Jaarbeurs bestaat 25 jaar.
Onder valsche vlag
DONDERDAG 29 MEI 1941'
Voordrachtavond leerlingen van
Mej. B. de Haan. 1
Woensdagavond hebben de leerlingen van mejuf
frouw B. de Haan in de zaal van „De Kerkuil" aan de
Nieuwe Gracht te Haarlem aan hun ouders en verde
re familieleden een paar genotvolle uren verschaft,
door ze te laten hooren, hoe ver hun leerares ze mer
zang en pianospel gebracht heeft.
De avond werd geopend met het frisch door een
koor gezongen lied „De krekel en de mier" van Hendr.
van Tussenbroek. Twee meisjes speelden ver
volgens op de piano „Marche Militaire" van Schubert
(quatre-mains). Dit was al een veelbelovend begin.
Een ander meisje speelde achtereenvolgens „Die
erste Melodie", „Schaukellied", „Beim Spaziergang"
en „Das Cello spielt" van Kirkby-Mason. Het laatste
speelde ze uit het hoofd; ze bracht het er uitstekend
af.
Een meergevorderde leerling bracht „Schaukelpferd"
van Parlow en „Tirolerklange" van Homan op lof
waardige wijze ten gehoore.
Ter afwisseling zong een jonge dame „Das Kind und
der Kukuk", „Christkindlein's Einlass" en „Eine
kleine Geige mocht ich haben" van Carl Reinecke;
zij werd daarbij door een paar jongedames
op piano en viool begeleid; het drietal had een
welverdiend applaus ln ontvangst te nemen.
Een mannelijke leerling speelde zeer zuiver en
muzikaal „Rondo" van Beethoven en vervolgens een
eigen compositie, die hij genoemd had „De eerste
oorlogsdag". Het begon met impressies van hét
mooie weer, gevolgd door kanongedonder, maar aan
het slot brak het zonnelicht weer door. Een krachtig
en dankbaar applaus was voor hem het bewijs, dat de
aanwezigen deze compositie zeer op prijs stelden.
Een klein meisje liet hierop Poolsche werk- en
feestdansen hooren, waarna een leerling, die pas twee
maanden les heeft gehad, zeer correct drie stukjes
van Lloyd op de piano vertolkte, namelijk „Primu
la's", „Op het meer" en „Waterhoentje".
Ook het jongemensch, dat „Blues" van Sêiber en
„Foxtrot" van Klein op de piano vertolkte, had veel
succes.
Twee oudere meisjes speelden het Concert Bes gr. t.
van Handel en bewezen dat ze uitstekend op elkaar
Ingesteld waren.
Een dame zong eerst „Hollandsch liedje" van
Hendr. van Tussenbroek en daarna „Bij Moeders
pappot", dit laatste ter nagedachtertls van Catharinè
van Rennes. Onder groote stilte werden deze jjeide
mooie liederen, die door mej. De Haan zelf op de
piano begeleid werden, aangehoord.
Na de pauze zong eerst ëen klein meisje een paar
aardige liederen van Lloyd, waarna twee jongeda
mes metveel bavour, Wein, Weib und Gesang"
van Strauss op de piano vertolkten én daarbij na
tuurlijk een dankbaar gehoor vonden.
Het bekende mooie „Menuet" van Beethoven eri
„Musette" van Bach werd uitmuntend door een klein
meisje op de piano gespeeld. Dat is een veelbelo
vende leerling.
Een gevorderde leerlinge vroeg de aandacht voor
„Arabesque" van Debussy en „Schmetterling" van
Grieg; het laatste speelde zij prachtig uit het hoofd.
Ook de jongedame, die op de piano „Deutsche Tan-
ze" van Schubert en „Wilder Reiter" van Schumann
speelde, had niet over gebrek aan applaus te klagen.
Wederom een welkome afwisseling bracht een da
me, die onberispelijk drie Fransche liederen zong en
die door een jongedame heel fraai op de piano bege-
lèid werd. Datzelfde meisje speelde vervolgens
„Tango" van Albeniz en Valse op. 69 No. 2 van
Chopin; zij kreeg, mede op verzoek van de leerares,
die dankbaar mededeelde dat zij altijd klaar staat om
te begeleiden, een extra krachtig applaus, dat haar
trouwens ten volle toekwam.
Dé laatste piano-nummers waren „Adagio" uit de
Sonate „Pathétique" van Beethoven en Valse op. 64
No. 2 van Chopin, op keurige wijze door een jonge
dame vertolkt.
Het zangkqor eindigde het programma met het
geestdriftig gezongen „Mijn Nederland" van Richard
Hol. Aan het slot daarvan werd de leerares door
de leerlingen mét bloemen gehuldigd.
