BESTE VRIENDINNETJES EN VRIENDJES Aan allen! Voorlopig houd ik aan m'n huis geen thee visite meer. Nog slechts enkele weken en dan vangen onze clubuurtjes weer aan. Deze uurtjes zijn echter alleen bestemd voor de trouwe rubrie- kertjes. 'k Wek dus allen op, mij niet te verge ten maar, van nu af aan trouw de briefjes te schrijven en tijdig te bezorgen. Nieuwe rubrie- kertjes kunnen zich opgeven. Lief ROTTERDAMMERTJE. Als je Dinsdag met je werk niet verder kunt mag je tussen 4.30 en 5.00 even bij me komen. Ja, het zwemmen in de open lucht is hu wel voor dit jaar afgelopen. De wintertijd brengt ook ge noegens mede. Denk maar eens aan de gezellige winteravonden in de huiskamer. Het St. Nicolaas- en Kerstfeest. De koude buiten, kan een gezond Hollands meisje niet deren, vooral niet wanneer het zo koud is dat sloten en grach ten bevriezen. Het schaatsenrijden is dan een niet te versmaden sport. Dag Rotterdammertje. Best ZONDAGSKIND. Gelukkig dat het met je vader weer iets béter gaat. Je kunt dus voorlopig nog verder aan je werk. Ja, de tijd voor het houden van de cluburen nadert, doch de datum heb ik nog niet definitief vastgesteld. Zodra alles vastere vorm gekregen heeft, schrijf ik in m'n briefje vooraf alles wat de rubrieker- tjes moeten weten. Dag Zondagskind. Lief ZONNESTRAALTJE. Goed hoor, pas jij maar op je kleine zus. Wil je m'n groeten aan je ouders terug doen? Bevalt het Corrie nog te Santpoort? Dag Zonnestraaltje. Best ZANGERESJE. Toch is het wel heel goed wanneer meisjes eens ondervinden dat overal gewerkt moet worden. Vele moeders heb ben thuis met hun dochters allerlei onaange naamheden omdat de meisjes, die thuis in de huishouding moeten helpen, weinig of niets uit voeren of alles half doen. Ze verkeren dan in de mening dat moeder op alles erg streng is en dat ze het ergens anders veel gemakkelijker zullen hebben. Ze willen uit moeders huishouding om in een ander gezin in betrekking te gaan. Spoe dig ontdekken zij dat ook daar gewerkt moet worden en dat het bij moeder thuis heus zo on aangenaam nog niet was. Jij hebt nu ook reeds ervaring opgedaan en bent blij dat je nu moeder in de huishouding weer mag helpen. Doe maar goed je best. Dag Zangeresje. Best BLONDJE. Het is een wonder dat je briefje niet is zoek geraakt. Wat was het een onnozel vodje. Je kunt met je werk niet verder? Kom dan a.s. Dinsdag tussen 4.30 en 5.00 even aan m'n huis en neem je werk mede. Tot Dins dag dus. Dag Blondje. Lief ZWARTOOGJE. 'k Wil graag geloven dat je 's middags na schooltijd graag thuis speelt. Maar denk er aan dat je, zolang mogelijk van de buitenlucht moet trachten te profiteren. Het weer kan iedere dag veranderen waardoor je dan gedwongen wordt in huis te spelen. Nu nog maar buiten genieten. Wat gezellig zeg zo'n doos met allerlei speelrommeltjes. Dag Zwai-toogje. Best LELIETJE VAN DALEN. Natuurlijk kan je niet steeds voor je vriendinnetje schrijf papier kopen. Zit ze erg om een blaadje verle gen, dan mag ze bij mij wel een blaadje komen halen. Tussen 5.30 en 7.30 ben ik meestal thuis en als ik niet thuis ben, dan is het meisje toch thuis. Zij kan Alie ook aan een blaadje helpen Je zegt haar dus maar dat ze papier van mi.s kan krijgen. Dag Lelietje van Dalen. Lief TEKENAARSTERTJE. Meisje wat heb je het gauw te warm. Het was de laatste dagen n.l. Maandag en Dinsdag schitterend weer, maar je kon toch goed merken, dat de maand Septem ber in het land was. De wind was tamelijk fris en de ochtenden en avonden waren koud. Wan neer