Sioxm ovei !Btowtsbwuf.
petroleum zal worden gedistribueerd.
Belastingdruk blijft
stijgen.
New-Yorksch gesprek
pODERDAG 5 OCTOBER 1939
Hoe de regeling zal werken.
n minister van economische zaken heeft
♦hans de petroleum-beschïkking 1939 no. 2"
-teesteld, waarbij is bepaald, dat met in-
van een nader te bepalen dag petroleum
ït mag worden verkocht en afgeleverd, dan
ïpt inachtneming van de bepalingen der
«Sostelde distributieregeling.
>an deze distributieregeling ontleenen wij
'pft volgende.
1 De distributiedienst van eiken distributie
ve verstrekt op een desbetreffende aan
*i2e aan ieder gezinshoofd voor zoover ver
bruiker van petroleum voor huishoudelijke
doeleinden, of diens gemachtigde, een petro-
^distributiekaart .voorzien van doorloopend
nummerde bonnen. Deze kaart wordt niet
verstrekt, dan nadat de aanvrager bij den
distributiedienst beeft ingeleverd een nauw
keurig en naar waarheid ingevulde en onder
tekende vragenlijst, welke beschikbaar wordt
oesteld vanwege dien dienst.
Voor zoover, mede uit de ingeleverde vra
genlijst. blijkt, dat de woning van een ge-
dnshoofd. als in het eerste lid bedoeld, aan
sloten is op een electriciteitsnet en niet
aangesloten op een gasleiding, worden den
betrokkene op een desbetreffende aanvrage,
behalve de hem krachtens het eerste lid uit
gereikte petroleumdistributiekaart, daaren
boven nog maximaal twee petroleumdistri-
butiekaarten uitgereikt.
Voor zoover, mede uit de ingeleverde vra
eenlijst, blijkt, dat het gezin van het gezins
hoofd, als in het eerste lid bedoeld, bestaat
uit meer dan 4 personen, wordt den betrok
kene, aan wien reeds 2 of 3 petroleum-
distributiekaarten uitgereikt, op een desbe
treffende aanvrage behalve de hier bedoedle,
daarenboven een petroleumdistributiekaart
uitgereikt.
De bonnen geven recht op het koopen van
petroleum. De hoeveelheid petroleum, welke
op grond van een bon mag worden gekocht,
wrdt vastgesteld op 1 liter, totdat zulks
door den directeur anders wordt bepaald.
De bonnen hebben een beperkten geldig
heidsduur. Te dezen aanzien wordt bepaald,
dat de bon, gemerkt no. 1, geldig is gedurende
het tijdvak van zeven achtereenvolgende
dagen ingaande op den dag, waarop de
distributie ingaat; de bon gemerkt no. 2 ge
durende de eerstvolgende zeven dagen,, tot
dat zulks door den directeur anders wordt
bepaald.
Aflevering van een lossen bon is verboden
De bon moet in tegenwoordigheid van den
laverancier van de ditributiekaart, worden
afgescheurd.
Uiterlijk op den eersten werkdag, volgen
de op den laatsten dag van den geldigheids
duur van de bonnen, kan een petroleum-
handelaar of petroleum-kleinhandelaar deze
bij den distributiedienst van een distributie
kring inleveren, volgens door dezen dienst te
stellen regelen.
De distributiedienst verstrekt tegenover de
aldus Ingeleverde bonnen den handelaar of
kleinhandelaar een gewaarmerkten bestelbon
recht gevende op het koopen van een hoe
veelheid petroleum, gelijk aan de hoeveelheid
Aantal gemeenten zonder opcenten
daalt steeds verder.
Door het Centraal Bureau voor de statistiek
rijn wederom de nieuwste gegevens op belas
tinggebied vereenigd tot een publicatie, die on
der den naam van „belastingdruk in Neder
land 1939/1940" zoo juist het licht heeft gezien.
De tabellen met gegevens betreffende elke
belasting, die door het rijk, de provinciën of de
gemeenten over dit jaar worden geheven, stel
len in staat voor elk willekeurig inkomen of
yennogen na te gaan, hoeveel belasting hiervoor
in elke der 1054 gemeenten verschuldigd is.
De inleiding somt allereerst op, welke wijzi
gingen in de jaren 1935 tot en met 1939 in de
belastingen gebracht zijn.