Op speciaal verzoek zong mej. De Haan tenslotte
zeer melodieus „Mijn land" van Catharina van Ren
nes. waarvoor zij een ovatie in ontvangst had te
nemen.
DÉ REDE VAN DR. LINDENBURGER.
In het ANP-verslag van gisteren over de rede
van dr. Lindenburger stond, dat de „agrarische
jeugd in de Noord-Oostelijke provincies 700 leden
telt". Het ANP meldt thans, dat dit moest zijn 7000
en dat de naam van den leider der agrarische jeugd
is -Weyer.
Landelijke bond van arbeide-
contraclanten in overheidsdienst
(Labarco).
Afdeeling Haarlem en Omstreken opgericht.
Men schrijft ons:
Te Haarlem heeft Dinsdagavond in restaurant
Brinkmann een vergadering plaats gehad, waarin
besloten werd tot oprichting van een plaatselijke
sfdeeling van bovengenoemden bond. De Labarco
stelt zich ten doel het behartigen van de specifieke
belangen der arbeidscontractanten in overheids
dienst in den ruimsten zin des woords, d.w.z. van alle
in overheidsdienst werkzame personen, wier p->ritie
door burgerlijk recht beheerscht wordt. Tot nu toe
was de arbeidscontractant voor slechts een gering
gedeelte georganiseerd en dit kleine deel was dan
nog verdeeld over tal van bonden en bondjes.
Logisch is het dan ook dat er voor de arbeids
contractant nooit iets van beteekenis bereikt is. De
Labarco vormt tegenover deze versnippering een
eenheid van organisatie, reden waarom zij tracht
alle arbeidscontractanten ïn één groep te ver
eenigen.
De bond telt reeds duizenden leden en 11 plaatse
lijke afdeelingen. In het voorloopig bestuur van de
thans in onze stad opgerichte, 11e afdeeling namen
plaats de heeren: A. Huissen, voorzitter; mej. M. H.
de Bruijn, secretaresse, Begastraat 13, Haarlem; P.
C. Krot, commissaris; H. Veerman, penningmees-
ter-vice voorzitter.
Dank zij de vernuftige toepassing van me
versum thans weer vrijwel normaal de voor
toe met een z.g. „gas-dolly" uitgerust.
thaangas rijden de stadsautobussen in Hil-
oorlogsche trajecten. De wagens zijn daar-
(foto Pax-Holland)
Vrijwillige verzekering ingevolge de
Ouderdomswet.
Aanvragen moeten door den Raad van Arbeid
eerst aan de Rijksverzekeringsbank worden
voorgelegd.
De Staatscourant bevat een besluit van den se
cretaris-generaal van het departement van Sociale
Zaken, houdende bijzondere maatregelen ten aan
zien van verzekeringen, als bedoeld in artikel 10
vierde lid der Ouderdomswet.
Volgens dit lid van genoemd artikel is ieder ge
huwd rijksingezetene bevoegd zijn echtgenoote bij
de Rijksverzekeringsbank te verzekeren voor een
rente na zijn overlijden tot een maximum van 10
gulden per week. Op aanvragen voor deze ver
zekeringen werd rechtstreeks door den Raad van
Arbeid beslist.
Thans is bepaald dat aanvragen door den
Raad van Arbeid aan het bestuur der Rijksver
zekeringsbank moeten worden voorgelegd,
waarna de raad overeenkomstig het advies van
genoemd bestuur een beslissing neemt.
Is het bestuur der Rijksverzekeringsbank van
oordeel dat aan de verzekering ten gevolge van
de huidige omstandigheden een buitengewoon
zwaar risico zou zijn verbonden of wel een risico,
dat zich wegens de onzekerheid omtrent zijn grootte
bezwaarlijk voor dekking door verzekering leent,
dan kan het tot afwijzing van de aanvraag advi-
seeren.
Adviseert het bestuur der Rijksverzekeringsbank
tot toelating tot de verzekering, dan kan het daar
aan den eisch verbinden dat voor die verzekering
naast de krachtens het tariefbesluit V.O.V. te be
talen premie een extra premie betaald zal worden
ter dekking van de uit de huidige omstandigheden
voortvloeiende verzwaring van het risico. Het be
drag dezer extra premie en de termijn, waarover
zij bij vooruitbetaling moet worden voldaan, wor
den door het bestuur vastgesteld en kunnen door
het bestuur worden gewijzigd.
Een zoodanige eisch kan ook worden gesteld ten
aanzien van een reeds loopende verzekering, ge
sloten na den datum van inwerkingtreding van dit
besluit',
In-verband met het voorgaande wordt voor nieuw
te sluiten verzekeringen buiten werking gesteld de
bepaling dat extra-premie verschuldigd is voor dén
verzekerde, die direct onderworpen is aan oorlogs-
isico, hétzij als actief dienend militair, dan wél in
eenige andere functie.
