KONINKLIJK BEZOEK AAN ZEELAND. EEN MOHAMEDAANSCHE PLECHTIGHEID
1
r^f1
*Jf- 1
i
ÉrÉN*
J H
Echtpaar Z. In
door
vi
Kea Bossers
De eerewacht bij het in het St. Laurentius-Ziekenhuis te Roermond opgebaarde
stoffelijk overschot van den Duitschen officier-vlieger J. Rexin was betrokken
door Nederlandsche militairen
Jaarlijks spelen de Wageningsche studenten
voetbalwedstrijd, waarbij de in de .city" ït.
Wageningen wonende studenten uitkomen teg^
hen, die in de omgeving der stad wonen. De
burgemeester der .city" opent in gezelscHjj
van zijn wethouders de denkbeeldige poort,
zich tot de .ommelanders" te begeven ter bj.
woning van den strijd
H. M. de Konngin
bracht Vrijdag een
bezoek aan Zee
land ter inspectie
van eenige leger-
onderdeelen. De
aankomst der vor
stin te Vlissingen
Eet nu mosselen. Onder auspiciën van het Centrale Verkoopbureau van
mosselen in Nederland is te den Haag een .mossel-propaganda-demonstratie"
gehouden, waarbij voor de vele genoodigden het bereiden en de qualiteit van
mosselen werd duidelijk gemaakt
De voorbereidende werkzaamheden
voordeEngelsche oor logs-inschrijvingen
door de Britsche spaarders zijn op de
postkantoren van Londen en de andere
groote steden in vollen gang
1
Ter gelegenheid van Lebaran, het Mohamedaansch einde van de vasten en
Nieuwjaar, werd te Batavia door de padvindersorganisatie voedsel uitgereikt
aan de armen
Op plechtige wijze is té Batavia de Jdil Fithri", de godsdienstige feestelijke viering van Lebaran (Mohamedaansch
einde der vasten en Nieuwjaar) weer gehouden Tijdens de plechtigheden op het Waterlooplein
Voor het testen op hun capaciteit
worden de nieuwe 15 c.M. kanonnen
van het Britsche leger „ergens In
Engeland beproefd
3
„En wat gaan meneer en mevrouw nu doen?
Een beetje reizen zeker Gaan meneer en mevrouw
nog naar 't Zuiden dezen winter?" vroeg Gerard.
Frank keek al onrustig, zag Lies, daarom zei
ze maar gauw: „We hebben nog maar vage plan
nen, hooi*. Frank is bezig met solliciteeren en nu
gaan we eerst een beetje overal logeeren."
„Fatsoenlijk klaploopen by jullie en andere oude
Vrienden" bekende Frank.
„Dan een borrel" besliste Gerard.
„En vanavond gaan we naar den Schouwburg"
kondigde Tilly aan. „Galavoorstelling. Heb je ge
waden bij je. Lies?"
„Bendes" stelde Lies haar gerust.
Toen Frank en zij 's avonds in smoking en
avondjurk van de logeerkamer afdaalden, zag Lies
door de halfopen keukendeur dikke Trui en de hit
in de weer met stapels afwaseh. „Mijn voorland"
zei ze zachtjes en ze rilde even.
In den Schouwburg hadden Gerard en Tilly ple
zier om haar verrukking. „Je straalt duimendik"
zei Tilly.
„Vind je me niet 'n erg provinciaaltje, Til Maar
ik kan er heusch niets aan doen, ik geniet gewoon
van alles hier. We gaan thuis toch ook genoeg uit,
maar in Amsterdam gedij ik altijd pas echt."
..Zft*" ontdekte Tilly, toen ze in de pauze bij
hun kopje koffie zaten, ..als jij 't hier in Amster
dam zoo buitengewoon vindt, waarom vestigt
Frank zich dan niet hier als advocaat?"
De mannen schaterden en Tilly keek beteuterd.
„Is dat zoo gek?' vroeg ze
„Heelemaal niet" zei haar man. Alleen betwij
fel ik, of ze dan wel erg zouden gedijen, zooals
Lies het noemt." En toen Tilly 't nog niet dóór
scheen te hebben ging hij verder: „Lieve meid,
van alle hopelooze toekomsten in deze genoeglijke
tijden is die van een jong jurist wel ongeveer de
meest miserabele. Frank heeft gelukkig een voor
sprong, doordat hij een jaar of vijf op een groot
fabriekskantoor heeft gewerkt en dus een betere
kans heeft om weer in iets dergelijks terecht te
komen. Maar een practijk beginnen als advocaat
en dan in Amsterdam, nee jongen, ga dan maar
liever stempelen."