Het aantal gemeenten (waarin geen opcenten
op de gemeentefondsbelasting rechtstreeks wor
den geheven, is gedaald van 32 over 1935/36 tot
13 over 1939/1940, terwijl het aantal gemeenten
met het hoogst mogelijke aantal opcenten in dit
tijdvak is gestegen van 625 tot 731.
Verder blijken verscheidene gemeenten, die
zich met betrekking tot deze belasting voor
1535/36 in de eerste, resp. tweede klasse had
den gerangschikt voor volgende jaren naar de
tweede, resp. derde klasse te zijn overgegaan.
Het aantal gemeenten, waarin geen opcenten
op de vermogensbelasting worden geheven, die
rechtstreeks aan de gemeente ten goede komen,
j gedaald van 106 over 1935/1936 tot 54 over
1939/1940. Daarentegen is het aantal gemeenten
Piet het hoogst mogelijke aantal opcenten op
deze belasting gestegen van 896 tot 950.
Over de jaren 1935/1936 tot 1939/1940 wordt
verder een vergelijking gemaakt tussohen den
totalen belastingdruk op het inkomen in de ver
schillende gemeenten, De voor enkele belastin
gen geldende progressie blijkt duidelijk hieruit,
cat over 1939/19940 een gehuwde zonder
•-mderen bij een inkomen van f 800 minstens
pet. van dit inkomen aan inkomsten- en
gomeentefondsbelasting tezamen betaalt, terwijl
oen inkomen van f 500.000 minstens 36.88
£>- van dit inkomen moet worden betaald. Bij
ron vermogen van f 20.000 moet aan vermogens
verdedigingsbelasting tezamen minstens 4.13
van dit vermogen betaald worden, terwijl
Pij een vermogen van f 1 millioen dit het geval
u voor 0.46 pet. van dit vermogen.
■Tegenover deze sterke progressie valt bij een
pjJPtal andere belastingen en bij de landbouw-
"isisheffingen een degressie waar te nemen,
aardoor voor alle heffingen tezamen voor de
'PKomens beneden f 3000 van de progressie wei_
P'S overblijft en deze eerst voor hoogere inko-
vL ang kr*te>
nadere bijzonderheden dienaangaande
-- naar rfo i:- __i— -
zen.
vertegenwoordigd door de bonnen .welke wer
den ingeleverd.
Aan den bestelbon wordt een geldigheids
duur verleend van dertig dagen.
De directeur kan zoowel aan den verbrui
ker van petroleum voor industrieele doelein
den als, in bijzondere gevallen aan den ver
bruiker van petroleum voor huishoudelijke
doeleinden op diens aanvrage schriftelijke ver
gunning verleenen tot het koopen van petro
leum.
De bepalingen, van de beschikking zijn niet
van toepassing op het koopen door, of het
verkoopen en afleveren aan bevoegde mili
taire autoriteiten en instanties.
Twee volwaardige piloten op elk
K. L. M.-toestel.
Na de beschieting van de Douglas DC 3 „Mees'
in het begin van de vorige week, heeft de K.L.M.
besloten voorloopig voortaan twee volledige be
stuurders in elk vliegtuig te plaatsen.
De piloot is het meest onmisbare lid van de
bemanning van een vliegtuig en wanneer hem
iets overkomt, zouden, indien hij de eenige vlie
ger aan boord was, er wel eens ernstige dingen
kunnen gebeuren. Daarom is altijd al een tweede
bestuurder aan boord, meestal een van mindere
ervaring, die op de vluchten routine opdoet. Vlie
gen is echter in de tegenwoordige omstandighe
den wel eens wat moeilijker en in zulk een geval
als met de „Mees" zou, indien den eersten be
stuurder iets overkwam, de minder geroutineer
de tweede bestuurder wellicht in moeilijkheden
komen, wanneer hij het stuur overnam.
Met twee geroutineerde Indië-gezagvoerders
aan boord, hoopt men echter onder alle omstan
digheden veilig te zijn.
Een oud-Hollandsche deugd, het inmaken in Keulsche potten, komt weer in eere,
nu menige huisvrouw groenten-provisie inslaat
in den avond.
naar de publicatie zelve worden verwe-
afscheid a. hillebregt.
