De ipwuia die
Wie haakt er mee?
Menu van de week
VRIJDAG 17 NOVEMBER 1939
Met gezond verstand
In een tijd als deze wordt er veel gepraat, en
u houdt me ten goede erg veel onzin gespraat.
Wij praten over den toestand zooals die zich in
onze omgeving voordoet, en dat is heel begrijpelijk
want wij zijn ervan vervuld, en daarom wil het ons
bij elke gelegenheid die zich al of niet duidelijk
voordoet, van het hart.
Het zou ook niet goed zijn om aan te raden, dit
niet meer te doen: een mensch moet dat, wat hem
het meeste bezighoudt, zoo nu en dan eens kunnen
uiten, al was het alleen maar omdat een overkropt
gemoed weieens tot denkbeelden zou kunnen
kernen die met de werkelijkheid niet veel meer
gemeen hebben. En dan is het goed, om een ver
wrongen beeld tot zijn ware proportie terug te
brengen, door er in alle kalmte en met een koel
verstand met een ander over te praten
Maar die kalmte en dat koele verstand, daar
schieten wij nu juist weieens in te kort, en let eens
op den onzin die er dan gedebiteerd wordt.
Laat ze praten, zult u misschien zeggen, en dat
zou een goed standpunt kunnen zijn als een mensch
een altijd even gelijkmatig wezen was en op de opper
vlakkige gesprekken met enormiteiten van anderen
fteeds als zoodanig kon zien. Maar in de eerste
plaats zijn we niet altijd voldoende op onze hoede,
om den onzin dien we hooren ook als zoodanig te
bestempelen. Ten tweede is een vrouw spoedig
gevoelig voor de indrukken en omstandigheden die
zoo'n gesprek vergezellen en ten derde kan een
toevallige opeenvolging van eenige van dergelijke
verhalen ons het gevoel geven van: er zal dan toch
zeker wel iets van waar zijn het is al de zooveelste
maal dat ik het hoor.
En we zouden al geen menschen moeten zijn
met menschelijke gevoelens als dit alles ons niet
van ons stuk bracht, en als anderen het niet aan
ons merkten, zelfs al praten wij er heelemaal niet
over. Zoo'n onrust deelt zich aan onze omgeving
mee, de stemming wordt daardoor zwevende, men
voelt zich zonder houvast.
Hard u daartegen, zegt men, en dat is een goede
raad, een raad die van trots en van een gepast
gevoel van eigenwaarde blijk geeft: ik wil zoo
worden, dat ik ten allen tijde opgewassen ben te
gen den onzin die sommige menschen, zonder
kwaad te bedoelen maar meer uit onnadenkend
heid, ten beste geven.
Het zou echter ook andersom kunnen, namelijk
dat zij die den onzin eruit flappen, zichzelfs eens 'n
slot op den mond legden en zich voornamen om be
hoorlijk na te denken voordat zij iets gaan beweren
dat kant noch wal raakt. Onzin zeggen is gemak
kelijk genoeg, gezonde taal spreken is veel moei
lijker, maar het pleit dan ook heel wat meer voor
degene die ze uit. Onzin zeggen wijst op een op
pervlakkige manier van denken, en helaas zijn er
velen, ook vrouwen, die met dat oppervlakkige
denken voor zichzelf best tevreden zijn.
Weest dat niet, nu minder dan ooit: hoe moei
lijker het leven is, hoe meer het van ons denkver
mogen moet kunnen eischen. en hoe meer wij erop
bedacht moeten zijn, dat wij kunnen verantwoorden
wat wij zeggen: wij dienen daar onze medemen-
schen mee, maar ook onze eigen persoonlijkheid.
E. E. J.—P.
Hoe
we van
oud
nieuw
maken
Iedere huisvrouw heeft natuurlijk een dege
lijk schort noodig om bij haar werkzaamheden
in de keuken en het huis haar japonnen te be
schermen.
Zullen we eens onze zomerkleeren de revue
laten passeeren en eens kijken, van welke zomer
jurk we 't best dit grappige en toch degelijke
schortje kunnen maken? Natuurlijk moet de
stof wat stevig zijn: linnen of sterk katoen vol
doet wel het beste.
