LUCHTBESCHERMINGSOEFENING TE BATAVIA, Hatson brengt den steen aan ft rollen H. Wandt In den strijd tegen onderzeeërs wordt door de Engelsche en Fransche marine veelvuldig gebruik gemaakt van dieptebommen. Zelfs trawlers worden als transportschepen voor dit verschrikkelijk wapen ingericht. Het aan boord brengen der projectielen Na een hevig gevecht met Britsche oorlogsschepen was een Duitsche bommenwerper genood zaakt bij de kust van Noorwegen een noodlanding te maken. Het toestel na de gedwongen daling Het diner voor de manschappen is ge reed en de kapitein komt het product der veldkeukens proeven. Een dagelijks terugkeerend tafreeltje in dagen van oorlog. De soep voor de soldaten aan het Westfront wordt gekeurd door Plapman was namelijk een stille vereerder van opwekkende vloeistoffen. Niettemin werkten zijn hersens met bijzondere scherpte en nauw gezetheid Plapman was de meest gevreesde schaakspeler van alle Londensche clubs en de be trouwbaarste encyclopaedic van de schaakkroniek. Qok misdaden, die van den gewonen vorm af weken, interesseerden hem bijzonder. Meermalen had hij door zijn heldere, logische gevolg trekkingen de politie niet onbelangrijke diensten bewezen en bij Scotland Yard stond hy dan ook in zeker aanzien. Plapman voelde zich even goed thuis in de toonaangevende gelegenheden van Westminster als in de luguberste kroegjes in de havenwijken en in de obscure spelonken van Whitechapel. Bovendien was hij een intieme Vriend van hoofdinspecteur Hardy's Havanna- Bigaren en whisky. Dikwijls placht hij Hardy op z'n bureau op te zoeken, omdat zich daar een met een groen gordijn afgesloten dossier-kast bevond, die bovengenoemde heerlijkheden aan de blikken van profane oogen onttrok. Ook nu was Plapman komen „aanwippen". Onder „aanwippen" verstond hij eenige glazen whiskey en één sigaar. Juist was hij aan het tweede glas van het tweede „aan- Wippertje" gekomen, toen mr. Hatson werd bin nengebracht. Hoofdinspecteur Har&y was in een buitengewoon goede bui, toen hij zijn weemoedig gestemden arrestant vroeg: „Kom, Hatson, wees penr en vertel me nu eens precies, hoe je aan dat Boeddhabeeld gekomen bent!" Hatson wierp eerst een smeekenden blik op Plapman en stotterde toen: „Meneer de hoofd inspecteur, ik hebik heb het in het British Museumof U me gelooft of nietin het British Museum heb ik het gestolen!" Weliswaar zette hoofdinspecteur Hardy groote oogen op, maar zyn stem klonk toch weinig be vredigend, toen hij antwoordde: „Eindelijk begint het er dus een beetje op te lijken. Hatson, je weet, dat een bekentenis voor de rechtbank altijd als een verzachtende omstandigheid geldt. Én vertel me nu maar, hoe alles in z'n werk is ge gaan". „Ik heb me den avond tevoren in het museum laten insluiten", begon Hatson, „en me in één van de zalen verborgen gehouden „In welke zaal?" viel Hardy hem in de rede. „Die dadelijk naar links, meneer de hoofdin specteur. Toen heb ik „Wat staat er in de zaal, waar je je verstopt hebt?" „In die zaalnou in die zaal daar staan leeuwen, tygers, olifanten en meer zulk soort op gezette spullen." Plapman lachte, dat de whisky-glazen op het oureau ervan schudden en hoofdinspecteur Hardy brieste: „Brutale vlegel, dat je bent! Jij bent nog nooit in je leven in het British Museum geweest!" „Nee, hoofdinspecteur", gaf Hatson kleintjes toe. „Maar alle duivels, dan kun je het Boeddha- oeeld toch ook nie* gestolen hebben!" „Nee, dat is zoo, meneer de hoofdinspecteur" luisterde mr. Hatson en hij trok daarbij een ge- -.icht, alsof