SCHEVENINGEN GAAT TER VISCHVANGST. Hatson brengt den steen aan 't rollen Gep luit. gen. S. Nauta Pieter is be noemd tot commandant van den lucht verdedigingskring Rotterdam-Den Haag De Duitsche lucht-aanval van 16 October op de Engeische vioot. Het oogenblik, waarop ae kruiser .Edinburgh" door een bom getroffen wordt. - Deze foto werd gemaak uit een der Duitsche gevechtsmachines tijdens den aanval op de Britsche oorlogsbodems in de Firth of Forth Op hun inspectie-tocht door Londen bracht de Koning en de Koningin van Engeland een bezoek aan verschillende belangrijke gebouwen, om er de voorzorgsmaatregelen tegen luchtaanvallen in oogen- schouw te nemen door H. Wandt 5 Hy kwam namelijk rechtstreeks van Reading, waar hij twee jaar lang zijn schuld voor zoo ver die bij de politie bekend was in eenzame overdenking had uitgeboet. Destijds werd O'Connor verrast bij een inbraak, waarvoor de eerbiedwaar dige mr. Bracley hem met een stel zeer dure, mo derne, aan alle eischen des trjds voldoende werk tuigen had uitgerust. Nu was O'Connor de voor Bracley buitengewoon onaangename meening toe gedaan, dat hij voor het feit, dat hij indertijd zijn stillen vennoot niet had verraden, een schadeloos stelling tegoed had, O'Connor schatte dezen lief dedienst op tien pond sterling Bracley daarentegen was van meoiing, dat deze vanzelfsprekende rid derplicht met twee pond al goed betaald was. Juist toen Bracley O'Connor beminnelijk toevoegde, dat de duivel hem zou halen, wanneer hjj meer dao drie pond betaalde, knarste de voordeur open en een nieuwe bezoeker kwam oinnea. Bracley's roofdierengezicht vertrok onmiddellijk tot een onderdanige grijns „Nee maar, recher cheur Green! Wat verschaft mij de groote eer een zoo vooraanstaand vertegenwoordiger van onze roemruchte politie als mijn g^st te mogen be groeten? Waarmee kan ik U van dienst zijn. mr Green?" Thomas Green bloosde bij die vleiende woorden en terwijl hij zijn oogen beschaamd neersloeg, verzocht aarzelend: „Och mr. Bracley, als U misschien wat niet te sterke port hebt. zou ik graag een half fleschje van U willen hebben". Toen ging hij, na O'Conrror vriendelijk gegroet te hebben, aan de eikenhouten tafel zitten, haalde uit zijn diepe zakken een stuk gebraden vleesch en een paar sneden brood en begon rustig te eten. De inbreker had respect voor dezen zonderlin gen politieman. Dat hij op dit uur in de meest beruchte kroeg van Whitechapel, waar alles, was naar politie rook, onverzoenlijk gehaat werd, durf de komen, getuigde van een moed, die aan het on gelooflijke grensde. O'Connor wist intusschen niet, dat de dronken vagebond, die al gedurende ge- ruimen tijd aan een van de andere tafels zat en boven zijn borrel scheen te zyn ingeslapen, in elk van zijn wijde jasmouwen een browning klaar hield waarin op de kolf de naam „Scotland Yard" stond gegraveerd. En wanneer deze onschuldige recher cheur Green zijn fleschje port door een van de lage keldervenstertjes op straat had gegooid, zou den binnen een halve minuut acht tot aan de tan den gewapende agenten over de uitgesleten kelder trap naar binnen zijn gestormd. Onopvallend had Green de onmiddellijke omgeving van het etablis sement laten omsingelen. Terwijl Jack Bracley de bestelde flesch op tafel zette, hield de kastelein, zonder dat Green het merkte de vijf vingers van zijn rechterhand on der O'Connor's neus. waarmee hrj plastisch wilde uitdrukken, dat hij gezien de plotselinge verschij ning van een politieman en daarbij in een bui van grootmoedige lichtzinnigheid, bereid was vijf pond voor het stilzwijgen van den ander te betalen. O'Connor grinnikte en schudde met z'n hoofd. Re