Eigenaardigheden De elektrieke. in Haarlem en omgeving Het Napoleonslaantje. (Foto De Haas) Westelijk van het Costermonument in Den Hout kunt ge het vinden: een laantje van hooge. eeuwenoude beuken, die thans in het fijne voor jaarsgroen komen te staan; de zon kan er nog zoo gced als onbelemmerd door het hout schijnen en wie er wandelt hoort hoog boven zich de vogels zingen en kan het wel treffen, dat een eekhoorntje aan den voet van het geboomte rondspringt. Er zijn meer van die laantjes in Den Hout, maar niet alle zijn zoo vermaard als dit, dat het doel was van*heel wat pelgrimages naar de beuken, die hier zulk een prachtig gewelf vormen, en meer speciaal naar dien eenen boom, waarin men nog flauw het woord „Napoleon" kan ontdekken. Dat woord bewaart de herinnering aan het ver blijf van Louis Napoleon, den broeder van Napoleon Bonaparte. Louis Napoleon was van 1806 tot 1810 koning van Holland en resideerde te Haarlem in hel tegenwoordige Gouvernementshuis, het Paviljoen Het ligt voor de hand, dat hij meermalen in Den Hout zal gewandeld hebben en de overlevering, dat hij eigenhandig zijn naam in een der boomen van dit laantje heeft uitgesneden kan dus heel goed op waarheid berusten. Er is echter meer. Op een anderen boom kan men met eenigen goeden wil de woorden „Respectez ma solitude" Eerbiedig mijn eenzaamheid ontcijferen en men wil, dat ook deze wensch door den toenmaligen koning, die in zijn afzondering nogal wat zorgen het hoofd te bieden had, in het hout is aangebracht. De waarheid hieromtrent zal wel niet gemakkelijk achterhaald kunnen worden. Voor het overige geven de stammen ruimschoots blijk, dat heel wat bezoekers van Den Hout tijdens (Het is juist 00 jaar geleden dat te Berlijn de eerste eleclnsche tram ter wereld, door Siemens en Halske gebouivd, in gebruik werd ge nomen.) Is ze nog maar zestig jaren D' eerste elektrieke tram? Als men 't mij vroeg zou 'k verklaren Dat die al veel eerder kwam. Naar herinnering gesproken Heeft ze sinds mijn prilste jeugd Nooit aan ons gemak ontbroken, Zoolang mij tenminste heugt. Toch heb ik nog wel gereden In een tram met paardekraeht, Maar dat lijkt zoo lang geleden, Dat ik er pas nu aan dacht. Dat ging met een heel kalm vaartje Opdat niet het lijntje brak, Conducteur, koetsier en paardje Deden 't werk op hun gemak. Maar de snelle jeugd van heden Heeft daar geen begrip meer van Zelfs electi-ïsch voortgereden Vraagt ze of 't niet sneller kan. Zestig jaar electrisch trammen Voor den man die dat ons gaf Nemen wij wel zonder stemmen Unaniem ons petje af. P. GASUS. en na Louis Napoleon het noodig hebben gevonden hun visitekaartje in den vorm van een inscriptie m den boombast na te laten en wie van bespiegelen houdt kan menige roman fantaseeren rondom die half uitgewischte namen, die hier en daar boven dien het zinbeeld van teedere gevoelens voeren Wie er lust in heeft moet dat te zijner tijd maar eens doen. Laai hij intusschen origineel blijven en er aan denken, dat de inscriptie „Comelia-Combat de la volupté", die ook al op een der boomen voor komt, reeds werd gebezigd en wel door onzen oud stadgenoot prof. dr. P. H. van Moerkerken, die dit gegeven verwerkte in zijn historischen roman „De bevrijders". PROVINCIALE STATEN. De opvolger van wijlen Mr. Slingenberg. Naar wij vernemen zal de heer A. Bennink Bolt Notaris te Amsterdam, die in de vacature, ontstaan door het overlijden van Mr. M. Slingenberg in de Provinciale Staten, aan de orde van benoeming is. deze benoeming aanvaarden. Engelsche luclilaanvallcn op ons land. Schade aan woonhuizen. 