Een eigenaardige aanbieding en avonturen van Stadsvuil als mest? Jiact Hieuw ~Macktêeiicfiten~ DONDERDAG 10 A PR IC T94T Herdenking van Mr. J. B. Boinans. In „De Autobusdienst" In „De Autubusdienst", het offioieel orgaan van den Nederlandschen Bond van Autobusonderne mers treffen wij een herdenkingsartikel aan be treffende het onlangs verscheiden lid van de Ge deputeerde Staten van Noord-Holland mr. J. B. 'Bomans. De overledene had namelijk zitting in de autobuscommissie en kwam in die hoedanigheid in aanraking met autobuskringen. Dat men hem daar heeft gewaardeerd blijkt uit de volgende regels, die wij uit 'het artikel overnemen: De autobusdienstondernemers mochten dezen zoo donker uitzienden man, die innerlijk geheel te gengesteld was aan zijn zwart uiterlijk, gaarne. Wij herinneren ons nog levendig, hoe de overledene voor het eerst in de autobuscommissie zitting had als opvolger van den ook zoo door ons gewaardeer- den rnr. A. Bruch. Het was een zitting, waarbij we ons hart vasthielden. De heer Bomans had geen haast, ging alles zorgvuldig na en de zitting duurde derhalve vrij lang, hoewel de agenda kort was. We hebben ons toen afgevraagd, hoe dat gaan moest, wanneer er veel zaken behandeld moesten worden. Die vrees is echter voorbarig geweest, want hoe smakelijk kon hij dan zeggen, dat hij de zaak vol doende begreep en dat de heeren het er gerust bij konden laten. Die eerste zitting kwam er een Brockway-aanvraag in behandeling. Toen we aan het woora Kwamen we wor den doordat de aanvrager wat lang van stof is, vaak wat ongeduldig ging de bestrijding wat harder dan ons zelf wel lief was. We kunnen ons nu wel voorstellen, dat dit voor iemand, die dit voor het eerst meemaakt, eenigszins vreemd is. De heer Bomans zette zijn bril op, keek eens heel erg on deugend en zeide: „De stem klinkt luider dan de argumenten". Evenwel na het hoor en wederhoor te hebben toegepast, maakte hij de opmerking: „Ik geloof toch, dat u gelijk hebt en de aanvrager wel een bestaanden dienst zal benadeelen". Daarmede was het pleit beslist en de aanvrager, die nooit veel succes in ons land heeft gehad, verloor de zaak. Van dien dag af hebben wij den overledene niet anders gekend dan als zeer belangstellend in ons bedrijf. Wij kunnen hem ons nog zoo goed- voor stellen in die stemmingsvolle zittingszaal, een ge boren regent, naast hem mr. Stufkens en daarnaast weer de heer Cassee. Altijd vol aandacht, altijd vol humor. Bij elke gelegenheid van den bond was de thans overledene present. Wat hebben we, toen de vergunningverleening aan Gedeputeerde Staten was ontnomen, vaak na afloop nog even nagepraat, want hij bleef op zijn post en kwam ook bij interprovinciale aanvragen trouw naar Den Haag. Wij danken hem hier voor zijn onpartijdigheid. Op de zitting kon alles ge zegd worden, van apartjes daarvoor of daarna hield hij niet en zoo hoort het ook. In Haarlem gingen allen tegelijk de zittingzaal binnen en ver lieten die ook na de sluiting. Het was niet zoo, zooals ons ook te Haarlem later eens onder het R.A.P. overkomen is, dat de ondernemers niet bin nen mochten komen en toen dat eindelijk wel het geval was, ze daar behalve den voorzitter en een paar ambtenaren ook den spoorwegvertegenwoor diger onder het genot van een sigaar aantroffen. Die mocht dus wel binnen. Het bedroeft ons, dat deze man, aan wien dé on dernemers- zoovele aangename herinneringen heb ben, die hun strijd om het bestaan begreep en daarop niet smalend neerzag no'ch ook er aan dacht om ze in de uitoefening van hun wettelijk reöht te beperken, in de kracht van zijn leven aan de zij nen is ontvallen. En wanneer wij zeggen, dat de ondernemers, die met hem te maken hebben gehad, als ook wij, hem niet zullen vergeten, dan is dat meer dan een gelegenheidsfrase bij iemands over lijden geuit. Dr. Goedewaaj'en sprak Brabantsche kunstenaars toe. 