We kiezen een jurk uit, die onder de armen
versleten is en dus als zoodanig geen dienst meer
kan doen, maar waarvan de stof in de wasch
ng niet al te veel heeft geleden. Een donkere,
gedekte kleur verdient de voorkeur boven een
lichte.
Aan onze teekening kunt u zien, hoe bizonder
eenvoudig het modelletje is. Het schortje heeft
een strak lijfje met twee figuurnaadjes van
voren. Het eenigs-zins rond geknipte onderstuk
wordt er aan gerimpeld en op den rug wordt
't scljortje met één of twee paar bandjes ge
sloten. Voor het lijfje zal ook een knoop en
knoopsgat wel voldoen.
Tenslotte draait u een smallen, dubbelge
vouwen band van dezelfde stof aan de twee
schouders vast, zoodat er een lus gevormd wordt
waar het hoofd wordt doorgestoken.
Dit is een praetische manier; de schouders
kunnen nu niet afglijden!
Zondag:
Aardappelen
Runderrollade
Gort met rozijnen
Andijvie
Donderdag:
Aardappelen
Gebakken spek,
Beschuit met jam
Bruine boonen of
versierd met wat
capucijners,
slagroom.
Gebakken uien.
Maandag:
Aardappelen
Jachtschotel van
Appelmoes.
resten rollade,
Vrijdag:
Bieten,
Boonen of capucijner-
Vruchten.
soep
Dinsdag:
Gekookte eieren
Macaronisoep,
Botersaus
Varkenslapjes,
Aardappelen
Spruitjes
Andijvie en bietensla
Aardappelen
Zaterdag:
Woensdag:
Pannekoeken met
Gehakt.
stroop
§avoyekool,
Appelen.
Voor jong en oud een
sjaaltje a la Volendam
Het schalksche Volendamsche meisje in haar
kleurige kleederdracht had weinig vermoeden,
dat de stadsjuffer, die een praatje met haar
maakte, onderwijl haar oogen goed de kost gaf
en haar vroolijke zwierige sjaaltje nauwkeurig
bestudeerde. Het kostelijke korenblauw met het
helderwitte borduursel durfde nauwelijks eenige
gedachten opwekken aan het eigenlijke doel
van het kleedingstuk, het afwisschen van het
jelaat. Zoowel mannen als vrouwen dragen .het
en zou u een Volendaimmerl vragen, hoe zoo'n
sjaaltje genoemd wordt, dan zou u een heel on
parlementair woord te hooren krijgen. Wij zul
len het daarom maar noemen: een sjaaltje a la
Volendam.
Wat zou zoo'n kleurig en fleurig dingske ook
niet een bekoorlijk effect maken bij een spor
tief mantelpakje of een leuke tweed-jas! Of
straks bij het costuumpje voor onze heerlijke
Holiandsche schaatsenrijderijEn de kinderen
wat zullen zij trotsch zijn op zoo'n vroolijke aan
winst in den somberen winter. Dat wordt een
sjaaltje dat nooit vergeten aan den kapstok zal
blijven hangen! En wat is het niet een echt
Hollandsch geschenk met Sint of Kerstmis voor
een buitenlandsche vriend of vriendin! Maar
dan zelf gemaakt, dat is juist het aardige in
zoo'n cadeau. Het is een prettig werkje, dat in
een enkel uurtje klaar is. dus kan daar niemand
eenig bezwaar tegen hebben. Een leuk werkje
ook, voor een heel klein handwerkstertje; het
is eenvoudig genoeg!
Ter lengte van 70 a 75 cM. haken wij met
koren-blauwe zephir- of crêpewol eerst lossen en
hierop gewone vaste. In heen- en weergaande
toeren moet het lapje een breedte krijgen van
71/2 cM. Om het haakwerk mooi glad te krijgen
worden voor de vasten na den eersten toer de
beide bovenlussen van de vasten van den vorigne
toer opgenomen.
Na dit haken worden met witte wol boven-
en onderzijde van het lapje afgewerkt; eerst
komt een rij gewone vaste, aan het eind hier
van breken wij de draad gewoon af en begin
nen vooraan weer opnieuw, thans met een
toertje van: één vaste, drie losse, één vaste,
drie losse, enz. Voor de drie losse slaan wij dan
steeds één vaste van den vorigen toer over.