TOETREDING VAN ORGANISATIES TOT HET
N. V. V.
AMSTERDAM. 28 Mei. De persdienst van het
N. V. V. meldt: De Nederlandsche bond van ge
employeerden in het- kunst- en amusementsbedrijf
heeft eigener beweging tot aansluiting bij het N.
V. V. besloten. De leden der organisatie zullen
derhalve worden opgenomen in de overeenkomstige,
bij het N. V. V. aangesloten bonden. Vóórts
heeft ook de Vereeniging van werknemers in het
goud- en zilverbedrijf te Leiden besloten tot het
N. V. V. toe te treden. (A. N. P.).
UITGESLOTEN SLAGERS.
Het rijksbureau voor de voedselvoorziening
in oorlogstijd heeft wederom een aantal slagers we
gens frauduleuze slachtingen of het voorhanden
hebben van vleesch, afkomstig van frauduleuze
slachtingen, voor geruimen tijd van het verkrijgen
an een toewijzing van vee en vleesch door de
Nederlandsche veehouderij centrale uitgesloten.
Utrecht's oude schouwburg
uitgeluid.
Een stampvolle zaal met vele autoriteiten heeft
afscheid genomen van den ouden schouwburg op het
Vreeburg te Utrecht. Nog eenmaal heeft de schouw
burg een toppunt van roem behaald. Toen echter om
ruim elf uur het doek viel en de reeks huldigingen
eindelijk ten einde was, bleef de oude schouwburg
alleen met zijn laatste herinneringen. Op dezen avond
is ook de scheidende directeur, de heer E. W. de
Blauw, gehuldigd.
Het „Centraal Genootschap".
De afdeeling Haarlem en Omstreken van het Centraal
Genootschap voor Kinderherstellings- en Vacantiekolonies
bestaat 35 jaar. Als men nagaat, dat in die jaren eenige
duizenden Haarlemsche kinderen tot herstel van gezond
heid zijn uitgezonden, blijkt daaruit de verdienste van
deze afdeeling, uit welker geschiedenis hier enkele feiten
mogen volgen.
Het Centraal Genootschap zelf is veel ouder dan de af
deeling en begon feitelijk met het werk van mevrouw
Cnoop Koopmans te Haarlem, die in 1883 kinderen in haar
Kinderhuisje te Zandvoort in de gelegenheid stelde, fris-
sche lucht te happen. Ook elders in het land zag men het
nut van kinderkolonies In en in 1901 werd het Centraal
Genootschap opgericht.
In 1906 werd op een vergadering van den Bond van
Ned. Onderwijzers het initiatief genomen tot oprichting
van de afdeeling Haarlem en Omstreken. In het bestuur
werd o.m. gekozen Dr. L. C. Kersbergen, voorzitter, me
vrouw J. C. Op 't Eijnde—Stolp, secretaresse, mevrouw
W. Badon Ghijben—Huisinga. penningmeesteresse. Onmid
dellijk begon de afdeeling haar werkzaamheden en in
1907 werden 11 kinderen uitgezonden en in 1908 reeds 69
kinderen, een getal, dat voortdurend toenam en in 1930
reeds 260 en in 1939 318 bedroeg. In het afgeloopen jaar had
er natuurlijk een verminderde uitzending plaats, maar
toch hebben 172 kinderen in 1940 van het mooie werk van
het Centraat Genootschap kunnen profiteeren, in eenige
der tien koloniehuizen, die het Genootschap exploiteert.
Het Centraal Genootschap verdient dan ook de warme
belangstelling en den steun van ieder, die de waarde van
een verblijf in bosch of duin erkent voor het bleeke, on
gezonde kind. dat straks met den blos der gezondheid
weerkeert en van een zwakke stumper een stevige baas
of een ferme meid is geworden. Sommige kinderen heb
ben aan 5 of 6 weken genoeg om er bovenop te komen,
andere moeten 2 maanden, de zwakste nog langer blijven.
Komen ze weer thuis dan kunnen ze geregeld naar school
en al is de pot bij slechte verdiensten soms schraal, ze kun-
en er nu veel beter tegen.
Het bestuur van de afdeeling Haarlem is thans als volgt
samengesteld: Dr. A. A. S. Sluyterman, voorzitter; mej.
C. Westendorp, secretaresse; mevr. R. M. Robbers—ten
Oever, penningmeesteresse; mevr. v. d. EistKnip, mej. A.
Ferf, Dr. A. H. Garrer, mej. C. A. M. Heshuyzen, notaris
D. M. Klijzing. Dr. A. A. G. Land, P. W. Peereboom en
mevr. A. Steenhuis—Polman.
