Na drie jaar weer
naar Canada
KORT VERHAAL
Van Eskimo's en IJszee.
Radiorede van
H. M. de Koningin
Hoe de „Graf Spee"
ten onder ging.
HEEMSKERK
11
£e» tocht van
1500 mijl.
Eskimo's bij onze vouwboot en tent.
Door
Dr. W. C. N. VAN DER SLEEN
Richards Island werd uitgekozen als zomerwei-
de voor de rendieren omdat het ver uitsteekt in
de Noordelijke Poolzee. Geen enkelen boom en op
zijn Noordelijke helft zelfs geen enkelen struik
draagt het, zoodat de koude Poolwind er komt
aanjagen over de lage toendra-vegetatie en de
rendieren bevrijdt van hun grootste vijanden, de
muggen en de horzels. Toch kunt ge er genieten
van bloemenweelde. Blauwe lupine en het roode
wilgenroosje wisselen af met roode en gele kar-
telbladsoorten, steenbreek, dryas en witte heide,
die kleurige plekken vormen tusschen kruipwilg
en dwergberk. Dat alles vormt voedsel voor de
rendieren en een bloemtapijt als een alpenweide.
Hier en daar ligt nog wat sneeuw opgejaagd in
diepe voren, een paar verspreide ijsschotsen lig
gen tegen het strand, maar verder herinnert al
leen de koude Noordooster aan de nabijheid der
Poolstreken. Het rendierkamp ligt op 100 mijl be
noorden Aldavik, maar onze weg gaat grooten-
deels door kronkelende rivierarmen, dus wij ver
trekken met 150 mijl voor den boeg. Wij gaan
vroeg, om 4 uur, dan is de wind meestal bijna
gaan liggen en hebben wij het getij mee. De eer
ste 10 mijl gaan langs de Oostkust van het eiland
en de Noordooster doet al gauw ons bootje deinen
en schommelen. Ons bootje is weer de trouwe
Berger vouwboot, met achterin de tent en voor
een week voedsel, voorin de donsdekens en het
hier weer onbetaalbare muskietennet; naast ons
camera's en kijkers, kaarten en waterlaarzen en
vooral de flitspuit. Als de wind wat opsteekt, rol
len de golfjes al spoedig tusschen ons beiden door
lustig over het spatdek. Buiten in het diepe water
staat een vrij zware zee, die de visschersbooten
van den overkant binnenhoudt. In het ondiepe
gedeelte bij de kust ontwikkelt zich die venijnige
korte golfslag met plotseling opspringende, witte
toppen, die zoo typisch is voor plaatsen waar
stroom of tij hindernissen ontmoeten. Onze boot
houdt zich gelukkig goed, wij krijgen haast geen
water binnen, ook niet als toenemende ondiepte
ons dwingt in groot vaarwater ons heil te zoeken.
Toch zijn wij blij als aan den overkant de kust
duidelijker zichtbaar wordt en de zeearm in ri
viermond overgaat. Eilanden geven dan beschut
ting, de rivier verandert van richting, de wind
komt niet langer aansuizen over tientallen kilo
meters Poolzee. Maar wij zien ook geen witte wal-
visschen meer, zooals die een paar keer om ons
heen speelden, hun glanzend witte lichamen hoog
opwerpend boven de geelbruine toppen der schui
mende golven. Ook de vijf zeehonden zijn achter
gebleven, die ons een heel eind hebben begeleid,
telkens hun knusse ronde kopjes even boven wa
ter uitstekend. Maar thans zwemmen eenden in
stille bochten en als wij tusschen twee eilanden
in de modder vastloopen komt eerst een pareldui
ker poolshoogte nemen, dan vliegt een zwaan met
ruischenden vleugelslag zijn eererondje, een
vischdiefje hangt wel een minuut op een meter
of drie afstand vlak boven onze boot. Aan den
wallekant wordt de plantengroei rijker, de wil
genstruiken worden meterhoog en een enkele els
steekt donker af. De kusten van het groote eiland
zijn meest steil afgeslagen, zooals onze duinen
achter Schoor} en na zes uur roeien bereiken we
een eigenaardig gevormden landtong, waar de
zee sterk aan knaagt en waar bovenop een groot
aantal Eskimo-graven zichtbaar zijn. De opzich