je a.s. Dinsdag met je werk niet verder kunt, dan mag je tussen 4.30 en 5.00 even bij me komen. Dag Tekenaarstertje. Beste ANEMOON. Natuurlijk wil ik in je poësiealbum schrijven. Bij gelegenheid geef je haar maar aan mij. Wil je je tante en a.s. oom namens mij feliciteren met hun voorgenomen huwelijk? Mocht ik ze een dezer dagen persoon lijk ontmoeten, dan feliciteer ik natuurlijk ook nog persoonlijk. Als je gelegenheid hebt mag je nog een kleedje maken, maar je huiswerk mag er niet onder lijden. Dag Anemoon. Beste BENJAMIN. Hoe gaat het op school? Heb je na 1.1. Maandag nog meer negens en tie nen gekregen? 'k Hoop van wel. Maar goed je best doen hoor zodat je later met glans over gaat. Dag Benjamin. Lief KRULLEKOPJE. Gelukkig dat je weer in zoverre hersteld bent, dat je de school weer kunt bezoeken. Je hebt je bij de gehouden col lecte voor het Ned. Rode Kruis uitstekend ge weerd. Een bedrag groot f 14,61 in je busje is behoorlijk. Ook je vriendin heeft haar best gedaan, 'k Zal je onthouden en bij je aanklop pen wanneer ik voor één of ander doel collec- trices nodig heb. Kan je met je werk nog verder? Dag Krullekopje. Best GOUDMUILTJE. Ja, jy hebt op de club een theedoekhangertje inplaats van een theedekje gemaakt. Je kunt a.s. winter wanneer je graag wilt, een theedekje maken. Prettig dat je, gedurende de maanden dat het zwembad de „Herenduinen" gesloten is, in de overdekte zweminrichting mag zwemmen. Hoe gaat het op school? Dag Goudmuiltje. Lief ELFENKONINGINNETJE. Zeg meis jelief wil je tegen Alie Jansen en Nellie Polder man zeggen dat ze moeten zorgen dat ik volgen de week Woensdag van ieder een briefje ont vang waarin ze me naam, schuilnaam, adres en leeftijd opgeven? Wanneer, waar en hoe laat club begint, schrijf ik in m'n briefje vooraf. Je moet echter nog wat geduld houden, aaar ue zaak nog niet geregeld is. Zodra alles in kannen en kruiken is, zal ik je vraag beantwoorden. Dag Elfenkoninginnetje. Best BOODSCHAPSTERTJE. Wel, hoe heeft je moedfer het, door je zelf gewerkt, kleed je gevonden? Ze vond het zeker wel een mooi verjaringscadeau? Je hebt er menig vrij ogen blikje aan opgeoffgerd en dat maakt het cadeau des te waardevoller voor je moeder. Dat je briefje dit keer niet lang was, kan ik plaatsen. Je hebt je tijd voor de verrassing moeten gebrui ken. Dag Boodschapstertje. Lief BIJDEHANDJE. Je hebt gelijk. Men moet zich kleden naar het weer. Een jurk met lange mouwen is vooral 's morgens en 's avonds echt aangenaam. Heb je 1.1. Donderdag een pret tig dagje gehad? 'k Denk van wel, vooral als je de gehele dag thuis kunt zijn, is een verjaardag fijn. Over de verschillende cadeaux schrijf je me in je volgend briefje maar. Dak Bijdehandje. Veel groeten van Mej. E. VIJLBRIEF. HET ONBESCHREVEN BLAD PAPIER Een grapje van den „soldatenkoning' Friedrich Wilhelm I. In de tijd van den Pruïsischen „soldatenko ning" Friedrich Wilhelm Ibevond zich te Ber lijn een jong predikant, die alle mogelijke moeite deed om een gemeente te krijgen. Hij maakte bezoeken bij de verschillende hoge colleges, ver telde over de zware studies, die hij achter de rug, over de vele boeken, die hij doorworsteld had, maarde een na den ander wees hem de deur. 