Echtpaar z.k
HET GOUDEN JUBILEUM VAN DEN K.N.V.B. -
Mr. Kea Bossers
door
10
„Het is een lamme boel" begon hg weer. „Na
tuurlijk is het een klein kunstje om uit te vinden,
wat er eigenlijk aan de hand la. Hilversum is
vlakbij."
„Dat zou je nooit mogen doen" viel Tilly heftig
uit. Spionneeren? Een mooie manier om je
vriendschap te bewyzen. Nee man, we zullen kalm
afwachten. Als ze ons noodlg hebben, zullen ze
vanzelf wel komen. En tenslotte zijn ze jong en
ze hebben elkaar. Laten we maar rustig gaan
slapen."
„Goed geamuseerd gisteravond?" vroeg de Jon
ker, toen Frank zich 's morgens kwam melden.
„Uitstekend, Jonker en dank u nog wel voor uw
vriendelijkheid."
„Goed, goed. Je moet je vrouw af en toe eens
een pretje bezorgen, Robberts. Ze is nog veel te
jong om altijd opgesloten te zitten."
„Ja Jonker, heel graag Jonker" prevelde Frank.
Wat bezielde die ouwe ineens? Raakte hij soms
verkikkerd op Lies? Hij moest het hart hebben.
Dan timmerde hij hier tcch zeker de heele zaak in
elkaar. „Lèfgooser" schold hij zich meteen en
moest daar toen weer om lachen.
„Zijn de onderdeelen van de Renault er nu nog
niet?"
„Ze zijn vanmorgen gekomen, Jonker. Vindt u
goed, dat ik ze vandaag monteer?"
„Ga je gang, ik heb je verder niet noodig. Als
je het alleen niet kunt klaarspelen, bel je de garage
In. Hilversum maar op.'
„Zeker Jonker. Nog iets van uw orders, Jon
ker
„Dank je wel."
Tik aan de pet, hakken tegen elkaar. Toch wel
fijn, zoo'n houding. Je voelde je een kèreL Vroeger
stond je ook iederen dag achter een bureau. Tegen
over de groote baas, je afdeelingschef. Met een
rapport of een contract of een ander vod in je
hand. „Pardon, meneer Riemstra, ik heb dit nog
eens nauwkeurig nagegaan en hoewel ik het in
principe heelemaal met de opvatting van de Di
rectie eens ben, zou ik toch de vrijheid willen ne
men deze zinsnede" ajasses, dat
was toch ook geen lolletje geweest. Kruipen en
likken moest je op zoo'n groot kantoor, ieder
woordje wegen, in de pas zien te blijven, altijd op
je qui-vive. En tenslotte keilden ze je er nog uit.
In de garage peinsde Frank na over wat hij dien
morgen ineens bg zichzelf had geconstateerd: hoe
hij langzamerhand anders ging reageeren op de
dingen, 't Was blijkbaar zóó: Als je met je her
sens werkte, zèi je iemand als het noodig was, de
waarheid en als je met je handen werkte, wou je
erop timnieren. Dus dan moest je bijvoorbeeld een
arbeider vechten of iets dergelijks niet zoo zwaar
aanrekenen als een student. Lollig was dat. Kon
hij misschien nog eens te pas brengen, 't Zou
overigens wel ouwe koek zijn. Als je dacht, iets
slims ontdekt te hebben, stond het altijd al een
jaar of tien in de leerboekjes. Toch was je eigen
lijk even geniaal als in de eerste ontdekker. Hij
lachte bitter. Wat zou het? 't Zag er nog al naar
uit, of hij zijn ideeën nog ooit ergens te pas zou
kunnen brengen. Meester Frank Robberts, crimi-
neele psychologie. O jawel! Vette bougies. Ver
stopte benzineleiding. Robberts, je moet aan den
trein van vier vijftien zijn
Hg moest maar zien dat ouwe gevaarte weer
in elkaar te flansen. Daar werd hij voor betaald.
En 's avonds, daar had je het weer. In de krant,
onder het hoofdje „Rechterlijke Macht."
„Verdorie Lies, weet je wie er als substituut
griffier benoemd is? Van Dalen, uitgerekend de
grootste stommeling van mijn jaar!"
„Hij zal zich alsnog ontpopt he,„,Jen" meende
Lies.
