De ipwuia die Wie haakt er mee? Menu van de week VRIJDAG 17 NOVEMBER 1939 Met gezond verstand In een tijd als deze wordt er veel gepraat, en u houdt me ten goede erg veel onzin gespraat. Wij praten over den toestand zooals die zich in onze omgeving voordoet, en dat is heel begrijpelijk want wij zijn ervan vervuld, en daarom wil het ons bij elke gelegenheid die zich al of niet duidelijk voordoet, van het hart. Het zou ook niet goed zijn om aan te raden, dit niet meer te doen: een mensch moet dat, wat hem het meeste bezighoudt, zoo nu en dan eens kunnen uiten, al was het alleen maar omdat een overkropt gemoed weieens tot denkbeelden zou kunnen kernen die met de werkelijkheid niet veel meer gemeen hebben. En dan is het goed, om een ver wrongen beeld tot zijn ware proportie terug te brengen, door er in alle kalmte en met een koel verstand met een ander over te praten Maar die kalmte en dat koele verstand, daar schieten wij nu juist weieens in te kort, en let eens op den onzin die er dan gedebiteerd wordt. Laat ze praten, zult u misschien zeggen, en dat zou een goed standpunt kunnen zijn als een mensch een altijd even gelijkmatig wezen was en op de opper vlakkige gesprekken met enormiteiten van anderen fteeds als zoodanig kon zien. Maar in de eerste plaats zijn we niet altijd voldoende op onze hoede, om den onzin dien we hooren ook als zoodanig te bestempelen. Ten tweede is een vrouw spoedig gevoelig voor de indrukken en omstandigheden die zoo'n gesprek vergezellen en ten derde kan een toevallige opeenvolging van eenige van dergelijke verhalen ons het gevoel geven van: er zal dan toch zeker wel iets van waar zijn het is al de zooveelste maal dat ik het hoor. En we zouden al geen menschen moeten zijn met menschelijke gevoelens als dit alles ons niet van ons stuk bracht, en als anderen het niet aan ons merkten, zelfs al praten wij er heelemaal niet over. Zoo'n onrust deelt zich aan onze omgeving mee, de stemming wordt daardoor zwevende, men voelt zich zonder houvast. Hard u daartegen, zegt men, en dat is een goede raad, een raad die van trots en van een gepast gevoel van eigenwaarde blijk geeft: ik wil zoo worden, dat ik ten allen tijde opgewassen ben te gen den onzin die sommige menschen, zonder kwaad te bedoelen maar meer uit onnadenkend heid, ten beste geven. Het zou echter ook andersom kunnen, namelijk dat zij die den onzin eruit flappen, zichzelfs eens 'n slot op den mond legden en zich voornamen om be hoorlijk na te denken voordat zij iets gaan beweren dat kant noch wal raakt. Onzin zeggen is gemak kelijk genoeg, gezonde taal spreken is veel moei lijker, maar het pleit dan ook heel wat meer voor degene die ze uit. Onzin zeggen wijst op een op pervlakkige manier van denken, en helaas zijn er velen, ook vrouwen, die met dat oppervlakkige denken voor zichzelf best tevreden zijn. Weest dat niet, nu minder dan ooit: hoe moei lijker het leven is, hoe meer het van ons denkver mogen moet kunnen eischen. en hoe meer wij erop bedacht moeten zijn, dat wij kunnen verantwoorden wat wij zeggen: wij dienen daar onze medemen- schen mee, maar ook onze eigen persoonlijkheid. E. E. J.