Na drie jaar weer naar Canada KORT VERHAAL Van Eskimo's en IJszee. Radiorede van H. M. de Koningin Hoe de „Graf Spee" ten onder ging. HEEMSKERK 11 £e» tocht van 1500 mijl. Eskimo's bij onze vouwboot en tent. Door Dr. W. C. N. VAN DER SLEEN Richards Island werd uitgekozen als zomerwei- de voor de rendieren omdat het ver uitsteekt in de Noordelijke Poolzee. Geen enkelen boom en op zijn Noordelijke helft zelfs geen enkelen struik draagt het, zoodat de koude Poolwind er komt aanjagen over de lage toendra-vegetatie en de rendieren bevrijdt van hun grootste vijanden, de muggen en de horzels. Toch kunt ge er genieten van bloemenweelde. Blauwe lupine en het roode wilgenroosje wisselen af met roode en gele kar- telbladsoorten, steenbreek, dryas en witte heide, die kleurige plekken vormen tusschen kruipwilg en dwergberk. Dat alles vormt voedsel voor de rendieren en een bloemtapijt als een alpenweide. Hier en daar ligt nog wat sneeuw opgejaagd in diepe voren, een paar verspreide ijsschotsen lig gen tegen het strand, maar verder herinnert al leen de koude Noordooster aan de nabijheid der Poolstreken. Het rendierkamp ligt op 100 mijl be noorden Aldavik, maar onze weg gaat grooten- deels door kronkelende rivierarmen, dus wij ver trekken met 150 mijl voor den boeg. Wij gaan vroeg, om 4 uur, dan is de wind meestal bijna gaan liggen en hebben wij het getij mee. De eer ste 10 mijl gaan langs de Oostkust van het eiland en de Noordooster doet al gauw ons bootje deinen en schommelen. Ons bootje is weer de trouwe Berger vouwboot, met achterin de tent en voor een week voedsel, voorin de donsdekens en het hier weer onbetaalbare muskietennet; naast ons camera's en kijkers, kaarten en waterlaarzen en vooral de flitspuit. Als de wind wat opsteekt, rol len de golfjes al spoedig tusschen ons beiden door lustig over het spatdek. Buiten in het diepe water staat een vrij zware zee, die de visschersbooten van den overkant binnenhoudt. In het ondiepe gedeelte bij de kust ontwikkelt zich die venijnige korte golfslag met plotseling opspringende, witte toppen, die zoo typisch is voor plaatsen waar stroom of tij hindernissen ontmoeten. Onze boot houdt zich gelukkig goed, wij krijgen haast geen water binnen, ook niet als toenemende ondiepte ons dwingt in groot vaarwater ons heil te zoeken. Toch zijn wij blij als aan den overkant de kust duidelijker zichtbaar wordt en de zeearm in ri viermond overgaat. Eilanden geven dan beschut ting, de rivier verandert van richting, de wind komt niet langer aansuizen over tientallen kilo meters Poolzee. Maar wij zien ook geen witte wal- visschen meer, zooals die een paar keer om ons heen speelden, hun glanzend witte lichamen hoog opwerpend boven de geelbruine toppen der schui mende golven. Ook de vijf zeehonden zijn achter gebleven, die ons een heel eind hebben begeleid, telkens hun knusse ronde kopjes even boven wa ter uitstekend. Maar thans zwemmen eenden in stille bochten en als wij tusschen twee eilanden in de modder vastloopen komt eerst een pareldui ker poolshoogte nemen, dan vliegt een zwaan met ruischenden vleugelslag zijn eererondje, een vischdiefje hangt wel een minuut op een meter of drie afstand vlak boven onze boot. Aan den wallekant wordt de plantengroei rijker, de wil genstruiken worden meterhoog en een enkele els steekt donker af. De kusten van het groote eiland zijn meest steil afgeslagen, zooals onze duinen achter Schoor} en na zes uur roeien bereiken we een eigenaardig gevormden landtong, waar de zee sterk aan knaagt en waar bovenop een groot aantal Eskimo-graven zichtbaar zijn. De opzich ter heeft ons gezegd, dat die graven heel oud zijn en er nog al eens iets uitspoelt en dan op het strand te vinden is. Daar verrijst 20 mijl op weg onze tent en tijdens het opzetten