's HERTOGENBOSCH, 9 April. Gisteren heeft de secretaris-generaal van het departement van volksvoorlichting en kunsten dr. T. Goedewaagen een bezoek aan Brabant's hoofdstad en het onder den rook der stad gelegen Vught gebracht, ten einde kennis te nemen van de cultuurmonumenten, welke de oude vesting, die men de poort van het Zuiden noemt, binnen haar muren met trots be waart, tevens om zich op de hoogte te stellen van de werken van het herlevende Brabantsche am bacht, dat in het prachtige raadhuis van de Bos sche randgemeente uitingen van de groote moge lijkheden in verscheiden vorm en van schoone kwaliteit herbergt en tenslotte om in den histo- rischen raadskelder onder het Bossche stadhuis een aantal Brabantsche kunstehaars toe te spre ken. Dr. Goedewaagen zeide in zijn toespraak o.m. te meenen. dat Brabant in de nieuwe ordening van het cultuurleven een belangrijke bijdrage kan leveren: hier bleef veel van het oude gildeleven. daarom moet Brabant zijn eigen stijl vinden en bewaren, ten bate van het geheel. Dr. Goedewaagen weidde vervolgens uit over (Je doelstelling en de taak van de gilden op het ge bied van cultuur en kunst, welke het Nederland- Vroeger dan andere jaren is men in Drente reeds met de vervening begonnen. Ook de vrouwen laten zich niet onbetuigd en helpen krachtdadig mede. (Foto Pax-Holland) sche cultuurleven uit den chaos zullen wegrukken naar de orde van de organische verbondenheid van alle kunstbroeders. Een nieuw kunstenaarstype moetworden ge vormd en in Brabant, waar minder individualisme heerscht, een bijzonder type. v Spr. is overtuigd, dat Brabant in de toekomst een niet los te maken schakel zal zijn in het organisme van de Nederlandsche cultuur. Het zal zijn toe komst zelf maken en een goed woord meespre ken in de komende Nederlandsche cultuur, als het zich onmisbaar maakt. Daarna sprak nog de heer Jan van Anrooy wnd. hoofd van de afdeeling bouwkunst, beeldende kunsten en kunstnijverheid ten departemente over de organisatie van het gilde. VOOR DE KINDEREN De verzorging van Nederlandsche arbeiders in Duilscliland. Vertrouwenslieden aangesteld. 's GRAVENHAGE, 9 April. In de heden s?. Houden persconferentie heeft de heer Haas, leidjI van de afdeeling buitenland van het bureau vw de tewerkstelling van buitenlandsche arbeidt krachten in Duitschland van het „Deutsche Ar- beitsfrónt" enkele mededeelingen gedaan betrei fende de verzorging van buitenlandsche, in he; bijzonder van Nederlandsche arbeiders in hel Duïtsche rijk. Door de medewerking van het N.V.V. aldus de heer Haas is er allereerst voor de in hei gouwgebi'ed Berlijn werkende Nederlandsche ar beiders een organisatie tot stand gekomen, bestaands, uit 59 Nederlanders, die beschouwd kunnen worden als de vertrouwenslieden der in deze omgeving werkende Nederlanders. Veertien dagen geleden heeft deze organisatie haar beslag gekregen, Mei groote zorgvuldigheid zijn deze vertrouwenslieden uitgekozen en de ervaring heeft geleerd, dat zij de hun gegevén opdracht niet hebben aanvaard uil materieele overwegingen, maar dat zij zich wel degelijk bewust zijn van de verantwoordelijkheid welke zij als vertrouwenslieden tegenover de Ne- derlandsche gemeenschap thans