Melkprijsverhoogiiig bepleit.
Veehouders komen met huidigen prijs
niet uit.
Onder voorzitterschap van den heer F. den
Hartog, uit Hoog-Blokland (Z.-H.) is Woensdag in
Pulchri Studio te 's-Gravenhage de 152ste alge-
meene vergadering van de Hollandsche Maatschap
pij van Landbouw gehouden.
In zijn openingswoord zeide de voorzitter, dat
met voldoening kan worden vastgesteld dat het
prijspeil der akkerbouwproducten thans een be
hoorlijk niveau heeft bereikt. Helaas kan ten aan
zien van de veehouders niet hetzelfde worden ge
zegd. De melkprijs zal vrij drastisch moeten wor
den verhoogd wil men van een eenigszins loonend
bedrijf kunnen spreken. Wij zijn geenszins blind
voor de belangen van den consument en wij ont
veinzen ons niet, dat scherpe verhooging van de
prijzen der veehouderij-producten in het algemeen
vóór de verbruikers bezwaren zal opleveren, aldus
spr., maar anderzijds is toch de vraag gewettigd of
onze veehouders dan maar altijd door hun diensten
aan de gemeenschap moeten blijven bewijzen zon
der daarvoor naar billijkheid te worden beloond.
In samenwerking met de andere standsorgani
saties en het Centraal Bureau is getracht, de moei
lijkheden inzake verplichte veelevering enz. tot een
oplossing te bi-engen door oprichting van een coö
peratieve vereeniging voor het afzetten van vee.
De statuten dezer organisatie zijn gereed.
Spreker deed, voor zoover noodig, een beroep
op de vertegenwoordigers der Holl. Mij. van Land
bouw om zooveel als in hun vermogen is bij te
dragen tot het welslagen van den „productieslag
1941".
De secretaris, ir. J. Vet. hield hierna eenige be
schouwingen over den melkprijs en bepleitte de
noodzakelijkheid van eenige verhooging hiervan.
Spreker deelde na zijn toespraak mede, dat ver
gunningen-voor de huisslachtingen van varkens
kunnen worden verkregen, indien men varkens van
4060 K.G. heeft, en dat deze bij de slachting niet
zwaarder dan 150 K.G. zullen mogen zijn.
In de namiddag vergadering hield ir. G. J.
Lienesch, rijkslandbouwconsulent en productie-
commissaris voorN.-Holland een rede over „de wijze
waarop onder de tegenwoordige omstandigheden dé
grootst mogelijke opbrengst uit onzen bodem kan
worden verkregen".
Spr. zeide dat de structuurverzorging van den
grond bijzondere aandacht verdient en dat het
hierbij vooral gaat om de verkrijging van een ac
tieve bacteriënwerking in den grond. Men moet de
organische bemesting zien als opbouw voor den
bodem, waarin de plantengroei ziin hoogst moge
lijke effect moet kunnen vinden. Verder dient ge
streefd te worden naar kwaliteitsverbetering van
het hooi. hetgeen kan geschieden door gebruik te
maken van „ruiters".
Er moet meer bouwland komen, wil men de
hoogst mogelijke productie verkrijgen. In overwe
gende graslandstreken dient, al kost dat meer werk,
eens flink gescheurd te worden. Allerlei akker
bouwproducten kunnen voor de groenvoedering ter-
goede komen aan de veeteeltbedrijven. De voeder-
waarde van bietenbladeren is grooter dan de be-
mestingwaarde. Van den oogst moeten we zoo wei
nig mogelijk verspelen en hierbij kan goede voor
lichting van nut zijn.
Bij de gedachtenwisseling' over de door de hee
ren Veth en Lienesch gehouden voordrachten be
toogde de heer Van der Molen namens de afdee
lingen. Vlaardingen en Maasland dat een melkprijs-
verhooging van twee cent per liter noodzakelijk is
voor de instandhouding der veehouderij.
UIT DE STAATSCOURANT.
's-GRAVENHAGE, 28 Mei. Bij beschikking
van den secretaris-generaal van het departement
van Opvoeding, Wetenschap en Cultuurbescher
ming is aangewezen als gedelegeerde bij de Neder
landsche Centrale Organisatie voor toegepast na
tuurwetenschappelijk onderzoek, mr. H. J. Reinink,
administrateur, chef van de afdeeling hooger on
derwijs van dit departement.
Voor de Kinderen
(Teekeningen H. Kannegieter). TEDDY VERLIEST EN HERKRIJGT ZIJN ZELFVERTROUWEN.
Wacht hij zal nog even blaffen achter bei
de meisjes aan. Dat staat nog een beetjè
flinker; moet je ze daar nu zien gaan!