doe ik mijn eer ste vondst, ik trap n.l. met mijn bloote voeten in de scherpe punt van een beenen harpoen. De eerste steen, dien ik opraap om een vuurhaard te bouwen, is een steenen bijl, de tweede een lei steenmes, de derde een schraper van vuursteen, nog in het houten handvat. Ik denk dat onze boot-10 pond zwaarder was toen we dit buiten gewoon interessante plekje verlieten en eigenlijk gebeurde dat nog te snel en te vroeg naar mijn zin. Wij hadden zes uur gepeddeld, acht uur ge zocht en verzameld en nog geen 10 uur geslapen, toen ik een motorboot hoorde naderen. Gauw on der het dons uit!.De boot zette reeds koers naar den wal. Bereden'politie op weg om een verdrin- kingsgeval te onderzoeken en wel in een Eskimo nederzetting, White Fish Station. Mogen we mee? Natuurlijk graag. En zoo gebeurde het, dat onze tent in vliegende haast werd afgebroken, onze boot boven op de kajuit van de politieboot gelegd en mijn vrouw in plaats van thee en havermout voor mij alleen pannekoeken (met thee en koffie) en spiegeleieren moest bakken voor de heele be manning. Vroolijk volk, die politie der wildernis! Sterke jonge kerels en met een goeden eetlust ook. Het weer was veel kalmer dan den vorigen dag. maar toen we voor de derde maal op een zandbank zaten maakte onze Eskimo stuurman de opmerking dat er heel wat zand bijgekomen was sedert hij hier voer. Maar we kwamen er en de politie begon haar droeve taak van dreggen, echter zonder succes. Wij bekeken het dorp, een echter zomernederzetting. bestaande uit een aan tal tenten, waarvan de eigenaars met hun 'schoe ners en walvischbooten hier winterprovisie kwa men inzamelen Er waren juist een paar witte walvisschen binnengebracht, groote dolfijnen eigenlijk, van ruim vijf meter lang, net zoo groot als mijn vouwboot. Ze werden opengesneden, het vleesch in reepen verdeeld in de zon te drogen gehangen, het spek gedeeltelijk uitgekookt, deels gebraden, deels in reepen gesneden in vaten ver pakt. Dit laatste is het hondenvoer van den han del in deze streken. Een vat gesneden spek wordt geruild tegen een even groot vat benzine. De rest, vleesch en vet wordt al naar het uitkomt door mensch of dier genuttigd. Walvisschen vangen en schoonmaken is man nenwerk; jongens en meisjes zetten vischnetten uit waarin hier vooral de zoogenaamde White Fish gevangen wordt. De vrouwen maken de visch schoon met behulp van groote driehoekige messen, die meest uit zagen worden gesneden, scherp gevijld en van een ivoren of beenen hand vat voorzien. De visch wordt dan gekerfd, gerookt en gedroogd. Eskimo-honden worden zomer en winter bijna uitsluitend met visch gevoed. Dit schijnt een uitstekend volledig voedsel te zijn, ook voor de Eskimo's zelf, die vrijwel geen darm- en ingewandsstoornissen kenden voordat zij het voedsel van den blanken man gingen gebruiken, s Middags schoof de schoener van den bisschop vlak naast de onze zijn neus in het zand. Er werd kerkdienst gehouden in een der tenten, een mooie gelegenheid om de kerkgangers te filmen. Eski mo-vrouwen dragen hun kind op den rug onder de jurk, waar het desgewenscht gemakkelijk naar voren kan worden geschoven of ook wel omhoog kan klauteren om over moeders schouder heen te kijken. Eskimo-kleeding is altijd zoo wijd, dat de armen uit de mouwen kunnen worden gehaald zonder de jas of jurk uit tc trekken om ze tegen het lichaam aan te warmen. Wat die kinderen betreft: wat bij ons kinderen zijn, zijn hier vaak al vrouwen. Een Eskimovrouw tje krijgt vaak haar eerste baby voor het begin van haar-twaalfde levensjaar en Stephanson. een der beste kenners van die merkwaardige volkje geeft daar een hoogst merkwaardige reden voor op. Hij maakt ons opmerkzaam op het feit, dat in de sneeuwhutten der Eskimo's gewoonlijk een temperatuur