A- Hillebregt, voorzitter van den
arbphiÜH611 Nederlandschen Bond van
suikrfco in het bakkers-, chocolade- en
MnS!WerklngsbedrUf. zal binnenkort den
De hpcTu-ïfgcien leeftÜd hebben bereikt,
relatie/ jp"?bregt zal var> zijn arbeid en zijn
toner/ a eici nemen in een buitengewoon
bouw pS ZondaS 15 October a.s. in het ge-
"Bellevuete Amsterdam.
Mijn vrouw heeft bij herhaling alle la-anten
van New-York gekocht en na tafel zit ze die te
lezen in haar stoel en soms zit ze tot aan haar
knieën in het krantenpapier. Gisteravond zegt ze
opeens: „mannetje, wie heeft gelijk?" Ik zeg:
„wie heeft gelijk over wat?" Zij zegt: „over al
les". Ik zeg: „je zult je duidelijker moeten uit
drukken, lieveling", en zij zegt: „wel, wanneer
er iets in de wereld gebeurt zegt iemand: dat is
juist, en iemand anders zegt: dat is fout maar
dit is juist. Wie heeft er nu gelijk, mannetje?"
Ik zeg: „wacht nou 's even, lieveling!" Ik zeg:
„ik ben moe thuis gekomen en alles wat ik wil
is een beetje uitrusten en een beetje radiomuziek
hooren en dan begin jij me gekke vragen te stel
len." Zij zegt: „Wat is er voor geks aan dat ik
wil weten wie er gelijk heeft?" Ik zeg: „het is gek
van je me te vragen wie er gelijk heeft, als je
me niet vertelt waarover je wilt weten wie gelijk
heeft." Zij zegt: „ik vertelde dat immers, man
netje. Ik wil weten wie er gelijk heeft over al
les. Wanneer alles gebeurt, zegt iemand dat is
juist en iemand anders zegt dat is onjuist en ze
hebben altijd verschillende argumenten waarom
het juist is en waarom het niet juist is en
kunnen niet allebei gelijk hebben en daarom wil
ik alleen maar weten wie er gelijk heeft, man
netje". Ik zeg: „wel lieveling, om je niet met een
kort antwoord af te schepen: „ik weet niet wie
het nog meer niet weer." Zij zegt: „hoe zou je
dat dan kunnen te weten komen?"
Als jij me een px-ecies ding kunt zeggen waar
over je wil weten wie er gelijk over heeft, dan
kan ik je misschien wel zeggen wie er gelijk
over heeft en wie er ongelijk over heeft," zeg ik.
Zij zegt: „mannetje, ik kan op dit oogenblik niet
precies aan één ding denken. Ik wil weten wie
er gelijk heeft over alles. Denk jij nu eens aan
alles in plaats dat ik aan één ding denk en ver
tel me dan wie daar gelijk in heeft, ik ben hee-
lemaal in de war." Ik zeg: „dat zou ik ook zoo
zeggen. En hoe staat het dan met al die la-an
ten, die je iederen dag hebt zitten lezen? Ver
tellen die je dan niet wie er gelijk heeft in al
les?" Zij zegt: „De eene krant vertelt me wie er
over iets gelijk heeft en dan neem ik een an
dere ki-ant en die zegt, nee, dat is onjuist maar
dit is juist en dat brengt me in de war, man
netje. Vraag jij je wel eens af wie er gelijk
heeft in alles?" Ik zeg: „wel dat doe ik wel eris,
lieveling, maar ik laat me niet in de war bren
gen." Lieveling zegt: „wat moet je daaraan
doen, mannetje?" Ik" zeg: „ik doe niets lieveling'.'
Zij zegt: „wil je nooit echt weten wie er gelijk
heeft mannetje?" „Och. soms dan wil ik dat wel
's, maar dan vind ik het maar tijdvei-knoeien."
Echt willen weten laat ik maar liever over aan
echt gi-oote mannen." Zij zegt: „weten echt
gi-oote mannen wie er gelijk hebben in alles."
Ik zeg: „ja ik vermoed dat zij dat weten," en zij
zegt: „nee, mannetje, dat geloof ik niet." Ik
zeg: „waarom niet?" Lieveling zegt: „omdat de
kranten die ik allemaal lees altijd naar groote
mannen gaan en met ze praten wanneer er iets
gebeurd is en sommige groote mannen vertellen
de kranten wie er gelijk heeft, maar andere
groote mannen zeggen, nee, dat is niet juist, dit
is juist. Denk je dat groote mannen even ei-g in de
war zijn als kleine menschen zooals wij?" Ik zeg:
„wat bedoel je met wij, lieveling? ik ben niet in
de war." Zij zegt: „O schattebout, je bent even
ei-g in de war als iedereen in deze wereld. Je
kunt me niet eens zeggen wie er gelijk hebben
in alles." Ik zeg: „wanneer je me een ding wilt
noemen waarover je wilt weten wie er gelijk in
heeft dan zal ik ;je bewijzen of ik in de war ben
of niet." Zij zegt: „wel, nou, wacht eris even.
