongelooflijk, vind ik. Het
bestaan van een wil bij de planten bijna zou je
kunnen zeggen: verstand leidt deze gelee:de
ook af uit het feit, dat de blijvende planten in
onze tuin de voedingsstoffen, die ze op een
ogenblik niet meer nodig hebben, gedurende
de herfst in bepaalde cellen opslaan om ze dan
in 't voorjaar weer te gaan gebruiken. Ook de
ranken van verschillende klimplanten zouden
bewijzen, dat de plant zich bewust aan bomen,
hekken en andere voorwerpen vastklemt. Nu,
wanneer de planten zo'n uitgesproken, bijna
„menselijk" leven hebben, dan moeten ze zegt
prof. Tschirch tenslotte ook persoonlijkheden
zijn. 't Is dan ook een feit, dat geen twee bloe
men, geen twee blaadjes op aarde precies gelijk
zijn, net zo min als twee mensen. Zelfs de twee
bladhelften van één blad zijn nog verschillend,
net als de twee gezichtshelften van een mens,
Had je dit wel eens opgemerkt?
EEN SCHEEPJE OP DE BAREN
door W. B.Z.
Kijk, dat zeilschip op de baren,
Hè, ik wou best mee gaan varen.
Zie de vlaggen vrolijk wappren,
'k Geloof vast dat de zeilen klappren.
Schippertje, je boot gaat sneL
Zeil maar prettig en vaarwel.
Zie je hoe de wolleen jagen
'k Hoor de stormwind droevig klagen.
Kijk, hoe nu de vlaggen wappren,
Angstig hoe die zeilen klappren.
Schippertje, 't gaat nu te sneL
Houd maar moed, je komt er wel
Als de golven torens lijken
Als de stormwind niet wil wijken.
En de vlaggen stuk gaan wappren,
Alles op het dek gaat klappren:
Gaat de schipper naar de wal,
Tot het niet meer stormen zal,