heerscht van ongeveer 80 graden Fahrenheit. De vrouwen komen in den winter haast nooit buiten, behalve zwaar bekleed met pelswerk en dan meest nog alleen als de zon schijnt. In den zomer schijnt de zon dag en nacht en heerscht in de tenten, waarin ze dan leven vaak een temperatuur van 90 graden en meer. Feitelijk leven deze vrouwen dus steeds in tropi sche temperaturen en Stephanson vindt steun in de laatrijpheid der Indiaansche meisjes uit de zelfde streken. In de teepee brandt een vuur, waar iedereen om heen zit. Aangezicht en beenen mo gen verschroeien, op de rugkleeding wordt de rijp dikker en dikker. Door en door warm zijn de ze menschen haast nooit en geen Indiaansche vrouw in het hooge Noorden krijgt een kind "voor haar twintigste jaar. Toch is de teepee een pro baat verweermiddel tegen de tuberculose, die de ze menschen ten grave sleept zoodra ze in een blokhut gaan wonen, die door hen natuurlijk nooit wordt gelucht of schoongemaakt. De Eskimo kan wel in een blokhut leven, daar dit volkje van nature zindelijker en werkzamer is en dus niet te gen schoonhouden van huis en hof opziet. Na kerkdienst maakten we nog een praatje met een paar oudere Eskimo's. Eén had nog harpoe nen met beenen voorstuk, waarin dan een stalen punt was bevestigd, maar de meeste stalen pun ten waren stevig in koperen bouten gesoldeerd. Ik dacht dadelijk aan het gedegen koper, dat een paar honderd mijl verder oostelijk bij Coppermine voorkomt, maar cleze Eskimo's kenden een andere mijn. Honderd jaar geleden verging op Herschel Island, heelemaal aan het andere einde der delta een bark, waarvan ribben en rondhouten met ko peren bouten aan de scheepshuid waren bevestigd. Daar haalt de delta-Eskimo zijn koper vandaan. Elke walvischjager had een geweer aan boord, maar ze waren het er niet over eens of het beter was eerst met de harpoen te wonden en dan met een kogel te dooden of andersom. Het schijnt n.l. dat een aangeschoten walvisch nog wel eens zóó lang en zóó diep duikt, dat hij niet wordt terug gevonden, terwijl de harpoenpunt van den stok loslaat. Maar tegenwoordig verraadt een dicht- gesoldeerd petroleumblik, aan den stok bevestigd, de plaats waar het dier met den dood worstelt aan den jager. Een volgenden keer hopen wij eens zoo'n walvischjacht mee te maken. Thans moes ten wij met de politie naar Aklavik terug. 's-GRAVENHAGE, 18 December. H.M. de Ko ningin heeft het voornemen zich op Woensdag, 20 December a.s., des namiddags te 1 uur met een advent-rede te richten tot haar volk, zoowel in Nederland als in de overzeesche gebiedsdeelen des rijks. De rede zal door alle Nederlandsche omroep- stations, alsmede door de rijkskorte-golf-zenders te Kootwijk en door de Phohi worden uitgezonden. MONTEVIDEO 18 December. Een correspon dent van United Press heeft aan boord van een vliegtuig de explosie waargenomen, waardoor de „Graf Spee" vernietigd werd. Hij seint het volgen de: „Ongeveer 2000 voet boven de „Graf Spee" vliegende zag ik het schip explodeeren. Ons vlieg tuig keerde op de seinen van de Britsche oorlogs schepen terug. Een reusachtige vlam sprong de lucht in door de pijp van het schip. Een dikke zwarte rookwolk volgde. De bemanning van de „Graf Spee" deed het slagschip naar den zeebodem verdwijnen teneinde te voorkomen dat het in handen van den vijand zou vallen. Met tijdbommen werd de explosie ver oorzaakt. Wij waren opgestegen zoodra de „Graf Spee" het anker gelicht had. Wij zagen het schip de smalle vaargeul uitvaren. Wij vlogen laag over het schip en zagen dat de schade hersteld was. De „Graf Spee" zag er normaal uit, behalve dat er slechts weinig leden der bemanning aan dek waren. De „Spee" keerde zich westwaarts en de piloot van het vliegtuig schreeuwde mij toe dat het schip koers zette naar