Een eigenaardige aanbieding
Die Meistersinger von Nürnberg".
en
DINSDAG 25 MAART 1941
Feestvoor stellingen te Den Haag en Amsterdam.
Het geheele ensemble van
het „Deutsches Opernhaus"
te Berlijn solisten, koor,
ballet en orkest, in totaal 350
medewerkenden zal vol
gende week in. twee groote
steden van ons land feest-
voorstellingen geven. Vrijdag
28 dezer in het Gebouw voor
K. en W. te Den Haag en
Maandag 31 dezer in den
Stadsschouwburg te Amster
dam.
De hoofdrollen van Richard
Wagner's opera in 3 bedrij
ven „Die Meistersinger von
Nürnberg" worden vervuld
door Kammersanger Wilhelm
Rode (Hans Sachs), Kam
mersanger Wilhelm Schirp
(Veit Pogner), Kammersan
ger Eduard Kandl (Sixtus
Beckmesser), Henk Noort
(Walter von Stolzing), Kam-
mersangerin Constanze Nes-
tesheim (Eva), Carin Carels-
sen (Magdalena), Hans Heinz
Niessen (Kothner), Reinhard
Dörr (David), Ludwig Win-
disch (Nachtwachter) enz.
Te Amsterdam zal de rolverdeeling als volgt ge
wijzigd worden: Bertha Stetzler zingt de rol van
Eva en Günther Treptow die van Walter von
Stolzing'. De ensceneering is van Generalinten-
dant Wilhelm Rode. De muzikale leiding heeft
Generalmusikdirektor Arthur Rother. Decors en
costumes van Prof. Benno von Arent. De leiding
der koren berust bij Prof. Hermann Büddecke en
3e technische leiding bij Prof. Kurt Hemmerling.
Eén der vele fraaie décors uit de opera „Die Meistersinger von
Nürnberg".
(Foto Krauss).
Algemeene artistieke leiding - heeft General-
intendant Wilhelm Rode.
Voor de voorstellingen in Nederland zijn de
decors (ontworpen door Prof. Benno von Arent)
speciaal naar de maten der Nederlandsche
Schouwburgen vervaardigd, een copy van de Ber-
lijnsche decors, in dezelfde massieve uitvoering
en architectuur. Deze decors zullen voor het eerst
voor de voorstelling in Den Haag (28 Maart) in
gebruik worden genomen.
Hollanclsch Bloenibollenkwcekers-
Genootschap.
Kweekers moeten in 1941 ook zaaizaad en
boonen telen.
Zooals wij gisteren reeds mededeelden hield het
Hollandsch Bloembollenkweekers Genootschap te
Haarlem zijn jaarlijksche algemeene vergadering
Aan hetgeen wij hieromtrent mededeelden valt het
volgende toe te voegen
Uit de gedachtenwisseling bleek, dat eenige af-
deelingen het prae-advies van het Hoofdbestuur
steunen, o.m. uit overweging, dat een registratie
met het- doel incourante soorten uit den teelt te ne
men, ongewenschte schokken zal veroorzaken, voor
al in het bedrijf van kleine kweekers.
Van den kant der afd. Lisse werd hiertegen op
gemerkt, dat men het vakbelang ten aanzien van
den buitenlandschen handel op het oog heeft. Be-
pei-kende bepalingen verlangt men niet, doch men
moet er in de toekomst tegen waken, dat gerenom
meerde mei-ken naar het buitenland worden ge
stuurd in den vorm van een minderwaardig pro
duct.
De besprekingen over dit voorstel werden hier
mede zonder een bepaalde uitspraak van de ver
gadering gesloten.
Voorts stelde Lisse voor. het Hoofdbestuur te
verzoeken, stappen te doen bij de daartoe bevoeg
de instanties om den Narcissenkweekers, wier ge
was door vorst en/of waterschade in het teeljaar
1939-1940 getroffen is, waardoor zij niet in staat
Waren aan de verplichte levering te voldoen, te
ontslaan van de verplichting tot inlevering en te
ontslaan van vervolging.