Daarna volgt het witte borduursel, dat ook
al zeer eenvoudig is. In een maasnaald steken
wij een dubbele draad en hiermede stoppen wij
tusschen de steken van het blauwe haakwerk
door, zoodat aan beide zijden de witte wol goed
te zien is. Eerst aan de boven- en onderzijde
van het lapje twee rijen één op één neer, één
vaste met elkaar verschillend en één toer van
het witte haakrandje verwijderd. Van deze
twee rijien witte steekjes naar het midden toe
drie toeren vasten overslaan en het overige bor-
durusel aanbrengen door thans twee op twee
neer te stoppen. Deze rijen verschillen onderling
één vaste in dezelfde richting met elkaar, zoodat
er een diagonaal ontstaat.
Thans volgen de dikke kwastjes, aan ieder
uiteinde van het lapje zeven stuks; 4 blauwe
en 3 witte. Hiertoe worden eerst met wol zeven
lusjes langs de breedte gehaakt, waarin dan
de kwastjes geknoopt kunnen worden. Deze moe
ten, wanneer zij klaar zijn, 32 draden dikte en
5 a 6 cM. lengte tellen voor het meest geslaagde
effect. NORA HANA.
Recepten
Maaltijd voor 4 personen, bestaande uit:
pannekoeken met stroop, en appelen.
IV2 pond bloem
Pl.m. IV2 L. melk.
Va ons gist.
1 ons boter
1 ons stroop.
4 appelen.
Pannekoeken bakken.
De melk verwarmen en met een klein beetje
hiervan de gist aanmaken. De bloem in een groo-
te kom doen, de gist toevoegen en ruim V2 L.
melk er bij schenken. Alle klontjes uit het beslag
roeren en het beslaan zoodat het luchtig wordt.
Dan de rest van de melk en het zout toevoegen
en het beslag minstens 1 uur laten rijzen, bij de
kachel of in lauw water. Daarna pannekoeken
bakken, deze met behulp van een deksel oankee-
ren. Stroop er bij geven.
Maaltijd voor 4 personen bestaande uit:
Jachtschotel, bieten, vruchten.
400 gr. koude rollade
'2 pond uien
IV2 K.G. aardappelen.
40 gram vet
Kruiden en zout.
Bloem
4 appelen of peren.
1 K. G. bieten
40 gr. boter of vet.
Bereiding van de jachtschotel:
Het vleeseh klein snijden, de uien snipperen
en in 40 gram vet van de overgebleven jus bruin
bakken. Het vleeseh toevoegen, evenals het brui
ne van de jus, dat voor de helft met water ver
dund wordt en kruiden naar smaak mee laten
stoven (laurierblad, peperkorrel, kruidnagel).
Na pl.m. 15 minuten de vleeschmassa met bloem
binden. De gekookte aardapp,len in plakken
snijden en deze laag om laag met de ragout in
een vuurvasten schotel leggen. Wat paneermeel
er over strooien, een paar stukjes vet of boter
opleggen, en de schotel in de oven zetten tot hij
goed warm is. Heeft men geen oven, dan doet
men alles in een geëmailleerden schotel en laat
deze op een petroleumstel of kleine gaspit staan
tot alles goed doorgestoofd is.
Twaalf regels voor het braden van groot vleeseh.
Groot vleeseh, b.v. rollade, fricandeau, ribstuk,
e.d., kan in den oven in de braadslede, of op het
vuur in een granietijzeren pan gebraden worden
Hieronder volgen voor beide methoden de al-
gemeene regels:
1 Weeg het vleeseh om den braadtijd te bepa
len en om de hoeveelheid vet en zout te be
rekenen.
2 Wasch het af met kokend water, zoodat het
vleeseh dichtschroeit en minder sap verlie
zen zal.
3 Wrijf het in met zout en reken 5 gr. zout op
1 pond vleeseh. Laat het niet langer dan 15
minuten gezouten staan, daar er anders te
veel sap uittrekt.
4 Reken per pond vleeseh pl.m. 1 ons vet, bo
ter of half vet, half boter of margarine.
5 Doe het vet in de braadslede of in de pan
en laat het goed heet worden.
6 Leg het vleeseh er in en schroei het in het
heete vet aan alle kanten dicht.
7 Bedruip het vleeseh dat in den oven klaar
gemaakt wordt, elke 15 minuten met het vet.