—P. Hoe we van oud nieuw maken Iedere huisvrouw heeft natuurlijk een dege lijk schort noodig om bij haar werkzaamheden in de keuken en het huis haar japonnen te be schermen. Zullen we eens onze zomerkleeren de revue laten passeeren en eens kijken, van welke zomer jurk we 't best dit grappige en toch degelijke schortje kunnen maken? Natuurlijk moet de stof wat stevig zijn: linnen of sterk katoen vol doet wel het beste. We kiezen een jurk uit, die onder de armen versleten is en dus als zoodanig geen dienst meer kan doen, maar waarvan de stof in de wasch ng niet al te veel heeft geleden. Een donkere, gedekte kleur verdient de voorkeur boven een lichte. Aan onze teekening kunt u zien, hoe bizonder eenvoudig het modelletje is. Het schortje heeft een strak lijfje met twee figuurnaadjes van voren. Het eenigs-zins rond geknipte onderstuk wordt er aan gerimpeld en op den rug wordt 't scljortje met één of twee paar bandjes ge sloten. Voor het lijfje zal ook een knoop en knoopsgat wel voldoen. Tenslotte draait u een smallen, dubbelge vouwen band van dezelfde stof aan de twee schouders vast, zoodat er een lus gevormd wordt waar het hoofd wordt doorgestoken. Dit is een praetische manier; de schouders kunnen nu niet afglijden! Zondag: Aardappelen Runderrollade Gort met rozijnen Andijvie Donderdag: Aardappelen Gebakken spek, Beschuit met jam Bruine boonen of versierd met wat capucijners, slagroom. Gebakken uien. Maandag: Aardappelen Jachtschotel van Appelmoes. resten rollade, Vrijdag: Bieten, Boonen of capucijner- Vruchten. soep Dinsdag: Gekookte eieren Macaronisoep, Botersaus Varkenslapjes, Aardappelen Spruitjes Andijvie en bietensla Aardappelen Zaterdag: Woensdag: Pannekoeken met Gehakt. stroop §avoyekool, Appelen. Voor jong en oud een sjaaltje a la Volendam Het schalksche Volendamsche meisje in haar kleurige kleederdracht had weinig vermoeden, dat de stadsjuffer, die een praatje met haar maakte, onderwijl haar oogen goed de kost gaf en haar vroolijke zwierige sjaaltje nauwkeurig bestudeerde. Het kostelijke korenblauw met het helderwitte borduursel durfde nauwelijks eenige gedachten opwekken aan het eigenlijke doel van het kleedingstuk, het afwisschen van het jelaat. Zoowel mannen als vrouwen dragen .het en zou u een Volendaimmerl vragen, hoe zoo'n sjaaltje genoemd wordt, dan zou u een heel on parlementair woord te hooren krijgen. Wij zul len het daarom maar noemen: een sjaaltje a la Volendam. Wat zou zoo'n kleurig en fleurig dingske ook niet een bekoorlijk effect maken bij een spor tief mantelpakje of een leuke tweed-jas! Of straks bij het costuumpje voor onze heerlijke Holiandsche schaatsenrijderijEn de kinderen wat zullen zij trotsch zijn op zoo'n vroolijke aan winst in den somberen winter. Dat wordt een sjaaltje dat nooit vergeten aan den kapstok zal blijven hangen! En wat is het niet een echt Hollandsch geschenk met Sint of Kerstmis voor een buitenlandsche vriend of vriendin! Maar dan zelf gemaakt, dat is juist het aardige in zoo'n cadeau. Het is een prettig werkje, dat in een enkel uurtje klaar is. dus kan daar niemand eenig bezwaar tegen hebben. Een leuk werkje ook, voor een heel klein handwerkstertje; het is eenvoudig genoeg! Ter lengte van 70 a 75 cM. haken wij met koren-blauwe zephir- of crêpewol eerst lossen en hierop gewone vaste. In heen- en weergaande toeren moet het lapje een breedte krijgen van 71/2 cM. Om het haakwerk mooi glad te krijgen worden voor de vasten na den eersten toer de beide bovenlussen van de vasten van den vorigne toer opgenomen. Na dit haken worden met witte wol boven- en onderzijde van het lapje afgewerkt; eerst komt een rij gewone vaste, aan het eind hier van breken wij de draad gewoon af en begin nen vooraan weer opnieuw, thans met een toertje van: één vaste, drie losse, één vaste, drie losse, enz. Voor de drie losse slaan wij dan steeds één vaste