dragen. Deze ver trouwenslieden zijn verdeeld over de bedrijven waar veel Nederlanders werken of zij verblijven in kampen, waar uitsluitend of voor het meereiideel Nederlanders zijn ondergebracht. Zij staan den Ne derlandschen arbeider met raad en daad terzijde en wanneer er moeilijkheden of klachten zijn welke bezwaarlijk of in het geheel niet met de bedrijfsdirectie opgelost kunnen worden behan delt de vertrouwensman deze in. nauwste samen werkingmet het Duitsche arbeidsfront. Ook bij Hamburg, waar eveneens veel Nederlanders „wer ken, zal tot het aanstellen van vertrouwensliedenj worden overgegaan evenals in nog meer plaatsen waar 'vele Nederlanders- te werk zijn gesteld, Een der in Berlijn vertoevende Nederlandsohil vertrouwenslieden, de heer Scheuwe, zette hiernfl uiteen, dat het de taak van den vertrouwensman iij de verbinding te vormen tusschen den arbeid eener- zijds en materieele en cultureele verzorging ander zijds. door MABEL-GRUNDY. Vertaald door E. GREESE-KETS DE VRIES. 21) Toen trok zij met een feeder gebaar het bedjasje vaster om den hals en schouders van tante Sophia en zei: „Ik hoop, dat u een rustigen nacht hebt gehad en dat u zich van morgen wat beter voelt. Heel ver standig van u, om in bed te blijven. Als men zich wat zenuwachtig voelt, dan is het bed je plaats. In bed kan men liggen eo zich ontspannen. Niets is zoo goed voor zenuwen dan ontspanning. Mijnheer Quinton vertelt me, dat u een rustkuur gaat doen en ik ben van plan hier te blijven en voor u te zorgen en u kunt zich ontspannen en ontspannen. Laat me u inschenken, uw hand beeft. Eerst melk „Waar is Panton?" Zelfs Whiff raakte even van streek, ondanks haar moed. „Panton? O". Whiff bleek te overleggen, waar Panton Zou kunnen zjjn, „ze is met vacantie ge gaan!" „Vacantie?" -*■•<> „Ja". „Vacantie, nü?" „Ja, Mijnheer Quinton vond, dat ze het noodig had en heeft haar voor twee weken naar zee ge stuurd. Ze is juist vertrokken en de keukenmeid brengt haar naar den trein". Iets als een verstikte kreet, dapper onderdrukt juist toen hij geboren werd, ontsnapte aan den mond van tante Sophia en haar rechterhand, groot en week en wit, plukte rusteloos aan de dekens als iemand, die op het punt staat ongedierte te dooden „Ze is naar Southend". Whiff smeerde met vlugge Vingers boter op een stukje toast. „Laat dat!" schreeuwde tante Sophia plotse- ling. „Wat laten?" zei Whiff, terwijl ze achteruit sprong. „Mijn toast zoo toetakelen en laat het blad met rust. Ik ben zeer goed in staat voor mezelf te zorgen". „Wat ben ik daar blij om. Weet u, u ziet er van morgen beter uit". Whiff had het blad van de tafel opgenomen en het op de knieën van mevrouw Dimsdale gezet, heel dicht tegen haai* middel, zoo doende feitelijk deze dame ernstig in haar bewe gingen hinderend. „Ik neem aan, dat u alleen al beter bent vanwege de last, die van uw arme ziel is afgewenteld". „Last?" „Ja, door toe te 'geven. U hebt eerst gevochten om op de been te blijven, u was zoo flink, maar nu wel, het is te veel voor u geweest. U moest wel toegeven. Net als een klein kind bent u doodop naar bed gegaan, en ik ga nu heerlijk voor u zorgen en u verplegen, en u voorlezen en met u babbelen en u zult nooit eenzaam zijn. Toen het fatale woord opnieuw over Whiff's lip pen kwam, sprong de arme tante Sophia zoo driftig in haar bed op, dat Whiff verplicht was het schom melende blad vast te grijpen om te voorkomen, dat het in de lucht vloog; en toen klonk er een gil in haar ooren, luid en doordringend, een gil, ge slaakt door tante