ter heeft ons gezegd, dat die graven heel oud zijn
en er nog al eens iets uitspoelt en dan op het
strand te vinden is. Daar verrijst 20 mijl op weg
onze tent en tijdens het opzetten doe ik mijn eer
ste vondst, ik trap n.l. met mijn bloote voeten in
de scherpe punt van een beenen harpoen. De
eerste steen, dien ik opraap om een vuurhaard te
bouwen, is een steenen bijl, de tweede een lei
steenmes, de derde een schraper van vuursteen,
nog in het houten handvat. Ik denk dat onze
boot-10 pond zwaarder was toen we dit buiten
gewoon interessante plekje verlieten en eigenlijk
gebeurde dat nog te snel en te vroeg naar mijn
zin. Wij hadden zes uur gepeddeld, acht uur ge
zocht en verzameld en nog geen 10 uur geslapen,
toen ik een motorboot hoorde naderen. Gauw on
der het dons uit!.De boot zette reeds koers naar
den wal. Bereden'politie op weg om een verdrin-
kingsgeval te onderzoeken en wel in een Eskimo
nederzetting, White Fish Station. Mogen we mee?
Natuurlijk graag. En zoo gebeurde het, dat onze
tent in vliegende haast werd afgebroken, onze
boot boven op de kajuit van de politieboot gelegd
en mijn vrouw in plaats van thee en havermout
voor mij alleen pannekoeken (met thee en koffie)
en spiegeleieren moest bakken voor de heele be
manning. Vroolijk volk, die politie der wildernis!
Sterke jonge kerels en met een goeden eetlust
ook. Het weer was veel kalmer dan den vorigen
dag. maar toen we voor de derde maal op een
zandbank zaten maakte onze Eskimo stuurman
de opmerking dat er heel wat zand bijgekomen
was sedert hij hier voer. Maar we kwamen er en
de politie begon haar droeve taak van dreggen,
echter zonder succes. Wij bekeken het dorp, een
echter zomernederzetting. bestaande uit een aan
tal tenten, waarvan de eigenaars met hun 'schoe
ners en walvischbooten hier winterprovisie kwa
men inzamelen Er waren juist een paar witte
walvisschen binnengebracht, groote dolfijnen
eigenlijk, van ruim vijf meter lang, net zoo groot
als mijn vouwboot. Ze werden opengesneden, het
vleesch in reepen verdeeld in de zon te drogen
gehangen, het spek gedeeltelijk uitgekookt, deels
gebraden, deels in reepen gesneden in vaten ver
pakt. Dit laatste is het hondenvoer van den han
del in deze streken. Een vat gesneden spek wordt
geruild tegen een even groot vat benzine. De rest,
vleesch en vet wordt al naar het uitkomt door
mensch of dier genuttigd.
Walvisschen vangen en schoonmaken is man
nenwerk; jongens en meisjes zetten vischnetten
uit waarin hier vooral de zoogenaamde White
Fish gevangen wordt. De vrouwen maken de
visch schoon met behulp van groote driehoekige
messen, die meest uit zagen worden gesneden,
scherp gevijld en van een ivoren of beenen hand
vat voorzien. De visch wordt dan gekerfd, gerookt
en gedroogd. Eskimo-honden worden zomer en
winter bijna uitsluitend met visch gevoed. Dit
schijnt een uitstekend volledig voedsel te zijn, ook
voor de Eskimo's zelf, die vrijwel geen darm- en
ingewandsstoornissen kenden voordat zij het
voedsel van den blanken man gingen gebruiken,
s Middags schoof de schoener van den bisschop
vlak naast de onze zijn neus in het zand. Er werd
kerkdienst gehouden in een der tenten, een mooie
gelegenheid om de kerkgangers te filmen. Eski
mo-vrouwen dragen hun kind op den rug onder
de jurk, waar het desgewenscht gemakkelijk naar
voren kan worden geschoven of ook wel omhoog
kan klauteren om over moeders schouder heen te
kijken. Eskimo-kleeding is altijd zoo wijd, dat de
armen uit de mouwen kunnen worden gehaald
zonder de jas of jurk uit tc trekken om ze tegen
het lichaam aan te warmen.
