ST. NICOLAASDRUKTE BIJ DE VELDPOST. Echtpaar z. k. door Mr. Kea Bossers Nu Je feestdagen naderen wordt deze week op het bureau van de Veldpost te den Haag onder hoogspanning gewerk. Duizenden Si Nicolaas-paketten moeten aan de gemobiliseerden verzonden worden Waar de weg «weg" is. Overal water, zoover het ©og reikt. Een troosteloos perspectief in de nabijheid van Borgharen (L.) Op patrouille langs de Nederlandsche kust. Een watervliegtuig, De terugkeer der bewoners van de Baltische landen naar Alle beschikbare strijdkrachten zijn in Finland gemobiliseerd ter verdediging Duitschland. Een zieke wordt in een gereedstaanden Roode van het land tegen iedere agressie. Een infanterie-afdeeling onderweg in het gezien uit een oer begeleidende machines Kruis trein gebracht, om verder naar haar bestemming te grensgebied, om een der strategische punten te betrekken worden getransporteerd St. Nicolaas-drukte bij de Veldpost. De postwissels worden met bijzonderen zorg behandeld door den directeur van het Veldpostkantoor te den Haag, kapitein J. W. van Schaik De hertog van Kent, die zijn land dient bij de Britsche marine, bracht tijdens een kort verlof met de hertogin van Kent een bezoek aan hun geëvacueerde kinderen, prins Edward en prinses Alexandra, in het Westen van Engeland. Een intiem familie- tafreeltje Langs den Rijn tijdens den hoogen waterstand. Een overzicht bij Lobith- tolkamer. De overlaat bij Spijk was inmiddels in werking getreden, waardoor het overtollige water een uitweg kon vinden Mannerheim, de commandant van het Finsche leger, op wiens schouders een zeer zware taak rust méé met het gekraak van de tandwielen één twee drie goddank, hij liep. Je moest toch wel een keiïge chauffeur zijn om met zoo'n ding te kunnen omspringen. In vredesnaam, nu maar aan de schrijverij. 8 i,0 zeg Frank, hoor eens, ik heb nog een zalig duwtje." En ze vertelde gauw-gauw de verras- van dien morgen. „Nee maar, dat is kolossaal, zeg. Hij ontdooit to? heelemaal. Kindje, daar zullen we van ge- toten. Samen uit, net als vroeger." Hij kneep haar „Dag schat, ik vlieg weg. Schrijf pleziérig." „Pestkreng" riep Lies, blij, 't mooie nieuwe 'oord zoo gauw te pas te kunnen brengen. „Wèèèt?" Frank draaide zich nog om. „Waar toal je dè.t vandaan?" „vanmorgen geleerd, van Annie. Er zit nog een ■tol verhaal aan vast, maar dat vertel ik je van- Wond wel." „Je moest je schamen, Mevrouw Robberts!" „Dat moet jij noodig zeggen, jij vloekt tegen woordig als een huzaar!" „Ik spreek je vanavond nog wel, meisje." „Graag" riep Lies, maar nu holde hij werkelijk Wog. Met groote stappen bonkten zijn laarzen over toi tuinpad, zijn jekker waaide open. Voor het toukenraam keek Lies hem na. De Renault stond voor de garage. Maar de Jonker stond er naast, torloge in de hand. Brrr, zou hij mopperen? Een toetje lastig was hjj wel af en toe, de ouwe baas. zag. Frank, correct nu, hand aan de pet, het Portier openen. Hij was tiré, de baas. Zóó leek hij tog niets oud. Oei, daar ging zijn hooge hoed. jm Frank redde hem nog net Daar gingen ze. ««.schakelde die kar beroerd over. Lies zuchtte Lieve Gerard en Til, begon ze, knabbelde toen op haar penhouder. Toen pende ze vlug: Jullie zult ons wel monsters van ondankbaarheid onhartelijkheid vul zelf maar verder in vin den, dat we in zoolang niets hebben laten hooren. Maar