Buenos Aires. Tien mijl ten oosten zagen wij een ander oorlogsschip. Het was de kruiser „Uruguay" die gelijk met de „Graf Spee" op- stoomde. Terugkeerende zagen wij dat het vracht schip „Tacoma" de „Graf Spee" volgde. De Duit- sche vlag wapperde van den achtersteven der „Tacoma" en aan stuurboord stonden tallooze op varenden van de „Graf Spee" in de houding opge steld. Langzaam bereikte de „Graf Spee" het diepere water. Oostwaarts zagen wij de Britsche oorlogsschepen, maar wij waagden het niet te dicht te naderen uit vrees dat de luchtafweerbatterijen het vuur op het onbekende toestel zouden openen. De Britsche kruiser, die wij zagen, was 15 nSü van de „Graf Spee" verwijderd. Het eenige andere schip, dat wij zagen was een koopvaarder. Terug gekeerd naar de „Graf Spee" zagen wij het schip stilliggen in den kalmen Oceaan. Een boot verliet het oorlogsschip en zette koers naar de „Tacoma" Nog twee booten met matrozen volgden. Toen de laatste boot vertrokken was konden wij aan boord van de „Graf Spee" geen levensteeken meer be merken. De zon begon achter de horizon te ver dwijnen toen wij andermaal bij de „Graf Spee" terugkeerden. Nog steeds lag het Duitsche slagschip bewegingloos, geen rook steeg op uit de schoor steen. Wij waren juist een mijl van het schip af, toen de eerste explosie de stilte verscheurde. De „Graf Spee" leek een gloeiende oven toen de oranje-rood kleurige vlammen ten hemel stegen. Een oogenblik later deed een tweede ontploffing het schip bij den voorsteven breken. De opstijgende rook onttrok de „Graf Spee" aan ons gezicht. De piloot van mijn vliegtuig dook naar beneden en scheerde over de achtersteven van de „Graf Spee". Op dat oogenblik barstte een derde explosie los. Wij keerden over de „Tacoma" naar het vliegveld terug. Op het dek van het vrachtschip stond de bemanning van de „Spee" in het gelid opgesteld en sloeg zwijgend den ondergang van het „Graf Spee" in den verdwijnenden dag gade. MUZIEKUITVOERING. Op Zondag 7 Januari geeft het fanfarekorps „St. Cecilia" een muziekuitvoering in de concertzaal van Gebr. Dam. Ook zal nog een één-acter worden opgevoerd genaamd „Daar komt brommen van". LIEFDADIGHEID. Het voedsel der soldaten dat overblijft, zal hier door een liefdadige instelling onder arme gezinnen worden gedistribueerd. SPORT. Door dat het gebouw niet meer beschikbaar is zijn de oefen-avonden der gymnastiekvereeniging „D.O.K.", alsmede de indoortraining van de R.-K. V.V. „A.D.O." stopgezet. Eskimomeisjes. Huur van gedeelten strand. Den 31 December a.s. eindigen de huurovereen komsten betreffende het recht om, met uitsluiting van anderen, te plaatsen of te doen plaatsen badkoetsen, stoelen, tenten, waarschuwingsbor den en andere losse getimmerten, pompbuizen en overige voor bad- en strandexploitatie be- noodigde losse voorwerpen op de gedeelten zee strand: A. tusschen de strandpalen nos. 52 en 53 De Waaghals J. P. BALJé. ET stond, voor ieder, die Kobus Barent- sen kende vast, dat hij wis en zeker een vroegen dood zou sterven, want een groo- tere waaghals dan hij moest nog geboren worden. In zijn jeugd zei de heele buurt al, dat hij nog eens ongelukkig aan zijn einde zou komen, want er bestond geen sleeperswagen, geen vrachtauto, geen tram, waar hij niet aangehangen had en in groote vaart weer afgesprongen was, maar een verstuikte pols was bij diè waarghalzerïj het erg ste geweest, wat hem overkomen was. Als er ijs lag, was hij de eerste, die probeerde, of het hem al dragen kon; niet alleen in de stadsvijvers, waar het hem hoogstens een paar natte voeten kon kosten, maar ook op het gevaarlijke kanaal. Daar was hij dan ook een keer prompt „kopje onder" gegaan en slechts met de grootste moeite was het gelukt hem tusschen de ijsschotsen van daan te visschen. Het