!JÉÉ
DRIJF-IJS OP HET IJSELMEER EN BUITEN-IJ
Echtpaar z.k.
Mr. Kea Bossers
door
23
„Wacht maar eens, tot je Ada gezien hebt. Tot
ziens hoor, Lies en 't beste." Hij schudde haar han
den. „Hallo Frank" zei hij, „ik neem juist af
scheid van je vrouw."
„Dat zie ik" zei Frank droog. „Je gaat vanmid
dag hè? Ik zie je straks nog wel."
„Waai' had je het zoo druk over met Jimmy?"
vroeg Frank onmiddellijk toen ze alleen waren.
Lies keek hem even aan. De dot, hij was alweer
jaloersch. ,,Over het Huwelijk" zei ze. „En over
de Liefde. Jimmy vindt jou een boffer."
interessant" snauwde Frank. „Krijgen we nog
boterhammen?"
„Doe toch niet zoo mal. Frank" kalmeerde Lies.
„Jimmy zal jou toch ook wel verteld hebben, waar
om hij zoo ijlings vertrekt vandaag."
„O dat, ja. Had hij het daarover? Hg moet
het zelf maar weten. hoor. Ik snap den heelen kerel
niet. Als je wist, zeg. wat een moeite zijn oom
voor hem doet, om hem aan 't werk te krijgen.
De kansen, die dié jongen gewoon maar voor 't
grijpen heeft. En dan vertelt hij: „Oom wil me
als medewerker hebben bij die en die, vrienden van
hem. Een geweldig kantoor, maar ik dank je fees
telijk." De nude heer slooft zich gewoonweg voo»
hem uit. En ik als ik één zoo'n kans kreeg
zooals Jimmy ze bij tientallen heeft afge
poeierdIk kan me er woest over maken."
„Stil maai1" zei Lies, blij, dat Frank woede in
andere banen dreef, „jouw kans komt ook nog wel
eens. En zeg, Frankmeteen kwamen Toos en
Annie binnen.
Nu werd het natuurlijk avond, vóór ze met de
doos bonbons te voorschijn kon komen, dacht Lies.
V«rv«lend was dat.
«Ooeienmiddag" klonk de stem van Bart, toen
ze Juist klaar waren met koffiedrinken. „En hier
waren de aardbeien."
„Wat moet daarmee?" Lies, de kopjeskwast ln
de hand, keek verschrikt naar de twee volle man
den.
„Ik heb je toch laten waarschuwen gisteravond"
zei Bart verongelijkt. „Ze moesten eraf. Je ken ze
geen -lag meer bewaren."
„Ik weet van niets" snibde Lies.
„Heeft Toos het dan niet gezegd Ze kwam
gisteren om een uur of zes bij ons langs en toen
heb ik 't expres gevraagd. Kee moest het ook altrjd
een dag van te voren weten, als ze jam moest
maken."
„Niemand heeft me iets gezegd" jammerde Lies.
„En nou zit ik ermee. Jij kunt er niets aan doen,
Bart, dat weet ik weL"
De aardbeien. Zanderig, kleverig, overrijp.
Schoonmaken en wasschen. Nog eens wasschen. De
vieze modder onderin de emmers. Weer wasschen.
De jampotten schoonmaken. Als hij nu maar stfjf
werd. Ze had 't pas één keer gedaan, voor de grap
drie potjes. Vorig jaar in haar poppenkeukentje
thuis. Inmaken zonde van je zomer, zeiden de
vriendinnen. Dagen lang in de keuken rondknoeien,
als je ln die tijd kon zwemmen en tennissen. Waar
waren anders de conserverifabrieken voor?
Hij werd niet stijf natuurlijk niet. Nog eens
koken waar was het recept gebleven? En de
aardappelen moesten op. Thuis deed je 't zoo'n
dag met boterhammen, è.ls je 't al ln je hoofd
haalde, zooiets te ondernemen.
Verbeeld je, als ze nu eens aan de studeerkamer
,ang aankloppen: Jonker, vindt u het goed, om
vanmiddag brood te eten? nee, dat ging niet:
neemt u voor vandaag genoegen met koude scho
tels? Kgken zou hg, brrrr.
Bespottelijk eigenlijk om zoo bang te zgn. Hg
was toch geen barbaar. En er waren geen gasten
vandaag. Voor hem alleen voor één keer er
was toch nog nooit iets niet in orde geweest.