chercheur Green keek den inbreker met treurige oogen aan en vroeg belangstellend: „En, O'Connor, hoe gaat het? Wat is er voor nieuws in Reading?" „Niet veel, rechercheur. Deze hier", en daarbij wees O'Connor op een in het tafelblad gesneden kattekop, waarin op de plaats van de oogen de letters D en W. zaten, „deze hier is de vorige week terechtgesteld". „Ja, Dick Windett. Jammer van den jongen. Een flinke knaap. Alleen schieten kon hy niet. Dat had hij dan ook beter kunnen laten". En Green trok een zóó treurig gezicht, dat het leek, of de schietkunst van den roofmoordenaar hem zeer aan het hart ging. Toen Jack Bracley hoorde, dat het gesprek over zijn beroemde tafelblad ging, kwam hy van achter zijn tapkast en ging aarzelend aan het uiterste eindje van de eiken tafel zitten. Zijn vie zige hand wees op vier omlijnde letters. Een M en een L stonden onder een E en een C en daarboven stond een jaartal. „Die twee had U moeten kennen, rechercheur! Twee jongens van stavast. IJzeren kerels, maar glad en geslepen, zeg ik U. Naar wat ik gehoord heb, moeten ze naar Amerika gegaan zijn. Maar dat is nu al weer een dikke tien jaar geleden". „Ach, U bedoelt Edward Cleenharp en Mac- Lodsy! Ja, ik heb wel eens van ze gehoord. Bij Scotland Yard krijgen ze een kwade bui als er over die twee gesproken wordt. Ik geloof dat hun laat ste zaakje in Londen die inbraak in de Indiana- Bank was'" knikte Green onverschillig, en ge ïnteresseerd staarde hij naar een doode duizend poot ergens in een naad van het tafelblad. Toen zuchtte hij en stond op. „Ik moet er weer van door, heeren. Wat moet ik voor de port betalen?" Jack Bracley zwoer dat hy liever zijn hoofd zou afbijten, dan dat hij van een eerbiedwaardig politie agent, die bovendien maar één slok van de port gedronken had, ook maar een penny zou aanne men. Green bedankte hem op zijn gewone bemin nelijke manier en wendde zich toen tot den inbre ker. „Zou je een eindje met me mee willen loopen. O'Connor? Ik had nog wat met je te bepraten." O'Connor zette groote oogen op. „Moeite voor niets, rechercheur", grijnsde hij. „Ik heb niets op myn kerfstok. Ben vandaag pas uit de nor in Reading gekomen." „Weet ik, beste kerel. Ik heb er ook geen oogenblik aan gedacht om over zulke nare din gen met je te praten. Ik wou je, om zoo te zeg gen, een oogenblikje privé hebben". Jack Bracley's mond viel open van verbazing en legde een gebit bloot, waarvoor een haai zich niet zou behoeven te schamen. Toch had hij nog zooveel tegenwoordigheid van geest om voor alle zekerheid, achter Green's rug, O'Connor alle tien zijn vingers voor te houden en daarbij bevestigend te knikken. Toen de twee gasten de kroeg al lang verlaten hadden, zat mr. Bracley nog altijd aan zijn eer biedwaardige eikenhouten tafel en brak er zich den harden kop over, wat in vredesnaam die Green van dien vervloekten O'Connor zou willen. Fred Moorman, de secretaris van lord Winning- ham, had bij zijn werkgever geen gemakkelijke taak. Lord Frederic Winningham was een pedant zonderling, die zijn omgeving door zyn dwaze levenswijze tyranniseerde. Hoewel al achter in de veertig, was sir Frederic nog niet getrouwd, of schoon hy allerminst een vrouwenhater was. Vele jaren lang had hij in het buitenland gewoond. Ook was hy eenigen tijd in Indië geweest, waar hy Brahmaan geworden was. Hij was een streng vege tariër, verafschuwde alcohol en verbood ook zijn personeel het gebruik van alle vleesch, terwijl het eten nooit met dierlijk vet mocht worden bereid. Van drank moest ieder, die bij hem in dienst was, zich onthouden en hij lette scherp op, dat aan deze verboden de hand gehouden werd. Om zich heen