's-GRAVENHAGE, 16 Mei. In den afgeloopen nacht vlogen enkele Britsche toestellen boven ons land. Een aantal bommen werd neergeworpen. Ge lukkig zijn geen dooden of gewonden te betreuren De meeste bommen vielen op het open veld. In een stad in Noord-Holland echter werden eenige woon huizen min of meer beschadigd. Voorts werden zes koeien gedood. (A.N.P.) Engelsche aanval op Berlijn. BERLIJN, 16 Mei. (D.N.B.) Naar th^ns eerst bekend is geworden, zijn bij den aanval op Berlijn in den nacht van 15 op 16 Mei een aantal huisant en brandbommen op buitenwijken der stad neerge worpen. Oorlogseconomische of militaire schade werd niet aangericht. Dr. Goedewaagen liezocht den Medêrlandschen Omroep. HILVERSUM, 15 Mei. Dr. T. Goedewaagen, secretaris-generaal van het departement van Volksvoorlichting en Kunsten, heelt Donderdag een officieel bezoek gebracht aan den Nederlandschen Omroep. In gezelschap van ir. Van der Vegte. raadsheer bij het departement en den heer De Kloet van de al'dceling Radio- en Filmzaken, ar riveerde hij omstreeks halfell in de voormalige N. C.R.V.-siudio, waar, behalve de directeur-generaal, dr. ir. Herweyer, aanwezig waren de burgemeester van Hilversum de heer Von Bönninghausen. de directeuren en hoofden van dienst, benevens Pierre Reinards, leider van het symphonie-orkest. De heer Herweyer begroette dr. Goedewaagen en hield een korte toespraak, waarin hij o.m. wees op verschillen met vroeger. Hij zeide hieromtrent o.a.: Gij bezoekt niet een omroepvereeniging, die slechts een gedeelte vertegenwoordigt van den om roep in Nederland, doch voor het eerst brengt gij heden als een der hoogste Nederlandsche autori teiten een bezoek aan onze instelling, die als rijks instelling de representante is voor het geheele Ne derlandsche omroepwezen. Het tweede verschil met vroeger is bijna nog be langrijker. Kenden we vroeger de verschillende omroepvereenigingen, wier gestes werden bepaald door particuliere of ten deele kerkelijke invloe den, de nu hiervoor in de plaats getreden Neder landsche omroep volgt de richtlijnen, zooals deze door de bevoegde overheid, i.e. door u als secre taris-generaal van het departement van Volksvoor lichting en Kunsten, worden aangegeven. In de plaats van persoonlijk en groepsinzicht is dus ge komen het algemeen nationaal volksbelang, dat in den vervolge als richtsnoer van den Nederland schen omroep zal dienen. Wanneer ik u verzeker, dat ik het als mijn voor naamste taaie beschouw de eenheid rotsvast te ver ankeren en dat het mijn streven is den Nederland schen omroep op te bouwen tot een hecht bouw werk, dat ook tegenover het buitenland ons volk met eere kan vertegenwoordigen, dan meen ik te spreken in den geest van vrijwel ons geheele per soneel. Ik kan u ook verzekeren, dat de geest van samenwerking tusschen onze werkers, afkomstig uit de verschillende omroepvereenigingen, voortreffe lijk is, zoodat ik er van overtuigd ben dat men na verloop van nog slechts korten tijd den Nederland schen omroep niet meer zal herkennen als te zijn ontstaan uit vier deelen. Dr. Goedewaagen dankte den heer Herweyer voor de prettige ontvangst en memoreerde hoe het een van zijn eerste ambtsbezigheden was geweest het radioprobleem aan te vatten en besprekingen met de oude omroepvereenigingen te openen. Hij was overtuigd, dat met de benoeming van den heer Herweyer tot directeur-generaal, een stap in de goede richting was gezet, waardoor reeds thans be langrijke resultaten zich in de omroepwereld aftee- kenden. Resultaten, die mede te danken waren aan de volledige en toegewijde medewerking der hier aanwezige directeuren en hoofden van dienst en hun staf van medewerkers in de verschillende ran gen van het bedrijf. (A.N.P.) Na deze toespra«en bezocht het gezelschap Stu dio A (voormalig AVRO). In hotel Gooiland werd tenslotte een noenmaal gehouden. Jubileum J. C. Smid. 40 jaar in dienst der Posterijen. Prijzen van schoenreparatics. 