Sophia, rechtstreeks uit haar wijd- geopenden mond, gevolgd door een tweede en weer een, die Whiff voor het oogenblik zoo met afgrijzen vervulde en verdoofde, dat zij machteloos was en niet in staat het geluid thuis te brengen en Quinton, die buiten de deur op wacht stond, hals over kop de kamer injoeg. „Neem haar weg! Neem haar weg! Neem haar weg!" gilde tapte Sophia. „Stil!" commandeerde Quinton streng. „Neem haar weg! Neem haar weg!" „Het is een ZGnuwuitbarsting". Whiff was bleek en geschokt, maar zij behield haar tegenwoordig heid van geest. „Water, koud water, gooi wat over haar heen! en vóór tante Sophia hem kon tegen houden, had Quinton den geheelen inhoud van de waterkaraf, die op de waschtafel stond, boven haar weerloos hoofd geledigd. Een oogenblik stond-hij zijn naar lucht happende bloedverwante te bekijken, toen, overweldigd door berouw, zich bewust van haar doorweekte nacht- kleeren, greep hij een handdoek en voorzichtig be gon hij haar natte hoofd en schouders af te drogen. „Het spijt me", hijgde, „maar ik moest het doen, u maakte zoo'n lawaai. We hadden anders de politie binnengekregen. U moet een schoon nachthemd hebben hij maakte het bedjasje los „juf frouw Woffran zal er een voor u krijgen". Hij keek Whiff aan en zij ging naar de ladenkast. „Als zij. een van mijn dingen aanraakt, begin ik weer te gillen, en ik zal blijven gillen, tot de politie werkelijk komt", de oude oogen, onder het natte, verwarde haar, fonkelden met afschrikwekkende woestheid, „en nu verlaten jullie alle twee op staanden voet mijn kamer". Zij zat recht overeind, vierkant, en ondanks haar natte, groteske figuur, beheerschte zij hen beiden en in'het gezicht van de ontstellende woede in haar oogen en de bevende, hartstochtelijke, oude mond, wisten zij niets te zeggen. „En ik waarschuw je, iederen keer, dat dat meisje een poging doet om deze kamer binnen te komen ga ik gillen tot ze weggaat. Geen gerede heer. Christopher, ik heb er genoeg van. Ga!" Toen Whiff de eetkamer bereikte, zonk zij in een leunstoel en bedekte haar gezicht met haar handen. Quinton sloeg haar gade, diep bezorgd. Hij be dacht, hoe nietig en klein zij er in haar blauwe jas uitzag, weggedoken in dien grooten stoel, veel te klein voor de taak, die hy op haar schouders gelegd had. „Het is te veel voor u. U moet het opgeven". „Nooit", riep Whiff, terwijl zij haar hoofd op hief. „Maar het zal u ziek maken". „Het zal haar ziek maken". „Denkt u?" „Ja en dat is mijn zorg. Ik voel, dat het wreed is, anders zou ik zonder bezwaar verder gaan. En toch, is het wreed? Jarenlang hebt u geleden?" „De hemel weet, dat het zoo is", zei Quinton vol ijver. „En waarom zult u dan nog verder lijden?" „Gedurende tien lange jaren heb ik nooit ge weten wat het is je zoo luchthartig en gelukkig te voelen. De laatste twee dagenHij hield on handig op en kleurde. „Ik bedoel, dat ze nooit weg is geweest behalve voor een korte, jaarlijksche* va cantie, nooit ontbrak ze aan een maaltijd. Dat diner gisteravondover iets anders te kunnen praten dan over voedsel. Het was wonderlijkHet was heerlyk WeerNhieid hij verlegen op en Whiff kwam hem te hulp. ,Dus u voelt, dat u nooit meer het oude leven het hoofd zult kunnen bieden en dat verwondert mij niet. Uw tante, mijnheer Quinton, is op zijn zachtst uitgedrukt een onbeminnelijk mensch. Quinton glimlachte. „En hoe u het al die jaren met haar uitgehouden hebt, gaat boven mijn begrip. Ik zou haar lang ge leden al aan den dijk hebben gezet. U moet een heel geduldig man zijn". „Neen, een heel erg