van den vorigen toer over. Daarna volgt het witte borduursel, dat ook al zeer eenvoudig is. In een maasnaald steken wij een dubbele draad en hiermede stoppen wij tusschen de steken van het blauwe haakwerk door, zoodat aan beide zijden de witte wol goed te zien is. Eerst aan de boven- en onderzijde van het lapje twee rijen één op één neer, één vaste met elkaar verschillend en één toer van het witte haakrandje verwijderd. Van deze twee rijien witte steekjes naar het midden toe drie toeren vasten overslaan en het overige bor- durusel aanbrengen door thans twee op twee neer te stoppen. Deze rijen verschillen onderling één vaste in dezelfde richting met elkaar, zoodat er een diagonaal ontstaat. Thans volgen de dikke kwastjes, aan ieder uiteinde van het lapje zeven stuks; 4 blauwe en 3 witte. Hiertoe worden eerst met wol zeven lusjes langs de breedte gehaakt, waarin dan de kwastjes geknoopt kunnen worden. Deze moe ten, wanneer zij klaar zijn, 32 draden dikte en 5 a 6 cM. lengte tellen voor het meest geslaagde effect. NORA HANA. Recepten Maaltijd voor 4 personen, bestaande uit: pannekoeken met stroop, en appelen. IV2 pond bloem Pl.m. IV2 L. melk. Va ons gist. 1 ons boter 1 ons stroop. 4 appelen. Pannekoeken bakken. De melk verwarmen en met een klein beetje hiervan de gist aanmaken. De bloem in een groo- te kom doen, de gist toevoegen en ruim V2 L. melk er bij schenken. Alle klontjes uit het beslag roeren en het beslaan zoodat het luchtig wordt. Dan de rest van de melk en het zout toevoegen en het beslag minstens 1 uur laten rijzen, bij de kachel of in lauw water. Daarna pannekoeken bakken, deze met behulp van een deksel oankee- ren. Stroop er bij geven. Maaltijd voor 4 personen bestaande uit: Jachtschotel, bieten, vruchten. 400 gr. koude rollade '2 pond uien IV2 K.G. aardappelen. 40 gram vet Kruiden en zout. Bloem 4 appelen of peren. 1 K. G. bieten 40 gr. boter of vet. Bereiding van de jachtschotel: Het vleeseh klein snijden, de uien snipperen en in 40 gram vet van de overgebleven jus bruin bakken. Het vleeseh toevoegen, evenals het brui ne van de jus, dat voor de helft met water ver dund wordt en kruiden naar smaak mee laten stoven (laurierblad, peperkorrel, kruidnagel). Na pl.m. 15 minuten de vleeschmassa met bloem binden. De gekookte aardapp,len in plakken snijden en deze laag om laag met de ragout in een vuurvasten schotel leggen. Wat paneermeel er over strooien, een paar stukjes vet of boter opleggen, en de schotel in de oven zetten tot hij goed warm is. Heeft men geen oven, dan doet men alles in een geëmailleerden schotel en laat deze op een petroleumstel of kleine gaspit staan tot alles goed doorgestoofd is. Twaalf regels voor het braden van groot vleeseh. Groot vleeseh, b.v. rollade, fricandeau, ribstuk, e.d., kan in den oven in de braadslede, of op het vuur in een granietijzeren pan gebraden worden Hieronder volgen voor beide methoden de al- gemeene regels: 1 Weeg het vleeseh om den braadtijd te bepa len en om de hoeveelheid vet en zout te be rekenen. 2 Wasch het af met kokend water, zoodat het vleeseh dichtschroeit en minder sap verlie zen zal. 3 Wrijf het in met zout en reken 5 gr. zout op 1 pond vleeseh. Laat het niet langer dan 15 minuten gezouten staan, daar er anders te veel sap uittrekt. 4 Reken per pond vleeseh pl.m. 1 ons vet, bo ter of half vet, half boter of margarine. 5 Doe het vet in de braadslede of in de pan en laat het goed heet worden. 6 Leg het vleeseh er in en schroei het in het heete vet aan alle kanten dicht. 