Ik heb gekozen, Arkadi....
Touwklimmen als welkome
afwisseling in hetdagelijksch
leven van den soldaat
Op de daken der Zwitsersche ziekenhuizen
wordt thans een Rood Kruis van groote af
metingen aangebracht, om deze inrichtingen
tegen eventueele luchtaanvallen te beschermen
Na den krijgstocht in Polen. Duitsche genie-afdeelingen brengen de vernielde
wegen en bruggen weder in begaanbaren staat
Z. K. H. Prins Bernhard bracht Woenj.
dag een bezoek aan de fabrieken der
Mij. voor vliegtuigbouw „Aviolanda*
te Papendrecht De Prins tijden»
de bezichtiging van de X-32
Het luchtverkeer in oorlogstijd. - Naar
aanleiding van de beschieting van de
.Mees" gaan thans op de Europeesche
lijnen der K.L.M. in elk vliegtuig twee
piloten mee. De piloot Smirnoff
(links) en J. Moll voor hun vertrek met
de .Kemphaan" naar Maimö
Koningin-weduwe Elisabeth van België brengt deze week verschillende bezoeken aan d«
kampen der soldaten \n haar land. - De vorstin temidden der militairen
.Holland". Met deze aanduiding op de zeilen pogen de Nederlandsche visschers
hun schuiten veilig te stellen tegen eventueele gevaren op zee in den huidigen
oorlogstoestand
De spoorwegwerken in Amsterdam-Oost. Het verkeer van de Amstellaan
naar den ingang van het nieuwe Amstelstation is onder het emplacement
doorgeleid
FEUILLETON
Een roman uit het hooge Noorden,
door
AGATHE POGNER.
(Nadruk verboden)
31)
Ik bekeek de vier brieven één voor één. De
handschriften waren mij alle bekend. Aan
vankelijk wilde ik eerst Maria's brief openen,
maar daarna leek het mij beter, dat, wat mij
het meeste trok, voor het laatst te bewaren.
Ik las daarom eerst den brief van mijn moe
der. Maar neen, dat was geen brief, dat was
een, bekentenis van een bevrijde, sterke moe
derziel. Hoe diep moest 't geluk in haar hart zijn
gedrongen, dat het zulk een rijkdom van ge
voelens te voorschijn kon tooveren!
„Je klein broer", schreef ze onder meer,
„kan sinds zes maanden loopen. Als jij hem
zag, zou je jezelf herkennen, toen je nog klein
was. Hij lijkt bijna in alles op je. Dikwijls
vergeet ik, dat er zooveel jaren tusschen lig
gen en als hij de kamer binnenkomt, strek ik
mijn armen naar hem uit en roep ik: „Ar
kadi!" Hij luistert naar dezen naam, de kleine
schelm. Hij houdt het voor een troetel
naampje en de volgende minuut zit hij op
mijn schoot Jij bent nooit gekomen, als ik
je riep. Maar dat lag stellig aan mij. Ik kon
destijds nog niet roepen. Maar nu heb ik het
geleerd. En niet alleen het roepen, ook het
toegeven en nagaan en vasthouden".
Op een andere plaats schreef ze: „Mischa
Is getrouwd. Zijn vrouw is zeer, zeer jong,
maar ze heeft vele goede eigenschappen. Vaak
komt ze met Maria bij ons op het land".
Aan het eind heette: „Het jaar, dat je aan
de Rruisbaai wilde doorbrengen, is nu weldra
voorbij. Wij verwachten je allen vol ongeduld
met de tweede boot. Maar, beste jongen, heb
je er al eens oevr nagedacht, hoe je je verder
leven zult inrichten en welk beroep je denkt
te kiezen? Misschien kom je voorloopig een
poosje bij mij? Ik heb nu reeds een kamer
voor je in orde laten maken. Rijkelijk vroeg,
zal je zeggen, maar aangezien ik voel, dat je
niet zult weigeren, komt het op een paar weken
vroeger of later niet aan. Het is zoo heerlijk,
iemand te verwachten. Dat heb ik vroeger
nooit geweten. Kom dus! Vier handen twee
kleine en twee groote strekken zich in liefde
naar je uit. Je moeeder".
Dan was er de volgende brief:
„Beste mijnheer! Ik ben in den af-
geloopen winter vaak ziek geweest; de
dokter dacht zelfs, dat het ernstig was.
Maar ik kan toch niet zoo maar mijn
plicht verzaken en sterven, terwijl mij
de zorg over je eigendommen is toe
vertrouwd. Je moeder heeft me een
vrouw gestuurd, die mijn gezwollen
beenen heeft ingewreven. Ik kan nu
weer loopen, al gaat het dan niet al te
best en Klim zegt, dat komt ervan, om
dat ik altijd zoo vlug met mijn tong
ben. Natuurlijk heb ik hem behoorlijk
van antwoord gediend. Je moeder is
heel lief voor me en juffrouw Maria
ook. Maar ze heeft nu maar weinig
tijd. Ze is tegenwoordig in een tehuis,
waar men meisjes opneemt, die weer
fatsoenlijk willen worden. Ik ben er ook
een paar maal geweest, maar die meis
jes hebben niet mijn hart gestolen. We
hadden bijna ruzie gekregen. In huis
en in je kamer is alles in orde. Alleen
in dat groote. bonte dier is de mot ge
komen. Klim beweert, dat dat van de
stof komt, maar ik weet, dat het van
ouderdom is. Ik heb zes paar warme
sokken voor je gebreid, ze zijn een
beetje dik uitgevallen en Klim zegt dat
ze zullen prikken als borstels, maar
ze zijn lekker warm, want de wol is uit
mijn eigen dorp. Wij hebben een zeer
kouden winter gehad en de kruidenier
zei, dat daar bij jou ook de lucht wel
dichtgevroren zou zijn. Maar Klim zegt,
dat de kruidenier een idioot is. Omdat
hij kan schrijven, denkt hij, dat hij de
heele wereld kent.