't Was in die tijd n.l. niet zozeer van belang of iemand geleerd was en geschikt voor het pre dikambt dan wel of hij van hoge afkomst was. En daar nu onze jonge dominee ruiterlijke te genover de hoge heren erkende, dat zijn vader slechts een eenvoudig visser was geweest, moes ten ze niets van hem hebben. Hij maakte geen schijn van kans om te worden benoemd! Eindelijk slenterde hij moedeloos door de lanen van de Berlijnse dierentuin, waar hij een man in militaire kleding ontmoette naar het uniform te oordelen een korporaal of gewezen wachtmeester, met wien hij voor tijdverdrijf een praatje maakte. Al spoedig stortte nu de jongeman zijn hart uit over de onbillijkheid van de hoge heren en hij vertelde o.a. ook, dat hij een verzoek had ge richt tot het hof om in het koninklijk paleis een proefpreek te mogen houden. En wat had de kamerheer des konings gedaan? Hij had hem als enig antwoord expres om hem te plagen, een onbeschreven blad papier gezonden. De vrien delijke korporaal luisterde geduldig naar de klaagtonen van den predikant, haalde tenslotte een kort pijpje uit zijn zak en vroeg om wat vuur. En de jongeman, die door het praten al weer wat gekalmeerd was, trok zijn tondeldoos en sloeg vuur, dat hij weldra aan den ander overhandigde met de woorden: „Boem! daar hebt u vuur, meneer!" Waarop deze vriendelijk dank te en sprak „Nu, als u op de preekstoel zo hard „boem roept, dan zal het met uw proefpreek wel loslopen. maar wanneer?" zuchtte de jonge dominee. WE SPELEN 'T MAAR door W. B.Z. ,Ik weet wat," zei toen de korporaal „geeft u mij maar uw naam en adres. Ik ben vroeger schoenpoetser geweest bij een hogen hofdignitaris en zal weieens een goed woordje voor u doen." De predikant keek een beetje vreemd. Hij twijfelde er wel enigszins aan, of een gewezen schoenpoetser wel de aangewezen persoon was om hem te helpen, maar hij wilde hem niet beledigen en gaf dus zijn naam en adres. En wie beschrijft zijn verbazing, toen hij de volgende morgen een officieel schrijven uit net koninklijk paleis ontving, waarin hij werd uit genodigd, zich onmiddellijk in de hofkapel te vervoegen. Daar gekomen, geleidde hem een bediende voor de kansel deed het deurtje achter hem dicht enaan zijn voeten zag hij eeri uitge lezen gezelschap bijeen, waarvan de korporaal van gisteren, thans gekleed in generaalsuniform, het glanzend middelpunt vormde. Onmiddellijk begreep de jongeman, dat de riendelijke korporaal, aan wien hij gisteren zijn nood had geklaagd, niemand minder was dan de koning in hoogst eigen persoon! Een gevoel van dankbaarheid overweldigde hem voor een ogenblik, maar tegelijkertijd neep de angst hem de keel dicht. Immers nu moest hij op stel en sprong een preek houden, zonder zich te hebben voorbereid! Hij sloeg ver twijfeld de ogen neeren ontdekte op de les senaar waar de bijbel lag een enveloppe met het afschrift: tekst van de predikatie van dominee X. Overgelukkig scheurde hij de enveloppe open, maarhield een onbeschreven blad papier in de hand! En tegelijkertijd zag hij den korporaal koning fijntjes glimlachen, alsof hij benieuwd was, hoe zijn vriend er zich door zou slaan. Een ogenblik draaide de hele kapel met den koning en de andere hoge heren voor den pre diker in het rond, maar dan vatte hij moed en hij preekte, voor de vuist weg, zooals hij nog nooit tevoren gepreekt had! De koning luisterde met grote aandacht, ter wijl een goedkeurende glimlach zijn streng ge laat verhelderde en toen de laatste woorden gesproken waren en de luisteraars opstonden, riep hij spontaan: Boem! daar hebt u uw gemeen te, meener!" Nog vele keren nadien mocht dominéé X voor den koning komen preken. EEN INVALIDE SNOEK Hoe taai een vissenleven zijn kan, bewijst een bericht van prof. Korschelt in een wetenschap pelijk tijdschrift. Een