Wat die kinderen betreft: wat bij ons kinderen
zijn, zijn hier vaak al vrouwen. Een Eskimovrouw
tje krijgt vaak haar eerste baby voor het begin
van haar-twaalfde levensjaar en Stephanson. een
der beste kenners van die merkwaardige volkje
geeft daar een hoogst merkwaardige reden voor
op. Hij maakt ons opmerkzaam op het feit, dat
in de sneeuwhutten der Eskimo's gewoonlijk een
temperatuur heerscht van ongeveer 80 graden
Fahrenheit. De vrouwen komen in den winter
haast nooit buiten, behalve zwaar bekleed met
pelswerk en dan meest nog alleen als de zon
schijnt. In den zomer schijnt de zon dag en nacht
en heerscht in de tenten, waarin ze dan leven
vaak een temperatuur van 90 graden en meer.
Feitelijk leven deze vrouwen dus steeds in tropi
sche temperaturen en Stephanson vindt steun in
de laatrijpheid der Indiaansche meisjes uit de
zelfde streken. In de teepee brandt een vuur, waar
iedereen om heen zit. Aangezicht en beenen mo
gen verschroeien, op de rugkleeding wordt de
rijp dikker en dikker. Door en door warm zijn de
ze menschen haast nooit en geen Indiaansche
vrouw in het hooge Noorden krijgt een kind "voor
haar twintigste jaar. Toch is de teepee een pro
baat verweermiddel tegen de tuberculose, die de
ze menschen ten grave sleept zoodra ze in een
blokhut gaan wonen, die door hen natuurlijk
nooit wordt gelucht of schoongemaakt. De Eskimo
kan wel in een blokhut leven, daar dit volkje van
nature zindelijker en werkzamer is en dus niet te
gen schoonhouden van huis en hof opziet.
Na kerkdienst maakten we nog een praatje met
een paar oudere Eskimo's. Eén had nog harpoe
nen met beenen voorstuk, waarin dan een stalen
punt was bevestigd, maar de meeste stalen pun
ten waren stevig in koperen bouten gesoldeerd.
Ik dacht dadelijk aan het gedegen koper, dat een
paar honderd mijl verder oostelijk bij Coppermine
voorkomt, maar cleze Eskimo's kenden een andere
mijn. Honderd jaar geleden verging op Herschel
Island, heelemaal aan het andere einde der delta
een bark, waarvan ribben en rondhouten met ko
peren bouten aan de scheepshuid waren bevestigd.
Daar haalt de delta-Eskimo zijn koper vandaan.
Elke walvischjager had een geweer aan boord,
maar ze waren het er niet over eens of het beter
was eerst met de harpoen te wonden en dan met
een kogel te dooden of andersom. Het schijnt n.l.
dat een aangeschoten walvisch nog wel eens zóó
lang en zóó diep duikt, dat hij niet wordt terug
gevonden, terwijl de harpoenpunt van den stok
loslaat. Maar tegenwoordig verraadt een dicht-
gesoldeerd petroleumblik, aan den stok bevestigd,
de plaats waar het dier met den dood worstelt
aan den jager. Een volgenden keer hopen wij eens
zoo'n walvischjacht mee te maken. Thans moes
ten wij met de politie naar Aklavik terug.
's-GRAVENHAGE, 18 December. H.M. de Ko
ningin heeft het voornemen zich op Woensdag,
20 December a.s., des namiddags te 1 uur met een
advent-rede te richten tot haar volk, zoowel in
Nederland als in de overzeesche gebiedsdeelen des
rijks.
De rede zal door alle Nederlandsche omroep-
stations, alsmede door de rijkskorte-golf-zenders
te Kootwijk en door de Phohi worden uitgezonden.