„Maak je dat je wegkomt rakkers! Ik ben
Teddy Trix, de hond! En ik kan niet dulden,
weet je, dat je hter komt op „mijn" grond!
Zoo, dat was nu eens reusachtig, Teddy
Trix heeft nu weer moed, gaat behagèlijk
zich krabben, want zooiets doét ook zoo
goed. Voortaan zal hij nooit meer bang zijn,
voor geen kat, geen hond, géén niénsch!
Ja, zoo denkt hijmaar wij vreezen: dat
blijft slechts een vrome wensch.
Hoe uit niets een groote
organisatie tot stand kwam.
Heden is het 25 jaar geleden, dat een der fee.
langrijkste Nederlandsche instellingen, de NedeT
landsche Jaarbeurs, officieel gesticht werd. Er
aan die oprichting echter een vrij lange voorn!
schiedenis voorafgegaan.
Op 29 Mei 1916 werd onder voorzitterschap Van
dr. J. P. Fockema Andrea in Utrecht een --
'ei'gade-
ring gehouden, waarin overgegaan werd tot de h2
noeming van een raad van beheer, die uit zevT
leden bestond. Het voorzitterschap werd opgedraa?
aan den toenmaligen wethouder van de BedriiveÜ
mr. dr. W. A. van Zijst. Voorts werd een algemeen
bestuur benoemd, dat, den raad van beheer meel
gerekend, uit 20 leden bestond.
De eerste raad van beheer bestond uit de heêrer
mr. dr. W. A. van Zijst. voorzitter, dr. C. Hoitsemn
onder-voorzitter, W. Graadt van Roggen en j'r
Dijk, secretarissen, C. R. Th. Baron KraijenW
penningmeester en ir. E. A. Hamburger en jhr a
H. Op ten Noort, leden.
De taak die men op zich had genomen was geem.
zins gemakkelijk. Men kende niet veel meer van
een Jaarbeurs dan de Lyonsche houten monster,
kamers. Men moest dus tastend voorwaarts gaan"
zoo vertelde de heer mr. J. Milius, die thans zakelijk
directeur is van de Jaarbeurs, doch de geschiedenis
van die dagen heeft meegemaakt. De heer Van
Zijst zette al zijn energie achter de totstandbrenging
van de eerste beurs en daar Utrecht ook groot bi
lang bij de beurs had, spreekt het wel van zelf
dat ook het gemeentelijke administratieve apparaa'
werd ingeschakeld. Het secretariaat was dan ook
gevestigd ten stadhuize. Men begon met niets ei
moest van den grond a^ alles opbouwen en dat waj
oorzaak, dat in September 1916 de beurs 'niet ge.
houden kon worden, maar dat. zij ongeveer eei
half jaar moest worden uitgesteld. Toen werd ech
ter de beurs tot een zoo daverend succes,
Utrecht nog nimmer zulke drukke dagen had be.
leefd. En de menschen die het werk hadden-ver-
richt waren in die dagen zoo. moe, dat zij niet meer
spreken konden, zoo heeft de heer Graadt van
Roggen ons wel.eens toevertrouwd.
Tot het succes heeft in sterke mate bijgedragen
de steun van de spooi'wegen, die op vertoon van
het toegangsbewijs vrij vervoer verleende. Heel I
Nederland wenschte dan ook ter beurze te gaan en'
er was een zoo overstelpend aantal aanvragen,
dat men paketten daarvan onafgedaan heeft moe^
ten laten. Dat was maar goed ook, want de drukte1
liep de spoorwegen over den kop en zij dreigden
alles stop te zetten.
Het spreekt van zelf, dat er kapers op de kust
kwamen. Amsterdam vond, dat de hoofdstad red.!
had op de Jaarbeurs en er is ook propaganda voor
gemaakt, maar die propaganda mislukte. Later?
aanslagen op de beurs zijn geweest de afzonderlijk?
vakbeurzen voor de meubelen, schoenen en borö.'
materialen. Maar al die pogingen hebben niet het
gewenschte succes gehad en verleden jaar is ook
de schoen afdeeling weer ter beurze teruggekeerd.
Een andere strijd is geweest die om de interna
tionalisatie. De beurs, nationaal opgezet in in
daarvoor geschikte tijden, zou ten onder moetej|
gaan in de gewijzigde omstandigheden. Vooral a]
de departementen van de Maatschappij voor Nij.
verheid is daarover warm gediscussieerd, maar a
de algemeene vergadering van deze vereeniging aj
1919 gehouden, sprak men zich met 220113 stem*
men uit voor de internationaliseering. De algems-:
ne vergadering van de Jaarbeurs nam dan ook bei
besluit tot internationaliseering en de vijfde beur-,
die deels gehouden werd in het eerste vaste g?.
bouw. was internationaal.