Keer het vleeseh, dat bovenop gebraden
wordt, telkens om.
8 Voeg een scheutje water bij de jus, als deze
te donker wordt, echter niet voordat het
vleeseh gelijkmatig bruin is. Doe de deksel
er op.
9 Laat het vleeseh zoolang in de pan, tot het
voldoende gaar is. Keer het af en toe in de
pan om. In den oven laat men het vleeseh
den vereischten tijd staan. Dikwijls bedrui
pen, zoo noodig water bij de jus doen.
10 Het vleeseh uit de pan of braadslee nemen,
de jus goed heet laten worden en er voor
zichtig water bij gieten. Al het bruine be
zinksel goed los maken, dit lost op in het
water en geeft mooie bruine jus. (Op een le
pel 1/3 vet, 2/3 bruin).
11 Onderzoekt door te prikken of het vleeseh
voldoende gaar is. Uit rauw vleeseh b.v. roast-
beaf mag rood vocht komen, uit half gaar
vleeseh b.v. rollade rose vocht, uit gaar
vleeseh bruin vocht.
12 Braadtijd per pond:
roastbeaf 15 a 20 minuten;
ribstuk, rollade 20 a 25 minuten;
kalfsvleesch 30 a 35 minuten;
varkensvleesch 35 a 40 minuten;
voor vleeseh, dat bovenop gebradén wordt,
rekent men 5 minuten per pond extra.
De oven moet, als het vleeseh er ingezet wordt,
goed heet zijn. Voor warmteverlies, door het be
druipen van het vleeseh veroorzaakt, rekent men
pl.m. 10 minuten behalve den braadtijd van het
vleeseh.
Voor
sneeuw en ijs
„Neemt u er nog eentje", noodt mijn gast
vrouw, terwijl ze haar hoofd met een moe
glimlachje half naar mij omwendt. „U zult er
niets van krijgen en 't helpt goed voor de kou.
Kijk eens, hoe aardig die stukjes goud zijn?"
Ze houdt een flacon met Danziger Goldwasser
omhoog, zoodat ik de goudige vonkjes in de
witte, als water uitziende vloeistof zie zweven.
Voorzichtig schenkt ze nu het kostelijk goedje
in de likeurglaasjes, en zet ze met een haast
kinderlijk trosch gebaar op het lage tafeltje
bij de kachel.
„Wat een merkwaardige mengeling van jeugd
en ouderdom", denk ik, terwijl mijn blikken
van haar lange slanke gestalte in de grauwe
japon naar het fletse gezichtje met de smarte
lijk geresigneerde trekken gaan. „Die heeft een
student in de chemie voor me gebrouwen", zegt
ze met een schoolmeisjesachtige schalkschheid
in haar stem, terwijl ze naar een rijtje flacons
op het buffet wuift. Hij was vijf jaar lang bij
me en pension. Wat hebben we vaak een pret
met hem gehad, mijn dochter en ik en de an
dere gasten".
Haar gezicht wordt opeens heel jong en ze
schiet in een korte lach. „Mevrouw, we moeten
wat te drinken hebben", zei hij op een goeien
avond, toen we allemaal een beetje verveeld
bij elkaar zaten. „Ga maar naar den wijnkelder
en zoek wat uit, hier heb je de sleutels", riep
ik hem overmoedig toe. Hij wist best, dat er
heelemaal geen wijn was, maar hij nam de
sleutels met een ernstig gezicht aan en liep de
kamer uit. Het duurde een heelen tijd; toen
stak hij plotseling zijn hoofd om den hoek van
de deur en noodigde ons allemaal uit, in de
keuken te komen kijken. Daar vonden we hem
in zijn witte laboratoriumjas druk bezig met
allerlei fleschjes en flaconnetjes, en daar had
hij me zoowaar vier verschillende likeurs ge
maakt! Niet lang daarna studeerde hij af en
toen hij afscheid nam, klopte hij me op mijn
schouder en zei „Hou maar goeden moed, me
vrouwtje, en wanneer het daarbinnen een
beetje erg koud wordt, neemt u dan maar een
borrel en denk dan nog eens aan mij!
Het blije is nu heelemaal uit haar gezicht
verdwenen. Ze staart in de verte, terwijl een
klein zenuwtrekje om haar mond speelt. „Dat
is nu ook al weer vijf jaar geleden. Ze komen,
je neemt ze een tijdje in je leven op, en ze
gaan weer, voor goed!"