Het Hoofdbestuur prae-adviseert afwijzend uit
overweging dat het zich laat aanzien dat voor deze
moeilijkheid een oplossing gevonden zal worden,
Wanneer er sprake is van overmacht.
Aldus werd besloten.
Een derde vooi-stel van Lisse.strekt, het Hoofdbe
stuur te verzoeken, alle pogingen in het werk te
stellen, om vrijstelling van de heffingen van het
Surplusfonds over 1940 te verkrijgen. Het Hoofd
bestuur steunde' dit voorstel, dat dan ook aange
nomen werd.
Het vierde voorstel van Lisse spreekt de wen-
schelijkheid uit, te geraken tot een belangrijke ver
hooging van den richtprijs voor zandaardappelen.
De vergadering ging ook in dezen met het Hoofd
bestuur mede en nam het voorstel aan.
Bij de rondvraag werd o.m. geïnformeerd, hoe
het staat met de toewijzing van kunstmest. Geant
woord werd dat deze week een eerste toewijzing
tegemoet kan worden gezien. Voorts werd geïnfor
meerd of spoedig dë instructies voor het betelen
met zaaizaad en boonen kunnen worden verwacht.
Van regeeringswege worden n.l. de kweekers ver
plicht dit jaar een gedeélte van hun grond te be
telen hetzij met zaaizaad hetzij met boonen. De
voorzitter kon omtrent een en ander nog geen bij
zonderheden mededeelen, doch waarschuwde de
aanwezigen, -zich aan de aanwijzingen te houden.
Gevi'aagd werd, hoeveel land de kweekers ter
beschikking zullen moeten stellen.
De voorzitter antwoordde, dat deze aanwijzingen
deze week zullen volgen. Zoowel het gedeelte van
het land, dat met zaaizaad of boonen beteeld moet
worden als de prijzen waarvoor geteeld moet wor
den zullen worden medegedeeld.
De vei-gadering werd daarna gesloten.
Verduistering is onze plicht,
Weer daarom uitstraling van
't licht.
VAN 25 OP 26 MAART 1?41
van 20.01 tot 7.30
Maan op 26 Maart op 6.58
Maan op 26 Maart onder18.48
>Iary Pos sprak over het
leven van de vrouw.
Bijeenkomst van de
Ned. Vereen, van Huisvrouwen.
Maandagmiddag hield Mary Pos voor de afdee-
ling Haarlem van de Nederlandsche Vereemging
van huisvrouwen een lezing in hotel de Leeuwerik.
Oorspronkelijk was zij van plan over het leven
van de. vrouw in Indië te spreken, doch aangezien
deze lezing veel declamaties bevatte en daardoor
teveel van haar stem zou eisc'hen -nuej. Pos is
namelijk juist hersteld van een ziekte nam ze
zich voor wat te keuvelen over het leven van de
vrouw in het algemeen. En die vlotte causerie
viel in goede aarde.
Eerst gingen we met de spreekster naar de
jonge wereld aan den anderen kant van den
Oceaan: Amerika. De gemiddelde Amerikaansche
vrouw moet het buiten dienstpersoneel stellen,
want dit is niet te verkrijgen, zij werkt buitens
huis en toch heeft ze tijd voor allerlei bezig
heden in de befaamde „clubs". Dit komt omdat
de vrouw zeer actief is, gebruik maakt van tech
nische apparaten en haar leven instelt op de
practijk. De man pakt bovendien al het werk aan,
dat hij in het huis kan doen. In Nederland helpt
de man ook wel. in het huishouden, doch dan
mogen vooral de buren het niet weten. Welnu, de
Amerikaan is er niet bevreesd voor om een keu
kenpiet te zijn. De professor hanteert er de
rolbezem. en ingenieur zus of zoo brengt de bor
den naar de keuken.