„Zal wel." Hij keek grimmig, barstte toen ineens
uit:
„Lies, hoe moet het toch met ons, ik zie er geen
gat meer in."
Verslagen zat Lies. Daar was het opeens, het
érge. Vaag zocht ze naar troostwoorden:
„Maar we mogen niet klagen, Frankie. Dat zei
je gisteren zelf nog."
„Och, ik weet het wel, ik weet het wel. Maar
het is zoo hopeloos, Niet het werk, niet dit alle
maal. Daar heb ik me allang overheengezet, dat
weet je immers wel. Ik heb er toch tegen ge
vochten, tegen mijn malle trots en tegen mijn
bekrompenheid. Ik heb me iederen dag voorge
houden: Als Lies het kan volhouden, moet ik het
ook kunnen. Maar ditns iets anders, zie je. Daar
kan ik niet tegen vechten. En dat hoef toch ook
niet. Het is toch geen schande, dat ik mijn eigen
werk wil, mijn eigen leven. God, als ik aan de
ouwe heer denk, dan schaam ik me zooLieske
toch
Maar Lies vond geen woorden. Frank had gelijk,
wist ze. Zij was maar een gewone vrouw, voor haar
maakte het niet zooveel verschil. Thuis een beetje
werken, hier een beetje véél, het kwam eigenlijk
op hetzelfde neer. Maar voor Frank was het zoo
anders. Achtentwintig was hij nu. Vijf jaar af
gestudeerd. En nu: pats dichte deuren overal.
Geen kans geen kans.
„Je moet er niet zoo'n drama van maken" zei
ze luchtig. Je doet zoo echt Hollandsch. Weet je
wel, dat heb ik pas gelezen, dat in Amerika bijna
alle studenten zulke baantjes hebben En dat vindt
iedereen heel gewoon."
„Wat heb ik daaraan? In de eerste plaats ben
ik geen student meer. En dan ik weet het im
mers ook wel, dat er bendes lui van Delft tram
conducteur zijn en monteur en zoo. En dat in het
buitenland medici en doctoren in de chemie han
delsreiziger worden en rondrijden in een auto van
een of andere pillenfabriek. Maar wat schiet ik
daarmee op? Ik ken die menschen immers niet.
't Is het isolement, zie je. Nooit eens met iemand
van je eigen slag te kunnen pratenAls alles
góéd gaat, zitten we hier over tien jaar nog en
over twintig jaar ook. Worden we gepensionneerd,
net als Kee
„En als dat zoo mocht zgn" zei Lies, „dan zijn
we toch al die jaren bij elkaar geweest. En de
rest kan mij niet schelen."
„Maar Frank" begon ze even later weer, „waar
om doe je dan eigenlijk geen moeite meer om iets
te vinden? Er staan toch eiken dag advertenties
in de krant."
„O ja, hoopen. Deelgenoot met tien mille. Jong
jurist gevraagd, vijfentwintig mille kunnende four-
neeren. Ga je gang maar! Kom kind, laten we
maar gaan slapen. Vergeef je ouwe man zijn
somberheid maar."
„Och schat" zei Lies. In bed huilde ze stil en
radeloos.
HOOFDSTUK VIH
Februari kwam en het begon lente te worden.
De boomen waren nog kaal, maar Bart en zijn
helpers maakten zich al druk, of het zomer was.
En de tennisbaan werd in orde gemaakt. En Frank
kreeg een nieuwen wagen. De Chevrolet werd in
geruild. Lies zegende de afleiding nu had hij ten
minste iets prettigs.
Het ging niet best met hem. 's Avonds in de
keuken schreef hij brieven. Lies vroeg niets; ze be
greep, dat het sollicitaties waren. Maar er kwam
nooit antwoord op.
Voor haar was de komst van den nieuwen wagen
eigenlgk een strop, want die mochten ze natuurlijk
niet samen gebruiken. Frank moest hem inrijden,
zeer behoedzaam. De Jonker ging mee, zat vóórin,
de oogen strak op den snelheidsmeter, klaar om te
mopperen, als de wijzer een streepje te ver ging.