„Ik denk er ook niet over," stelde Frank hem
gerust. „Maar ik vind 't erg hartelijk van Til, dat
ze ons graag in de buurt zou willen hebben. En
bovendien zouden jullie ook niet bang zijn, dat
onze Lies hier veel te wereldsch zou worden? Ik
wel hoor."
„Gelijk heb je" zei Lies in stille bewondering
voor de handigheid, waarmee Frank voor de zoo-
veelste maal 't gevaarlijke onderwerp: hun toe
komst, had omzeild.
Maar na afloop, thuis, by de whisky, kwam
Gerard er onverwachts weer op terug.
„Zeg kerel, als ik je soms helpen kan met con
necties of zooIk ken wel niet veel menschen
in jouw branche, zal ik maar zeggen, maar als
ik iets voor je doen kan
„Nee," weerde Frank af „ik apprecieer het erg,
maar zooals ik straks al zei, wij willen alleen
klaploopen op jullie gastvrijheid en voor de rest
zullen we 't zelf wel klaarspelen. Maak jullie niet
bezorgd over ons. Ais alles in kruiken en kannen
is, zullen we 't jullie wel uitvoerig laten weten.
„Eigenlijk toch onaardig," tobde Lies later op de
logeerkamer „om zoo geheimzinnig te doen tegen
Til en Gerard, ze zijn zoo hartelijk."
„Lieve schat, het is volgens mij 't eenige dat er
oprit, om deze dagen voor ons en ook voor hen
niet te bederven. Stel je voor, dat ze medelijden
met ons kregen en dat lieten merken. Juist omdat
het zulke echte goeierds rijn, kunnen we 't hun
niet vertellen. Gerard zou misschien financieel wil
len helpen en zou jy dat kunnen aannemen, zelfs
als we 't momenteel noodig hadden?"
„Nee," riep Lies ontzet, „dat nooit, van hen niet
en van niemand. En daarom ben ik zoo dubbel blij
om ons besluit. Nu hebben we niemand noodig."
„Niemand dan elkaar" zei Frank.
HOOFDSTUK IV
In den trein zitten op Maandagmorgen was iets
heel anders dan op andere dagen, soesde Lies. De
atmosfeer leek geladen met werkijver. Ze schoot
in een lach.
„Waarom lach je?"
„Omdat me zoo'n prachtige volzin te binnen
schoot. Ik zal hem onthouden, misschien kun jy
'm nog eens te pas brengen."
De coupé's waren overvol; praten ging niet. Lies
dacht terug aan de Amsterdamsche dagen. Vol
maakt waren die geweestEn nu aan het werk.
Als Frank maar moed hield. Ze voelde zoo, dat
het voor hem een grootere kluif zou zijn dan voor
haarzelf. Ze knikte hem.toe: „Kop op!"
Het was een heel gesjouw met de bagage van
den trein naar de autobus. Ze hadden geen koffers
vooruit durven te sturen, om niet dikdoenerig te
lijken. Nu stonden de groote koffers nog in het
depót in .Amsterdam. In Hilversum een taxi nemen
durfden ze evenmin, al zou het een fiksche tippel
zijn van de bushalte naar „de Waeldonck."
Maar bij de halte stond een tuinjongen met een
kruiwagen.
„Benne jullie de nieuwe?"
„Jawel" zei Frank. „Maar opladen zeker?"
„Jawel." Spraakzaam was hun nieuwe collega
niet, gelukkig, dacht Lies.
Wat een prachtig huis was het zoo in de herfst
zon. 's Zomers zou het hier goddelijk zijn. Ook
voor het keukenmeisje? Natuurlijk, besliste ze. de
natuur had je overal, ook voor de keukenramen.
En ze konden samen wandelen en fietsen, als ze
vrij hadden
Weer ontving hen de huisknecht, nu heelemaal
collega, 'n tikje beschermend. De Jonker zou niet
voor vijf uur thuis zijn. Hij zou hen vast op streek
helpen.