's-GRAVENHAGE, 16 Mei. Gebleken is dat in den laatsten tijd door sommige schoenherstellers hoogere prijzen voor het. herstellen van schoenen worden berekend, dan is toegelaten. In verband hiermede vestigt de gemachtigde voor de prijzen er de aandacht op dat voor schoenher stellingen onder geen beding hoogere prijzen mo gen worden berekend, dan die welke op 9 Mei 1940 golden. Alleen kan, tengevolge van de „doorbere kening" van de omzetbelasting, een verhooging van deze prijzen met 2V2 pet als toelaatbaar worden beschouwd. (A.N.P.) J. C. Smid, directeur van het Postkantoor te Haarlem. (Foto Pax) 1 Juni a.s. zal het veertig jaar geleden zijn, dat de heer J.. C. Smid. directeur van het Postkantoor te Haarlem in dienst der Posterijen trad. De heer Smid werd. 15 Maart 1883 geboren en trad 1 Juni 1901 in dienst der P. T. T. te Amster dam als klerk. Hij klom op tot den rang van com mies en was in diverse rangen dp verschillende kantoren in ons land werkzaam, o.m. te Middel burg en te Zwolle. Op 1 Juni 1930 volgde zijn bevordering tot refe rendaris. 1 Mei 1933 werd hij gedetacheerd bij het Hoofdbestuur der P. T. T. in Den Haag. Hier be kleedde hij de functie van sous-chef der derde af- deeling (telefonie). Na de reorganisatie van 1936 verwisselde hij deze betrekking met die van sous chef der vierde afdeeling (posterijen), totdat per 1 Maart 1939 zijn benoeming tot directeur van het Postkantoor te Haarlem volgde. Hoeveel verantwoordelijkheid er rust op de schouders van den man, die leiding geeft aan het omvangrijk bedrijf van een postkantoor in een stad van 140.000 zielen is ieder duidelijk, die een oogenblik vertoeft te midden van het staag voort gaand proces, dat zich uitstrekt van het verzen den van een stadsbriefkaartje tot het afwerken van een millioenentransactie met een relatie bij onze tegenvoeters. Het Postkantoor verbindt Haarlem met de rest van de aarde, bewaart onze spaarduit jes en int onze belastinggelden, verzorgt de belan gen van onze ouden van dagen en bezorgt geluks telegrammen als de ooievaar is gekomen. Het post kantoor geniet ten aanzien van onze postpakketjes meer vertrouwen dan de familiekruier en stelt zich garant voor ieder bedrag, dat wij onder gezegeld couvert aan het loket brengen. Alleen reeds uit deze overwegingen past een ge- lukwensch aan het adres van een functionaris, die veertig jaar van zijn leven bij dit alles een leiden de en stuwende la-acht was, maar er is meer. Want de heer Smid is een belangstellend, en breedvoe- lend mensch, die de moeilijkheden, waaronder het personeel van een dienst, waarin een minuut mee telt en een uur een eeuwigheid is, arbeidt, ten volle begrijpt. Anders gezegd: de heer Smid geniet 4, achting en het vertrouwen van zijn "ndergeschjk. ten hetgeen er vanzelf toe leidt., dat de satncnwerl king der diverse diensten te Haarlem voorbeeld^ mag genoemd worden. Daarom is er op 1 Juni alle aanleiding voor een waardige herdenking van den prachtigen staat van dienst van den directeur van het Haarlem$che postkantoor. Zonierzegels van 29 Mei af verkrijgbaar. 's-GRAVENI-IAGE, 16 Mei. De zomerZegeis zullen ditmaal gedurende het tijdvak 29 Mei tm 30 September verkrijgbaar worden gesteld, met een' toeslag boven de frankesrwaarde, welke ten goede zal komen voor de helft aan sociale doeleinden (tuberculose-, kanker— en rheumatiekbestrijding en den arbeid voor onvolwaardigen) en voor de helft ter tegemoetkoming in den huidigen nood der cultureele werkers. De zegels zullen ook in het verkeer met het buitenland geldig zijn en wel tot en met 31 December 1946. Zij verschijnen in vijf frankeerwaarden, nl.: \u 2'/ó. 4. 5 en 7'/2 cent, toeslagen resp. 1 1/2, 2 1/2 3, 3 en 3 1/2 cent. INSTALLATIE VAN CONSULENTEN. 