hy al onder de galg stond. „Maar ezelsveulen, waarom heb je dan daarnet uekend „Waaromwaarom... ja ziet U, meneer de hoofdinspecteur, of U me gelooft of niet, maar... ziet .U, dat heb ik gedaan, omdat het vandaag den dag" zoo'n miezerig weer is!" „Waarom? En Hatson, ik waarschuw je, als je nog es zegt, dat ik je gelooven moet of niet, laat ik je op staand en voet ophangen! Een hoofdin specteur van politie gelooft niet, versta je dat! En dan zal ik je nog es wat zeggen, brutale vlerk, die je bent. Als jij me geen duidelyke en begrijpe lijke antwoorden geeft, laat ik je psychiatrisch onderzoeken. Dan kun je nog drie maanden achter getraliede vensters in observatie blijven!" „Neemt U me niet kwalijk, meneer de hoofd inspecteur, maar U moet weten, dat ik in Hyde- park woon en... nou ja, daar is het op het oogen- blik werkelijk buitengewoon nattig en nu dacht ik zoo bij mezelf, wanneer ik nog een veertien dagen tot drie weken bij U zou kunnen blijven, zou het aanmerkelijk beter weer zijn. Daarom heb ik u daarnet verteld, dat ik dat Oostersche mannetje gevraagd heb met me mee te gaan, maar U zult toch begrijpen, dat. wanneer ik het werkelijk ge stolen had, ik vast en zeker niet naar de politie gegaan zou zijn." „Hij heeft gelijk", mengde Plapman zich tn het gesprek. „Vertelt U me es, mr. Hatson", wendde hij zich toen tot den arrestant, „kunt U zich den man die U het beeldje heeft gegeven nog herinne ren?" „Hij was ongeveer zoo groot als ik en goed ge kleed. De kleur van zijn jas zou ik niet kunnen zeggen, want het was donker. Van zijn gezicht kon ik niet veel zien, want dat was weggedoken in zijn kraag. Maar wanneer ik me niet vergis, had hij een klein baardje en zal hij zoowat dertig jaar oud geweest zijn. Dat is alles wat ik van den man weet." Twee uur later werd mr. Hatson wegens gebrek aan bewijzen op vrije voeten gesteld. Hij had dat hoofdzakelijk aan Plapman te danken, die den hoofdinspecteur ervan had weten te overtuigen, dat de man onschuldig moest zijn. De kranten publiceerden een klein berichtje en het wonder lijke geval met het Boeddhabeeld scheen in het vergeetboek te raken. Twee dagen later evenwel verscheen er in een krant een kleine advertentie: William Hatson wordt verzocht zijn adres op te geven onder „Boeddha", bur. v. d. blad. Aangezien mr. Hatson een gezworen vijand van alle cultureele instellingen was, las hij ook geen krant en dus kwam de advertentie hem nooit of te nimmer onder de oogen. Maar Plapman ont ging ze niet, toen hij in een café de kranten door keek. Hij schreef dadelijk onder den naam Hat son en deelde den onbekenden adverteerder mede, dat hij, omdat hij niet over een behoorlijke wo ning beschikte, den volgenden dag om vier uur 's middags in Wapping bij de Katherine Docks zou komen en als herkenningsteeken een exem plaar van de betreffende krant in zijn linkerhand zou houden. Precies op het vastgestelde uur verscheen Plapman, alias William Hatson, op de afgesproken plaats en wachtte. Hij zag er zoo mogelijk nog haveloozer uit dan de echte Hatson en zijn mon strueuze neus scheen Zondag te vieren. Na nauwe lijks vijf minuten kwam een kleine, dikkige heer met een rose-roode paraplu onder z'n arm lang zaam aangeslenterd. Hij bleef voor den gewaan- den Hatson staan en zei lachend, met een onaan genaam klinkende, hooge, schorre stem: „Mooi weer vandaag, mr. Plapman, vindt U niet? De groeten aan William Hatson. Goedenmiddag!" En bedaard wandelde de wonderlijke man ver der. Thomas Green was rechercheur van politie en