Vooruit, ze waagde het; ze kwam anders toch
niet klaar.
Even de kleefboel wegwasschen, witte jas uit,
een kammetje door haar krullen. „Jonker, mag ik
u even storen?" De grijze oogen keken op. „Ja
Lies?"
„Ik wilde vragen" begon ze haperend, „of u
vandaag voor één keer genoegen zoudt willen ne
men met een koude maaltijd. Er is namelijk een
misverstand."
„Inderdaad?" Hoffelijke conversatietoon. Of ze
't over het weer hadden of over de Tweede Kamer
debatten. Niet lachen, dacht ze gauw aan iets
treurigs denken deden ze op school ook altijd.
„Met de aardbeien" zei ze vlug. „Ik moest van
middag onverwacht jam maken. En nu is de boel
een beetje in de war, in verband met uw diner,
ziet u."
„Goed, goed." Een geruststellend gebaar van
achter het bureau. „Je regelt het maar, zooals het
het beste uitkomt. Wat jij op tafel brengt, smaakt
me altgd."
„Dank u wel, Jonker" zei Lies blozend, glipte
meteen weg.
Verlegen schepseltje toch, dacht de Heer van „de
Waeldonck" met een glimlachje.
Koud kalfsvleesch, harde eieren en sla met
mayonnaise, overlegde Lies al in den gang. En
voor den Jonker ook nog een beetje aardappelsla.
„Wat nou?" vroegen ze in koor in de keuken,
toen Lies de broodschaal op tafel zette.
„Je bent in de war" zei Hendrik.
,,'t Zou geen wonder zgn" zei Lies met een veng-
nigen blik naar Toos. „Kijk maar eens op het aan
recht. Twintig potten" eindigde ze trotsch.
„Zal ik helpen?" vroeg Frank, toen ze alleen
waren met de klevende overblijfselen van de jam
makerij. „Wat een smeerboel, zeg al die pannen."
En hij trok moedig zgn jas uit.
„Lief ben je" zei Lies. „Zeg, de Jonker was toch
zoo aardig vanmiddag. Hij heeft het namelijk óók
zonder diner moeten doen. Hij zei zeg, hij zei,
dat hg alles lekker vond, wat ik hem voorzette,"
„Geweldig" zei Frank. „Heb je geen opslag ge
vraagd? Waar moet die pan naartoe?" Hij bukte
zich voor het aanrecht. „Oei, krjk eens, wat ik
hier vind. Een verborgen schat van Toos of van
Annie!" Hij hield de opzichtige doos omhoog.
„Nee, van mg" zei Lies verrukt. „Van Jimmy ge
kregen vanmorgen. Schattig hè?"
Met een smak vloog de doos bonbons over de
keukentafel.
„Zóó" snauwde Frank.
„Ja, zóó" zei Lies. „Ik wou het je vanmorgen
nog vertellen, maar toen kwamen de anderen juist
binnen. En daarna heb ik het heelemaal vergeten
door die ellendige jammakerg. Ik had ze gauw
weggestopt, omdat ik het een beetje gek vond
tegenover Toos en Annie."
„Tegenover Toos en Annie, jawel" zei Frank, in
gehouden drift in zgn stem. „Tegenover mij was
je natuurlijk niet van plan om het geheim te aou-
den, o heelemaal niet."
„Wees toch niet altgd zoo onredelijk, Frank. Ër
steekt toch niets in, dat Jimmy, als jouw vriend,
mij een doos bonbons geeft. Vroeger kreeg ik toch
ook zoo dikwijls attenties van jouw vrienden. Al
leen ik ben er nu dubbel blij mee, omdat ik
tegenwoordig nooit meer zoo verwend word."
„Vroeger was vroeger en nu is nu" zei Frank
koppig. „En nu komt het niet te pas, dat je zoo
iets aanneemt."
„Dus omdat ik nu dienstmeisje ben, is het vol
gens jou van mij onbehoorlijk, als een èhder me
behandelt als mevrouw Robberts. Daar komt jouw
redeneering op neer, als ik het wel heb."
„Hou je spitsvondigheden maar vóór je" zei
Frank ruw. „Je hebt me goed genoeg begrepen."
Lies ging op hem toe en sloeg haar armen om
zijn hals.