laffe, dat is alles". „Hoe dan ook, we zullen door moeten gaan met wreed te zijn, om het'goed te maken voor u, en u ,moet zich over mij niet bezorgd maken. Met mij is het in orde". Zij was verlangend, om den droe- vïgen blije uit zijn oogen te verdrijven en de zorgen- rimpels van zijn voorhoofd. „Ik was alleen een beetje geschrokken van het. lawaai, dat zij maakte het was zoo zoo afschuwelijk, en te voelen, dat ik ei- de oorzaak van was". Zij stond op. „Vindt u niet. dat we maar moesten gaan ontbijten? Ik heb hon ger". Hij volgde haar een en al verontschuldiging naar de tafel en liet haar plaats nemen, terwijl hijzelf aan het hoofd ging zitten en thee inschonk uit de pot, die op een spirituslichtje stond te trekken. Whiff bood niet aan het over te nemen, haar han den beefden en zij wilde niet ,dat hij dit zou zien. om in zoo'n futloozen toestand te zijn, omdat een oude dame in de kamer boven grof tegen haar was en gilde. Een poosje aten zij zwijgend. De ochtendzon scheen op het glanzende zilver en het blauw-met- witte porcelein van het ontbijtstel. Whiff kalmeer de langzamerhand toen zij haar warme thee dronk en opeens begon zij den grappigen kant vhn het ge val te zien, want niemand kon ontkennen, dat he! grappig was. Vier dagen geleden had zij nog nooit gehoord van dezen aardigen, rustigen man mei wien zij zoo ongedwongen zat te ontbijten, en die haar wenschen met zoo'n welopgevoede bekoorlijk heid in zijn optreden tegemoet kwam; nooit ge hoord van zijn tante Sophia, die boven lag, nat nijdig en vervuld van intense haat jegens haar Plotseling lachte zij eri Quinton, die zich zat af te vragen, door welke gedachten zij zoo in beslag werd genomen Whiff had de gewoonte, als zij diep zat na te denken, haar omgeving volkomen te vergeten vroolijkte op en lachte eveneens. „Dat is beter", zei hij met een zucht van verlich ting, ,,ik was bang, dat u bedroefd was en terneer geslagen en dat u wenschte, dat u nooit gekomen was. En ik wil zoo graag, dat u dien wensch nie- koestert, hoewel het werk zoo weerzinwekkend en vervelend is „Vervelend!" viel Whiff hem in de rede. Met een typisch gebaar hief zij haar handen op. „Als we een blijspel, klucht en drama tegelijkertijd zoo vlak bij de hand hebben?" „En u wilt niet van uw taak ontlast worden?" „Nopit. Hoewel de hemel alleen weet, wie d« overwinnaar zal zijn". „U natuurlijk", zei hij met ongeschokt vertrou wen in haar. „Misschien. Maar u moet toegeven, dat het gevd zooals ik gisteravond al zei, ingewikkelder wordt als uw tante zich in bed verstopt en weigert nil te zien en gaat gillen, als ik bij haar kom. Als ik haar maar op kon krijgen, haar dwingen op 16 staan „J-ja", gaf Quinton toe, maar niet van harte, want plotseling drong het tot hem door. dat bij er niet naar verlangde tante Sophia op te hebben, hi] gaf er de voorkeur aan, dat zij veilig weggestopt zat in haar bed. Als tante Söphia nu hier was, me. hem aan het ontbijt, en de voor- of nadeelen va» spek besprak, met haar heele gewicht tegen tafel en haar bovenlichaam, de vette armen incluis er overheen hangende, zou hij zich dan zoo vol komen gelukkig voelen? Neen, tante Sophia M beter in bed, en in ietwat haperende en stotterende bewoordingen," omdat Whiff's oogen niet wemi» verbaasd op heni rustten, zei hij haar dit. „Maar", aarzelde zij, „als zij daar blijft, won» het voor mij ontzaggelijk veel moeilijker. Wat voor vorderingen kan ik maken, als. zij weigert mij •zien of mij toe te staan, haar kamer binnen te gaan. Tk kan mezelf niet aan haar opdringen, ofschoon