MONTEVIDEO 18 December. Een correspon
dent van United Press heeft aan boord van een
vliegtuig de explosie waargenomen, waardoor de
„Graf Spee" vernietigd werd. Hij seint het volgen
de: „Ongeveer 2000 voet boven de „Graf Spee"
vliegende zag ik het schip explodeeren. Ons vlieg
tuig keerde op de seinen van de Britsche oorlogs
schepen terug.
Een reusachtige vlam sprong de lucht in door de
pijp van het schip. Een dikke zwarte rookwolk
volgde. De bemanning van de „Graf Spee" deed het
slagschip naar den zeebodem verdwijnen teneinde
te voorkomen dat het in handen van den vijand
zou vallen. Met tijdbommen werd de explosie ver
oorzaakt.
Wij waren opgestegen zoodra de „Graf Spee" het
anker gelicht had. Wij zagen het schip de smalle
vaargeul uitvaren. Wij vlogen laag over het schip
en zagen dat de schade hersteld was. De „Graf
Spee" zag er normaal uit, behalve dat er slechts
weinig leden der bemanning aan dek waren. De
„Spee" keerde zich westwaarts en de piloot van
het vliegtuig schreeuwde mij toe dat het schip koers
zette naar Buenos Aires. Tien mijl ten oosten zagen
wij een ander oorlogsschip. Het was de kruiser
„Uruguay" die gelijk met de „Graf Spee" op-
stoomde. Terugkeerende zagen wij dat het vracht
schip „Tacoma" de „Graf Spee" volgde. De Duit-
sche vlag wapperde van den achtersteven der
„Tacoma" en aan stuurboord stonden tallooze op
varenden van de „Graf Spee" in de houding opge
steld. Langzaam bereikte de „Graf Spee" het
diepere water. Oostwaarts zagen wij de Britsche
oorlogsschepen, maar wij waagden het niet te dicht
te naderen uit vrees dat de luchtafweerbatterijen
het vuur op het onbekende toestel zouden openen.
De Britsche kruiser, die wij zagen, was 15 nSü
van de „Graf Spee" verwijderd. Het eenige andere
schip, dat wij zagen was een koopvaarder. Terug
gekeerd naar de „Graf Spee" zagen wij het schip
stilliggen in den kalmen Oceaan. Een boot verliet
het oorlogsschip en zette koers naar de „Tacoma"
Nog twee booten met matrozen volgden. Toen de
laatste boot vertrokken was konden wij aan boord
van de „Graf Spee" geen levensteeken meer be
merken. De zon begon achter de horizon te ver
dwijnen toen wij andermaal bij de „Graf Spee"
terugkeerden. Nog steeds lag het Duitsche slagschip
bewegingloos, geen rook steeg op uit de schoor
steen.
Wij waren juist een mijl van het schip af,
toen de eerste explosie de stilte verscheurde.
De „Graf Spee" leek een gloeiende oven toen
de oranje-rood kleurige vlammen ten hemel
stegen. Een oogenblik later deed een tweede
ontploffing het schip bij den voorsteven breken.
De opstijgende rook onttrok de „Graf Spee" aan
ons gezicht. De piloot van mijn vliegtuig dook naar
beneden en scheerde over de achtersteven van de
„Graf Spee". Op dat oogenblik barstte een derde
explosie los. Wij keerden over de „Tacoma" naar
het vliegveld terug. Op het dek van het vrachtschip
stond de bemanning van de „Spee" in het gelid
opgesteld en sloeg zwijgend den ondergang van het
„Graf Spee" in den verdwijnenden dag gade.
MUZIEKUITVOERING.
Op Zondag 7 Januari geeft het fanfarekorps „St.
Cecilia" een muziekuitvoering in de concertzaal
van Gebr. Dam. Ook zal nog een één-acter worden
opgevoerd genaamd „Daar komt brommen van".
LIEFDADIGHEID.
Het voedsel der soldaten dat overblijft, zal hier
door een liefdadige instelling onder arme gezinnen
worden gedistribueerd.