Amerika is het land van uithuizigheid. Mis
schien is de reden van de vele echtscheidingen
juist dit gebrek aan huiselijke gezelligheid. De
man gaat 's avonds naar zijn club, de vrouw be
geeft zich naar haar club, en de kinderen houden
er ook clubs op na. Het voordeel van de clubs is
dat de vrouwen er op de hoogte blijven van
nieuwe dingen, en hun leveix derhalve snel aan
passen aan nieuwe mogelijkheden. De vrouwen
hebben er oog voor alles, zij zijn zich bewust van
haar macht. Dat blijkt uit de posities, die de
Amerikaansche vrouw in de maatschappij, de di
plomatie enz. vervult.
Wat ons in dit leven niet bevalt is de oppervlak
kigheid en de zucht naar sensatie.
In Australië gaat het leven rustiger zijn gang.
De Australische vrouw is werkelijk door een rin
getje te halen. Men heeft in Sydney het gevoel
door een modeshow te wandelen. In dit geweldige
werelddeel wonen nog niet eens zooveel menschen
als in ons land. De vrouwen hebben zich hier
ook vereenigd in een bond. De vrouwen van de
farmers, levend in de eenzaamheid, moeten
zwoegen van den ochtend tot den avond.
In Australië zijn gebieden, waar in geen tien
jaren regen valt. De grond is op vele plaatsen
opengebarsten, de stofwolken waaien er op, de
Met den wederopbouw van Scherpenzeel is een begin gemaakt. Langs de dorps
straat worden dë fundeeringen gelegd van twaalf nieuwe woningen. Een con
structie voor het gewapend beton wordt naar de plaats van bestemming gebracht.
(Foto Pax Holland)
hitte brandt op de lichamen, en in de prairiën
wordt veel leed geleden. Vroeger had de farmer
het moeilijker dan thans* Nu zijn er bijv. vlie
gende dokters, die met hun vliegmachine de far
merfamilies in hun isolement kunnen opzoeken.
Terug naar Europa! In Lissabon, waar we met
eeh schip aankomen, vraagt een bijzonder doch
treurig feit onze aandacht. De vrouw helpt hier
den man bij den havenarbeid, bij het zandlossen.
De vrouwen sjouwen er als lastdieren. Het bun
keren van schepen wordt door vrouwen gedaan,
die met manden steenkolen op hun hoofd loopen.
In Portugal zijn veel misstanden. Op de hoeken
van de straten ziet men menschelijke wrakken,
en nergens ter wereld wordt men zoo achterna
geloopen door hongerende kinderen. De rijike
mijnbouwers wonen in hun Moorsche paleizen, de
volksvrouwen arbeiden er onder onmenschelijke
omstandigheden.
In Italië valt zeer de eerbied op, die er leeft
voor moeder en kind. In dit overwegend Roomsch
VOOR DE KINDEREN
En Brikkebeen ziet het gevaar, Dus klimt hij maar ln een der palmen, En onder 't groene looverdak
Hij maakt tot vluchten zich reeds klaar, Die groeien in het dorre zand. Staat Ursula, zoo teer, zoo zwak,
Hij weet: hij mag geen oogwenk talmen, Aan 't verre, Barbarijnsche strand. Zij bidt en smeekt en staat te
En roept: „Och, zend mij zóó niet henen,
Ik kan niet leven zonder jou,
Je weet, hoeveel ik van je hou."