had hij een kring van mystici verzameld, die allen „Meester" genoemd werden en zich onderscheiden door hun lange haren en hun ietwat vuile, ongewassen uiterlijk. In het be gin van zijn dienstbetrekking had Fred Moorman eens als zijn meening te kennen gegeven, dat het „Meesterschap" van deze lieden uitsluitend daarin bestond, dat zy den blind vertrouwden sir Frederic het geld uit de zak klopten, maar zijn zienswyze vond bij zijn lordschap geen ingang, terwyl hy zich bovendien een tamelijk gepeperd standje bad moeten laten welgevallen. Sinds dien tyd liet hij zijn meester maar kalm zijn gang gaan en be kommerde zich niet om diens eigenaardigheden. Zoo dikwijls zijn vrije tyd het hem veroorloofde, bezocht hij een klein restaurant in de buurt, dat om zijn uitstekende biefstuk en zijn voortreffelijke wjjnen een bijzondere reputatie genoot. Toen hij eens een van de „Meesters" in dat restaurant achter een malsche biefstuk en een schuimend glas bier ontdekte, verklaarde hij vegetariërs en afschaffers voor huichelachtige be driegers, maar wachtte er zich wel voor, sir Fre deric iets van zijn belevenis mede te deelen, want zeker zou hij te hooren hebben gekregen, dat hij niets te maken had in een zoo ellendige gelegen heid, waar verderfelyke alcohol verstrekt wordt en cadavers smakelijk worden verorberd. Lord Winningham woonde in Fark Lane in ee prachtig kasteel en had, behalve zyn secretaris, nog veertien, man personeel. Aangezien W) zeer goede loonen betaalde, hield hij zijn nien- sehen, die zich zijn eigenaardige grillen kalm he ten welgevallen. Hoogstwaarschijnlijk volgden M het voorbeeld van hun onmiddellijken aupene den secretaris Moorman, en stelden zy zich b tenhuis met biefstuk en opwekkende whlsK y schadeloos. Op een dag, dat Moorman in diepe SePe~Ta verzonken op zijn kamer zat te berekenen, or J den slechten toestand van zijn maag te wijten aan al te weinig doorbakken biefstukken dans aan een te rijkelijk Bourgogne-gebruik, storm zyn lordschap ontzet het vertrek binnen. „Moormanin vredesnaamie^ v ..fl ly'ksiets ontzettends heb ik daar in mlJ eigen huis gezien". Op de bezorgde vraag van den secretaris, er dan gebeurd was, antwoordde lord VVinnmg^ ontzet: „Stel u voor, mr. Moorman, mijn ong ster voerde mij .in de buurt van de keuken en gezien ik een lijkenlucht meende te hesp® trad ik binnen en wat denkt u, dat ik zag. Wordt vervolgd) Fransche soldalen, die tijdens de gevechten tusschen de verkenningstroepen aan het Westelijk tron ge vangen genomen waren, worden onder zwaar ge'eide per auto door de Duitschors w»ni i~*,r De lichting 1940 is Maandag opgekomen. Een vroolijke groep op weg naar het Centraal Station te A'dam, om per trein naar de garni zoensplaats te vertrekken ue l\ L.M -kindervlucht Uit Amsterdam vertrokken Maandagavond de kinderen, die naar Indië terugkeeren, per trein naar Napels, vanwaar zij per speciaal K.L M.-vliegtuig de reis naar Insulinde zullen aanvaarden. De heer G. A de Stoppelaar (rechts) en de stewardess mej Wyno'di (tweede van links) vergezellen de kinderen op den tocht Na zorgvuldige voor bereiding in verband met de in de huidige omstandigheden op zee dreigende ge varen, is Maandag onder groote belang stelling een tiental schepen uit de Sche- veningsche haven ter vischvangst vertrok Wen Sir Eric Phipps, de Engeische ambaj. sadeur te Parijs, bij aankomst op he( Elysée, waar hij door den president der Fransche republiek ontvangen werd voor een belangrijke bespreking Het groote nieuwe marktterrein van Assen is gereed en wordt Woensdag a.s. officieel in gebruik genomen

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1939 | | pagina 8