had hem een stevige long ontsteking bezorgd en zijn naaste bunren hadden wijs-glimlachend verklaard, dat ze het altijd wel gezegd hadden dat die Kobus op zoo'n manier nooit een „blijvertje" kon zijn en dat hij nu Petersen, den grimmigen begrafenisondernemer met het uitgestreken gezicht, wel werk zou bezorgen. Maar Kobus dacht er anders over, en kwam de crisis alsmede koortsen van meer dan 41 graden te boven. De buren schudden het hoofd over zoo veel brutaliteit, maar wisten te voorspellen, dat het alleen maar uitstel van executie zou betee- kenen. En Kobus liet niets na, om de voorspelling van zijn buren waar te maken. Waar er maar een gelegenheid was om zijn bravour te toonen, deed hij het. Hij ging zwemmen in de breede rivier bij „afgaand" water, lette er niet op, of de badman toeterde, tot hij geen adem meer had, maar zwom naar de 'roode lichtboei, die de man. Z'n grootste genoegen vond hij er in, precies voor een hardrijdende auto langs den weg over te steken en hij had nooit meer schik, dan wan neer de hevig verschrikte chauffeur met een af- schuweijk geknars van zijn remmen stopte en een uitgebreide vocabulaire aan scheldwoorden over hem uitstortte. Was hij op de fiets, dan jakkerde hij tusschen alle verkeer door en ont snapte dagelijks enkele maken aan een zekeren dood met die dosis geluk, die blijkbaar volgens ongeschreven wetten de waaghalzen toegemeten wordt. Kobus ging naar zee. En de buren schudden deelnemend het hoofd, toen ze dat besluit van zijn moeder vernamen. „Enfin", zeiden ze onder elkaar „dan krijgt hij tenminste een eerlijk zeemansgraf". Want Kobus had zich door zijn kwajongensstreken, die aan baldadigheid grens den, niet bepaald bemind gemaakt bij de ordelijke leden van de maatschappij. De kapiteins, waar hij bij voer, hadden heel wat met hem te stellen. Zoo'n lichtmatroos hadden ze nog zelden meegemaakt. Ze stonden doodsangsten uit, als ze hem op onverantwoor- delijk-nonchalante wijze in het want zagen klauteren, maar aan den anderen kant hadden ze bewondering voor den durfal, want er was geen baantje zoo gevaarlijk, of-Kobus voerde het uit. Toch scheen de zee niet zijn element te zijn, want toen hij op zijn derde reis bij stormweer van de „bak" was geslagen, waar hij op dat mo ment heelemaal niets te maken had, en met een aantal gebroken ribben in het zeemanshospi taal van Bahia Blanca opgenomen moest worden gaf hij er den brui aan. Na zijn herstel stelde de consul hem op transport naar Nederland en keek Kobus uit naar een ander baantje. De baantjes lagen echter niet opgeschept en daarom besloot Kobus het in den vreemde te zoeken. Als blinde passagier wist hij, onder treinen hangend, Frankrijk te bereiken, en toen hij daar kwam, brak juist een oorlog uit. Hij wist dienst te nemen in een vreemdelingen legioen. En Kobus Barentsen zou zichzelf niet geweest zijn als hij zich ook daar niet onderscheiden had door zijn overgelijkelijke roekeloosheid, die geen durf meer genoemd kon worden. Hij was steeds de eerste, om zich als vrijwilliger op te geven voor hachelijke ondernemingen, werd vijf keer gewond, waarvan twee maal zoo ernstig, dat Die medailles bezorgden hem in het vaderland wèl een zekere bewondering, maar geen baan tje. Totdat het hem eindelijk lukte, zich als glazenwasscher te verhuren. Als men Kobus boven op zijn ladder bezig zag, hield men het hart vast. Dat doet men altijd, als men een gewone glazenwasscher bezig ziet met zijn halsbrekende toeren. Maar Kobus was geen gewone glazenwasscher. Als hij gedaan had als al zijn andere collega's, wat voldoende is een normaal mensch kippenvel te bezorgen, zou hem het baantje te emotieloos zijn geweest. Kobus hield het midden tusschen een glazenwasscher en een geveltoerist. Natuurlijk kwam het geen moment in