7 Bedruip het vleeseh dat in den oven klaar gemaakt wordt, elke 15 minuten met het vet. Keer het vleeseh, dat bovenop gebraden wordt, telkens om. 8 Voeg een scheutje water bij de jus, als deze te donker wordt, echter niet voordat het vleeseh gelijkmatig bruin is. Doe de deksel er op. 9 Laat het vleeseh zoolang in de pan, tot het voldoende gaar is. Keer het af en toe in de pan om. In den oven laat men het vleeseh den vereischten tijd staan. Dikwijls bedrui pen, zoo noodig water bij de jus doen. 10 Het vleeseh uit de pan of braadslee nemen, de jus goed heet laten worden en er voor zichtig water bij gieten. Al het bruine be zinksel goed los maken, dit lost op in het water en geeft mooie bruine jus. (Op een le pel 1/3 vet, 2/3 bruin). 11 Onderzoekt door te prikken of het vleeseh voldoende gaar is. Uit rauw vleeseh b.v. roast- beaf mag rood vocht komen, uit half gaar vleeseh b.v. rollade rose vocht, uit gaar vleeseh bruin vocht. 12 Braadtijd per pond: roastbeaf 15 a 20 minuten; ribstuk, rollade 20 a 25 minuten; kalfsvleesch 30 a 35 minuten; varkensvleesch 35 a 40 minuten; voor vleeseh, dat bovenop gebradén wordt, rekent men 5 minuten per pond extra. De oven moet, als het vleeseh er ingezet wordt, goed heet zijn. Voor warmteverlies, door het be druipen van het vleeseh veroorzaakt, rekent men pl.m. 10 minuten behalve den braadtijd van het vleeseh. Voor sneeuw en ijs „Neemt u er nog eentje", noodt mijn gast vrouw, terwijl ze haar hoofd met een moe glimlachje half naar mij omwendt. „U zult er niets van krijgen en 't helpt goed voor de kou. Kijk eens, hoe aardig die stukjes goud zijn?" Ze houdt een flacon met Danziger Goldwasser omhoog, zoodat ik de goudige vonkjes in de witte, als water uitziende vloeistof zie zweven. Voorzichtig schenkt ze nu het kostelijk goedje in de likeurglaasjes, en zet ze met een haast kinderlijk trosch gebaar op het lage tafeltje bij de kachel. „Wat een merkwaardige mengeling van jeugd en ouderdom", denk ik, terwijl mijn blikken van haar lange slanke gestalte in de grauwe japon naar het fletse gezichtje met de smarte lijk geresigneerde trekken gaan. „Die heeft een student in de chemie voor me gebrouwen", zegt ze met een schoolmeisjesachtige schalkschheid in haar stem, terwijl ze naar een rijtje flacons op het buffet wuift. Hij was vijf jaar lang bij me en pension. Wat hebben we vaak een pret met hem gehad, mijn dochter en ik en de an dere gasten". Haar gezicht wordt opeens heel jong en ze schiet in een korte lach. „Mevrouw, we moeten wat te drinken hebben", zei hij op een goeien avond, toen we allemaal een beetje verveeld bij elkaar zaten. „Ga maar naar den wijnkelder en zoek wat uit, hier heb je de sleutels", riep ik hem overmoedig toe. Hij wist best, dat er heelemaal geen wijn was, maar hij nam de sleutels met een ernstig gezicht aan en liep de kamer uit. Het duurde een heelen tijd; toen stak hij plotseling zijn hoofd om den hoek van de deur en noodigde ons allemaal uit, in de keuken te komen kijken. Daar vonden we hem in zijn witte laboratoriumjas druk bezig met allerlei fleschjes en flaconnetjes, en daar had hij me zoowaar vier verschillende likeurs ge maakt! Niet lang daarna studeerde hij af en toen hij afscheid nam, klopte hij me op mijn schouder en zei „Hou maar goeden moed, me vrouwtje, en wanneer het daarbinnen een beetje erg koud wordt, neemt u dan maar een borrel en denk dan nog eens aan mij! Het blije is nu heelemaal uit haar gezicht verdwenen. Ze staart in de verte, terwijl