Katholieke land wonen ook de oudste Prote
ten ter wereld, in het dal van Piémont- de \v7
densers. Onder hen heeft spr. renigen tiid T
woond. y
Na de pauze trokken we naar fuisland De Rn,
sische vrouw bezit van alle vrouwen tér wlS
de meest vrouwelijke eigenschappen als Moed»,
liikheid, lijdzaamheid, opofferingsgezindheid 7,
Als men een volk wil kennen moet men tou!
laagste deelen ervan afdalen. Daarom heeft m
ook in Rusland veel rondgezworven. De vrouw^
verrichten in Rusland zwaar werk, ze rijden S
trams, bouwen aan bruggen, kloppen steenene!
doen het zwaarste graafwerk in de „ondergrond!
sche". Dit volk is eeuwen door de tsaren verdnrti
geworden en uit de reactie is het huidige RuslaS
ontstaan.
De vrouwen voelen zich geen slavinnen do
vinden het een voorrecht gelijk met de ma
gesteld te zijn. Ze doen het graafwerk en ander
werk omdat ze dat graag willen.
Het was zeer moeilijk om een objectief verslas
over het leyen in Rusland te schrijven, omdat men
er niet vrij is in zijn doen en laten. Frappant wy
de ontmoeting met een Nederlandsche vrouw ln
Moskou. Deze zei dat ze het daar met haar man
moeilijk had, doch toch zou ze niet met een
vrouw in Nederland willen ruilen. Ze merkte na
melijk op dat de vrouw in Nederland het te goed
had en dat ze zich eigenlijk niet bewust was°ran
dit bezit en zij betwijfelde of de Nederlandsche
vrouw in een moeilijken tijd tot daden in staat
zou zijn. Spr. karakteriseerde naar aanleiding
van deze uitlatijig den tijd, waarin we thans leren
als een gang door een donkere tunnel; hoe diepe?
wij in die tunnel gaan des te donkerder wordt hei
doch tevens: des te dichter nadert het licht, ft
vraag is: hoe gaan wij door die tunnel? En «t
antwoord: hand in hand in ware gemeenschap
Deze lezing van Mary Pos werd door de talrijï!
aanwezigen met aandacht gevolgd.
Kasvereenighiw N.V.
Aan het jaarverslag van de Kasvereeniging N.V,
over 1940 wordt het volgende ontleend:
De provisierekening wijst per 31 December 1940
een saldo aan van f 542.669.04 tegen f 707.527.5!
per ultimo 1939. Hièi-tegenover staat dat de rente-
baten vergeleken bij die van het vorig jaar doof
een hoógeren rentevoet aanzienlijk verbeterden.
De renterekening geeft een saldo aan van
f 1.262.990.24 tegen f 896.526.60 in 1939.
Het onkostencijfer bedroeg f 1.000.323.99 tegen
f 989.610.24 in het vorige jaar.
De waarde van ons effectenbezit ging vooruit;
wij boekten een koerswinst van f 430.433.63, welk
bedrag wij crediteeren op de rekening reserve 'voor
koersverlies op efecten.
Het grootste gedeelte van het saldo van ons pen
sioen- en ondersteuningsfonds is belegd in prima
obligaties en komt onder het hoofd van rekening
„Belegd pensioen- en ondersteuningsfonds" op da
balans voor met f 1.992.392.50.
Winst- en verliesrekening 1940.
Debet:
Onkostenrekenmg
Afschrijving op gebouwen en
inventaris
Dotatie pensioen- en ondei'
steuningsfonds
Reserve voor winstbelasting
Netto winst
f 1.000.32359
7.748.55
75.000.-
195.000.-
550.523.97
Totaal
Credit.'
Onverdeeld winstsaldo* van 1939
Rente-rekening
Provisie-rekening
Totaal
f 1.8 28.59651
f 22,937.23
1.262.990,24
f 1.828.596.51
door MABEL-GRUNDY.
Vertaald door
E. GRIESE-KETS DE VRIES.
„Ik begrijp het", (in werkelijkheid deed hij het
niet, want hij was nog steeds terecht van meéning,
dat koopen en verkoopen geen toepasselijke woor
den waren en het ter sprake zijnde geval niet be
naderden.) ,.U zoudt niet de beenen nemen?"
Neen", zei Wh iff. Zij strekte haar tengei'e schou
ders en keek indei'daad vastberaden.