Goed, mannetje, ik zal iets noemen. Bijvoor-
beeld de meening van meneer president Roose-1
velt over de handhaving van de Amerikaansche
neutraliteit." Ik zeg: „wat wil je daarmee?" Zij
zegt: „sommige menschen zeggen dat meneer
Roosevelt gelijk heeft met de neutraliteitswet uit
te willen breiden of in te willen perken, dat
weet ik zoo pi-ecies niet meer en andere men
schen zeggen dat hij ongelijk heeft. Wie heeft er
gelijk, mannetje?" Ik zeg: „voor mij is neu
traliteit neutraliteit en die Neutrality Act is ver
schrikkelijk moeilijk en ingewikkeld, ik zie geen
verschil. Neutraal is neutraal," en zij zegt: „Ja
maar dat is geen antwoord. Wie heeft er gelijk?"
Ik zeg: „ik heb nog geen tijd gehad daar veel
over na te denken, lieveling en daai-om kan ik je
op het oogenblik niet precies zeggen wie er pre
cies gelijk heeft," en zij zegt: „dat dacht ik wel,
jij weet het ook niet mannetje." Ik zeg: „lieve
ling, ik zal je een ding zeggen, dat ik zeker weet:
in de 115-de straat gaat een reuze film en laten
we dit onderwerp laten varen en laten we naar
die film gaan, lieveling." En toen we de zaal
binnen gingen zegt zij: „sommige van de la-an
ten die ik heb gelezen zeggen dat het een reuze
goeie film is en andere zeggen net andersom.'
Ik zeg: „wat bedoel je?" Zij zegt: „Wie zou er
nou gelijk hebben, mannetje?"
MR. E. ELIAS.
TERUGBETALING VAN
COLLEGEGELDEN MOGELIJK?
Voor lien die in militairen dienst
zijn.
wetsontwerp ingediend.
De minister van onderwijs kunsten en weten
schappen heeft een noodwetje ingediend tot
tijdelijke afwijking van enkele bepalingen der
hooger-onderwijswet.
De memorie van toelichting luidt:
Volgens de artikelen 51, derde lid, en 98
derde lid, der hooger-onderwijswet is terug
betaling van collegegeld alleen mogelijk, in
dien van geen der lessen, waarvoor de betaling
is geschied, gebruik gemaakt kon worden. In
dien dus studenten opgeroepen worden voor den
militairen dienst, kan het door hen gestort
collegegeld slechts terugbetaald worden, indien
geen colleges gevolgd zijn. Zijn wel colleges
gevolgd, dan is het alleen mogelijk hierin tege
moet te komen door toe te zeggen, dat belang
hebbenden bij hervatting hunner studiën voor
een studiejaar met toepassing van de artikelen
54, eerste lid, en 101, eerste lid, der wet woi'den
aangewezen als bevoegd om de lessen kosteloos
bij te wonen. Ofschoon eenige malen bekend
gemaakt is, dat de minister deze gedragslijn zal
volgen, blijkt dat velen, die mogelijk in dit
studiejaar in werkelijken dienst opgei-oepen
kunnen worden, aarzelen zich als student te
laten inschrijven. De minister acht dit een on-
bevredigenden toestand en geeft in overweging
de mogelijkheid te openen om in de tegenwoor
dige buitengewone omstandigheden het college
geld, ook al zijn colleges gevolgd, geheel of
gedeeltelijk terug te betalen. In hoever het bil
lijk is tot terugbetaling over te gaan en tot welk
bedrag, zal steeds in overleg met het college
van curatoren worden beslist.
leden van den hoogen raad van
arbeid.
Bij K. B. zijn benoemd tot leden van den
Hoogen Raad van Arbeid de heeren prof. mr,
M. G. Levenbach te Amsterdam, prof. mr. C.
P. M. Romme te Overveen, C. Smeenk te
Arnhem, prof. dr. G. M. Verrijn Stuart te
Utrecht en W. H. Vliegen te 's-Gravenhage.
