ll< hèb gekozen, Arkadi.... Een bakje „leut" tegen gereduceerden prijs voor soldaten, die in speciale militaire treinen reizen, wordt van nu af op de stations verkrijgbaar gesteld Frankrijk beschermt zijn kostbare monumenten. Voor alle historische bouw werken, waaronder de vele prachtige kerken, zijn de vereischte maatregelen tegen luchtaanvallen genomen Gereed voor het offensief. Zware gevechtswagens, in de bosschen langs het Westelijk front verdekt opgesteld, wachten op het sein tot den aanval Ver voor de Maginot-linie. Fransch scherpschutters op de voorste posten aan het Westelijk front, in het gezicht van de Siegfried-linie Het Amstelstation te Amsterdam werd Vrijdag officieel geopend. De speciale trein met autoriteiten en genoodigden arriveert aan het nieuwe station De ontzettende verwoesting, welke door de mijnont- ploffing aan stuur boordzijde van de Finsche houtboot Jndra" werd aangericht, kon Vrijdag geconsta teerd worden Zooals de Parijzenaar thans de monu menten van zijn stad ziet. Ze zijn door zandzakbarricades vrijwel hermetisch afgesloten FEUILLETON Een roman uit het hooge Noorden, door AGATHE POGNER. .(Nadruk verboden) 39) Ik zag haar niet en een mijzelf onver klaarbare vrees was oorzaak, dat ik ook niet naar haar durfde vragen. Wellicht echter ver rieden mijn oogen, wat er in mij omging, want tot mijn groote verbazing nam Rodion plotse ling zijn pels en verliet de kamer. Grootmoeder trok mij zachtjes aan mijn mouw. „Ga zitten, Arkadi. Je zult wel moe zijn". Toen ik mij weer wat hersteld had, nam ik grootmoeder bij de hand. „Ik kan het nog altijd niet gelooven! Toe, vertel me toch eens, hoe dat alles ge komen is". De oude vrouw kneep haar oogen en lippen samen. Ook haar greep de herinnering aan al die smartelijke oogenblikken dusdanig aan, dat zij zich slechts met moeite vermocht te beheerschen. „Er is maar heel weinig te vertellen, Arkadi, want wij hebben zelf den aard van haar ziekte aanvankelijk niet kunnen vaststellen. Toen we het eindelijk meenten te weten, was het na tuurlijk te laat. Dat wil zeggen, bij ons is het nu eenmaal meestal te laat, als er iemand ziek wordt. Alles, wat we tot onze beschikking hebben, bestaat uit wat kinine, een paar poe ders en wat druppels. Als een van ons koorts heeft, eeven we het hem maar achtereen volgens te slikken. Helpt het een niet, dan helpt 't andere. Maar bij ons meisje heeft in 't geheel niets geholpen. Derhalve was naar Zijn raadsbesluit Pelka's levensdraad afge sponnenTien jaar lang heeft ze in vocht en in de bittere koude hier geleefd en nooit is ze verkouden of koortsig geweest „Zij was immers niet als andere sterve lingen van vleesch en bloed! Zij was een zeldzame, kostelijke bloem riep ik slikkend uit. „Juist daarom", antwoordde grootmoeder, „juist daarom kon zij niet langer leven". Ik schudde wanhopig het hoofd. Ondanks grootmoeders mededeelingen kon ik het nog steeds niet gelooven. „Ze was mij zoo dierbaar, alsof ze een zusje van mij was. Misschien hield ik zelfs nog meer van haar!" „Ze mocht jou ook heel graag. Wij hebben ons altijd hartelijk verheugd over de prettige manier, waarop jullie met elkaar omgingen". Grootmoeder ging naar het raam, alsof ze naar buiten wilde kijken, maar ze was slechts opgestaan om heimelijk haax tranen te kun nen afwisschen. „Heeft ze, vóórheeft ze naar me ge vraagd?" „Gevraagd? Aoh, ArkadiGejammerd heeft ze om je! Steeds weer vroeg ze: „Komt hij nu? Komt hij vandaag?" Tenslotte kon Rodion het niet langer aanhooren. Hij spande een slee in, niettegenstaande het een weer was, waarin een mensch het geen uur kon uithouden. Toen hij zich, voor hij vertrok, nog eenmaal over haar bedje boog om haar goedendag te zeggen, juichte ze: „Hij is ge komen!"Direct daarop sloot zij voor altijd haar oogen „Pelka!" Ik riep het uit het diepst van mijn hart en schrok zelf van dezen noodkreet. Op hetzelfde oogenblik ging de deur open en trad Rodion binnen. „Heb je mij geroepen?" vroeg hij verbaasd. Hij had heelemaal zooiets eigenaardigs, zooiets wonderlijks in zijn oogen. Zonder een ant woord af te wachten, nam hij twee glazen van een muurplank en vulde deze met rum. „Laten we op haar nagedachtenis drin ken!" Wij klonkein en keken elkaar diep in de oogen. Even verwrong een beverig lachje zijn mond, maar hij herstelde zich spoedig en deelde mij daarop mee. dat in dit ruwe voorjaar de beren in kudden aan de kust kwamen, omdat ook hun lievelingsvoedsel daarheen was getrokken. Daarop noodlgde hij mij uit met hem en Wenjamin op jacht te gaan, maar ik wees dit aanbod van de hand. Mij lag de onver wachte tijding van Pelka's