's-GRAVENHAGE, 16 Mei. Op Maandag 19 Mei a.s. des namiddags te drie uur zal in de aula van het Nederlandsch Lyceum in de Willemstraat te 's-Gravenhage de installatie van de consulen- ten van de rijksinspectie voor de lichamelijke op. voeding plaats vinden. Deze installatie, waartoe verschillende autori. teiten op het gebied van het onderwijs en de licha- melijke opvoeding zijn uitgenoodigd, zal geschie- den door prof. dr. J. van Dam, secretaris-gene* ra al van het departement van opvoeding, weten schap en cultuurbescherming. De plechtigheid zal worden besloten met het vertoonen van de film van den consulentencursus, welke van 15 tot 19 April in Overveen is gehouden. Kunstmatige mestbereiding. Experimenten in proeftuin te Naaldwijk. NAALD IJK. 15 Mei. Wegens de schaarschte aan mest in den land- en tuinbouw zijn op proeftuin van het Zuid-Hollandsch glasdistrict te Naaldwijk, onder leiding van rijkstuinbouwcon- sulent ir. J. M. Riemens, zeer belangrijke proeven genomen met kunstmatige mestbereiding. Hiervoor heeft men tarwestroo waaraan verschillende kunst meststoffen toegevoegd worden (vooral stikstof fosfor) gebruikt, waarna een fermentatie plaats heeft. De twee proeven slaagden minder gunstig en champignonbroed, op deze mest gelegd, groeide niet goed uit. De derde proef is thans echter veel beter g slaagd. Een gedeelte versch organisch materiaal (jonge slaplanten en gras) werd toegevoegd, het geen een groote verbetering bleek te zijn. In het aldus behandelde gedeelte van den mesthoop trad geruimen tijd een flinke broei op (temperatuur van 70 graden c.) en deze kunstmatig bereide mest is gebruik voor meloen'rijen. In het gedeelte van den hoop zonder versch organisch materiaal kwa men geen hoogere temperaturen voor dan ruim 50 graden c. Vooral onder de huidige omstandigheden kunnen deze proeven inzake kunstmatige mestbereiding uiterst belangrijke gevolgen met zich brengen. VREESELUKE TOCHT DOOR HET INDISCHE OERWOUD. Een vorige keer heb Ik jullie iets verteld over een Javaansen jongen, die in de rimboe plotseling door een slang werd gebeten. De slangen zijn echter niet de enige gevaarlijke beestjes, die men in het oerwoud kan tegenkomen. Men moet voort durend op zijn hoede zijn voor allerlei reptielen. Mis schien zie je, op zo'n tocht door de rimboe, een mooi stuk hout liggen, dat er uitziet als een aardig bankje, waarop je graag even zou willen uitrusten. Probeer 't maar niet: als je het bankje betast, komt er misschien een reus achtige schorpioen met omhooggebogen staart en nijdige klauwen te voorschijn. De Inlanders zullen dan ook nooit zomaar op de grond gaan zitten: ze geven hun ogen voortdurend goed de kost en dat niet alleen. Ook hun gehoor en hun reuk zijn zó lijn ontwikkeld, dat ze alles wat op de grond tusschen de struiken of in dè lucht op hen loert, onmiddellijk waar nemen. En sloeg met zyn zakdoek de insecten van Lizzy's benen. (Teekening van Enni van Laer) Waakzaamheid is hun aangeboren en hierin staat de Europeaan vooral de nieuweling, verre bij den Inlander ten achter. Ook hij let natuurlijk scherp op en neemt zijn maatregelen, maar soms, als het een hele tijd goed is ge gaan, kan het gebeuren, dat zijn waakzaamheid verslapt en danjuist op dat moment loert het doodsgevaar! Wat een echte „totok" het Indische, woord voor nieuweling in de rimboe overkwam, ga ik je nu ver tellen. Hij maakte een vreselijk avontuur mee en was ten slotte nog dolblij, dat hij er het leven afbracht. Hij reed op een morgen te paard naar het huls van een van zijn vrienden in de buurt en moest daarbij ongeveer 10 K.M door het oerwoud rijden, langs een pad, dat hij op z'n duimpje kende. Bij vroegere tochten was het een paar keer voorgeko men, dat de paarden van het gezelschap aangevallen werden door sarissi's, een soort wilde horzels, maar dit was nooit zo erg. zvant men had er een probaat middeltje tegen. Men nam een fles mee, gevuld met een treksel van laurlierbiaderen op klapperolie en zodra nu de sarissi's zich vertoonden, steeg men af en smeerde de huid der paarden met dit brouwseltje in. Dit bleek altijd afdoende te zijn. Onze totok nu reed 's morgens om een uur of tien