Men heeft 999 man aan
gesteld om het publiek en
de pers „voor te lichten".
Het ministerie van voorlichting heeft
veel critiek te doorstaan gehad.
Van onzen correspondent.)
LONDEN, October. In Bloomsbury staat
een huis, in dit huis werken 999 gloednieuwe
ambtenaren en over dit huis met zijn 999
gloednieuwe ambtenaren woedt nu al sinds
weken een felle storm. De naam van het huis?
Ik mag het u niet zeggen, de 999 ambtenaren
verbieden het. Ik ben daar niet boos over, want
ik begrijp wel waarom zij het verbieden, even
als u wel zult begrijpen wie de 999 gloednieu
we ambtenaren zijn en welke taak zij te ver
vullen hebben. Maar anderen zijn wel boos.
Luister naar het huilen van den orkaan hun
ner verontwaardiging. „Nauwelijks een dag
gaat voorbij zonder ernstige blunders".
..Schandelijk geknoei!" „Het ministerie van
Voorlichting (nu komt de aap tegen mijn wil
toch uit de mouw) heeft drie taken: 1. Cen
suur uit te oefenen op het nieuws. Dit doet
het op domme wijze. 2. Propaganda-materiaal
te produceeren. Dit is niet te drukken onzin. 3.
Nieuws van de regeering en in het bijzonder
van de departementen van Ooi-log door te ge
ven aan de pers. Als de een of andere hooge
autoriteit dat nieuws ophoudt kan het mi
nisterie niets anders doen dan een protest la
ten hooren. Dit is een toestand die absoluut
veranderd moet worden. Geef ons het nieuws.
Het publiek eischt het. Negen van de tien
menschen zijn verbijsterd, verveeld, beu of
woedend".
Wie is het, die hier zoo fel van leer trekt?
Fleetstreet. Fleetstreet is kwaad en Fleet-
street niet alleen. Ook in het parlement heeft
deEngelsche Inlichtingendienst harde woorden
te hooren gekregen. Laat ik nogmaals citee-
ren. Enkele dagen geleden onthulde de re
geering in het Lagerhuis dat hbt nieuwe
Ministerie met een staf van niet minder dan
de hierboven reeds genoemde 999 ambtenaren
werkt. De mededeeling werd begroet met ge
fluit van ironische en ongeloovige verbazing
over de grootte van het nieuwe bureaucrati
sche monster. „Ja" haastte de zegsman der
regeering zich te zeggen, wij erkennen dat de
situatie „investigation" (onderzoek) eischt."
„Neen", wiei-p een geestigaard er tusschen,
„zij eischt evacuation" fontruiming) en hij
oogstte met deze grap den hilarischen bijval
van het heele Huis. Ook de 999 ambtenaren
zelf schijnen er zich van bewust te zijn, dat
er iets niet in orde is met hun organisatie.
Toen een hunner onlangs door een vriend ge
vraagd werd wat hij nu eigelijk precies te doen
had antwoordde hij: „Ik weet het niet, eiken
keer als ik om stof vraag sturen ze me uit
breiding van staf. „Inderdaad, er gebeuren
rare dingen in het huis in Bloomsbury en het
is dan ook geen wonder dat het Ministry of
Information dat daar gehuisvest is in de wan
deling reeds bekend is komen te staan als het
„Mystery of Information".