dat had heusch een gegronde reden. Om te beginnen wenschen Frank en ik jullie alle mogelijke goeds voor het nieuwe jaar. Aan jou, Gerard, speciaal een stroom van kippige en andere slecht-oogige patiënten en een daarmee samen gaande stroom van aardsche schatten, waarvan Til hopelijk in gezondheid en vreugde zal mogen meegenieten. En verder het allerbeste in alles, hoor lieve menschen. En nu het een en ander over ons, want jullie zult natuurlijk wel benieuwd zijn, hoe wij het stel len. Om te beginnen zie ik Til met een kwaadaar dig gezicht het poststempel Hilversum op dezen brief bekyken en ik hoor het haar al zeggen: zoo vlak in dé buurt en dan nog niet eens aankomen. Nee jongens, dat was tot nog toe werkelijk niet mogelijk en voorloopig zal het ook nog wel even duren, voor we elkaar zien. De quaestie is, dat Frank en ik een paar moei lijke maanden achter den rug hebben. We zijn nu door het ergste heen, dat wil zeggen, jullie hoeft je om ons volstrekt geen zorgen te maken. Mate rieel hebben we het zoo goed als 't maar zyn kan. Frank verdient volop zijn brood en we kunnen zelfs flink sparen. Maar de quaestie is, dat we hopelijk tijdelijk leven moeten op een ander niveau en in een ander millieu, dan waarin wy thuishooren. En zoo lang dat het geval is, willen we liever niemand van onze oude vrienden ontmoeten. Jullie kent Frank natuurlijk genoeg, om te weten, dat er geen sprake is van een oneervolle betrekking of van iets, dat niet in den haak is. Het is alleen een ander soort werk, dan waaraan jullie en wij ook van huis uit gewend zijn. En daarom, het is pijnlijk om het te schryven en het gaat ons genoeg aan het hart: liever voor loopig geen contact met het oude. Het zou de din gen voor jullie zoowel als voor ons maar noode- loos moeilijk maken. Blijf er intusschen vast van overtuigd, dat we jullie in dezelfde oude en onverandeljjke vriend schap gedenken. En mochten de omstandig heden zich wijzigen, dan zullen jullie het allereerst daarvan hooren. Lieve menschen, het is verschrik kelijk moeilijk om dit alles eenigszins duidelijk te maken. Maar met een beroep op onze beproefde vriendschap van zooveel jaren hoop ik, dat jullie dezen brief niet verkeerd zult begrijpen. En onze voorloopige vrijwillige afzondering zult willen eer biedigen. Schrijf dus liever niet terug, maar denk alsje blieft niet anders dan vroeger aan je hartelijk toegenegen Frank en Lies. Ziezoo, dat was dat. Gedeeltelijke waarheid was tegenover Til en Gerard toch fairer dan een hoop fantasie. Nu de Tantes. Die moesten ze maar wat op de mouw spelden. De arme zielen zouden 't anders van afgrijzen besterven. Stel je voor, dat ze schreef: Lieve Tantes, we maken het best. We zijn samen in betrekking als echtpaar z.k., Frank chauffeur en ik keukenmeisjeSlooten water en flesschen Hoffman zou het kosten, om de stak kerds weer bij te brengen. En ze schreef: Lieve Tantes. Een gelukkig Nieuwjaar en heel veel heil en zegen komen Frank en ik U hierbij toewenschen. Dat het nieuwe jaar voor U in alle opzichten pret tig en aangenaam moge zijn. Een goede gezond heid, prettige afleiding floreert Uw whistclubje nog altijd, en hoe makén het Minet en Lorre? een genoeglijk zomerreisje en verder alles, wat Uw leven in dit jaar maar. prettig kan maken. Frank en ik maken het uitstekend. We hebben heel veel gereisd de