langs een kapokaanplant in het oerwoud, waar het rijpad meer op een modderpoel dan op een begaanbaar pad leek, toen zijn paard Lizzy plotseling onrustig werd en telkens stil stond. Een vreemd, boog gegons klonk door de lucht en weldra begonnen kleine insecten neer te dalen en de benen van het arme dier met hun angels te bewerken. Het hart zonk den man tn de schoenen, want hij meende met sarissi's te doen te hebben en bedacht opeens met' schrik, dat hij zijn flesje met het bruine vocht niet bij zich had. Hoe had hij zo zorgeloos kunnen zijn? Vlug steeg hij af en sloeg met zijn zakdoek de insecten van Lizzy's benen. Maarop 't zelfde ogenblik slaakte hij een gil, van schrik, toen hij merkte, dat het geen sarissi's waren maar „odèngs", een gevaarlijk soort wilde bijen. In zwermen van honderden en honderden gonsden ze om paard en ruiter heen, streken neer en boorden hun venijnige angels ln het vlees. Het hele lichaam van het paard en gezicht, hals en handen van den man waren al spoedig één koek van wriemelende, stekende insecten. Tot overmaat van ramp verloor het paard door de pijn zijn bezinning en rende als een dolle in het rond. Toen besefte onze nieuweling opeens met ontstellende, maar tevens opzwepende duidelijkheid, dat langer aar- Kien de dood betekende, 't Was onbegonnen werk de die (Teekeplng Doeve) ren te verjagen. Slechts één uitweg was er nog: tropen helm, rotting en alles, wat verder op de grond lag, verza melen, Lizzy met krachtige hand in de teugel grijpen en in razende galop er vandoor! 't Was een rif om het leven over 2 K.M., over stenen en greppels en in een voortdurend stijgend terrein. En dat onder de hevige kwelling van de vreselijke steken, die maar niet ophielden! Want de odèngs waren zo taai als muskieten. Ze overdekten nog steeds het hele lichaam van het paard, doch begonnen langzamerhand op te dun nen. Het trouwe paard kon haast niet meer op z'n benen staan, maar toch galoppeerde het door het schreeuwen van zijn meester aangedreven, almaar verder. Gelukkig, daar kwam een stukje sawah in 't zicht met een kleine Javaansche hut. Drie Inlanders kwamen *e voorschijn, maar toen ze de odèngs zagen, rukten ze hun hoofddoek af en gingen er met fladderende haren van door. Nóg een eindje, daar was een kleine kampong en nu waren de odèngs zo goed als verdwenen. Maar paard en ruiter waren er treurig aan toe. Ze beefden en rilden over hun hele lichaam. De razende aanval van de wilde bijen had misschien vijf minuten, de rit twintig minuten ge duurd, maar toen ze eindelijk bij hun vrienden aankwa men, zonken ze meer dood dan levend ineen. Het duurde meer dan een uur voordat alle achtergeble ven angels uit de huid van het paard verwijderd waren. En wat den man betreft: zijn hals. gezicht en armen zaten vol bultjes en wondjes, die na een maand nog niet geheei genezen waren. Nooit zal hij het vreselijke avontuur vergeten, waarbij als door een wonder zijn leven en dat van zijn paard ge spaard bleven. En hij past voortaan wel op, zo in z'n eentje door het oerwoud te gaan MERKWAARDIGE DINGEN UIT DE HELE WERELD. Op het eiland Sicilië bevindt zich een reusachtige, klok- vormige grot, in de rotsen. Deze grot wordt „het oor van Dionysius" genoemd, om dat hij vroeger door Dionysius. tiran van Syracuse, als kerker werd gebruikt. Het eigenaardige ervan was, dat Dionysius in zijn paleis alles horen kon. wat de gevange nen spraken. Ook het zachtste geluid in de kerker klonk door tot in het paleis, waar een speciale „hoorkamer" voor dit doel was bestemd. In Britsch-Indië hebben vele hulzen z.g. afkoelings- kamertjes. In deze vertrekken gaan de mensen, als ze zich om de een of andere reden boos of opgewonden hebben gemaakt, om tot rust te komen. In Peiping, de oude hoofdstad van China, ligt het schitterende winterpaleis met prachtige tuinen. In een dezer tuinen is een