„Welnu dan, ik geloof, dat dit alles is". Hij zag er
hevig opgelucht uit en erg stralend en gelukkig.
Er was hem reeds een pak van zijn hart gevallen,
hetgeen hem een gevoel van heei'lijke vrijheid gaf.
Deze aardige .en klaarblijkelijk uiterst handige
jongedame zou hem van zijn tante komen bevrij-
denHij was vervuld van diepe dankbaarheid
jegens haar en hij glimlachte naar haar als naar
een weldoenster, die op het punt stond hem uit zijn
slavernij te verlossen.
Macnab, die den glimlach opmerkte, zei tegen
zichzelf: „Hij voert natuurlijk geen steek uit op
kantoor. Zi.i krijgen het altijd op die manier te
pakken die oude kerels!" Waarin hij Quinton
miskende, die op dit oogenblik Whiff niet be
schouwde in het licht van een toovenaarster, maar
als een Jeanne d'Arc, die was verrezen om voor hem
een zwaard te hanteeren en zijn koninkrijk te
redden.
„Ik geloof niet, dat dit alles is", spi'ak Whiff
tegen, „omdat u mij niet naar getuigschriften hebt
gevraagd".
„Ik verlang er geen".
„En u hebt mij niet verteld, waar u woont".
Hij vertelde het haar en zy noterede het in haar
zakboekje.
„En u hebt niet gezegd, wanneer u mij wilt heb
ben".
„Direct, zoo mogelijk vandaag", antwoordde
Quinton, die roekeloos werd en de tante in Putney
vei'gat, een tante, die gewaarschuwd moest worden,
dat het meisje zou komen.
„Ik ben bang, dat ik het vandaag niet klaar speel,
maar wel moi'gen".
„Dat is ook goed, dank u", zei hij.
Zij stond op:
„Zult u er morgen zijn, als ik aankom?"
„Ja". Maar op hetzelfde oogenblik had hij er
spijt van zich te hebben verbonden en krabbelde
terug tante Sophia doemde geweldig groot voor
zijn geestesoog op.
„Hoe laat?" aarzelde hij.
„Ik dacht zoo ongeveer vier uur, als u dat
schikt?"
„Prachtig. Maar ik vrees, dat ik niet zoo vroeg-
thuis zal zijn".
Haar gezicht beti'ok en hij had zichzelf wel
kunnen schoppen, dat hij zoo lafaard was.
„Ik kan wel later komen", stelde zij voor.
„O neen, vier uur komt goed uitZonder dat
het goed tot hem doordrong duwde, hij haar haastig
naar de deur. „Goedendag. Dag, juffi-ouw Woffran,
tot moi'gen".
Zij beantwoordde zijn groet, boog stijfjes naar
Macnab, die opgestaan was, en vertrok.
„Je bent een lafaard", zei Macnab.
„Ik weet het", antwoordde Quinton bleek,
„maarjij kent mijn tante niet".
HOOFDSTUK V.
Mevrouw Sophia Dimsdale, de tante van den
heer Quinton. zat te lezen in de zitkamer van La-
vender Lodge, Penguin Road, Putney.
Het was geen gezellige kamer, want gedurende
de tien jaai\ dat ze dagelijks door haar gebruikt
werd van drie tot half tien, was zij er in geslaagd
er het stempel van haar eigen pei-soonlijkheid op
te drukken.
Het zware, degelijke meubilair, dat Quinton van
zijn ouders had geërfd, zag er goed uit en stoorde
niet, maar de smalle fotolijsten, een of twee van
de schilderijen, een voetenbankje en een bamboe
tafel met zijkleppen, die knarsten bij elke be
weging van de tafel, behoorden aan mevrouw
Dimsdale en stooi'den wel. Zelfs een onbevooroor
deeld oog zou ze storend hebben gevonden, want
een van de portretlijsten aan den muur boven den
schoorsteen bevatte een portret van den overleden
heer Dimsdale, een zwaarlijvig man met zwarte,
bakkebaarden, vleezige handen, die een bundel ge
dichten van Tennyson omklemden, (die hij nooit
gelezen had). Hij had William geheeten en het
minste, dat van hem gezegd kon worden, was, dat
hij daarnaar uitzag en dat hij nooit of te nimmer
Willie of meer familiaar Bill was genoemd.