laatste maanden en zullen ook in de naaste toekomst nog heel ambulant zijn. Frank heeft een prettige en interessante werk kring gevonden, die bovendien behoorlijk lucratief is. Zijn werk staat in verband met auto's maar daar zal ik maar niet verder over uitweiden, want ik weet, dat U beiden een hartgrondige antipathie tegen deze moderne vervoermiddelen koestert. In elk geval is Frank zoo druk bezet, dat we tot nog toe geen tijd hebben kunnen vinden, onze oude woonplaats eens op te zoeken. Mocht dat bin nenkort 't geval zijn, dan komen we natuurlijk het allereerst bij U. We zijn momenteel in Hilversum, maar als deze brief U bereikt, zijn wij alweer ver trokken, misschien naar Parijs, misschien nog ver der. Schrijft U voorloopig maar niet terug. We zul len U nog wel eens op de hoogte stellen van onze wederwaardigheden. Voorloopig dus alleen een har telijke groet uit de verte en het allerbeste voor U beiden. Frank en Lies. „Oeff, wat een brief," zuchtte Lies. Frank moest ze eerst allebei maar lezen, voor ze ze verstuurde. Die karwei had ze tenminste achter den rug. En opgelucht trok ze aan de kokerij. HOOFDSTUK VII „Zal ik dan maar vragen, of we vanavond derf wagen mogen hebben?" stelde Frank voor op een vriezenden Januari-morgen „Graag zeg en wat doen we?" „Ja, wat vind jij? Ik had gedacht, als we nu eens voor 't eten weg konden rijden. Annie zal voor één keertje toch wel willen inspringen, denk je niet?" „O ja, dat kan best, als ik alles van te voren klaai-maak. Maar waar wou je heen?" „Zie je," zei Frank „ik had gedacht, omdat we in zóó lang niet samen uitgeweest zijn, om met ons beidjes te gaan eten in Amsterdam en dan naar een revue of iets dergelijks." „Ooo, wat verschrikkelijk zalig" riep Lies en ze vloog hem om den hals. „Wat een dol plan, jongen. Maar zou dat mogen? Zijn we dan niet te laat terug?" „Ben je mal, voor dien éénen keer, de ouwe maft dan toch zeker allang." „Meester Robberts, ik protesteer tegen dergelijke onbehoorlijke uitdrukkingen. Als je je niet beter kimt gedragen, wïl ik niet eens met je uit." „Zeg dat nog eens." „,Nee, laat me los, nee Frankie." „Lieve Frankie „Lieve Frankie „Ik wil heel graag met je uit „Ik wil heel graag au Frank, je doet me pijn met je uit „Ook al vloek je als een huzaar „Ook al vloek je als een huzaar „En al drink je twintig borrels „Nee, dèt zeg ik niet," protesteerde Lies veront waardigd. „En achteraf ben ik werkelyk bang, dat je uit den band zult springen vanavond. Hoe lang zijn we nu al degelijk geweest, zeg?" „Ik achtentwintig jaar lang" zei Frank deugd zaam. „En van jou zal ik maar zwijgen. Maar je mag toch mee hoor, als je zoet bent." En zoo gingen ze 's avonds, nageoogd door Hen drik en Annie, die meegenoten en door Toos, die jaloersck keek. Over den grooten weg suisde het Ckevroletje. Lies keek op naar Frank. „Zalig" zuchtte ze. „Net als vroeger." Frank in een gewoon colhert, met zijn eigen bontjekker „afleggertje van .mijn vorige baas," had hij in de keuken verteld ze moest er even aan wennen. Die slappe hoed stond eigenlijk lang niet zoo leuk als zijn chauffeurspet. „Zeg" zei ze, „klinkt gek maar als ik je nu zoo aankijk vind ik je zoo vreemd. Ik kan me onder hand niet meer voorstellen, dat je ooit géén chauf feur geweest bent." £Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1939 | | pagina 9