hengelaar ving een snoek van 0.60 m. lengte, die vier pond woog. Het viel den man op, dat dit dier er zo vreemd vergroeid uitzag en zulke rare bewegingen met de staart maakte. Daarom bracht hij het naar den professor, die het dier doodde en onderzocht. Het bleek, dat de wervelkolom van de snoek geheel middendoor was. Het achterste stuk was over een lengte van Hansje is ziek, Hij voelt zich zo naar. En ik ben de zuster, Och, wij spelen 't maar. Hans ligt op bed, Een drank maak ik klaar, Ik ben apotheker, Och, wij spelen 't maar. Hansje heeft koorts De meter ligt klaar, Ik ben ook de dokter Och, wij spelen 't maar. Ik ben nu ziek Ik lig nu stil daar. Hans is verpleegster Och, wij spelen 't maar. 'k Wil niet ziele zijn Ook niet voor een keer. Hans likt de pan uit We spelen niet meer. meer dan drie wervels over het voorste heen- geschoven en hierdoor had zich een stijve been- vergroeiing gevormd. Toch moest de zwaar gewonde snoek na dit ongeval nog jaren hebben geleefd. Hij zal ech ter bij zijn rooftochten wel niet erg fortuinlijk zijn geweest, meende de professor. LEVENDE REKENMACHINES! Zou je 't ook zo kunnen? Nu de school weer begonnen is en jullie dus met grote ijver aan 't rekenen zijn getogen, vin den jullie 't stellig wel leuk, eens iets te horen over kinderen, die de edele rekenkunst zó goed verstonden, dat ze wel levende rekenmachines leken. Vele voorbeelden hiervan zijn uit de ge schiedenis bekend. Een poosje geleden nog deelde een onderwijze res van een Engelsche school mede, dat zij zo'n wonderlijke rekenbol in de klas had. Een hele groep schoolopzieners en andere hoge omes kwam kijken. De knappe jongen heette Lennon Beeson. Reeds toen hij zeven jaar oud was, had hij een getal van 15 cijfers met een getal van 1 cijfer kunnen Vermenigvuldigen zonder het op te schrijven, dus helemaal uit het hoofd. En nu hij 13 was, was zijn genie nog veel groter ge.- worden. Een der schoolopzieners vroeg hem, het getal 678.923.437.893.047 met 73 te vermenigvul digen en't duurde nauwelijks vijf minuten of hij gaf uit z'n hoofd de juiste uitkomst. De schoolopzieners, die intussen bezig waren, de vermenigvuldiging op papier uit te werken, wa ren er nog niet eens mee klaar! Hoe het komt, dat er zulke wonderkinderen, vooral op 't gebied der rekenkunst, bestaan, heeft de wetenschap nog altijd niet kunnen vaststellen. Meestal zijn deze kinderen ook in andere vakken goed bij, maar soms komt het voor, dat ze hierin tekort schieten. Een voorbeeld is de jonge Rzeszewski, die als achtjarig kind schaakspeelde tegen 22 tegenstanders tegelijk en alle partijen won. Hij kon echter met geen mogelijkheid leren lezen en schrijven! In 1892 woonde te Parijs een doodarme jon gen, de Italiaan Giacomo Inaudi. Zijn vader was reizend muzikant en terwijl deze met een man doline en een aap probeerde aan de kost te ko men, gaf Giacomo voor de verblufte voorbijgan gers staaltjes van zijn rekenkunst ten beste. Wat hij kon grensde aan 't ongelofelijke en de mensen waren hierover te meer verbaasd, omdat de jongen nooit een school had bezocht. Later werd de rekenkunst van Giacomo door geleerde heeren aan verscheidene proeven on derworpen. Een van de sommen, die men hem EEN van jullie schrijft me: „Mevrouw, ik begrijp wel, dat men in de oorlogvoe rende landen nu niet aan feestvieren kan denken, maar als er nu eens geen oorlog was, zou men dan in die landen ook het honderdjarig bestaan van. de spoorweg kunnen herdenken?" en een ander vraagt me: „Heeft de spoorweg in