een klein zenuwtrekje om haar mond speelt. „Dat is nu ook al weer vijf jaar geleden. Ze komen, je neemt ze een tijdje in je leven op, en ze gaan weer, voor goed!" „Maar u hebt toch uw dochter en Trientje, uw trouwe dienstbode?" waag ik er troostend tegen in te brengen. „Ja, mijn dochter, wanneer ik die niet had! Weet u, dat ik soms het gevoel heb, dat zij de man hier in huis is? Het kan me soms zoo verdrietig maken, dat ze zoo wei nig heeft, altijd maar op kantoor, en thuis eeuwig met vreemde menschen. Het eenige plekje, dat we samen hebben, is onze slaap kamer. En toch is ze altijd' zoo flink en doortas tend. Ik ben eigenlijk maar zoo'n hulpelooze zwakke vrouw". „Maar u heeft toch het heele pension opge zet lieve mevrouw; alles drijft toch op u!" „Ik moest wel, maar ik heb altijd geweten, dat ik meer gedreven werd door de bittere noodzaak, dan dat ik zelf mijn leven in de hand had. Ach, u weet het niet, hoe gauw het gaat, je wacht en je wacht, of er misschien nog eens een wending komt, maar er gebeurt niets, niets: zoo wacht ik al vijf-en-twintig jaar. lederen morgen, wanneer ik wakker word, is het er weer, die loodzware druk op mijn borst, die mijn lichaam verlamt. Menschen, die dat niet kennen, kan je het ook niet duidelijk maken". „Vertelt u het mij maar. Misschien begrijp ik het wel". „Ziet u", vervolgt ze haast fluisterend, „ik was heel heel jong. toen ik trouwde, achttien jaar en toen werd ik gevraagd door een dok ter, die een stuk ouder was dan ik. Hij had me nog als kind gekend en hij was altijd zoo aar dig voor me geweest. Ik had geen vader meer en hij had iets over zich, waardoor ik me zoo rustig en geborgen bij hem voelde. Ik weet nog, dat ik op mijn trouwdag aldoor maar dacht: Nu ben je veilig, altijd veilig!" Er klinkt even een schril lachje, dat diep uit haar borst schijnt te komen en ik schrik op, om haar gezicht te zoe ken; maar dadelijk buig ik mijn hoofd weer, om haar de moeilijke biecht niet nog zwaarder te maken. „Na een jaar werd ons dochtertje ge boren; kort daarna werd hij ziek, een tijdje la ter ook mijn moeder. Twee jaar lang heb ik niets gedaan dan zieken verplegen, toen stier ven ze, kort na elkaar". Ik zag plotseling het naambordje op de buitendeur voor me: Dr. H. Brouwe arts, waar ik bij mijn aankomst niets van begrepen had, „Dus", stamelde ik verward, „u bent altijd in hetzelfde huis blijven wonen?" Ik kon hier niet wegkomen, alles was zoo vol herin nering: ik heb alles zoo gelaten als. het was, zelfs Trientje is altijd bij me geblevën. Alleen.... zijn portretten, die heb ik diep weggeborgen. Dat had me teveel pijn gedaan". „Maar u had toch een nieuw leven kunnen beginnen, naar een andere stad kunnen verhui zen en daar kunnen gaan werken?" „Ach, dat is allemaal zoo gemakkelijk ge zegd, maar ik had hier mijn heele jeugd door gebracht, en mijn familie woonde hier ende tijd was anders. O, ik kan er die jonge vrouwen van tegenwoordig om benijden: ze wachten niet meer gelaten af. Maar ik.... ik had nog als hoogste deugd het wachten geleerd. Ik had zoo'n behoefte aan steun, en aan iemand, die eens tegen me zei: „Dat heb je goed gedaan, mijn kind". Ik dacht aan een gesprek met haar doortastende dochter met de eenigszins manne lijke trekken en gebaren, die met even een ver- teedering in haar stem tegen me had gezegd: „Ach, mijn moeder is zoo hulpbehoevend; ze had een man zoo noodig gehad. Ik kan wel al leen zijn, maar zij is zoo'n echte vrouw". Zij moest wel de man worden, om dit trieste ge