Met hoogachting,
PASCHA".
Glimlachend legde ik Pascha's brief terzijde.
Die kibbelarijen met Klim behooren tot haar
dagelijksch leven als gist bij het brood. Van
daar, dat zij ook in haar brief aan mij niet
onvermeld konden blijven. Overigens dringt
het nu pas tot mij door, dat die beide oudjes
slechts door een al te groote wederzijdsche
liefde den weg tot elkaar nooit hebben ge
vonden. Het blijft echter een vraag, of zij bij
dit merkwaardig spel gewonnen of verloren
hebben.
Iets minder gerust opende ik Tit's brief. Hij
bleek buitengewoon kort te zijn.
„Hallo, beste kerel, hoe staat het
leven? Als het niet zoo onbescheiden
was iemand, die zich in de eenzaamheid
heeft teruggetrokken, te storen, zou ik
graag deze reis met de eerste boot heb
ben meegemaakt. Ik zou dan een paar
uurtjes bij je hebben gezeten om daarna
weer met dezelfde boot terug te gaan.
Men beweert weliswaar, dat het een on
mogelijke tocht is, maar om jou weer
eens te kunnen bekijken, zou ik het er
graag voor over hebben gehad.
Ik verheug me intusschen op ons
spoedig weerzien, want Ik heb je heel
wat te vertellen. Een mensch moet eerst
getrouwd zijn om veel in het leven te
kunnen begrijpen en over verschillende
dingen te kunnen meepraten. Dit eene
heb ik inmiddels wel ervaren: droo-
men en werkelijkheid dekken elkaar
nooit. Nochtans: het leven is altijd rijk,
als je het maar inhoud weet te geven.
Tot die ontdekking zul je waarschijnlijk
ook zelf al zijn gekomen. Ik denk dik
wijls aan je. Je
TTT".
Maria schreef;
„Beste Arkadi! Waar is de tijd geble
ven? Het is nu bijna elf maanden, dat je
weg bent en oppervlakkig beschouwd,
Is er al dien tijd niets veranderd. Het
lijkt, of de wereld stilstaat, maar als je
wat dieper kijkt, is alles vol leed, strijd
en zorgen. Af en toe vraagt men zich wel
eens af, of de menschen totaal verleerd
hebben het innerlijk geluk te zoeken.
Ik heb je beloofd iets van mijn leven
te vertellen en ik moet dus mijn woord
houden. De laatste acht maanden ben
ik werkzaam in een tehuis, dat mij zoo
wel in- als uitwendig volkomen vreemd
is. Met allen goeden wil kan ik er niet
inkomen, want de vrouwen, die hier zijn
opgenomen, hebben zoo diep in het leven
gekeken, dat zij veel sterker zijn dan wij.
Zij weten dat en lachen ons uit. Dezen
zomer wil er nog blijven, maar den ko
menden winter denk ik in een weeshuis
te gaan werken.
Tit zal je wel hebben geschreven, dat
hij getrouwd is. 't Gebeurde volkomen
onverwachts. Zijn vrouw heeft twee hel
dere, vroolijke oogen en twee dikke,
blonde vlechten. Wij houden allen heel
veel van haar, vooral moeder. Als Ik
aanleg had voor jalouzie, zou dat nu
tot uiting moeten komen. Gelukkig echter
kan ik mij verheugen met de anderen.
De prachtige pels, die je me gestuurd
hebt, heb ik aan het museum ten ge
schenke gegeven. Wees zoo goed mijn
dank en mijn groeten over te brengen
aan de vrouw, die hem gemaakt heeft.
Maar groet vooral het aardige kind,
waarom ik haar benijd. Ik heb voor
het meisje een en ander in je kist ge
pakt, waarmee ze zich bezig kan hou
den. Hopenlijk ben ik er bij mijn keus
niet al te ver naast geweest.
Nu moest ik eigenlijk vragen, hoe
je het maakt, maar ik vermoed, dat
je me alles in je brief, dien je me be
loofd hebt en dien ik met de eerste
boot verwacht, reeds zult hebben mee
gedeeld. Als mijn gevoelens mij niet
bedriegen en als ilk je goed ken, is het
verblijf in het hooge noorden waar
voor je, ondanks alles, toch een beetje
terugschrok je tot een zegen ge
worden.
Nog zeven weken. Dan ben je weer
hier!Ik verheug me op je terug
keer en op alles, wat je te vertellen
Ik had Maria's brief haastig en gejaagd
doorvgevlogen en toen ik aan het eind was,
liet ik een luid „Victoria!" hooren. Was
gingen mij op het oogenblik haaT verlaten
vrouwen en weeskinderen aan, wier lot z'J
zich zoo scheen aan te trekken? Ik las slechts
dat eene, waarvan zij met geen woord ge
waagde en dait toch zoo duidelijk tusschen
de regels stond: haar hart was nog vrij; ze
had zich aan niemand gebonden! Nu moest
er nog eens iemand komen, die beweerde, dat
de wereld niet mooi was!
(Wordt vervolgd).