alle andere landen nu ook al hon derd jaar gereden?" Misschien zijn er wel meer onder mijn rubrie- kertjes bij wie dezelfde vragen opkomen en daarom wil ik nu een praatje met jullie houden over 't begin der spoorwegen in andere landen. Laat ik maar dadelijk beginnen met te vertel len, dat wij niet het eerste land waren, dat zich beroemen kon op het hebben van een spoor- iijk. Engeland was het eerste in de rij der spoorwegbezitters. George Stephenson zouden we eigenlijk de vader van onze spoorwegen kun nen noemen. Hij werd 9 Juli 1781 te Wylam, een dorpje bij New Castle, geboren. Zijn vader was stoker bij een kolenmijn, waar hij al vroeg ook werk kreeg en zich langzamerhand opwerk te tot opzichter over een vaste machine, die ko- lenkarretjes tegen een helling optrok. In andere mijnen had men toen ook voor dit doel wel lo comotiefjes in gebruik, maar geen van deze vol deden aan de eis, die Stephension aan een der gelijke machine stelde. Hij zet zich nu aan 't werk om een betere te vervaardigen en na vele proefnemingen en een eerste mislukking gelukt het hem met zijn zoon Robert een aantal nieuwe machines te fabriceren, die echter alleen maar in kolenmijnen gebruikt worden. Zo werden er in 1822 in de Hetton mijnen 5 in gebruik gesteld op een 13 k.m. lange spoorlijn echter alleen voor kolenvervoer. In 1825 wordt de eerste eigenlijke spoorlijn voor passagiersver voer door Stephenson aangelegd tussen de plaat sen Stockton en Darlington en 28 September van dat jaar wordt het lijntje voor 't verkeer openge steld. 't Ging hier in Engeland als het later in ons land ging. Van alle kanten kwam er verzet tegen het nieuwe vervoermiddel, maar Stephen son hield vol. Gelukkig maar. Na dit eerste lijn tje duurt het in Engeland tot 1839 voor een meer belangrijke spoorlijn ook voor passagiers vervoer geopend werd. 15 Sept. 1830 wordt tus sen Manchester en Liverpool de spoorlijn ge opend voor personen- en goederenvervoer. On danks alle angst voor mogelijke ongelukken gaat in Engeland de uitbreiding van t spoorwegnet zij 't ook langzaam, steeds vooruit en dan vol gen ook de andere landen. Het was in Frankrijk al net als in Engeland en later ook in ons land. Er waren al enkele spoor lijntjes uitsluitend voor kolenvervoer, maar toen men ook aan personenvervoer begon te denken, brak de storm van verontwaardiging eerst los. Een grappig argument er tegen was, dat in de goederenwagens de eieren zouden breken en de melk zuur worden zou. Toen dan ook het eerste spoorlijntje voor personenvervoer geopend zou worden, wilde de regeering dan ook niet dat de koning, Louis Philippe, deze eerste rit zou mee maken. Het gebeurde dan ook 26 Augustus 1836 zonder bijzijn van den koning. 7 Dec. 1835 reed het eerste personentreintje in Duitsland tussen Neurenberg en Fürth. Een Beiers dokter voor spelde hersenschudding bij de reizigers en eiste, dat de spoorweg door een schutting aan weers zijden aan 't oog van 't publiek zou onttrokken worden. In een spoorweggids uit die dagen wordt den reizigers zelfs aangeraden, hun benen niet onder de zitbank te steken. In Oostenrijk reed op 23 November 1837 de eerste trein van Wenen naar Wagram. Ook in België was men met de eerste spoortrein ons land voor; wij hebben zoals een goede Hollander betaamt eerst de kat uit de boom gekeken en toen we zagen dat het overal goed ging met de spoortrein hebben wij er ons ook aan gewaagd. Gelukkig maar! W, B.