toegevoegd aan hoofdinspecteur Hardy. Bij Scotland Yard had men over het algemeen geen al te hooge dunk van Green's politioneele gaven. Hij ging door voor een in zichzelf gekeer- den droomer en zijn wonderlijke hobby hij ver zamelde ijverig alle mogelijke soorten kevers en meer zulk gedierte werd door zijn collega's danig bespot. Aan deze hobby offerde rechercheur Green het grootste gedeelte van zijn salaris op es verder leidde hij een leven, bescheidener dan da slechtst betaalde arbeider. Hoewel hij nog betrek kelijk jong was, scheen iedere ijdelheid ten aan zien van zijn uiterlijk hem vreemd te zijn. Hij droeg sinds de twee jaar, dat hij bij de Yard id dienst gekomen was, de afgedragen kleeren van zijn chef, hoofdinspecteur Hardy. En aangezien Hardy niet bepaald een waardig representant was van de voorvechters voor de slanke lijn en recher cheur Green volgens zijn collega's er in een circus een aardig duitje bij zou kunnen verdienen, wan neer hij daar liet zien, hoe hij door een lamps- glas kon kruipen, hingen zijn kleeren nogal won derlijk om zijn lichaam. Zeer opvallend was ver der rechercheur Green's gezicht. Ondanks Z5a jeugd, scheen zijn gezichtshuid oorspronkelijk voor een reus bestemd te zijn, want zij lag in tallooze rimpels en vouwen om zijn hoofd en gaf zijn droef geestige gezicht het aanzien van een verschrom pelden aardappel. Het eenige jonge aan recner- cheur Green waren zijn groote kinderoogem ZjJ waren blauw als het water van een bergmeer konden heel erg trouw de wereld in kijken, schuch ter vragen en inniggeroerd darrken. Green bezat nog een ander merkwaardige boo by. Spaarzaam als hij was, verzamelde bij, zonae voorkeur, de meest verscheidene voorwerpen, andere menschen hadden weggegooid. Omdat 03 bovendien de gewoonte had, zijn zakken nooit legen, zaten ze zóó volgepropt dat ze als reusa tige bulten van zijn magere lichaam Wanneer men die zakken eens zou hebben uito haald, zouden de verbaasde toeschouwers ong veer de volgende inventaris hebben kunnen «p- nemen: oude, aan elkaar geknoopte touwtjes, roeste pennen, gebruikte medicijnfleschjes. e* barsten fopspenen, verbogen viiligheidspei brokjes vlakelastiek, halve hoefijzers, stwt spekzwoerd, gebroken pijpenkoppen, oude tenknipsels, verfrommeld schrijfpapier en een ieg afgekloven en afgesleten potloodstompjes. (Wordt ver De Rijn wast dit jaar vroeger dan anders en reeds thans staan nabij Arnhem de uiterwaarden en laag gelegen gronden blank tot over groote uitgestrektheden. De benedenkaden langs de rivier beginnen te overstroomen De oorlogs-correspondenten, die aan het Wes. telijk front in Frankrijk vertoeven, hebben onder leiding van den generalen staf een tocht lann« de vitale punten van de verdedigingslinie ge. maakt. Het gezelschap te Straatsburg Voor het eerst werd op 10 Oc tober j.l. te Batavia een algemeene luchtbeschermings oefening gehou den, waaraan door alle bevolkings groepen, ook de inheemsche, werd deelgenomen De bemanning van het Engelsche tankschip ..Cheyenne", dat door een Duitschen onderzeeër getorpedeerd was, slaagde er in de lersche kust te bereiken, waar heen zij door de Noorsche vrachtboot „Ida Bakke", was gebracht, nadat dit schip door den onderzeeër van de torpedeering op de hoogte gesteld was Nauwelijks ruimte latend voor het pas- seeren van auto's zijn de bruggen in het Oostelijk deel van Frankrijk van barricades voorzien, waarbij militaire posten nacht en dag de wacht houden

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1939 | | pagina 8