SPORT.
Door dat het gebouw niet meer beschikbaar is
zijn de oefen-avonden der gymnastiekvereeniging
„D.O.K.", alsmede de indoortraining van de R.-K.
V.V. „A.D.O." stopgezet.
Eskimomeisjes.
Huur van gedeelten strand.
Den 31 December a.s. eindigen de huurovereen
komsten betreffende het recht om, met uitsluiting
van anderen, te plaatsen of te doen plaatsen
badkoetsen, stoelen, tenten, waarschuwingsbor
den en andere losse getimmerten, pompbuizen
en overige voor bad- en strandexploitatie be-
noodigde losse voorwerpen op de gedeelten zee
strand:
A. tusschen de strandpalen nos. 52 en 53
De Waaghals
J. P. BALJé.
ET stond, voor ieder, die Kobus Barent-
sen kende vast, dat hij wis en zeker een
vroegen dood zou sterven, want een groo-
tere waaghals dan hij moest nog geboren
worden.
In zijn jeugd zei de heele buurt al, dat hij nog
eens ongelukkig aan zijn einde zou komen, want
er bestond geen sleeperswagen, geen vrachtauto,
geen tram, waar hij niet aangehangen had en in
groote vaart weer afgesprongen was, maar een
verstuikte pols was bij diè waarghalzerïj het erg
ste geweest, wat hem overkomen was. Als er ijs
lag, was hij de eerste, die probeerde, of het hem
al dragen kon; niet alleen in de stadsvijvers, waar
het hem hoogstens een paar natte voeten kon
kosten, maar ook op het gevaarlijke kanaal.
Daar was hij dan ook een keer prompt „kopje
onder" gegaan en slechts met de grootste moeite
was het gelukt hem tusschen de ijsschotsen van
daan te visschen. Het had hem een stevige long
ontsteking bezorgd en zijn naaste bunren hadden
wijs-glimlachend verklaard, dat ze het altijd wel
gezegd hadden dat die Kobus op zoo'n manier nooit
een „blijvertje" kon zijn en dat hij nu Petersen,
den grimmigen begrafenisondernemer met het
uitgestreken gezicht, wel werk zou bezorgen. Maar
Kobus dacht er anders over, en kwam de crisis
alsmede koortsen van meer dan 41 graden te
boven. De buren schudden het hoofd over zoo
veel brutaliteit, maar wisten te voorspellen, dat
het alleen maar uitstel van executie zou betee-
kenen.
En Kobus liet niets na, om de voorspelling van
zijn buren waar te maken. Waar er maar een
gelegenheid was om zijn bravour te toonen, deed
hij het. Hij ging zwemmen in de breede rivier
bij „afgaand" water, lette er niet op, of de
badman toeterde, tot hij geen adem meer had,
maar zwom naar de 'roode lichtboei, die de
man. Z'n grootste genoegen vond hij er in, precies
voor een hardrijdende auto langs den weg over
te steken en hij had nooit meer schik, dan wan
neer de hevig verschrikte chauffeur met een af-
schuweijk geknars van zijn remmen stopte en
een uitgebreide vocabulaire aan scheldwoorden
over hem uitstortte. Was hij op de fiets, dan
jakkerde hij tusschen alle verkeer door en ont
snapte dagelijks enkele maken aan een zekeren
dood met die dosis geluk, die blijkbaar volgens
ongeschreven wetten de waaghalzen toegemeten
wordt.
Kobus ging naar zee. En de buren schudden
deelnemend het hoofd, toen ze dat besluit van
zijn moeder vernamen. „Enfin", zeiden ze onder
elkaar „dan krijgt hij tenminste een eerlijk
zeemansgraf". Want Kobus had zich door zijn
kwajongensstreken, die aan baldadigheid grens
den, niet bepaald bemind gemaakt bij de ordelijke
leden van de maatschappij.