„Maar u hebt toch uw dochter en Trientje,
uw trouwe dienstbode?" waag ik er troostend
tegen in te brengen. „Ja, mijn dochter, wanneer
ik die niet had! Weet u, dat ik soms het gevoel
heb, dat zij de man hier in huis is? Het kan
me soms zoo verdrietig maken, dat ze zoo wei
nig heeft, altijd maar op kantoor, en thuis
eeuwig met vreemde menschen. Het eenige
plekje, dat we samen hebben, is onze slaap
kamer. En toch is ze altijd' zoo flink en doortas
tend. Ik ben eigenlijk maar zoo'n hulpelooze
zwakke vrouw".
„Maar u heeft toch het heele pension opge
zet lieve mevrouw; alles drijft toch op u!"
„Ik moest wel, maar ik heb altijd geweten,
dat ik meer gedreven werd door de bittere
noodzaak, dan dat ik zelf mijn leven in de
hand had. Ach, u weet het niet, hoe gauw het
gaat, je wacht en je wacht, of er misschien nog
eens een wending komt, maar er gebeurt niets,
niets: zoo wacht ik al vijf-en-twintig jaar.
lederen morgen, wanneer ik wakker word, is
het er weer, die loodzware druk op mijn
borst, die mijn lichaam verlamt. Menschen, die
dat niet kennen, kan je het ook niet duidelijk
maken".
„Vertelt u het mij maar. Misschien begrijp ik
het wel".
„Ziet u", vervolgt ze haast fluisterend, „ik
was heel heel jong. toen ik trouwde, achttien
jaar en toen werd ik gevraagd door een dok
ter, die een stuk ouder was dan ik. Hij had me
nog als kind gekend en hij was altijd zoo aar
dig voor me geweest. Ik had geen vader meer
en hij had iets over zich, waardoor ik me zoo
rustig en geborgen bij hem voelde. Ik weet nog,
dat ik op mijn trouwdag aldoor maar dacht: Nu
ben je veilig, altijd veilig!" Er klinkt even een
schril lachje, dat diep uit haar borst schijnt te
komen en ik schrik op, om haar gezicht te zoe
ken; maar dadelijk buig ik mijn hoofd weer,
om haar de moeilijke biecht niet nog zwaarder
te maken. „Na een jaar werd ons dochtertje ge
boren; kort daarna werd hij ziek, een tijdje la
ter ook mijn moeder. Twee jaar lang heb ik
niets gedaan dan zieken verplegen, toen stier
ven ze, kort na elkaar".
Ik zag plotseling het naambordje op de
buitendeur voor me: Dr. H. Brouwe arts, waar
ik bij mijn aankomst niets van begrepen had,
„Dus", stamelde ik verward, „u bent altijd in
hetzelfde huis blijven wonen?" Ik kon
hier niet wegkomen, alles was zoo vol herin
nering: ik heb alles zoo gelaten als. het was,
zelfs Trientje is altijd bij me geblevën. Alleen....
zijn portretten, die heb ik diep weggeborgen.
Dat had me teveel pijn gedaan".
„Maar u had toch een nieuw leven kunnen
beginnen, naar een andere stad kunnen verhui
zen en daar kunnen gaan werken?"
„Ach, dat is allemaal zoo gemakkelijk ge
zegd, maar ik had hier mijn heele jeugd door
gebracht, en mijn familie woonde hier ende
tijd was anders. O, ik kan er die jonge vrouwen
van tegenwoordig om benijden: ze wachten niet
meer gelaten af. Maar ik.... ik had nog als
hoogste deugd het wachten geleerd. Ik had
zoo'n behoefte aan steun, en aan iemand, die
eens tegen me zei: „Dat heb je goed gedaan,
mijn kind". Ik dacht aan een gesprek met haar
doortastende dochter met de eenigszins manne
lijke trekken en gebaren, die met even een ver-
teedering in haar stem tegen me had gezegd:
„Ach, mijn moeder is zoo hulpbehoevend; ze
had een man zoo noodig gehad. Ik kan wel al
leen zijn, maar zij is zoo'n echte vrouw". Zij
moest wel de man worden, om dit trieste ge
zin een ruggegraat te geven, denk ik, maar zal
haar verdrongen vrouwelijkheid ook niet eens
met een schreeuw wakker worden? Ik hoor de
moede stem van mijn gastvrouw voortgaan:
„Hoevpel menschen heb ik niet zien komen en
gaan. Ze komen even uit de duisternis in je
gezichtskring. Een korten tijd leef je al hun
vroolijke en tragische belevenissen mee; je gaat
je voor ze interesseeren, en danhet ga je
goed en voorbij, verdwenen in het onbekende.