Inmiddels was het provisorische, in de organ!;;,
tie omgezet in iets meer permanents onder leiding
van den heer W. Graadt van Roggen, die den titel
van secretaris-generaal had gekregen en zich ge.
heel aan dit werk was gaan wijden. Het secret;,
riaat was ingedeeld in drie afdeelingen: i
meene dienst, technische dienst en financiën
comptabiliteit.
Ondanks de conjunctuurswisseling heeft de Jaar.
beurs zich goed ontwikkeld. De versteviging van'
haar positie weerspiegelt zich in de stichting vani«i
vaste gebouwen, waarvan het eerste tot stand kwam
in 1921, het tweede in 1930, het derde in 1932 en
de Beatrixhal in 1938. In 1936 werd de eerste agra
rische beurs gehouden, die dus in dit najaar voor
de zesde maal wordt gehouden.
Op internationaal gebied heeft de beurs goed
werk verricht voor den Nederlandschen handel en
industrie door de organisatie van deelneming aan
de buitenlandsche beurzen. Ter beurze zelf is veel
veranderd. De eerste beurs leek veel op een expo-
sitie, dit karakter is allengs en terecht veranderd
Het instituut is al sinds vele jaren een zuiver;
handelsinstelling.
Reeds 1324 prijsovertreders beboel
De afdeeling Gelderland van de Ver. vanNed
Gemeenten heeft hedenmiddag in het geboft
Musis Sacrum t.e Arnhem een algemeene ledenver
gadering gehouden. Mr. J. A. M. Pott, hoofd vel
de afdeeling prijsbeheersching bij den gemachtigd!
voor de prijzen heeft op deze bijeenkomst een voor
dracht gehouden over „prijsbeheersching" en toe
gedeeld, dat van het oogenblik van hun inwerking
treding (13 Februari jl.) af, tot en met 24 Meijl
de inspecties voor de prijsbeheersching gezamenlijk
1324 tuchtbeschikkingen hebben geveld, waart;)
aan boeten in totaal een bedrag van f 639.10935
werd opgelegd.
Uitvoerig ging mr. Pott in op de vraag, of es
organisatie van de prijsbeheersching aan het in
dividu voldoende rechtszekerheid biedt. Hij meen
de deze vraag volmondig bevestigend te kunnen
beantwoorden. Elke strafoplegging wordt vóóraf
gegaan door een zeer zorgvuldig onderzoek. Iedere
verdachte wordt gehoord, waarbij hij zich dooreen
raadsman kan laten bijstaan. Verder vindt getui
genverhoor plaats, terwijl zoo noodig de meeninj
van deskundigen wordt gevraagd. Voorts wordt
vele gevallen een diepgaand accountantsonderzoé
ingesteld.
MARINUS BERTRAM.
(Nadruk verboden)
HOOFDSTUK XÏII.
Nog een man.
De ruiter stuurde zijn paard hét sraallé niet keien
bezaaide bergpad af. Hij voelde zich terneergeslagen
en somber, waar hij alle reden toe had; want er is
niets zoo onaangenaam als zich met een vermoeid
paard op een slechten weg te bevinden, terwijl de
duisternis invalt, en men niet wêet waar en wanneer
men eten en onderdak zal vindenja, als men rtiet
weet of men dat zelfs ook wel weer zal krijgen.
Ook de omgeving maakte een neerslachtigen in
druk. Aan beide zijden rezen hooge bergen op en de
kronkelende weg scheen wel in het niet te voeren.
Zoo nu en dan werd de stilte verbroken door kreten
van bavianen, die door de bergwanden herhaaldelijk
weerkaatst werden en een spookachtigen indruk
maakten en door stemmen van vreemdsoortige vogels.
De reiziger keek voor zich en hield zijn paard in.
Volgens de inlichtingen die hij van de inlanders ge
kregen had, moest hij nu allang tusschen de bergen
uit zijn. Het werd vervelend. Hij was al zoo lang in
deze" streken geweest, dat het hem alleen maar ver
veelde, niet meer. Hij had bijna geen voedsel meer en
zijn veldflesch was leeg. Een nacht buiten zou heel
onaangenaam worden en wat als die wolken die reeds
om de toppen van de bergen hingen de voorboden
van een dikken mist waren? Een mist die het voor
dagen onmogelijk zou maken verder te reizen, zelfs
voor iemand die in de streek bekend was. In dat geval
zou het erger dan vervelend zijn.
Achter hem werden de wolken plotseling met licht
overgoten en even later weerklonk een donderslag
tusschen de bergen.