De slaapkamer was onder het dak ruim en
friseh, met een prachtig uitricht. Stroomend wa
ter, een douchehok en volop bergruimte. De keuken
was overweldigend, dacht Lies, aan 'n modern stads-
keukentje gewend. Regimenten pannen en een for
nuis als een hoogoven. De twee meisjes kwamen
kennismaken: „Ik heet Annie" „En ik Toos". De
huisknecht Hendrik Jansen „maar zegt u maar
Hendrik, juffrouw." Frank stond er lichtelijk on
wennig bij, de etiquette van hun nieuwe positie zat
hem nog dwars.
„Robberts, de Jonker zei dat je na de koffie
eerst naar den kleermaker moest gaan, hier neb
je 't adres, weet je den weg in Hilversum en heb
je een fiets? Je kunt de mijne wel zoolang krij
gen."
„Nee ja graag" zei Frank. „Wat moet ik
zeggen bij die kleermaker?"
„Zeggen? Niks zeggen. Je moet je uniform la
ten aanmeten. Man. je krijgt een fijn nieuw
pakkie."
„O juist" zei Frank suffig.
„Vent, wat kijk je radeloos" zei Lies, toen ze
even later alleen waren „Vind je 't zoo erg van die
uniform
„Die uniform kan me geen steek schelen,
maarezels dat we zijn Lies, ik heb verder
ook niets om aan te trekken, geen overalls en zoo."
„Wat stom! En voor mijn kleeren hebben we
zoo netjes gezorgd, zwarte jurken, witte jassen
en alles."
„Nou denkt die vent de Jonker bedoel ik, na
tuurlijk, dat ik hem beduvel en dat ik heelemaal
geen chauffeur ben."
„Maar jongen, dan koop je vanmiddag overalls
en rijhandschoenen en alles wat je noodig hebt.
Dat kun je toch meteen in Hilversum doen. Geluk
kig, dat we er nog bijtijds aan gedacht hebben."
„Vooruit dan maar. Hooge laarzen zal ik seker
ook moeten hebben. Of beenkappen?"
„Vraag dat maar aan de kleermaker. Maar K?
Frank moeten we nu altijd „Ja Jonker" en
Jonker" zeggen? Ik vond telkens ,„Ja neneer"en
„Nee meneer" al zoo moeilijk."
„Als je je vergist, zal hij dat eerder aan te
weinig dan aan te veel manieren wijten, dus d«
geeft niets. En ik", zei Frank, „ik ga me oefen®
om „,tot Uw orders Jonker" en „nog iets van l'ff
dienst Jonker?" te zeggen en dan sla ik mijn hall'
ken tegen elkaar net als in dienst, kijk zóó."
En Lies, die met een zwaar hart de uniform*
quaestie op het tapijt had hooren brengen, was zoo
opgelucht, dat ze Frank-met-de-hakken-tegen-d*
kaar even moest knuffelen-
Koffiedrinken aan de keukentafel. Niemand had
een vork. Maar denken, dat we picknicken, dacht
Lies en ze hapte in haar boterham. Lekker was het
wel allemaal, geen margarine en kliekjes, zoom»
je altijd in boeken las. Ze knikte Frank toe, hl)
knipoogde terug.
„Jullie rijn zeker pas getrouwd?" informeerde
Toos.
„Nee, al bijna twee jaar."
„En altijd in dezelfde betrekking 0-
wilde Hendrik weten. „In Slogteren of zoo l«w»
niet?"
„Op Slogterswoude" verbeterde Frank.
„Is dat een landgoed?"
„Ja, een groot landgoed, we zijn daar alle twe
FranK
geboren en opgegroeid" fantaseerde Lies.
luisterde met ontzetting, hoe ze verder ver*;
dat hij de eenige zoon van den koetsier en S?
eenige dochter van den tuinman geweest was' "TT
toen zijn we getrouwd er, op het kasteel in betreft*
king gebleven" eindigde ze.
„En je ouders?" wilde Toos nog weten-
„Allemaal dood" zei Lies kort. Dat was tennmi-
waar anders zaten zy nu niet hier, maar o
konden de anderen niet weten.
(Wordt w
'ervolgd^