grote visvijver, waarin vroeger hon derden goudvissen zwommen. In 1924 werd het visrecht in deze vijver voor een paar duizend dollar aan een Amerikaan verpacht. „Zit er dan nu nog zoveel vis?" zul je vragen. Neen, dat niet. maar de Amerikaan liet duizenden go\j^ den plaatjes opvissen, die op de bodem van de vijver lagen. Al die vissen, die hier in de loop van eeuwen hadden rondgezwommen, waren n.l. als geschenk aan de verschil lende keizers gegeven en aan elke vis bevond zich een gouden plaatje met de naam van den schenker, Vandaar, dat de Amerikaan met zijn visrecht in drie jaren tijds een vermogen verdiende! Natuurlijk heb je wel eens de naam van de Kanarische eilanden gehoord. Als ik je vraag: waarom heeten die juist „Kanarische' eilanden, dan zeg je onmiddellijk: „na tuurlijk omdat er zoveel kanarievogels zijn." Mis! De vogels heten kanaries, omdat ze van de Kanari sche eilanden komen (dus juist omgekeerd). En de Kana rische eilanden hebben hun naam te danken aan het Latijnse woord canis hond, omdat reeds in de oudheid een bizonder groot hondenras op deze eilanden voorkwam, zodat men de eilanden „hondenland" noemde. Ze hadden veel praats, maar Op een mooie zonnige morgen in Mei gooide Bets, het dienstmeisje heel wijd de balcondeuren open. O, o. wat een verrukkelijk weertje was het toch! Ze bleef een ogenblikje op 't balcon staan, uitkijkend over de grote weg. De bomen stonden vol tere blaadjes, die prachtig zachtgroen wuifden tegen de blauwe lucht, de bloeiende struiken in de tuintjes geurden en overal tjilpten vogeltjes. „Heerlijk!" zei Bets hardop en ze klopte haar stofdoek uit. Toen keerde ze zich weer om en keek naar binnen Een streep zon viel dwars door de kamer en in die streep dansten wel duizend fijne stofjes. Bets volgde de streep met de ogen. Hij liep van de open deuren tot het buffet En toen keek Bets onder het buffet en schrok. „Foei" zei ze „wat ligt daar allemaal voor vreselijke rommel?" Dat ga ik gauw als de wind opruimen. En ze holde naar de keuken en haalde een lange veger. Weet je wat Bets onder het buffet uitveegde? Ik zal 't je vertellen: een lange witte draad, een punaise, een grote broodkruimel, een glazen knikker, een kraai eneen madeliefje. Hoe kwamen die daar onder 't buffet? Ja, dat is een raadsel. Ze lagen er zeker nog niet lang, want Bets veeg de altijd neties en het madeliefje zag er nog frisch en bloeiend uit. „Wacht eens eventjes!" riep Bets en ze liep haastig weg, want er werd gebeld „straks kom ik met de stofzuiger." Al de dingen, die onder 't buffet gelegen hadden, lagen nu op een hoopje in een hoek van de kamer. Ze hadden mooi de tijd om wat met elkaar te praten. „De stofzuiger?" Wat Is dat toch?" vroeg het made liefje met een angstig stemmetje, want ze kwam juist van de wei en daar is 't nooit stoffig. „Weet je dat niet?" riep de lange witte draad. „Gunst wat een groen ding ben jij! Die snort toch elke dag door het huls en de gewone dingen, die helemaal geen nut heb ben, zuigt hij op met zijn ijzeren bekrrrrt, rrrrt! Zo iets als jij bijvoorbeeld, waarvan niemand weet, waar het voor dient en zoiets als die broodkruimel en die punaise met z'n kromme punt. Ik behoef niet bang te zijn, want ik ben een heel nuttig ding. Weet je wel, wie ik ben?" „Nee" zei het madeliefje „maar lk ben geen groen ding, maar wit met geel." „Goed. goed" zei de draad. „En ik, ik ben een draad, een echte witte draad. Als ik er niet was, dan vlogen alle bandjes van de handdoeken, alle knopen van de slopen, alle zomen uit de jurken. Als ik er niet was, dan, dan dan liepen alle mensen van de hele wereld met grote gaten in hun kousen. Dan, dan „Verbazend! Ontzettend!" riep het madeliefje. „Nee, dan begrijp ik, dat de stofzuiger u niet durft opslokken!" „Nee. klein geel met wit ding, my stellig niet!" „En ik" riep de punaise „ik ben wel zo nuttig als