Oogenblikkelijk gaf de reiziger zijn vermoeid paard
de sporen, het eenige, wat hij met zijn aansporing
bereikte, was dat zijn paard even steigerde en een
paar stappen in. een iets vlugger tempo deed.
De groep wilden die zich in een boschje op een
overhangende rots verstopt had, zag dit met welge
vallen. Ze zagen er krijgshaftig uit en één van hen
beschikte over een geweer. Allen hadden hun oogen
op den blanke gericht, die van geen kwaad bewust
naderbij kwam.
Deqela, fluisterde en van de mannen tegen den
eigenaar van het geweer, schiet 't paard neer, het is al
bijna dood. Wij zullen wel met, hem afrekenen. Ons
opperhoofd zal blij zijn als hij hem ziet. Maar mik
goed, mik vooral goed.
De man op het paard kwam steeds nader. Reeds
had de kaffer zijn geweer aangelegd. Hij kon moeilijk
misschieten. Maar een nieuwe dondérslag deed den
ruiter zijn paard weer de sporen geven; het dier
steigerde nogmaals, met het gevolg, dat de kogel vlak
langs den kop heenging en met een klap tegen een
steen sloeg.
De reiziger bemerkte onmiddellijk wat er gaande
was. En hij besefte dadelijk dat er geen hoop meer
voor hem was. De sporen drongen weer in de zijden
van het moede paard en een tweede kogel kwam op
aanzienlijken afstand achter het dier neer.
Er was maar één uitlegging mogelijk; de reeds lang
verwachte opstand tegen de blanken was eindelijk
uitgebroken en hij reed recht op één van de uitge
zette posten in.
Als zijn paard nu maar niet zoo doodop geweest
was had hij zich nog wel kunnen redden, maar nu
liep hij een groote kans, dat de wilden hem van de
struiken en overhangende rotsen uit bestoken zouden.
Of was het misschien een enkele struikroover? Neen,
het was toch maar beter daar niet op te speculeeren,
en dus gaf hij zijn paard weer de sporen. Tegelijker
tijd sprak hij een paar bemoedigende woorden die
het arme dier zijn uiterste krachten deed inspannen.
De ruiter had een revolver en een geweer en een
groóten voorraad ammunitie voor béiden. Als puntje
bij paaltje kwam, kon hij nog naar een schuilplaats
uitzien en daar zijn belagers afwachten en als het
eenmaal volkomen donker was. zou hij een goed heen
komen kunnen zoeken.
Hij spande zijn ooren tot het uiterste in. Zou de
vijand probeeren hem in te halen? Neen, hij hoorde
geen voetstappen achter zich.
De pas werd wijder en hij kwam in een open vlakte.
Eindelijk, dacht hij.
Maar reed hij niet recht in een land, dat in opstand
was? Toch was er iets. dat hem zei, dat wat hem
daarnet overkomen was het werk was van enkele
vrijbuiters, die van de tijden van onrust gebruik
maakten, om onschuldige reizigers te overvallen. Toen
hij tot die conclusie gekomen was, voelde hij zich
merkbaar opgelucht, want.... daar in de vlakte stond
een huls!
„Hotel" las hij met verbazing, toen hij het bord,
dat aan een paal bij de veranda zat, dicht genoeg ge
naderd was om het half uitgewischte woord te kun
nen ontcijferen. Hij steeg af, gooide de teugels over
den kop van 't paard, dat, zooals de meeste paarden
in Zuid-Afrika, geiend was. zoo urenlang vaak op
zijn meester te staan wachtenen ging naar binnen.
In het huis was geen teelten van leven. Hij keek
door een deur in een vertrek, dat klaarblijkelijk als
keuken dienst deed of gedaan had, maar ook daar was
niemand.
Op een plank stonden een paar flesschen, die er in
de gegeven omstandigheden zeer aantrekkelijk uit
zagen.
De eigenaar is zeker even van huis, mompelde
de vreemdeling, nu, dan zal ik voorloopig mijzelf
maar even bedienen.
Dat deed hij en na een glas in één teug geledigd
te hebben, ging hij aan de tafèl zitten en stopte een
pijp. Terwijl hij hiermee bezig was, hoorde hij opeens
geschuifel achter zijn rug en voor hij den tijd gehad
had om te zien wat dit beteekende, voelde hij twee
armen om zijn hals slaan en een zachte vrouwen
wang tegen zijn zonverbrande gezicht.
Eindelijk, zei een vriendelijke stem. ik heb den
heelen tijd naar je uitgekeken. Krijg ik geen zoen
van je? Nu, dan krijg je er een van mij.
Toén hij de vrouw eindelijk zag bij het licht van
een staande petroleumlamp, merkte hij, dat ze er
aardig en aantrekkelijk uitzag, dat ze jong was en
buitengewoon verheugd scheen over zijn komst.