Desondanks is de felle critiek. die er nog
steeds op het nieuwe ministerie wordt uitge
oefend, vaak sterk overdreven. Men dient
waarbij te bedenken dat zij voornamelijk van
de kranten komt. De bladen, die in vredestijd
het monopolie van de nieuwsdistributie had
den, moeten nu aanzien hoe een gloednieuw
en derhalve nog gebrekkig werkend regee-
ringsdepartement, een aanzienlijk deel van
hun werk heeft overgenomen en hen in an
dere opzichten tal van beperkingen oplegt. Dit
leidt natuurlijk tot ongeduldigheid, waarbij
de critici in hun beroepsijver vaak schijnen te
vergeten dat de moeilijkheden, die zij van
den kant van het nieuwe departement onder
vinden, nu eenmaal onvermijdelijk zijn. On
getwijfeld zijn er vooral in de eerste weken
van den oorlog enorme fouten begaan. De or
ganisatie werkte toen bar slecht. Ik zelf heb
dat maar al te vaak aan den lijve moeten on
dervinden. Ook de lezer in Nedeidand zal mis
schien hebben gemerkt, dat er aan de En-
gelsche nieuwsverspreiding in die dagen iets
haperde. Het zal hem opgevallen zijn dat hij
vlak voor en vlak na het uitbreken van den
oorlog opmerkelijk weinig nieuws uit Engeland
in zijn kranten kon vinden, terwijl de berich
tenstroom uit Duitschland dagelijks breeder
werd. De reden was heel eenvoudig Engeland
beging in dien tijd de vergissing de pers, uit
vrees voor de publicatie van staatsgevaarlijk
nieuws, verlammende maatregelen op te leg
gen. Het begon met de opheffing van telefo
nische faciliteiten voor het doorgeven van
nieuws uit Londen naar het vasteland. Daar
de telegraaflijnen geheel voor regeeringsdoel-
einden in beslag waren genomen werd het de
buitenlandsche pers in Londen tengevolge van
dezen maatregel vrijwel onmogelijk ge
maakt, nieuws naar hun redactiebureaux door
te geven. Daarbij kwam dat de censuur in
deze dagen, ook alweer uit beduchtheid, uiter
mate willekeurig met het blauwe potlood om
sprong en de onschuldigste informaties uit on
ze telegrammen schrapte.
Tenslotte bracht de desorganisatie bij de
post mee, dat ook artikelen in briefvorm niet
dan met de grootste vertraging overkwamen.
De buitenlandsche pers was echter niet de
eenige, die onder het gebrekkig funefcionnee-
ren van het Ministry of Information te lijden
had. Ook de Engelsche bladen hadden reden
tot klagen. De voornaamste klacht was, dat er
niet voldoende nieuws te krijgen was over
Engeland's activiteit in den oorlog. Zooals het
hoofd van het Ministry of Information heeft
uitgelegd, hebben de bladen daarvoor niet zijn
organisatie aan te spreken maar de departe
menten van defensie. Het Ministry of Infor
mation treedt slechts als bemiddelaar tus
schen deze nieuwsbronnen en het publiek op
en kan niet meer nieuws over het werk van
vloot, luchtmacht en leger geven dan het van
de betrokken departementen ontvangt. Deze
departementen nu hebben in het begin een
overdreven zwijgzaamheid betoond en daar
over heeft de pers zich met recht fel be
klaagd. Om een voorbeeld te geven: lang na
dat er in de Fransche pers en door de Fran-
sche radio reeds gesproken was over de aan
komt van de Britsche troepen in Frankrijk
bleef het Engelsche departement van oorlog
weigeren, een officieele bevestiging te geven.
Er mocht over het vertrek van de Britsche
troepen met geen woord worden gerept. Het
ligt voor de hand dat met deze overdreven
geheimzinnigheid geen enkel nuttig doel kon
worden gediend. Integendeel, zooals in de bla
den terecht werd opgemerkt, zij was direct
gevaarlijk voor het moreel van het publiek
en als zoodanig voor het landsbelang. Als men
door bleef gaan met het publiek niets te ver
tellen over wat er gebeurde en wat Engeland
presteerde zou het op den langen duur immers
onvermijdelijk zijn belangstelling in den oor
log verliezen en aan een stemming van apa
thie ten prooi vallen? Even onduldbaar was
het, dat de departementen telkens veel te
laat met hun nieuws kwam. Het klassieke
voorbeeld werd geleverd toen de autoriteiten
in de eerste week van den oorlog, nadat heel
Engeland om zeven uur 's morgens door het
gehuil van de sirenes uit zijn bed was gehaald,
eerst dertien uur later het publiek vertelden
was er nu eigenlijk gebeurd was. Gevolg was
natuurlijk, dat er in die dertien uur van on
zekerheid de meest alarmeerende geruchten in
omloop kwamen. Het Ministry of Information
kan daar om de reeds genoemde reden niet
aansprakelijk voor worden gesteld.*) Wel
echter voor de derde en laatste fout waar
sterk over wordt geklaagd, n.l. de poovere
kwaliteit van het propaganda-materiaal, dat
door een van haar afdeelingcn aan de En
gelsche en buitenlandsche pers wordt ver
strekt en dat de meeste bladen dan ook wij
selijk weigeren te gebruiken.
Gelukkig zijn de autoriteiten niet ongevoelig
gebleken voor de felle critiek, waartoe al deze
onvolmaaktheden aanleiding hebben gegeven.
