Ik hèb gekozen, ArkadI.... FEUILLETON Een roman uit het hooge Noorden, door AGATHE POGNER. (Nadruk verboden) 24) 1 Januari. Dertig graden vorst, windstilte. Duisternis. De wolken hangen laag en dicht opeen ge pakt aan den hemel. Het scheelt niet veel. of zij raken de aarde Vandag, op Nieuwjaarsdag, heb lk weer een gedicht geschreven. Ik weet niet goed meer, hoe het gebeurde maar het stond plotse ling op papier. Het was uit de duisternis ge boren. Ik denk. dat ik het daarom „Verlan gen naar het licht" noemde. Vroeger heb ik af en toe voor Taja wei eens een paar verzen gemaakt. Dat was lijk van zelfsprekend, want men beweert dat elkeen, die lief heeft aan het dichten slaat. Waarom denk ik. sinds ik hier ben, zoo zelden aan Tala? Heeft mijn lichamelijke vermoeidheid daaraan schuld? Of hebben de wateren van den onmetelijken oceaan kelijk alle herinneringen vervaagd en uit- gewischt? Nochtans dwalen mijn gedachten van tijd tot tijd nog wel eens naar het vaste land, naar Maria, naar Tit. naar Pascha en mijn kleinen broer, dien ik nooit gezien heb. Maar nn begrijp lk ook waarom zoovele gezinnen uiteen vallen wanneer aepr sterke 'nnerlljke band pen san-.en nindt Neen. men mae dan den nensch als indi vidu nog zoo hoog aanslaan, de zegen en de kracht liggen slechts in het gezin. 1 Februari. De eerste tien dagen van het nieuwe jaar zijn wij het huis vrijwel niet uit geweest. Sneeuw, sneeuw en nog eens sneeuw! Waar zij vandaan kwam en waar zij bleef, zal wel altijd een raadsel blijven! Het grootste raad sel echter vormde wel het feit, dat wij onder de ongelooflijke massa nog niet bedolven waren. Later brak een mooiere tijd aan, waarin de maan dag en nacht aan den hemel stond en het Noorderlicht zijn stralende wonderen aan het firmament tooverde. Natuurlijk gingen wij toen direct op pad en op tal van kleinere en groatere tochten wisten wij een rijken buit te verzamelen Een van deze tochten had ons bijna het leven gekost! Wij waren niet ver gegaan, slechts een paar kilometer en vier prachtige rendierherten lagen aan onze voe ten. Opgewekt en hoogst voldaan keerden we met onzen buit naar huis terug. Van de vier huiden, die wij reeds gelooid hadden, zouden we nieuwe bontjassen kunnen maken, zoodat we tenminste iets behoorlijks konden aantrek ken, als de zon, van haar winterreis terug- keerend, weer bij ons haar opwachting zou komen maken. Opgewekt vervolgden wij onzen weg. Wij hadden nog maar twee of drie kilometer af te leggen, toen eens klap* een geweldige storm opstak Hij speelde met ons of we poppen waren. Nu eens wierp hij ons op den rug, dan weer voorover zoodat we met onze neuzen in de - 3en vol gende maal tilde hij ons als een veertle hoog in de lucht. Langzaam kropen we op handen en voeten over de hard bevroren sneeuw, maar ook hier liet hij ons niet met rust. Steeds weer sleurde hij den een of den ander van ons weg. De honden huilden en jankten. Zij weigerden verder te gaan of. zooals wij. op hun buik over den grond te kruipen. Tenslotff wisten wij geen anderen uitweg meer dan ons in te graven. Zes uren achter een zaten we bij elkaar in het nauwe gat. Toen ging de wind liggen. Wij konden weer verder. Met de honden om het hardst renden we over den laatsten heuvel. Wij waren uitgela ten als schooljongens, die onverwachts een dag vrij krijgen. En ik gelloof, dat ik een der 25 Februari. Sinds tien dagen is de zon er weer! Maar ik heb haar nog niet gezien; zij houdt zich trots schuil achter de wolken. Nochtans is haar aanwezigheid merkbaar. De dag is reeds tot twee uur en drie kwartier uitgegroeid, zoodat we ons tenminste omstreeks het mid daguur zonder licht te maken in huis kunnen bewegen. Met de zon is echter ook nog iets anders gekomen: een schier ongelooflijke koude en een ontzettende wind. Om het brandhout uit de bergplaats te sleepen, moesten we ons zelf met touwen aan het huis vastbinden. Daarbij bracht de storm een zoo helsch concert ten gehoore, dat het ons door merg en been ging. Het hielp niet, of we onze ooren al met watten dicht stopten of er een dikken doek om heen bonden de snerpende wind drong overal doorheen tot zelfs in ons hart en in ons bloed. Vandaag heb ik een verhaaltje voltooid, een sprookje voor volwassen kinderen. Merkwaardighoe toch alles in het leven van kleine toevalligheden afhangt! Om Pelka een plezier te doen, ben ik met schrij ven begonnen. Nu zou ik nooit meer willen ophouden. Alleen zou ik graag iets grootsch willen schrijven, iets goeds, iets, dat vrij is van alle aardsche zorgen en al het mooie op de wereld in zich draagt. Maar zal ik ook de kracht hebben, dat, wat in mijn gist en woelt en naar ontplooiing en vorm snakt onder woorden te brengen? Zal ik niet. zooals reeds zoo veel aebeurde half weg blijven steken? Als ik mij niet sterk vergis, weet ik nu wat mijn beroep zal worden en wat mijn herstel en sterking. 