—Z. opgaf was van het getal 110.810.159.222.310.400 uit het hoofd 697.643.525.888.723 af te trekken. Giacomo had maar vijftig seconden nodig om de uitkomst te vinden. Inaudi werd echter door zijn rekenkunst geen rijk man. Integendeel: hij was en bleef zó arm dat hij als snelrekenaar bij een circus optrad om aan de kost te komen. Meer geluk had een andere levende reken machine, de Engelschman George Bidder, die ook reeds als zevenjarig ventje zijn onderwijzers stom verbaasd deed staan. Hij werd ingenieur en tenslotte zelfs president van het Londense instituut voor Civiel-ingenieurs. Een Indisch rekenwonder is de tienjarige jon gen Shri Mohini Mohan Kushau, die reeds nu aan de universiteit van Calcutta is toegelaten. Ofschoon deze jongen nooit op school is ge weest en al zijn kennis heeft opgedaan uit boe ken, die hij op de markt kocht, staat zijn ont wikkeling gelijk met die van een achttienjarig student. En vooral zijn rekenkunst moet aan het wonderbaarlijke grenzen. Shri Mohini Mohan Kushau is op 't moment de jongste student ter wereld. VAN DADELPIT TOT EL In Babylonië nam men als kleinste lengte-een heid de vingerbreedte. Het kleinste gewicht was de „mine", oorspron kelijk de dadelpit. Dit is heel begrijpelijk, omdat de dadel immers een van de voornaamste voe dingsmiddelen van Mesopotamië was. Door den grooten politieken invloed van Babylonië werden deze beide maten later ook door Grieken en Ro meinen overgenomen. De mine werd zelfs bij de Grieken tot munteenheid aangenomen en kwam zoo ook in West-Europa. Ook hier in het Westen werd de menseh zelf oorspronkelijk als maat ge nomen. Evenals in Mesopotamië de vingerbreedte zoo gold hier de „voet", de „schrede", de „hand spanne" of de „steenworp". Wij doen immers nu nog precies hetzelfde. Als 't niet zoo erg op nauwkeurigheid aankomt, meten we een kamer met voetlengten af of we gebruiken onzen arm als maat. De el is wel een oude, maar nog zeer veel ge bruikte maat bij ons. Ze reikte oorspronkelijk van de vingertoppen tot den schouder, stond dus gelijk met een armlengte. Maar daar niet alle menschen even lange armen hebben, kregen de stoffenkooplui met de langste armen natuurlijk de grootste klandizie en dus moest de el op een bepaalde maat worden vastgesteld, n.l. 68/100 van 1 Meter, De meter was oorspronkelijk de afstand van één schouder tot de handwortel van de andere arm en werd later precies vastgesteld en als eenheidsmaat aangenomen. Voor grote bodemoppervlakten rekende men vroeger als maat de tijd, die nodig was om het land om te ploegen, vandaar de maten „dag werk" en „morgen". De laatste uitdrukking hoor je nog wel eens. EEN PRAATJE OVER PLANTEN. Merkwaardige vondsten van geleerden. Kunnen de planten praten? Natuurlijk is er geen kind, dat niet van bloe men houdt! Je geniet van de kleur en geur der rozen op tafel en nog veel meer van een veld vol madeliefjes en Pinksterbloemen, waarin je naar hartelust kunt ronddwalen en met volle handen plukken! Ja, maar tóch zul je bij 't plukken voorzichtig zijn: je kijkt goed uit, dat je lange stelen neemt je wacht met het maken van een boeket, tot jé zo dicht mogelijk bij huis bent. Want jè vindt het zonde om planten halfverlept weg te gooien heusch niet alleen als ze geld gekost hebben! maar ook, als je ze in 't wild hebt goplukt. Waarom? Wel, je hebt, wanneer je een bloem of plant weggooit, bij ongeluk vertrapt of ruw behandelt, even een gevoel van berouw, net of je een levend wezen onrecht hebt aangedaan Leeft de plant dan? Ja zeker, de plant leeft, want ze groeit immers! Dat dit leven van een heel ander