Zij kunnen weggaan, wie weet naar wat voor
geluk, en wij blijven, mijn dochter, mijn dienst
bode en ik, en wachtenop nieuwe men
schen.
„Maar is er dan nooit eens iets nieuws voor
u gekomen?" vraag ik schuchter; u was toch
nog zoo jong?"
„Een paar maal heb ik kunnen hertrouwen,
maar ik had angst, angst voor het geluk van
mijn kind envoor mijn herinneringen. En
ookf ik dacht: het leven is zoo lang, ik heb
nog den tijd. Ja, zoolang je nog jong bent.
denk je altijd, dat je nog zooveel tijd hebt. Maar
op een dag word je wakker en het vlijmt door
je heen: „voorbij, voorbij, en dan knaagt het
in je: had ik maar dit, had ik maar dat!"
„Maar als uw dochter nu nog eens.dan
zou er voor u toch ook een nieuw leven begin
nen", probeer ik te troosten.
„Wat heb ik daaraan", stoot ze onverwachts
fel uit
Ik schrik op van haar rauwe kreet en kijk
haar aan. Op haar wangen teekenen zich roode
vlekjes af, maar haar mond plooit zich reeds
weer tot de smartelijk geresigneerde glimlach.
„Vergeeft u me, het was niet zoo bedoeld",
brengt ze er beheerscht uit, en schoolmeisjes
achtig lenig opstaand loopt ze naar het buffet,
neemt één van de flacons, en deze met een uit-
rioodigend gebaar ophoudend, schertst ze wee
moedig: „Laten we er nog één nemen, het is
goed voor de kou". M. B.
Al zullen er dit jaar weinigen naar de
sport gaan, toch zullen we een ijstrui noodig j
voor onze Holiandsche wintersport.
Deze trui is gebreid van hardblauwe z.g. 4I
wolle.die waterdicht is. De versiering, sliS
ceintuur is van rood. We hebben noodig
wol, een restantje rood, een roode patent:'
die geheel open kan van 40 c.M. en twee
no. 4. De maat is 44.
Rug. We zetten 70 steken op en breien
pennen recht en daarna een pen recht, e.-.
aver. Na 50 toeren meerderen we voor'ei
om de 8 toeren, een steek bij, tot we 80 st,
We breien dan verder tot het armsgat, dit u-.
toeren boven den onderrand, en kanten dan*'1 j
het armsgat 10 st. af. (4-3-2-1). Nu breien»!!?
36 toeren en breien dan den schouder schuim®' -0'
Dit doen we door telkens rechts en li„krrJ»®
op de pen te laten staan, tot we in het
st. overhouden. Deze 20 st. zijn voor de..
kanten we af, de andere 20 st. links en reciftj
voor den schouder en breien we later m
schouder van het voorpand te zamen. De ave
sche kant is de voorkant.
Voorpand. Voor het voorpand zetten wei
op en breien eerst weer 8 pennen recht. Ini
pen beginnen we met de kabel en voor bij
ting komt een randje van ribbels, dus de e&3
st. breien we daar telkens recht. De 9de pen
dus: 3 r. 4 a., 10 r. (voor de kabel) en de resl
Teruggaande het omgekeerde hiervan. Ais
pennen zoo hebben gebreid, maken we den s_
door met behulp van een 3de pen de tweedTj|. 1
over de eerste te leggen. We breien nuwgij?.
pennen verdere en draaien weer. Na 50 peiT1
boven den rand beginnen we aan den zijnaad*^
om de 8 pennen een steek te meerderen, tot t|
st. op de pen zijn. Als we bij het armsgat j
(meten naar den rug) kanten we weer 10 st.all
boven, en na de eerste pen, dus als we 4 st.