tien witte draden. Als ik er niet was, dan rolden alle platen van de muur en de verduisteringspapieren konden niet worden vastgeprikt. Zó nuttig ben ik!" „Pff" deed de draad. „Nee, maar dan ik" riep de broodkruimel, „als ik er niet was, stierven alle mensen van honger. Als ik er niet was. kon de hele wereld geen ogenblikje meer blijven bestaan." „Pff" zei de draad en „och, ochl ls 't heus waar?" riep het kleine madeliefje. Maar nu begon de knikker te praten, 't Was een mooie met een rode kurketrekker er binnen ln. „Ik begrijp niet, waar jullie 't allemaal over hebben" zei hij „wat, is er nu aan zo'n krom prikding of zo'n wit slangetje of zo'n gewoon stukje brood? Ik ben mooi en doorzichtig. De kinderen houden me voor hun oog en dan knijpen ze hun andere oog dicht en dan roepen ze: oooh!" „Een nuttige taak!" spotte de punaise en de draad zei „pff" en het kleine madeliefje zweeg. „Ja" zei nu de kraal ..ik kan werkelijk jouw nuttigheid niet inzien, glazen knikker met rode kurketrekker, ver beeld je, je hebt niet eens gaten, je kunt niet eens worden aangeregen. Nee dan ik!" Het madeliefje zuchtte diep. Het durfde niets meer te zeggen En toen kwam Bets terug met de stofzuiger. Die bromde en snorde van rrt, rrt. De dingen in de hoek van de kamer lager te bibberen van angst. Rrrt, rrtde grote bek kwam naderbij en nader en plotseling slotte hij alles op: de broodkruimel, de kraal, de punaise en zelfs de nuttige witte draad. Maar de knik ker kon hij niet opzuigen, die sprong opzij en rolde weer onder 't buffet. En het madeliefje? „Och" zei Bets „hoe kom jij hier?" En ze nam het kleine wit' met gele ding op en zette het ln een klein vaasje bij andere bloemetjes. R. DE RUYTER—V. d. FEER Aardige Huisdiertjes. Ik wed, dat jullie allemaal de Guinese biggetjes we! kennen: die stijfharige stompneuzige, witte of gevlekte of bruine diertjes, die op de kermis altijd marmotjes ge noemd worden en waarmede kinderen uit een woon wagenkamp of andere zwervertjes trachten een paar centjes te verdienen. Soms zingen ze dan het oude liedje: Juffrouw, wil je m'n marmotje zien? 't Is zo'n aardig beestje. Hij kan dansen als een lier, Juffrouw geef me je centje maar hier! M'n vader heeft me uitgestuurd Om m'n brood te verdienen Doe ik het niet, dan slaat hy me dood. Hangt hij me op aan m'n linkerpoot. Nu, al zal de vader van het zwervertje wel niet zó streng zijn, toch geef je natuurlijk graag een paar centen. En dan neem je meteen het marmotje eens goed op. Oorspronkelijk zijn de Gutnese biggetjes moerasbewo ners. Driehonderd jaar geleden zijn de allereerste exem plaren uit Brazilië langs de kust van Guinea naar Europa gekomen. De vier tenen van hun voorpootjes staan wijd uit elkaar gespreid, evenals de drie grotere van de zoolvor- mige achterpoten en alle poten hebben grove hoefachtige nagels, waarmee ze uitstekend over een zachte, drassige bodem kunnen lopen. Het is heel leuk. als je toch konijnen houdt, er eens een paar Guinese biggetjes bij te nemen; je kunt die aardige diertjes dan op je gemak bestuderen. Je merkt dan ook dat ze steeds op een rijtje achter elkaar aan tippelen. Dat zijn ze nqg zo gewend uit hun natuurstaat, waar ze langs nauwe paadjes door de moerassen moeten lopen. En ver der zijn ze vreselijk schuw; als je 't hok opendoet om het schoon te maken nemen ze ijlings de benen en verstop pen zich rrrt! onder een hoopje stro of iets dergelijks. Maar als je- ze een poosje gehad hebt en je zorgt altijd goed voor ze, dan gaan ze vanzelf aan je wennen. Ik heb zelf wel eens gehoord van een „marmotje", dat zijn baasje overal als een hondje naliep en een be paald fluitsein van hem met vrolijk gepiep beantwoordde. Zover zal een konijn hel niet licht brengen, denk ik! Ver in het Noordoosten van Groenland, waar de Eskimos' wonen, houden de mensen er al een heel eigenaardige