ikfl voorzorg nam den sleutel zonder eenig geluid ub het slot te nemen, toen wij de kamer uitgingen. werd door uw rug gedekt; u zult zich herinneren, dat u stilstond, om mevrouw Dimsdale te haar natte plunje direct te verwisselen". Whiff na den; sleutel uit haar zak en legde hem opi® „maar zelfs nu ik naar binrten kan wanneer ik ma»* wil, zal het moeilijk zijn om het te doen met n oog op die giltactiek, waarmee zij mij bedrag is heel slim vap haar, heel slim. Zij huldig' standpunt, dat bedeesde menschen vaak ae strijken voor lawaai en getier. Ik ben niet bede»» maar je moet rekening houden met de rust op weg en de mogelijkheid dat de politie op het too:n verschijnt of een vereeniging ter bescherming öude dames" (Wordï wvaUU Voor Haarlem moeilijk toe te passen. De leiders van den Productieslag de opvoe ring van de opbrengst van den bodem in het belang der voedselvoorziening in ons land moeten vele moeilijkheden overwinnen. Eén daarvan is de on dervanging van het tekort aan meststoffen, daar er geen voldoende aanvoer van kunstmest is. Er wordt ook weer aandacht 'gewijd aan de vraag of het" mogelijk is stadsvuil te gebruiken voor mesl- stof, Dit Is een quaestïe die al langer aan de orde is. In een rapport van Prof. Hudig, hoogleeraar aan de LandfoouWboogeschool te Wageningen, den di recteur van de „Grond Mij." te Zwolle en den be drijfsleider van de Vnilafvoermaatschappü in Dren the, wordt de aangelegenheid breedvoerig bespro- ken. Er wordt in dit rapport betoogd, dat de fand- en de tuinbouw behoefte hebben aan het af val der steden. Natuurlijk moet het vuil eerst ge sorteerd worden dat wil zeggen steenen, sohei - ven, ijzer en andere ongerechtigheden moeten daar uit verwijderd Worden om het geschikt te ma ken voor bemesting. Het rapport stelt o.m. vast, dat de gedachte, „terug brengen naar het land wat het land heeft gébracht", een van de grondslagen der economie is en niet onverschillig voorbijgegaan mag Worden. Het terugbrengen van de afvalstoffen haar het land is daarom van zoo'n groot belang aldus het rap port omdat vele daarin voorkomende bestand- deelen, voor een deel bezwaarlijk door onze in dustrie kunnen worden gemaakt of in het produc- fieprogram kunnen worden opgenomen. Het zijn naast kali, phosphorzuur en stikstof, de sporen elementen, zooals koper, magnesium, barium, jo dium, zink enz. elementen, die de kunstmest niet of zeer weinig bevat of bevatten kan. De eenige natuurlijke bron van sporen-elementen, waarover ons land beschikt, is de stadsafval en het tert zoo genaamde compost verwerkte product hiervan Het rapport van de deskundigen is dus een krach tig pleidooi en een dringende propaganda voor het tot compost doen verwerken van het stadsafval voor bemesting van land- tuin- en akkerbouw. Wij -herinneren er aan dat de Haarlemsche ge in eentereinïging vroeger compost maakte. Ip den vorigen oorlog toen er ook gebrek aan meststoffen was werden daarvoor hooge prijzen gemaakt. De dienst van de reiniging was toen geheel anders ge organiseerd. Al het in de gemeente opgehaalde vuil werd op de belt gesorteerd, een werk waarvoor niet. minder dan 20 man noodig waren. Nu wordt het vuil in schuiten gestort en via de Ringvaart van den Haarlemmermeerpolder naar Leimuiden ge voerd, waar het gebruikt wordt om moeraslanden voor -cultuur geschikt te maken. Eiken dag ziet men 3 of 4 schuiten met vuil, door een sleepboot getrok ken, door het Spaame varen. Het vuil gaat onge sorteerd naar Leimuiden, maar daar worden dan door den padhter van het vuil de