dood nog te zwaar in den geest. Mijn hoofd stond niet naar jacht buit. Wadim was zeer verbaasd, dat ik reeds zoo spoedig weer naar de Kruisbaai terug wilde, temeer, omdat ook de honden nog niet voldoende waren uitgerust, maar desondanks maakte hij alles voor ons vertrek gereed. Zwijgend legden wij den langen weg af. Op dezen onvergetelijken dag zegende ik de zwijgzaamheid van mijn, door weer en wind geharden metgezel. Eerst toen ik weer in mijn kamer zat, be sefte ik mijn verlies in zijn vollen omvang. Ik nam een doek om er Pelka's portret mee te bedekken. Ik kon haax niet in de oogen zien, want daarin las ik een vraag, waarop ik het antwoord schuldig moest blijven. Schier on gemerkt sloop Fed ja de kamer binnen en het was, of hij iets voelde van mijn verdriet, want terwijl hij zijn beide handjes op mijn knie legde, zei hij vleiend: „Fed ja is blij, dat oom weer thuis is. Fed ja houdt van oom Arkadi!" Somber kropen de dagen voorbij. Hoewel de zon dag en nacht aan den hemel stond, was het onvriendelijk weer en verre van helder, want de nieuwe maan had weer veel sneeuw en storm gebracht. Men had zich in October kunnen wanen. Deze onverwachte weersverandering had ook hier de beren van de kust in het dal ge dreven. Het woedende geblaf van de honden bewees, dat de roofdieren zich zelfs niet ver van onze nederzetting moesten bevinden. Opeens weerklonk het luide gebrul van een ijsbeer in de onmiddellijke nabijheid van onze woning. Wij grepen onmiddellijk een geweer en ik rende als eerste naar buiten, .maar nog had ik in de wilde sneeuwjacht niet gezien waar onze buit zich precies bevond, toen ik reeds in de sneeuw lag en een paar geweldige berenklauwen woedend aan mijn pels trokken. De volgende minuut voelde ik den heeten adem van het roofdier op mijn gezicht en ik begrepen, dat dit een strijd op leven en dood zou worden. Ik tastte naar mijn scherp dolkmes om dit den beer in de keel te kunnen stooten, maar het geweldige dier lag als een cente- naarslast boven op mij en dreigde me te ver stikken. Met geen mogelijkheid kon ik een arm of een hand vrij krijgen. Mijn positie leek hopeloos en reeds beschouwde ik mij zelf als verloren, toen plotseling achter mij een paar schoten knalden. Wat er verder gebeurde daarvan kan ik mij niets meer herinneren, want opnieuw voelde ik, hoe een zware mas sa boven op mij stortte, waardoor ik half het bewustzijn verloor. Nog slechts flauw be sefte ik, dat ik door een paar sterke armen als een kind werd opgetild en dat mijn pels aan den hals werd opengesneden. Ik kwam eerst weer tot bezinning, toen ik in mijn eerst weer tot bezinning, toen ik in mijn kamer zat en iemand mij een of andere bit tere, scherpe vloeistof in de keel goot. „Bah!" riep ik luid. „Dat lijkt wel gal". „Ook gal smaakt goed, als je daarna weer kunt lachen", zei Nikita. En hij goot in een teug een glas van het afschuwelijke vocht naar binnen. „Ik heb zeker in levensgevaar verkeerd, niet?" „Ja, u en Wadim allebei. U heeft het dier alleen maar uw pels vernield, maar Wadim heeft de knaap leelijk te pakken gehad. Hij bloedde tenminste als een rund". Ik begaf mij onmiddellijk naar het aan grenzende vertrek, waar Wadim op zijn bed zat en mij wat bleek en vermoeid toelachte. Dit lachje bracht mij op een dwaalspoor. Er lag iets vastberadens in, iets geruststellends, „Als wij niet op avontuur uitgaan, dan komt het avontuur bij ons", schertste ik. Hij keek mij opmerkzaam van terzijde aan. In zijn oogen lag een vreemde glans. „Ons heele leven is één groot avontuur. Wel hem, die het in eere doorstaat". Ik verzocht hem mij zijn verwondingen te laten zien, maar dat hij vond hij niet noo- dig. Uiterlijke wonden deden geen pijn, be weerde hij. Toen Tychon en Nikita de kamer hadden verlaten om buiten de beide neergeschoten beren van hun huid te ontdoen, zei Wadim, dat hij een verzoek aan mij had. Ik verzekerde hem, dat ik geheel tot zijn beschikking was. Hij behoefde slechts te zeg gen, wat hij verlangde. Ik zou het onmiddel lijk Hij onderbrak mijn bereidverklaring en schudde het hoofd. „Op het oogenblik is het nog te vroeg- Maar als ik u noodig heb, zal ik het direct laten weten". „Ik ben te allen tijde tot je dienst". Daar hij van zwakte en vermoeidheid zijn oogen sloot, liet ik hem verder alleeen. Noch tans vond ik in mijn eigen kamer geen rust. Ik vroeg mij steeds af, wat het toch wel kon zijn, dat Wadim mij te zeggen had. Twee dagen lang moest ik wachten. Op den derden dag zei hij: „Nu is het zoover. Nu kan ik u zeggen, wat ik op het hart heb!" (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1939 | | pagina 8