„Ik heb begrepen" zei ze, „dat je voor de zoo-
veelste keer weer eens onzinnig jaloersch bent. En
dat zul je zelf ook toegeven, als je éven eerlijk
wilt zijn. Waarom gun je me nu dat beetje vrien
delijkheid van Jimmy niet eens? Het is toch geen
wonder, dat ik het leuk vind, zooveel prettige
dingen heb ik toch ook nietFrankie" smeekte
ze, „waarom kun je dat krankzinnige wantrouwe*
toch niet overwinnen? Ik heb je er toch nooit
en nooit reden voor gegeven. Ik ben zoo bang
zoo bang, dat we nog eens heel erg ongelukkig
zullen worden door jouw jalouzie." Ze snikte bet
uit.
Frank, verteederd, hief haar betraand gezichtje.
„Je hebt gelijk" zei hijberouwvol. „Ik ben een
lammeling en een idioot. Maar 't komt alleen,
doordat ik zoo verschrikkelijk veel van je hou."
„Rare manier om je liefde te toonen." Lie*
lachte alweer door haar tranen heen. „Help liever
afdrogen, het sop is natuurlijk ijskoud. En ik ben
zoo moe, ik ben toch zoo moe."
Frank had zichzelf wel kunnen trappen. Daar
had ze nu den heelen dag geploeterd en gesjouwd
met werk, dat ze maar nèt aankon en voor afwis
seling maakte hij 's avonds een scène om niets.
Ineens sloeg het hem weer neer: de rommelige
keuken, Lies' moe gezichtje, hun heele vreemde
bestaan. Dat ze alleen vol kon houden, zoolang ze
samen één waren en er samen het beste van
maakten.
„Jimmy had gelgk" zei hij opeens. „Ik ben een
boffer. En ik ben jou niet waard."
„Dat is teveel op één dag" zei Lies. „Eerst
Jimmy, toen de Jonker en ,iu jij ook nog. Zie je
niet, hoe verwaand ik word?"
„Maar toch ben ik blij, dat hij weg is" zei Frank
logisch.
„Frank, ik wil uit" zei Lies, toen ze 's middags
na tafel even alleen waren.
„Waarheen?" vroeg Frank ongeduldig. „Ik heb
geen tijd, zeg. Vertel het vanavond maar."
„Nee, ik wil vanavond uit."
„Direct vanavond al Waarom Is er iets bizon-
ders
„Och, jg zult het wel niets bizonders vinden,
anders zou het je zelf al wel opgevallen zijn"
Lies verongelijkt.
„Wat dan in 's hemelsnaam?"
{Wordt vervolgd^
Burgemeester mr. P. J. Reymer be
zichtigt de postzegelientoonstelling,
welke te Roermond geopend is en
vele interessante exemplaren bevat
President Kallio tijdens zijn bezoek aan de Mannerheim-linie, waar de
Finsche soldaten heldhaftigen tegenstand bieden aan de Russische aanvallers
Reeds hebben zich op het IJselmeer ijsvelden gevormd ten gevolge van de vorst
der laatste dagen. In de nabijheid van het Buiten-IJ is veel drijf-ijs waar te nemen
Het bootenhuis voor de .Prins Bernhard de nieuwe reddingboot, welke door de
Nederlandsche jeugd aan de N Z.H. Redding Mij ten geschenke is gegeven, dat
binnenkort tegelijk met dit vaartuig te Scheveningen in gebruik zal worden
genomen
Op wacht aan den Rijn Een Duitsche
soldaat overziet in den vallenden
avond het stroomgebied der rivier,
waar deze de natuurlijke grens tusschen
Duitschland en Frankrijk vormt
Een sectie zware mitrail
leurs op motoren met zij
span, opgesteld tijdens de
oefeningen van het Neder
landsche veldleger, welke
dezer dagen gehouden
werden
Een slachtoffer van het oorlogsgeweld ter zee. Een Engelsch schip is door een Duitschen onderzeeër
getorpedeerd. De explosie verricht haar vernielend werk en het vaartuig verdwijnt in de golven
In en om de Oranje
sluizen te Amsterdam
brengt het ijs, dat
zich gevormd heeft
op het IJselmeer en
Buiten-Y veel moei
lijkheden met zich,
waarvan het schutten
veel hinder ondervindt
leder ondergeloopen stuk land werd door jong Nederland benut
zoo gauw de vorst met rappe hand ijsbanen had „gelegd"