De kapiteins, waar hij bij voer, hadden heel
wat met hem te stellen. Zoo'n lichtmatroos
hadden ze nog zelden meegemaakt. Ze stonden
doodsangsten uit, als ze hem op onverantwoor-
delijk-nonchalante wijze in het want zagen
klauteren, maar aan den anderen kant hadden ze
bewondering voor den durfal, want er was geen
baantje zoo gevaarlijk, of-Kobus voerde het uit.
Toch scheen de zee niet zijn element te zijn,
want toen hij op zijn derde reis bij stormweer
van de „bak" was geslagen, waar hij op dat mo
ment heelemaal niets te maken had, en met
een aantal gebroken ribben in het zeemanshospi
taal van Bahia Blanca opgenomen moest worden
gaf hij er den brui aan. Na zijn herstel stelde
de consul hem op transport naar Nederland en
keek Kobus uit naar een ander baantje.
De baantjes lagen echter niet opgeschept en
daarom besloot Kobus het in den vreemde te
zoeken. Als blinde passagier wist hij, onder
treinen hangend, Frankrijk te bereiken, en toen
hij daar kwam, brak juist een oorlog uit. Hij
wist dienst te nemen in een vreemdelingen
legioen.
En Kobus Barentsen zou zichzelf niet geweest
zijn als hij zich ook daar niet onderscheiden had
door zijn overgelijkelijke roekeloosheid, die geen
durf meer genoemd kon worden. Hij was steeds
de eerste, om zich als vrijwilliger op te geven
voor hachelijke ondernemingen, werd vijf keer
gewond, waarvan twee maal zoo ernstig, dat
Die medailles bezorgden hem in het vaderland
wèl een zekere bewondering, maar geen baan
tje. Totdat het hem eindelijk lukte, zich als
glazenwasscher te verhuren.
Als men Kobus boven op zijn ladder bezig zag,
hield men het hart vast. Dat doet men altijd,
als men een gewone glazenwasscher bezig ziet
met zijn halsbrekende toeren. Maar Kobus was
geen gewone glazenwasscher. Als hij gedaan had
als al zijn andere collega's, wat voldoende is een
normaal mensch kippenvel te bezorgen, zou hem
het baantje te emotieloos zijn geweest. Kobus
hield het midden tusschen een glazenwasscher
en een geveltoerist. Natuurlijk kwam het geen
moment in zijn hoofd op, wanneer hij een ruit
had gereinigd en hij naar de volgende moest,
netjes zijn ladder af te dalen en voor de volgende
ruit te plaatsen. Dat deden zijn collega's immers
ook alleen in uiterste noodzaak. Maar voor
Kobus bestond geen uiterste noodzaak. Iedere
uitstekende steen was voor hem voldoende om
ei" zijn voet op te zetten en een andere uitste
kende steen te zoeken, waar hij één hand of een
paai- vingers om kon klemmen. Met zijn andere
hand draaide hij dan zijn ladder naar zijn doel
en vaak floot hij ondertusschen nog een deun
tje.
„Nou", wisten zijn kennissen elkaar te vertellen,
„dat is het einde van Kobus Barentsen. Er is ten
slotte aan alles een grens en Kobus zal als gla
zenwasscher sterven"
Zijn buren, zijn vrienden en zijn kennissen
kregen gelijk. Kobus stierf op jongen leeftijd .Kobus
blies als glazenwasscher den laatsten adem uit!
De voorspellingen kwamen uit, want Kobus was
zesentwintig jaar, toen Magere Hein hem in zijn
knokige vingers kreeg.
Kobus had juist zijn equilibristische toeren
aan den gevel van een groot kantoorgebouw be
ëindigd en hij was zijn ladder afgedaald radat
het laatste raam was schoongemaakt. Hij liep
op zijn wagen toe met zijn emmer in de hand.
toen hij struikelde over een losgeraakte veter
van zijn schoen. Hij viel en kwam zoo ongelukkig
terecht, dat de haak, waaraan hij zijn emmer
ophing, hem juist in de slaap drong
Zesentwintig jaar was de waaghals, toen hij
overleed. Als glazenwasscher
Toen zijn kennissen het vernamen knikten ze
alwetend met het hoofd. Ze hadden het altijd
wel geweten, dat die roekelooze Kobus nog eens
van de grens cler gemeente Beverwijk (WijKia
Zee) af tot 300 M. Zuidwaarts daarvan;
B. tusschen het Zuiderhavenhool'd en
lagen dam langs de zuidzijde van het 2im
buitenkanaal;
C. van het Zuiderhavenhoofd af tot (ft
Zuidwaarts daarvan.