In een lijst vlak onder hem, een heel aardig,
roodgelakte lijst, was de beeltenis gevat van een
mopshond, Faithful Heart genaamd, eveneens over
leden. Een logge hond, een gulzige hond, een bitse
hond, een afschuwelijke hond, hetgeen iedereen
met een ondei'scheidingsvermogen zou zijn opge
vallen na een enkele blik op Faithful Heart's ge
plooide, platneuzige snuit. Maar mevrouw Dimsdale
had van hem gehouden, zij had meer van hem
gehouden dan van den heer Dimsdale, die haar
somtijds had tegengesproken, of meer dan van
iemand of iets anders in de wereld, behalve mis
schien van haar room bij de middagthee, die ge
durende en zelfs na den grooten oorlog akelig ver
dund was. Zij had bittere trahen geschreid, toen
Faithful Heart was gestorven aan een beroerte
na te veel gestoofde varkenspoot, een delicatesse,
die hij bijzonder graag lustte en ze had hem laten
begraven in den'tuin aan den voet van Quïnton's
geliefde gardeniaroos een van de weinige rozen
die hij met succes gekweekt had die nu nooit
meer kon worden bemest of afgedekt uit vrees te
verstoren hetgeen van Faithful Heart was overge
bleven.
De bamboe tafel stond altijd rechts van mevrouw
Dimsdale, want op het blad rustten hetgeen zij be
schreef als haar „kleine bezittingen". Het ding
volgde haar ovei-al door de kamer. Als zij bij het
raam zat, haar onveranderlijke gewoonte van drie
tot half tien 's winters, ging het met haar mee
zoodat zij nooit zonder haar „kleine bezittingen"
hoefde te zijn. Tn feite waren de „bezittingen" niet.
klein, de meeste waren lang, en groot en lomp. Daar
was het pennemes, dat afkomstig was uit het Verre
Oosten, een lang, krachtig uitziend wapen, versierd
met helgekleurde, geschilderde viooltjes.
Jaren lang had Quinton er naar gehunkerd,, om
het als brandhout te gebruiken, vooral toen er ge
brek aan brandstof was, maar hij durfde niet, net
zoomin als hij op het portret van Faithful Heart
durfde te springen, tot het glas en de lijst tot puin
waren getrapt, of de resten van het beest op té
graven en ze in den vuilnisbak te gooien. Dan was
er de tasch van tante Dimsdale, gemaakt van een
hooge zijden, die ontdaan was van den ï'and, ge
watteerd en gevoerd en voorzien van een koord
met gouden kwast; het geheel was een prachtig
voorwerp, maar kwam niet ovei-een met den zin
van het woord „kleine bezitting", want het was
geproduceerd van de laatste hooge zijden van den
heer Dimsdale zaliger, wiens hoofd grooter was
dan dat van Gladstone en van zoo'n ongelijken
vorm, dat het noodig was geweest een hoed van
abnormale maat te zoeken, om het hoofd naar be-
hooren te bedekken. Binnen in deze tasch huisden
allerlei andere „kleine bezittingen". Primo: Een
gouden vingerhoed van ontzaglijke afmetingen, een
vingerhoed, waarin de heele gardei'obe van een
lilliputter gestopt had kunnen worden. Mevrouw
Dimsdale was een onmvangrijke vrouw en droeg
handschoenen maat acht en een half die bij
warm weer scheurden. Secundo: Een paarlmoeren
fruitmës, gereed voor de banaan of appel, die zij
zoo nu en dan nuttigde, voor ze zich in haar slaap
kamer terugtrok; een zwaar, schitterend soort „fa-