tijdrekening op na. Ze hebben geen geschreven taal en kunnen dus geen enkele belangrijke gebeurtenis ln hun leven optekenen om dit aan de vergetelheid te ontrukken. En over 't algemeen kan hun dit ook niet veel schelen. Alleen één ding moet worden Onthouden en dat istt leeftijd van de mensen. Weet je, hoe Eskimo's altijd kunnen nagaan, hoe oudit zijn? Wel, dat gaat zó, elk kind krijgt bij zijn gebooM een leren zakje, dat als zijn kostbaarste bezitting wordt bewaard. Telkens wanneer na de lange winter nu de zon weer begint te stijgen, wordt het zakje geopend en een beentje erin gedaan. Ieder beentje betekent dus een Jaar in het leven van het kind. En zo wordt er ieder jaar ee beentje bijgevoegd. Dit zakje wordt als zoiets heiligs be schouwd, dat zelfs de grootste rakker onder de .Esklmo'j het nooit zal wagen, er op eigen gelegenheid aan te komen, de beentjes er uit te halen om ermee te spelen, of wat toch ook weieens erg verleidelijk zal zijn! er een paar bij te doen om een beetje gauwer groot te zijn. BESTE VRIENDINNETJES, Deze week ontvangen jullie geen briefje vooraf, Best DROOMKONINKJE. Weet jij zo weinig te vertellen? Ik zal zorgen, dat je binnenkort een onderwerp krijgt, waarover je kunt schrijven, Je mag dan een opgegeven raadsel oplossen. In de eerstvolgende rubriek wordt het raadsel geplaatst. Dag Droomkoninkje. Lief STIJLHAARTJE. Dat je slechts om tt week op de club kunt komen, weet ik. Maar je zult me tróuw schrij ven en dat vind ik heel pret tig. Tot ziens. Dag Stijlhaartje. Lief LACHEBEKJE. Wat een keurige teke ning zeg. Ik dank je er heel hartelijk voor. Ai- Woensdag kan je niet op de club komen ome' je naar school moet. Tot 8 dagen later dais. I LaBestb6SNEEUWKLOKtTE. Doordat je naar school moest, kon je 1.1. Woensdag niet op de cluo komen. Ik zie je nu a.s. Woensdag weer. Het duurt nog wel eendge weken voor de grote vacan- tie aanvangt. Jij schijnt altijd wel vacantie te willen hebben, maar dat gaat nu eenmaal geius* kig niet. Dag Sneeuwklokje. Lief GOUDMUILTJE. Je hebt voor al je repe- titie's goede cijfers gehaald. Flink zo. Zal je, a je a.s. Donderdag nog op de fiets weg gaat, nee voorzichtig zijn? Op dergelijke feestdagen gaan zeer veel mensen uit en zijn de wegen ontzette™ druk. Oppassen is dus de boodschap. Dag ooua- mBesVIOOLTJEFijn zeg, dat de Donderdag zo prettig verlopen is. Je bent niu weer aan e pijpenrek begonnen. Als het af is, mag ik het a eens zien? Tot Woensdag. Dag Viooltje. Lief BOODSCHAPSTERTJE. Jullie zyn JJJ niet verhuisd. Gezellig zeg, z'n dagje bij je tan te mogen komen. Zal je a.s. Woensdag vooral een schaar denken? Je weet wel, het heist kleine schaar. Dag Boodscha.pstertje. Best BLONDVLECHTJE. Je 'bent van nar* welkom als rubriakertje en als clublid. ww dat je mij net zo trouw blijft als je nic Vlecht je. Dag Blondvleohtje. je Beste ZONNEBLOEM. Zeg meisje, k neo j 1.1. Woensdag op de club gemist. Je zoul nog met Doornroosje zijn mede gekomen, nu tot a.s. Woensdag. Dag Zonnebloem. t Lief VLECHT JE. Zeg, als je neus niet™?, zat, zou je hem ook zo nu en dan vergetmi. a.s. Woensdag eens alles mede brengen hoor. je briefje. Dag Vlecht je. Lief BIJDEHANDJE. Wat heb W/hI Je speeld. Belleblazen is een prettig spelletje- moeder zal zeker wel een wakend oog over zeeppot hebben laten gaan, toen je het zeepww^ klaar maakte? Belleblazen goed, maar donm zuinig met het gebruik van zeep zijn. Dag handje. fijn Lief DOORNROOSJE. Wat heb jij weer iu geknutseld zeg. Je moeder was zeker wel ere met het bloempotje. Je boekensteuners vui echt origineel. Binnenkort zal ik je enige ningen voor figuurzaagwerk doen toekomen. Doornroosje. een A.s. Woensdag moeten alle rubrieke:rtjes schaartje en hun briefje mede brengen, n» niemand iets vergeten hoor. Veel groeten van - MEJ. E.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1941 | | pagina 8