zin een ruggegraat te geven, denk ik, maar zal haar verdrongen vrouwelijkheid ook niet eens met een schreeuw wakker worden? Ik hoor de moede stem van mijn gastvrouw voortgaan: „Hoevpel menschen heb ik niet zien komen en gaan. Ze komen even uit de duisternis in je gezichtskring. Een korten tijd leef je al hun vroolijke en tragische belevenissen mee; je gaat je voor ze interesseeren, en danhet ga je goed en voorbij, verdwenen in het onbekende. Zij kunnen weggaan, wie weet naar wat voor geluk, en wij blijven, mijn dochter, mijn dienst bode en ik, en wachtenop nieuwe men schen. „Maar is er dan nooit eens iets nieuws voor u gekomen?" vraag ik schuchter; u was toch nog zoo jong?" „Een paar maal heb ik kunnen hertrouwen, maar ik had angst, angst voor het geluk van mijn kind envoor mijn herinneringen. En ookf ik dacht: het leven is zoo lang, ik heb nog den tijd. Ja, zoolang je nog jong bent. denk je altijd, dat je nog zooveel tijd hebt. Maar op een dag word je wakker en het vlijmt door je heen: „voorbij, voorbij, en dan knaagt het in je: had ik maar dit, had ik maar dat!" „Maar als uw dochter nu nog eens.dan zou er voor u toch ook een nieuw leven begin nen", probeer ik te troosten. „Wat heb ik daaraan", stoot ze onverwachts fel uit Ik schrik op van haar rauwe kreet en kijk haar aan. Op haar wangen teekenen zich roode vlekjes af, maar haar mond plooit zich reeds weer tot de smartelijk geresigneerde glimlach. „Vergeeft u me, het was niet zoo bedoeld", brengt ze er beheerscht uit, en schoolmeisjes achtig lenig opstaand loopt ze naar het buffet, neemt één van de flacons, en deze met een uit- rioodigend gebaar ophoudend, schertst ze wee moedig: „Laten we er nog één nemen, het is goed voor de kou". M. B. Al zullen er dit jaar weinigen naar de sport gaan, toch zullen we een ijstrui noodig j voor onze Holiandsche wintersport. Deze trui is gebreid van hardblauwe z.g. 4I wolle.die waterdicht is. De versiering, sliS ceintuur is van rood. We hebben noodig wol, een restantje rood, een roode patent:' die geheel open kan van 40 c.M. en twee no. 4. De maat is 44. Rug. We zetten 70 steken op en breien pennen recht en daarna een pen recht, e.-. aver. Na 50 toeren meerderen we voor'ei om de 8 toeren, een steek bij, tot we 80 st, We breien dan verder tot het armsgat, dit u-. toeren boven den onderrand, en kanten dan*'1 j het armsgat 10 st. af. (4-3-2-1). Nu breien»!!? 36 toeren en breien dan den schouder schuim®' -0' Dit doen we door telkens rechts en li„krrJ»® op de pen te laten staan, tot we in het st. overhouden. Deze 20 st. zijn voor de.. kanten we af, de andere 20 st. links en reciftj voor den schouder en breien we later m schouder van het voorpand te zamen. De ave sche kant is de voorkant. Voorpand. Voor het voorpand zetten wei op en breien eerst weer 8 pennen recht. Ini pen beginnen we met de kabel en voor bij ting komt een randje van ribbels, dus de e&3 st. breien we daar telkens recht. De 9de pen dus: 3 r. 4 a., 10 r. (voor de kabel) en de resl Teruggaande het omgekeerde hiervan. Ais pennen zoo hebben gebreid, maken we den s_ door met behulp van een 3de pen de tweedTj|. 