Ze fietsten nu samen een enkelen keer naar Hil
versum, gingen naar de bioscoop of dronken thee
in een cf ander stil cafétje. In het Hof van Hol
land óf bij Hamdorff waagden ze zich niet. aJ
verlangde Lies dikwgls wel naar iets van luxe.
Maar ze moesten oppassen, geen bekenden te zien,
Tot nog toe was hun dit wonderbaarlijk gelukt;
's zomers zou het gevaar wel heel wat grooter
worden.
Op een zonnigen Februarimorgen stoof Frank fa
keuken binnen
„Zeg, ik heb een oproeping gekregen."
„Waarvoor?" Lies hield zich dom.
„Nou, ik heb geschreven op een advertentlei
Jong jurist gevraagd, je weet wel. Maar zonder
kapitaal dezen keer. En nu heb ik antwoord. Van
een kantoor in Amsterdam."
„Een advocatenkantoor?' vroeg Lies blij
„Nee ja dat weet ik eigenlgk niet. Maal
ik ga er in ieder geval op af. MorgenochUMj
schrijven ze. Ik kan toch licht eens gaan kijker-
„Natuurlijk" vond Lies. „Staat er 'ets i
salaris?"
„Vijfentwintighonderd aanvangsaiaris, met emo
lumenten" schrijven ze.
„Dat is prachtig, zeg" zei Lies die een jaar te
voren het dubbele nog maar matig gevonden bac.
„Ga je mee? Dan vraag ik 't vanmiddag aan
den baas."
„Zou 't kunnen, denk je? Ik zou het wel eei'lg
vinden."
„Hij kan hoogstens nee zeggen. Kun je niets vei"
zinnen, dat je in Amsterdam koopen maet, nieuw
pannen of zoo?"
„Gekke jongen, ik zie ons al door Amsterdam
sjouwen met een stel pannen tusschen ons in. Nee.
ik kan niets bedenken. Alleen een nieuw yoor-
jaarshoedje, maar dat is niet bepaald een geloiD-
reden."
„•Loop rond met je geldige reden. Ik zeg o®*
woon: voor particuliere omstandigheden. We zi)
toch haast nooit weg."
„Ik hoop, dat het lukt" zei Lies bedenlielijK*
En het lukte. „Ik had er desnoods de traaiu
neele begrafenis van mijn grootmoeder bijgehaald
zei Frank. „Maar hij vond het direct goed."
iWoldt xerroBJ).
Spanning voor het doel van A.G.O.V.V. tijdens den wedstrijd,
die Zondag te Nijmegen gespeeld werd tegen N.E.C.
Tijdens de receptie ter gelegenheid van het eeuwfeest van de Maatschappij Arti et Amicitiae te Amsterdam kwam minister
van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, Z Exc. G Bolkesteïn, het bestuur gelukwenschen en werd de voorzitter,
prof. Huib Luns, geridderd
De beëediging van jhr. W. F. Clifford
Kocq van Breugel tot 2de luitenant bij
de Huzaren motordienst werd o m. bij
gewoond door mr. J. baron van Nagelt,
Nederlandsch gezant te Stockholm
een zeer drukbezochte receptie. Het bestuur van het Ned. Olympisch Comité komt zijn geluk-
u/oncrfiAn aanbidden
Staatsraad mr. J.
B Kan deed zijn
zoon Wim Kan
(rechts) en diens
echtgenooteCorry
Vonk (links) Zon
dag te Amsterdam
uitgeleide bij het
vertrek van het
A.B. C. cabaret
voor een tournée
door Ned. Indië
In volle vaart. Op „Mereveld" te Bunnik bij Utrecht zijn Zondag
draverijen gehouden. De strijd om de voorste plaats
Een der geredde psssagiers van de
.Simon Bolivar", de heer C. v. d. Herik
(links), die Zaterdag per K.L.M.-vliegtuig
op Schiphol arriveerde, verhaalt zijn
avonturen. Naast hem zijn echtgenoole
St. Nico'aas bracht een bezoek aan den inlichtingendienst der Spoorwegen in
het Centraal Station te Amsterdam, waar hij als dank voor de vriendelijke
ontvangst aan de dames een versnapering uitdeelde
Het nieuwe passagebureau van de K.L.M. op
het Leidscheplein te Amsterdam is van fraaie
wandschilderingen voorzien, welke het interieur
een bijzonder cachet verleenen