29 Maart. Toen de kalender het begin van de lente aankondigde, behaagde het de zon voor het eerst een klein uur op de aarde neer te zien. Daarna verborg zij zich weer schielijk achter de wolken om een volle week weg te blijven. Nu echter komt zij eiken dag, al is het dan nog in wintersch toilet. Soms is zij geheel wit, een anderen keer licht geel. Wij hebben een tocht gemaakt naar de, aan de kust op elkaar gekruide ijsbergen, waar de ijsberen zich bij voorkeur plegen op te houden. Het was een moeilijke en gevaarlijke onderneming en wij hadden reeds elke hoop op eenig jachtsucces opgegeven, omdat wij de beren weliswaar op eenigen afstand zagen, maar niet dicht bij konden komen, toen een kloeke berin met haar jong ons plotseling bijna voor de voeten liep. Het forsche dier had nog een groote visch in zijn bek, welke hij waarschijnlijk juist uit het water had gehaald. Het jong dartelde uitgelaten, kwam ons met groote sprongen tegemoet, ging allerpotsïerlijkst op zijn ach- terpooten staan, maar aarzelde daarop geen oogenblik ons op echte berenimanier te lijf te gaan. Het bleek lang nog geen gemakkelijk karwei dezen kleinen viervoeter naar onze baai te transporteeren en Nikita beging on derweg menig vergrijp tegen het woordenboek der etiquette. Toen ik na al die ietwat vermoeiende uit stapjes weer wat op mijn verhaal was ge komen, hield ik het in ons huis niet langer uit. Ik spande de honden in en gleed naar de Walvischbaai. ,,Als je niet gekomen was", zei mijn vrien dinnetje nadat de eerste vreugde over het weerzien wat geluwd was ..dan waren we jou bij de eerste de beste volle maan komen opzoeken. Grootvader dacht, dat dat niet gaan zou, maar ik zei, ik moet toch eens zien, hoe de winterslaap hem bekomen is! Hopen- lijk is zijn neus niet afgevroren. Dat zou jam mer zijn, want hij is een knappe vent". Toen Pelka de kamer uit was, vroeg Stepa- nida mij, of ik niet gezien had hoe haar doch tertje tijdens de wintermaanden was ge groeid? Ze was ruim zes centimeter in de hoogte geschoten! „Neen, dat ze zooveel langer is geworden, is me niet opgevallen, maar ik vind, dat. ze er steviger en frisscher uit ziet dan vroeger". „Ze wordt precies haar vader. Van dag tot dag gaat ze meer op hem lijken. Als ze zich eenmaal iets in haar hoofd heeft gezet, is er geen macht ter wereld, die het weer uitkrijgt „Wilt u wel gelooven, dat ik u en Pelka, toen ik u beiden voor het eerst zag, voer zusters heb gehouden?" „Dat denken de meesten, en daarom kan het we wel eens ergeren, dat het kind inner lijk niets, maar dan ook totaal niets van mij heeft. Enfin, tenslotte ben ik altijd maar weer blij, dat in Pelka haar vader voortleeft". „U was zeker nog heel jong, toen u voor het eerst trouwde?" „Nog geen zeventien". „Er ontbraken nog vier weken aan", riep Rodion, die juist met Wenjamin van een korte jacht terugkeerde. Daarop brok Rodion mij naar het raam, waar hij mij om en om draaide. Toen hij mi] genoeg had opgenomen, sloot hij mij in zijn sterke armen. „Ferme kerel! Pracht kerel! Ik had het waarachtig niet van je verwacht en nu houd je je nog beter dan je beloofd had. Wees mijn zoon!". Toen ik mij weer in veiligheid had gebracht, slaakte Rodion een diepe zucht. „De roode Semjon heeft het nu toch te pakken gekregen! Wie had dat kunnen den ken? Zoo'n reuzen kerel! Zoo'n krachtmensen. Nu ligt hij op zijn rug! Dat God zich over hem ontfermd" (Wordt vervolgd). De bruggen in het geïnundeerde gebied van ons land zijn onbruikbaar gemaakt. vormen een uitstekende waterkeering Zware zandzakken Rijdt weinig 1 Rijdt zuinig! Door den AN.W.B. worden op groote schaal achterruit. etiketten verspreid, waarop o m. vermeld staat, dat de houder ervan zich vrijwillig heeft ver. plicht, zijn auto niet ongemotiveerd te gebruiken en niet sneller te rijden dan 70 K.M. per uur De ponton, die gedurende de zomermaanden dienst doet aan den Vijverberg te Den Haag is thans op het droge gezet, om naar haar winterbergplaats te worden vervoerd Duitsche soldaten toonen hun belangstelling voor een Russischen pantserwagen tijdens een ontmoeting tusschen legerafdeelingen der beide landen op Poolschen bodem De wed. K. van Eyck van Leeuwen te Den Haag vierde haar 100sten verjaardag. Namens het gemeentebe stuur werden aan de jubila- resse eenige geschenken aangeboden De inundeeringswerkzaamheden in om land. Op verschillende plaatsen zijn de wegen geheel overstroomd. - Het land daarnaast volgt spoedig Op de grens tusschen weg en water in het geïnundeerde terrein van ons grond gebied. Het gekapte wilgenhout langs den kant is met prikkeldraad doorvlochten Ter vervanging van de onlangs ver strekte nood-distributiekaarten is men Dinsdag te Amsterdam begonnen met de uitreiking der distributie-stamkaarten. Een kijkje in een der bureaux

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1939 | | pagina 8