materialen die waarde hébben en er uit gehaald. Haarlem is indertijd tot deze reorganisatie van den Reinigingsdienst overgegaan nadat gebleken was dat. dit uit financieele overwegingen voor de gemeente a&n te bevelen was. Compost was in dien tijd weinig waard, omdat de land- en tuinbouw algemeen tot het gebruik van kunstmest was Over gegaan. Wij hebben den diretceur der Reiniging gevraagd of hot mogelijk is te Haarlem weer compost te ma ken. De heer A. van Driel verklaarde ons, dat het maken van compost thans op groote moeilijkheden zou stuiten omdat het bedrijf daarop niet meer be rekend is. Het voornaamste bezwaar is dat de ge meente geen beschikking heeft over het vuil, want dat is, ingevolge de gesloten overeenkomst, eigen dom van den pachter. Bovendien zijn er ook finan cieele .bezwaren. Als de gemeente nu weer zou overgaan tot het vroegere systeem.zou dit een be langrijke verzwaring van financieele lasten betee ken en. Het. is een bekend feit, dat er voor oom post ook in den" tegenwoordigen tijd slechts lage prijzen gemaakt worden. De meeste land- en tuinbouwers kunnen niet veel betalen en daarom behelpen zij zich met wat kunstmest of wat stalmest die zij in hun omgeving zien machtig te worden. Ook zijn er nog de moeilijkheden van het. vervoer. Hoe moet de compost, als wij die hier zouden maken, bij de boe ren en tuinders komen nu er geen benzine en heel weinig paarden zijn? Trouwens er zijn bij de Haarlemsche Reiniging geen voldoende stoffen meer om goede compost te maken. Dit is een gevolg van het feit dat erweinig beer komt omdat er veel minder tonnetjes zijn dan dn den ouden tijd. GEVONDEN DIEREN EN VOORWERPEN. Inlichtingen aan het Bureau van Politie. Smedestraat te Haarlem, uitsluitend tusschen 11 en 13 uur. Terug te bekomen bij; Bureau van Politie, kerkboekje; Roobol. Rozenprieelstraat 69 (na G uur des namiddags), vulpen-étui; Cloes. Voorzorgstraat 50. fasant; Swart, Ged. Schalkburgergracht 87, zilverbon; Boelens, Padangstraat 25. zilverbo'ns; Kors. Kweektuinstraat 42, heeren polshor loge; Werdekker, Kijkduinstraat 49. hondje; Rozenkrans, Kolkstraat 6 zwart, hond; Bureau van Politie,' koffer m. inh.; Kaarschol, Voorzorgstraat 47, sierkoord; De Lange, Zuid Polderstraat 110, laars; De Groot, Burg. Ensehedé- laan 4, portemonnaie m. inh.; Poppen, Vergierdeweg 73, portemonnaie m. Inh.; Boeree, Resedastraat 5. portemon naie m. inh.; Bureau van Politie, gymnastiekschoen; Van de Mark, Merwedestraat 37, sleutels; Sonnemans, Voor uitgangstraat 11, teekenlngen; Simons, Eindenhoutstraat 26, tennisracket's; Boeree, Resedastraat 5. vulpotlood; De Leeuw, Ted. van Berkhoutst'raat 24 zwart, veldflesch; Assema, Oude weg 145, zeiltje inh. brood. In de streek van Cuneo (Italië) is een geweldige steenlawine neergekomen, die met ontzaglijk ge donder vijf boeren hutten van het plaatsje Tissone volledig bedolf. Drie kinderen, die in de hutten sliepen en dertien runderen werden gedood. (D.N.B.) HU wendt zich tot den kapitein En zegt: „Wil mij terwille zijn; Ik moet naar wal, ik wil gaan trouwen En ginds een mooie bruiloft houwen." De kapitein zegt. „Vlucht maar, man. Ik zal je helpen, als ik kan." Het bruidspaar stapt nu in een Boot. Maar d' angst van Pieternel is groot: Zij heeft nog niét zooveel gevaren En kan haar kalmte slechts bewaren, Als zij haar oogen stevig" sluit, Maar toch: zij vindt 't een goed besluit. MARKT WOERDEN. Aanvoer 10 partijen kaas. Met rijksmerk le kw. f 41.50, handel: vlug.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1941 | | pagina 6