zijn hoofd op, wanneer hij een ruit had gereinigd en hij naar de volgende moest, netjes zijn ladder af te dalen en voor de volgende ruit te plaatsen. Dat deden zijn collega's immers ook alleen in uiterste noodzaak. Maar voor Kobus bestond geen uiterste noodzaak. Iedere uitstekende steen was voor hem voldoende om ei" zijn voet op te zetten en een andere uitste kende steen te zoeken, waar hij één hand of een paai- vingers om kon klemmen. Met zijn andere hand draaide hij dan zijn ladder naar zijn doel en vaak floot hij ondertusschen nog een deun tje. „Nou", wisten zijn kennissen elkaar te vertellen, „dat is het einde van Kobus Barentsen. Er is ten slotte aan alles een grens en Kobus zal als gla zenwasscher sterven" Zijn buren, zijn vrienden en zijn kennissen kregen gelijk. Kobus stierf op jongen leeftijd .Kobus blies als glazenwasscher den laatsten adem uit! De voorspellingen kwamen uit, want Kobus was zesentwintig jaar, toen Magere Hein hem in zijn knokige vingers kreeg. Kobus had juist zijn equilibristische toeren aan den gevel van een groot kantoorgebouw be ëindigd en hij was zijn ladder afgedaald radat het laatste raam was schoongemaakt. Hij liep op zijn wagen toe met zijn emmer in de hand. toen hij struikelde over een losgeraakte veter van zijn schoen. Hij viel en kwam zoo ongelukkig terecht, dat de haak, waaraan hij zijn emmer ophing, hem juist in de slaap drong Zesentwintig jaar was de waaghals, toen hij overleed. Als glazenwasscher Toen zijn kennissen het vernamen knikten ze alwetend met het hoofd. Ze hadden het altijd wel geweten, dat die roekelooze Kobus nog eens van de grens cler gemeente Beverwijk (WijKia Zee) af tot 300 M. Zuidwaarts daarvan; B. tusschen het Zuiderhavenhool'd en lagen dam langs de zuidzijde van het 2im buitenkanaal; C. van het Zuiderhavenhoofd af tot (ft Zuidwaarts daarvan. Namens den Staat der Nederlanden heeft ij Inspecteur der Domeinen te Haarlem zich >2 reid verklaard, bovenbedoeld recht, opnies j verhuren tot en met 31 December 1942 teg^l huurprijzen, welke ook thans geldende zijö resp. 45, 120 en 120 per jaar. B. en W. stellen den raad voor, hen te mac]; tot het sluiten van de terzake opgemaakte o*. eenkomst, welke bij de stukken is gevoegd.™ Ned. Bond van kleinhandelaren j, het Visch- en Haringbedrijf, In café „De Kroon" te Amsterdam y_ derde Maandagmiddag de Nederlandsche ba van kleinhandelaren in het visch- en haita bedrijf. Er bestond voor de bijeenkomst belangstelling. De voorzitter, de heer K. Lamimers, hield rede over heit onderwerp „De toestand in Nederianidsc'hen vischihaaidel". Spr. wees op den teruggang in het bedrijf de laatste jaren en in het bijzonder sinds h intreden van den oorlogstoestand. Spr. betres het, dat nog geen eenheid is gekomen in. distributie van visch. Een corps vakkun^ öistribuanten achtte spr. noodzakelijk. drong hij aan op regeeringssteun voor hen,, mnmpnt.PAl Hnrvv nrtrlnovstnecfo rvH nmt - momenteel door den oorlogstoestand niet in zijn hun bedrijf in stand te houden. De voer van Noorsche en Deensche visch, nu jj oorlog de Nederlandsche visschers in de uïtoe:>.l ning van hun beroep belemmert, is noodzate De heer L. Presser, algemeen secretaris daarna over het onderwerp" Wegen naai bouw". De secretaris was van meening, da: h;; gebruik van visch gestimuleerd kan worden (fy een betere verzorging van de visch. Visch, immers spoedig bederft, behoeft uitstekende tJ zorging, waaraan nog wel eens iets maintó Op dit punt hebben de reeders een belanerij taak. Bezuiniging op de verpakkingsmiddelen, aldus spr.. kan het bedrijf veel schade brengen. Ook de heer Presser drong aan op wel maatregelen, welke ten doel hebben het onme^ lijk te maken, dat iedereen visch verkoopt. Op beide inleidingen volgde een levendige dis. cussie. Aan