milie"-fi'uitmes, van 't zelfde slag als de „familie"-
bijbel, die men in de dagen van Victoria tegen
kwam, een bijbel, die bij het optillen een hartkwaal
veroorzaakte zonder voorafgaande oefeningen in
lichaaTnsontwikkeling, en die gewoonlijk op een
ronde tafel in het midden van de zitkamer lag en
iëderen morgen grondig werd afgestoft, om daarna
aan zijn lot te worden overgelaten. Mevrouw
Dimsdale gebruikte het fruitmes zelden, zij pelde
de banaan met haar vingers en plantte haar groote
tanden in den appel zonder hem te schillen, maai
zij wilde graag weten, dat het er was. „Kleine
bezitting" nummer drie was een ronde platte, blik
ken doos, die eigenaardig scherpe en hinderlijk
ruikende hoestballetjes bevatte voor het geval
mevrouw Dimsdale een pijnlijke keel had. Geen
balletjes, die naar heerlijkheden rooken, zooals
zoethout, dat Quinton als kleine jongen wel eens
genoten had, maar die rooken naar alles, wat men
in een apotheek wenschte te vergeten. Doch als
Quinton's zin voor smaak of reuk al gekwetst werd
door het portret van Faithful Heart en hoestballe
tjes van tante Sophia,-dat haar voeten nooit scheen
te verlaten en dat 'door zijn afmetingen het grootste
deel van de kamer in beslag scheen te nemen. Het
was een voetenbankje, dat men niet kon duwen,
want het had geen pooten. Het was een dagelijk,
zwaar, niet te verzetten voetbankje, dat scheen
te kleven, waar het stond. Als men het een duw
gaf met zijn voet, kleefde het en --het kleefde nét,
als men er hevigen trap tegen gaf, hoewel het dan
zaagsel zou kunnen verliezen; inderdaad was er al
zaagsel doorgesijpeld en tante Sophia had het lelt
gestopt met een reep zwart trijp, hetgeen Quintca
deed denken aan een ooglap. Den laatsten tijd waren
er voorafgaande teekenen van vérder doorsijpelen
geweest, en op de een of andere zonderlinge ma
nier was Quinton het doorzakken van het zaagsel,
het levenssap van het voetenbankje, begonnen te
verbinden met het verscheiden van tante Sophia
zelf. hoe of waarom zou hij niet hebben kunnen
verklaren. Als zijn tante het doorsijpelen van het
zaagsel met groote steken van zwart garen tegen
hield, wist hij, dat dit slechts voor een poosje was,
dat er een dag zou komen, waarop het zou. ont
aarden in een waterval, of liever een zaagselval,
die niet langer te stuiten was. Aan alle dingen komt
een eindZelfs aan gezonde tantes. Quinton zou
ontsteld zijn geweest, als men hem verteid had, aal
hij hoopvol den dood van zijn tante tegemoet zag
zou het waarschijnlijk ontkend hebben. Toch viel
het feit niet te ontkennen, dat iederen keer ais
het voetenbankje teekenen van zwakte gaf, hij on
willekeurig dacht aan grafsteenen, maar gelukk'1
was mevrouw Dimsdale hiervan niet op de hoogte-
Zij geloofde, dat haar neef gek op haar was. H?
kuste haar 's morgens en 's avonds en was omor'
anderlijk beleefd en vriendelijk tegen haar. Zij
er niet het. minste vermoeden van, dat achter m
hoffelijk uiterlijk een ziedende vulkaan woeao
Mevrouw Dimsdale bezat niet veel opmerking^*
mogen, zij was te veel met zichzelf bezig. Zij
ook niet verzot op haar neef, zij was enkel verzo
op zichzelf.
(Wordt vervolg