Namens den Staat der Nederlanden heeft ij
Inspecteur der Domeinen te Haarlem zich >2
reid verklaard, bovenbedoeld recht, opnies j
verhuren tot en met 31 December 1942 teg^l
huurprijzen, welke ook thans geldende zijö
resp. 45, 120 en 120 per jaar.
B. en W. stellen den raad voor, hen te mac];
tot het sluiten van de terzake opgemaakte o*.
eenkomst, welke bij de stukken is gevoegd.™
Ned. Bond van kleinhandelaren j,
het Visch- en Haringbedrijf,
In café „De Kroon" te Amsterdam y_
derde Maandagmiddag de Nederlandsche ba
van kleinhandelaren in het visch- en haita
bedrijf. Er bestond voor de bijeenkomst
belangstelling.
De voorzitter, de heer K. Lamimers, hield
rede over heit onderwerp „De toestand in
Nederianidsc'hen vischihaaidel".
Spr. wees op den teruggang in het bedrijf
de laatste jaren en in het bijzonder sinds h
intreden van den oorlogstoestand. Spr. betres
het, dat nog geen eenheid is gekomen in.
distributie van visch. Een corps vakkun^
öistribuanten achtte spr. noodzakelijk.
drong hij aan op regeeringssteun voor hen,,
mnmpnt.PAl Hnrvv nrtrlnovstnecfo rvH nmt -
momenteel door den oorlogstoestand niet in
zijn hun bedrijf in stand te houden. De
voer van Noorsche en Deensche visch,
nu jj
oorlog de Nederlandsche visschers in de uïtoe:>.l
ning van hun beroep belemmert, is noodzate
De heer L. Presser, algemeen secretaris
daarna over het onderwerp" Wegen naai
bouw". De secretaris was van meening, da: h;;
gebruik van visch gestimuleerd kan worden (fy
een betere verzorging van de visch. Visch,
immers spoedig bederft, behoeft uitstekende tJ
zorging, waaraan nog wel eens iets maintó
Op dit punt hebben de reeders een belanerij
taak. Bezuiniging op de verpakkingsmiddelen,
aldus spr.. kan het bedrijf veel schade
brengen.
Ook de heer Presser drong aan op wel
maatregelen, welke ten doel hebben het onme^
lijk te maken, dat iedereen visch verkoopt.
Op beide inleidingen volgde een levendige dis.
cussie.
Aan den minister van sociale zaken werd eer
motie gezonden, waarin wordt aangedrongen op
ondersteuning van die vischwinkeliers en die
door de tijdsomstandigheden in ernstige moei.
lijkheden verkeer en en gedwongen zijn hun
kei te sluiten.
CREMATIE J. C. LUCAS.
Onder veel belangstelling heeft gistermicd^
in het crematorium te Velsen de crematie plaij
gehad van het stoffelijk overschot van den is:
J. C. Lucas, oud-opzichter bij den Rijten
artsenijkundigen dienst, overleden alhier.
Aanwezig waren de heeren C. C. M. van
oud-direcetur van edn Stadsschouwburg, C, i
Gerriesen, oud-opzichter van den Rij
artsenijkundigen dienst, H. F. Boot, H. A. B:l.
leur, H. T. van Abs, M. N. van Aken, M. de Hn;
H. J. en L. Hagenaar, C. P. G. Cassée, oud-réi.
rendaris ter provinciale griffie alhier, C. .1
Kruyff, H. M. Kruk, C. van Maren, OverveaJ,
F. Lobel Sr., N. Oostwald Jr. W. de Wit e.a.
Er werd niet gesproken. De organist sptóij
een koraal van Bach „Er weidet seine Herds'
van Mendelssohn en bij het dalen van de tei
het Largo van Handel. De zoon dankte voci'de
belangstelling.