kant hebben, zetten we, met 9 st. tusschen
anderen kabelrand,, een nieuwen kabelransf^
weer van 10 recht. Deze pen is dus: (aan deni
keerden kant) 4 afkanten, 10 r„ 10 a., 9 r., 10 a.'
en terug: 3 r., 4 a., 10 r., 9 a., 10 r., 10 a, We?,
nu door met afkanten van het armsgat en me;]
maken en draaien van de kabel, tot we naast i
middennaad een kabel van S slingers hebbeil
kanten we voor den hals 20 st. af, eerst 10 s:|
dan nog 5 x 2 st. De 20 st. van den s<
breien we op als van den rug. Het andere:;
pand is een spiegelbeeld van het eerste; men
er echter voor dat de slingers naar elkaar
draaien.
Mouw. Aan den kop te beginnen zetten *i|
op 13.a., 10 r., 13 a. We breien de mouw I
alweer met een kabel in het midden, die om de
pennen gedraaid wordt als bij het voorpand.!]
de 3 pennen meerderen we bij die 36 st, een if
tot er 50 st. op de pen staan. Nu zetten we e]
één keer voor en achter 12 st. bij op en me: r
74 st. breien we de mouw verder. We mini
om de 6 pennen voor en achter een st. tot Mi
en dan om de 8 pennen tot 50 st. en om ds
pennen tot 40 st. Als de mouw 9 slingers telt bré
we nog een boordje van 8 pennen en kantend]
Boordje. Het boordje wordt apart geb::
we zetten 56 st. op en breien 14 pennen
Afkanten.
Opmaak. De deelen worden onder een
tige doek gestreken en alles op de machine in
gestikt. Aan den voorkant komt van de taille
boven een' roode patentsluting. Nu haken we
felrood biesjes van 6 lossen, waarop 2 toi
vasten, die we door het gat rijgen dat ontei
telkens bij het draaien van de kabel. De biesjes'
den aan den binnenkant onzichtbaar vast
maakt. Natuurlijk een ceintuur in dezelfde
kleur. SP.—E
8Ch'
Wie niet rijk ismoet slim zijl
In deze moeilijke tijden is zuinig zijn m£|
dan ooit geboden. Daarom geven we vandd 1
eens een alleraardigst ideetje, hoe u een Iffi-J c
kist kunt maken, die tevens een leuk ntól 2
vormt. Vooral voor dames die klein behuisd:;!
is dit een uitkomst. Links ziet u de hooikist ij
rooktafeltje.
Wat u te doen hebt, om dit aardige meubelI 1
verwerven? u vraagt eenvoudig aan uw kruis* I
nier een leeg botervaatje, legt hierin op denI
dem een rond kussentje, dat er precies in pas:21
naait hierop vast een zak (van flanel of «s I
dergelijke stof, liefst wat warm), vraan I
twee hooikistpannen passen. De zak moet I
eindje boven de op elkaar geplaatste paajM
uitsteken, want er komt straks nog
sentje tusschen.
Nu spijkert u het eerste kussentje op den
dem vast, of u kunt ook het kussentje in dep11
leggen en dan het geheel vastspijkeren. Z» I
dat zit stevig! Vervolgens zet u de pannen ïpjj 1
zak en vult rondom de ruimte tusschen zakI
buitenwand aan met hooi, houtwol of inee% r
frommeld krantenpapier. De bekleeding W l
wordt nu boven langs den rand van het Hfflwj 1
tje vastgespijkerd. Nu maken we nog j
kussens: een voor tusschen de twee pannen
een voor bovenop en de zaak is klaar! Tenmu
ste de hoofdzaak.
We kunnen nu voor de afwerking van on
hooikist tweewegen bewandelen. Willen we"
rooktafeltje maken, dan wordt het bovenste
sentje, dat flink stijf in de opening moe,A.
ten, vastgespijkerd op een blad van
dat u netjes lakt in de gewenschte kleur. Het w
netje wordt tenslotte in dezelfde kleur geje
Aardig is het de banden een ander tintje te s
ven.
Rechts ziet u een eenvoudiger bewerking
de hooikist. Van een aardig lapje cretonw1
u misschien nog wel hebt liggen, maakt u
tweeden zak om het tonnetje. Deze VWW*
te wijd genomen en doorgenaaid met
een aardig kussen er op en de zaak is *aar'