Het ministerie en zijn werkwijze zijn over de
geheele linie aan een ingrijpende hervorming
onderworpen, met het gevolg dat het nu reeds
een aardig eind op weg is, een even doeltref-.
fend lichaam te worden als Lord Northcliffé's
Ministerie van Propaganda in den laatsten
oorlog. De neutrale correspondenten te Londen
zijn weer in de gelegenheid gesteld hun be
richten in hun eigen taal en langs telefoni-
schen weg naar hun respectieve landen door
te geven en de uitbreiding van het aantal in
ternationale telefoonlijnen voor dit doel
de eerste weken na het herstel van telefoon
faciliteiten moest de heele vastelandsche pers
het met één internationale lijn stellen
geeft hoop, dat er spoedig weer met een mi
nimum van vertraging zal kunnen worden
gewerkt. Tevens heeft de censuur instructies
gekregen, de neutrale pers zoo weinig moge
lijk moeilijkheden in den weg te leggen. Het
is immers in Engeland's belang, dat de wan
verhouding tusschen de Duitsche en de En
gelsche berichtgeving in de neutrale pers ten
spoedigste wordt opgeheven en daarvoor is
het noodig, dat de neutrale persmenschen in
Engeland even vrij kunnen werken als hun
collega's in Berlijn. Ook de Engelsche pers
heeft men op alle mogelijke manieren tege
moet pogen te komen. De departementen heb
ben opdracht van het kabinet gekregen,
spoediger en uitvoeriger berichten over de
activiteit van de strijdmachten te verstrekken
en een vooraanstaande figuur uit de kran
tenwereld, Lord Camrose, eigenaar van de
Daily Telegraph, is een hooge post in het
Ministerie van Voorlichting gegeven om de
belangen van de pers te behartigen. Al deze
dingen bieden gegronde hoop, dat de eerste
en acute groeipijnen van het 999-koippige
monster nu voorbij zijn en dat de storm, die
zoo fel over zijn hol in Bloomsbury heeft ge
woed, binnenkort vanzelf zal gaan liggen.
Inmiddels is bepaald dat de journalisten
zich weer rechtstreeks tot de betrokken depar
tementen kunnen wenden, zoodat op dit punt
het Ministry of Information als schakel is
vervallen. Red.
(Nadruk verboden).
Weer nieuwe uitvoerverboden.
De regeering heeft het noodig geoordeeld de
reeds bekend gemaakte verboden van uitvoer
voor bepaalde goederen aan te vullen met een
uitvoerverbod voor steenkolen, cokes, steen
koolbriketten, bruinkolen, bruinkoolbriketten,
turf en turfbriketten.
Ook ten aanzien van deze artikelen, kunnen,
indien de hier te lande aanwezige voorraden
zulks toelaten, dispensaties worden verleend.
Ter verkrijging daarvan wende men zich tot
het crisis uitvoer bureau, Piet Heinplein 6, te
's Gravenhage.
In de kinderboerderij ven .Artls" te Amsterdam is een ezelsveulentje geboren.
De ezelin met naar jong
onder de wapenen blijven van
dienstplichtigen.
Ingediend is een ontwerp van wet tot het on
der de wapenen blijven van dienstplichtigen. In
de Memorie van Toelichting zegt de minister
van Defensie:
Na het voltooien van de mobilisatie en de con
centratie is het vei-keer, o.m. verband houdende
met den aan- en afvoerdienst van het leger, der
mate toegenomen, dat maatregelen moeten wor
den getroffen om de wegen in het bijzonder
die, waarover in normale tijden weinig verkeer
plaats vindt in behoorlijken staat te houden.
Het werd daarom noodig geacht een aantal
buitengewone dienstplichtigen (pl.m. 700 man),
die ervaring bezitten in het onderhoud van we
gen en uit dien hoofde bestemd waren voor de
wegentroepen, bij Koninklijk besluit van 5 Sep
tember 1939 in werkelijken dienst te roepen.
Het thans aangeboden ontwerp van wet is een
uitvloeisel van art. 193 der Grondwet, hetwelk
voorschrijft, dat het onder de wapenen blijven
van buitengewoon opgeroepen dienstplichtigen
bij de wet zooveel noodig moet worden be
paald.
Voorgesteld wordt deze wet in werking te
doen treden met ingang van den dag nadien ha.
rer afkondiging.