NAGEKOMEN BESOMMINGEN VAN MAANDAG
Loggers met versche visch: KW 103 f 1810, KW
35 f 1360.
Loggers met versche haring: SCH 19 f 7960, SCH
72 f 6820.
/CHEEP/
LT'JMNCENS
scheepvaart tot baken diende, rustte daar een.^wlBte. iucfi.cauuiitjvuöi;
kwartiertje uit en zette dan den terugtocht in. alleen een wonder en zijn ongelooflijke taaiheid 'ongelukkig 'aa^zijn^iiïï^zou^ïomenl1'
Het kostte hem alleen een feilen uitbrander en I hem het leven er deed afbrengen, en toen hij F (Auteursrecht voorbehouden
een klinkende draai om z'n ooren van den bad- den dienst verliet, sierde een rijtje militaire on- Nadruk verboden).
- I derscheidingen zijn borst. i
HOLLAND—AMERIKA LIJN.
Statendam N.-York n. Rotterdam 17 (nam.)
in de Duins.
Volendam 17 van Rotterdam naar New-York
Maasdam 16 van Rotterdam te New-York,
JAVA—NEW-YORK LIJN.
Japara 16 van Batavia naar New-York.
Palembang New-York n. Java 16 v. Kaapstad,
Tapanoeli, Java n. New-York 17 v. St. Vincent
Bennekom, New-York n. Java 17 te Belawan
Poelau Roebiah, Java n. New-York 181«
Kaapstad.
SILVERJAVAPACIFIC LIJN.
Saparoea, Vancr. n. Java 18 v. Calcutta.
Jagersfontein 17 te Calcutta gaat naar Paci*
fickust.
ROTTERDAMSCHE LLOYD.
Slamat (thuisr.) 17 van Pt. Said (n. Genua),
Kota Agoeng- (uitr.) 16 van Suez.
Garoet (uitr.) p. 17 Pt. de Galle.
Kedoe (thuisr.) u- 15 Pt. de Galle.
Kota Baroe 17 van Rotterdam te Batavia.
Blitar (thuisr.) 18 te Suez.
Bengalen 17 van Perz. Golf te Batavia.
STOOMVAART MIJ. NEDERLAND.
Tabinta (uitr.) 17 te Antwerpen.
Singkep (uitreis) 18 te Port Said.
AGENDA VOOR BEVERWIJK
DINSDAG 19 DECEMBER
Luxor Theater, Breestraat: „De Roos van Wash*
ington Square" en „De gemaskerde ruiter" 8 uur.
WOENSDAG 20 DECEMBER
Luxor Theater, Breestraat: „De Roos van Wast*
ington Square" en „De gemaskerde ruiter", 8 uur.
AGENDA TE HAARLEM
Heden:
DINSDAG 19 DECEMBER
Frans Hals Theater: Annie van Ees in „Boefje
geprolongeerd, 2.30, 7 en 9.15 uur.
Rembrandt Theater: „Madeleine". Op het tooneelï
Guus Brox en partner. 2.30, 7 en 9.15 uur.
Cinema Palace: „Een onvergetelijk man"
„Hallo Janine", 8.15 uur.
Luxor Theater: „De zwarte spion", 2.30, 7 eö
9.15 uur.
Moviac Theater: Non-stop-programma met o.a.
.Onze soldaten in mobilisatietijd" enz., van 7.15
uur af.
Palestina Diorama's, Schotersingelll7a. Geopend
behalve Vrijdags eiken werkdag van n35 en vafl
79 uur.
Frans Halsmuseum: 3e Groepstentoonstelling!
104 uur.
WOENSDAG 20 DECEMBER
Beverwijk: Vergadering van den gemeente
raad, 7.30 uur.
Bioscoopvoorstellingen 's middags en 's avonds.
Palestina Diorama's, Schotersingelll7a. Geopend
behalve Vrijdags eiken werkdag van 35 en van
7—9 uur.