1 over de eerste te leggen. We breien nuwgij?. pennen verdere en draaien weer. Na 50 peiT1 boven den rand beginnen we aan den zijnaad*^ om de 8 pennen een steek te meerderen, tot t| st. op de pen zijn. Als we bij het armsgat j (meten naar den rug) kanten we weer 10 st.all boven, en na de eerste pen, dus als we 4 st. kant hebben, zetten we, met 9 st. tusschen anderen kabelrand,, een nieuwen kabelransf^ weer van 10 recht. Deze pen is dus: (aan deni keerden kant) 4 afkanten, 10 r„ 10 a., 9 r., 10 a.' en terug: 3 r., 4 a., 10 r., 9 a., 10 r., 10 a, We?, nu door met afkanten van het armsgat en me;] maken en draaien van de kabel, tot we naast i middennaad een kabel van S slingers hebbeil kanten we voor den hals 20 st. af, eerst 10 s:| dan nog 5 x 2 st. De 20 st. van den s< breien we op als van den rug. Het andere:; pand is een spiegelbeeld van het eerste; men er echter voor dat de slingers naar elkaar draaien. Mouw. Aan den kop te beginnen zetten *i| op 13.a., 10 r., 13 a. We breien de mouw I alweer met een kabel in het midden, die om de pennen gedraaid wordt als bij het voorpand.!] de 3 pennen meerderen we bij die 36 st, een if tot er 50 st. op de pen staan. Nu zetten we e] één keer voor en achter 12 st. bij op en me: r 74 st. breien we de mouw verder. We mini om de 6 pennen voor en achter een st. tot Mi en dan om de 8 pennen tot 50 st. en om ds pennen tot 40 st. Als de mouw 9 slingers telt bré we nog een boordje van 8 pennen en kantend] Boordje. Het boordje wordt apart geb:: we zetten 56 st. op en breien 14 pennen Afkanten. Opmaak. De deelen worden onder een tige doek gestreken en alles op de machine in gestikt. Aan den voorkant komt van de taille boven een' roode patentsluting. Nu haken we felrood biesjes van 6 lossen, waarop 2 toi vasten, die we door het gat rijgen dat ontei telkens bij het draaien van de kabel. De biesjes' den aan den binnenkant onzichtbaar vast maakt. Natuurlijk een ceintuur in dezelfde kleur. SP.—E 8Ch' Wie niet rijk ismoet slim zijl In deze moeilijke tijden is zuinig zijn m£| dan ooit geboden. Daarom geven we vandd 1 eens een alleraardigst ideetje, hoe u een Iffi-J c kist kunt maken, die tevens een leuk ntól 2 vormt. Vooral voor dames die klein behuisd:;! is dit een uitkomst. Links ziet u de hooikist ij rooktafeltje. Wat u te doen hebt, om dit aardige meubelI 1 verwerven? u vraagt eenvoudig aan uw kruis* I nier een leeg botervaatje, legt hierin op denI dem een rond kussentje, dat er precies in pas:21 naait hierop vast een zak (van flanel of «s I dergelijke stof, liefst wat warm), vraan I twee hooikistpannen passen. De zak moet I eindje boven de op elkaar geplaatste paajM uitsteken, want er komt straks nog sentje tusschen. Nu spijkert u het eerste kussentje op den dem vast, of u kunt ook het kussentje in dep11 leggen en dan het geheel vastspijkeren. Z» I dat zit stevig! Vervolgens zet u de pannen ïpjj 1 zak en vult rondom de ruimte tusschen zakI buitenwand aan met hooi, houtwol of inee% r frommeld krantenpapier. De bekleeding W l wordt nu boven langs den rand van het Hfflwj 1 tje vastgespijkerd. Nu maken we nog j kussens: een voor tusschen de twee pannen een voor bovenop en de zaak is klaar! Tenmu ste de hoofdzaak. We kunnen nu voor de afwerking van on hooikist tweewegen bewandelen. Willen we" rooktafeltje maken, dan wordt het bovenste sentje, dat flink stijf in de opening moe,A. ten, vastgespijkerd op een blad van dat u netjes lakt in de gewenschte kleur. Het w netje wordt tenslotte in dezelfde kleur geje Aardig is het de banden een ander tintje te s ven. Rechts ziet u een eenvoudiger bewerking de hooikist. Van een aardig lapje cretonw1 u misschien nog wel hebt liggen, maakt u tweeden zak om het tonnetje. Deze VWW* te wijd genomen en doorgenaaid met een aardig kussen er op en de zaak is *aar'

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1939 | | pagina 8