Hém? Een oogenblik was het bij hem opgekomen,
dat ze hem voor een ander hield en hij had zich dan
ook al voorbereid op uitroepen van verbazing en
schrik, als ze hem beter bekeken zou hebben, maar
er gebeurde niets van dien aard; integendeel. Het viel
hem op, dat zij een trouwring droeg.
Ik heb goed opgepast, sinds je weggeloopen bent,
praatte ze. Kijk maar, en zij hield een flesch in de
hoogte: ik heb er niets uit gedronken. Zelfs niet» in
mijn eenzaamheid. Zelfs niet toen ik mij herinnerde,
wat Ndabamatoba zei, dgt hij het huis boven onze
hoofden in brand zou steken. Maar nu is het alle
maal weer goed, hè?
Ja, ja, weer heelemaal goed, mompelde de vreem
deling, zoo troostend en vriendelijk, als hem mogelijk
was. Maar wat moest dit allemaal in vredesnaam be-
teekenen „Opgepast sinds hij weggeloopen was?" En
van iemand den naam had hij maar voor de helft
verstaan die gedreigd had, het huis boven „onze"
hoofden in brand te steken? Was die vrouw gek ge
worden. Het leek hem het veiligst om haar maar niet
tegen te spreken.
Ik zal maar eens naar mijn paard gaan kijken, zei
hij. Dan heeft zij den tijd om tot zichzelf te komen,
dacht hij bij zichzelf.
Goed, doe dat. ondertusschen zal ik wat voor je
klaarmaken. Het kuiken, dat die vervloekte hortd toen
niet te pakken heeft gekregen, is er nog. Ik zal het
nu voor je braden. Kom maar gauw weer terug.
De reiziger ging naar buiten en begaf zich naar den
stal. Na eenig zoeken vond hij hooi en weldra was
zijn paard van het noodige voorzien. Toen hij weer
naar het huis terug ging, was het heelemaal donker
geworden.
Bij zijn binnenkomen woei hem uit dé keuken een
lekkere geur tegemoet en zijn oor werd aangenaam
door het geluid van bakkende boter getroffen. Hij
ging naar de keuken, waar hij zijn schoone gastvrouw
bij het vuur zag staan.
Zeg, begon hij aarzelend, waar kan ik mij hier
ergens wasschen?
Zijn woorden werden met een luid gelach begroet.
.Wat is dat voor een nieuwe mop, net te doen of
je hier den weg niet weet? Wil jij mij laten voelen,
dat we hier in een hotel zijn en elk oogenblik
kunnen verwachten?
Ze kwam van haar plaats achter 't vuur en legóe
haar handen op zijn schouders.
De vreemdeling bekefek haar aandachtig, terwijl z?3
gedachten zich nog steeds met de vraag bezig hieldea
wat dit alles te beteekenen had. Ze hield hem voor
een ander, maar ze scheen dien ander heel goed8
kennen zoodat een vergissing haast niet mog#
leek.
Een vaag geluid aan de voordeur deed hen beid
in die richting kijken, terwijl ze hem haastig
liet. In de deuropening stak tegen de duisternis bl
ten een groote man af, die een revolver had getroK-
ken, die door enkele verdwaalde stralen van de W
belicht werd. De vrouw vluchtte naar ~den andera
hoek van het vertrek. Toen de vreemdeling naar da
indringer keek, bleef hij stokstijf staan en hij zag, boi
op diens van woede vertrokken gelaat een oj»®
sprekélijke verbazing zich afteekende. De hand, diee
revolver gericht had, viel slap langs zijn lichaam.
zijn gélaat werd grauw.
De vreemdeling bleef niet alleen stokstijf stkj
maar er kwam ook 'n ongeloovige, dan een verkaaL
trek op zijn gezicht. Want de man. die tegenover
stond, kon zijn spiegelbeeld zijn; één oogenblik oSl
hij bijna, dat hij tegenover zijn geest stond, zóó spre
kend was de gelijkenis. Een heelen tijd stonden o
terwijl
keek.
beide mannen elkaar sprakeloos aan te kijken,
de vrouw schuw van den een naar den ander
Eindelijk verbrak een ruwe stem, die verried, 1
haar eigenaar een liefhebber van sterken drank
de stilte" met de woorden:
Wel allemachtig.
HOOFDSTUK XIV.
De oplossing van het raadsel
Wel allemachtig, klonk het nogmaals, en de
baasde blik bleef op den ander rusten.
De vrouw scheen niet in staat ook maar iets te
gen. Ze keek van den een naar den ander en sa»-
naar adem. (Wordt vervolgw-
i