den minister van sociale zaken werd eer motie gezonden, waarin wordt aangedrongen op ondersteuning van die vischwinkeliers en die door de tijdsomstandigheden in ernstige moei. lijkheden verkeer en en gedwongen zijn hun kei te sluiten. CREMATIE J. C. LUCAS. Onder veel belangstelling heeft gistermicd^ in het crematorium te Velsen de crematie plaij gehad van het stoffelijk overschot van den is: J. C. Lucas, oud-opzichter bij den Rijten artsenijkundigen dienst, overleden alhier. Aanwezig waren de heeren C. C. M. van oud-direcetur van edn Stadsschouwburg, C, i Gerriesen, oud-opzichter van den Rij artsenijkundigen dienst, H. F. Boot, H. A. B:l. leur, H. T. van Abs, M. N. van Aken, M. de Hn; H. J. en L. Hagenaar, C. P. G. Cassée, oud-réi. rendaris ter provinciale griffie alhier, C. .1 Kruyff, H. M. Kruk, C. van Maren, OverveaJ, F. Lobel Sr., N. Oostwald Jr. W. de Wit e.a. Er werd niet gesproken. De organist sptóij een koraal van Bach „Er weidet seine Herds' van Mendelssohn en bij het dalen van de tei het Largo van Handel. De zoon dankte voci'de belangstelling. NAGEKOMEN BESOMMINGEN VAN MAANDAG Loggers met versche visch: KW 103 f 1810, KW 35 f 1360. Loggers met versche haring: SCH 19 f 7960, SCH 72 f 6820. /CHEEP/ LT'JMNCENS scheepvaart tot baken diende, rustte daar een.^wlBte. iucfi.cauuiitjvuöi; kwartiertje uit en zette dan den terugtocht in. alleen een wonder en zijn ongelooflijke taaiheid 'ongelukkig 'aa^zijn^iiïï^zou^ïomenl1' Het kostte hem alleen een feilen uitbrander en I hem het leven er deed afbrengen, en toen hij F (Auteursrecht voorbehouden een klinkende draai om z'n ooren van den bad- den dienst verliet, sierde een rijtje militaire on- Nadruk verboden). - I derscheidingen zijn borst. i HOLLAND—AMERIKA LIJN. Statendam N.-York n. Rotterdam 17 (nam.) in de Duins. Volendam 17 van Rotterdam naar New-York Maasdam 16 van Rotterdam te New-York, JAVA—NEW-YORK LIJN. Japara 16 van Batavia naar New-York. Palembang New-York n. Java 16 v. Kaapstad, Tapanoeli, Java n. New-York 17 v. St. Vincent Bennekom, New-York n. Java 17 te Belawan Poelau Roebiah, Java n. New-York 181« Kaapstad. SILVERJAVAPACIFIC LIJN. Saparoea, Vancr. n. Java 18 v. Calcutta. Jagersfontein 17 te Calcutta gaat naar Paci* fickust. ROTTERDAMSCHE LLOYD. Slamat (thuisr.) 17 van Pt. Said (n. Genua), Kota Agoeng- (uitr.) 16 van Suez. Garoet (uitr.) p. 17 Pt. de Galle. Kedoe (thuisr.) u- 15 Pt. de Galle. Kota Baroe 17 van Rotterdam te Batavia. Blitar (thuisr.) 18 te Suez. Bengalen 17 van Perz. Golf te Batavia. STOOMVAART MIJ. NEDERLAND. Tabinta (uitr.) 17 te Antwerpen. Singkep (uitreis) 18 te Port Said. AGENDA VOOR BEVERWIJK DINSDAG 19 DECEMBER Luxor Theater, Breestraat: „De Roos van Wash* ington Square" en „De gemaskerde ruiter" 8 uur. WOENSDAG 20 DECEMBER Luxor Theater, Breestraat: „De Roos van Wast* ington Square" en „De gemaskerde ruiter", 8 uur. AGENDA TE HAARLEM Heden: DINSDAG 19 DECEMBER Frans Hals Theater: Annie van Ees in „Boefje geprolongeerd, 2.30, 7 en 9.15 uur. Rembrandt Theater: „Madeleine". Op het tooneelï Guus Brox en partner. 2.30, 7 en 9.15 uur. Cinema Palace: „Een onvergetelijk man" „Hallo Janine", 8.15 uur. Luxor Theater: „De zwarte spion", 2.30, 7 eö 9.15 uur. Moviac Theater: Non-stop-programma met o.a. .Onze soldaten in mobilisatietijd" enz., van 7.15 uur af. Palestina Diorama's, Schotersingelll7a. Geopend behalve Vrijdags eiken werkdag van n35 en vafl 79 uur. Frans Halsmuseum: 3e Groepstentoonstelling! 104 uur. WOENSDAG 20 DECEMBER Beverwijk: Vergadering van den gemeente raad, 7.30 uur. Bioscoopvoorstellingen 's middags en 's avonds. Palestina Diorama's, Schotersingelll7a. Geopend behalve Vrijdags eiken werkdag van 35 en van 7—9 uur.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1939 | | pagina 6