soort is dan ons leven behoef ik je natuurlijk niet te vertel- len. Maar wél wil ik je eens iets mededelen over onderzoekingen, die de i laatste tijd door ver schillende professoren zijn gedaan en waaruit ia gebleken, dat er in bloemen en planten nog veel meer leven zit dan we ooit hadden vermoed. Heel merkwaardig zijn b.v. de proeven van den Weensen professor Molisch. Deze heeft enkele zaadjes van de wikke uitgezaaid en onder glazen stolpen gezet. Onder de >ene stolp legde hij bo- vendien nog drie rijpende appeltjes, onder de andere niets. De wikkeplantjes onder de eerste stolp groeiden slank en recht omhoog,, de anderen werden dik en krom. Dit verschil ontstond onder de invloed van de appelgeur. 't Was dus bewezen, dat geuren van planten en vruchten op andere planten kunnen inwer. ken en dit heeft sommige geleerden op de wel een beetje gewaagde gedachte gebracht, dat de plan ten dus eigenlijk een wil hebben. En als ze een wil hebben, waarom dan niet aan te nemen, dat de planten er ook een taal op na houden, be staande uit bepaalde geuren, die ze uitzenden? Professor Tschirch meent b.v. stellig, dat een groot aantal verschillende geurvleugjes, zó zwak, dat wij ze niet eens ruiken kunnen, de plan- tentaal vormen. Bekende „woorden" in die plan- tentaal zouden de z.g. knoflookgeur, de linoleum- geur, enz. zijn en ze zouden vriendschap en vijandschap tussen planten en bloemen uit drukken. Dat er overigens een grote saamhorig heid tussen verschillende plantensoorten bestaat, bewijst het feit van de goede en slechte vruchten jaren. Het ene jaar geeft b.v. heel veel appels, 't andere weinig en dit kan uit omstan digheden als klimaat, weer, plaats, bodemge steldheid en ouderdom der bomen wel .enigszins doch lang niet voldoende worden verklaard, Sommige geleerden nemen dan ook aan, dat de bomen eenvoudig met elkaar „afspreken" veel of weinig vrucht voort te brengen. 't Klinkt bijna ongelooflijk, vind ik. Het bestaan van een wil bij de planten bijna zou je kunnen zeggen: verstand leidt deze gelee:de ook af uit het feit, dat de blijvende planten in onze tuin de voedingsstoffen, die ze op een ogenblik niet meer nodig hebben, gedurende de herfst in bepaalde cellen opslaan om ze dan in 't voorjaar weer te gaan gebruiken. Ook de ranken van verschillende klimplanten zouden bewijzen, dat de plant zich bewust aan bomen, hekken en andere voorwerpen vastklemt. Nu, wanneer de planten zo'n uitgesproken, bijna „menselijk" leven hebben, dan moeten ze zegt prof. Tschirch tenslotte ook persoonlijkheden zijn. 't Is dan ook een feit, dat geen twee bloe men, geen twee blaadjes op aarde precies gelijk zijn, net zo min als twee mensen. Zelfs de twee bladhelften van één blad zijn nog verschillend, net als de twee gezichtshelften van een mens, Had je dit wel eens opgemerkt? EEN SCHEEPJE OP DE BAREN door W. B.Z. Kijk, dat zeilschip op de baren, Hè, ik wou best mee gaan varen. Zie de vlaggen vrolijk wappren, 'k Geloof vast dat de zeilen klappren. Schippertje, je boot gaat sneL Zeil maar prettig en vaarwel. Zie je hoe de wolleen jagen 'k Hoor de stormwind droevig klagen. Kijk, hoe nu de vlaggen wappren, Angstig hoe die zeilen klappren. Schippertje, 't gaat nu te sneL Houd maar moed, je komt er wel Als de golven torens lijken Als de stormwind niet wil wijken. En de vlaggen stuk gaan wappren, Alles op het dek gaat klappren: Gaat de schipper naar de wal, Tot het niet meer stormen zal,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1939 | | pagina 10