De Oorlogsschade regeling. Onder valsche vlag Centrale Verwarming N.V. Holster Ad™»"35 ZATERDAG 14 JUNI 1941 Sleutel weg? Tel. 11493 De Sleutelspecialist, L. Veerstr. 10 Pr in cipieele koers wijz igi n g beslist noodzakelijkaldus de Commissaris der provincie Utrecht. Het Utr. Dagblad heeft een onderhoud gehad met den Commissaris der provincie Utrecht over de oor logsschaderegeling. De Commissaris zeide hierbij „Een aantal weken geleden is er in onJ.e provincie nieuwe oorlogsschade van eenigon omvang ontstaan. Ik heb mij toen direct in verbinding gesteld met de bevoegde Duitsche autoriteiten in Den Haag. En deze waren bereid om mij voor dit bijzondere geval financieel in staat te stellen, de minder kapitaalkrachtigen onder de getroffenen voorloopig te helpen met een renteloos voorschot op de schade-uitkeering, die zij te zijner tijd van den Staat zullen ontvangen. U begrijpt, dat ik hierover zeer ver heugd ben, want van het allereerste begin van mijn ambts aanvaarding af heb ik op het standpunt gestaan, dat eer snelle, billijke en doeltreffende regeling van de vergoe dingen, die de gemeenschap is verschuldigd aan hen, die als gevolg van den oorlog schade hebben ondervonden aan bedrijf, huis en have, een eereplicht en dus nood zakelijk is". „Tevens weet U waarschijnlijk vervolgde de heer Müiler dat ik in de rede, waarmede ik mijn ambt aan vaardde, gewezen heb op de noodzakelijkheid eener bil lijke overbruggingsregeling in afwachting van de vast stelling der definitief uit te keeren schadevergoedingen. Daarom doet het mij dan ook zooveel genoegen, dat de voorschotten, die ik nu in eenige gevallen kon uitkeeren, later waarschijnlijk op voor de betrokkenen zeer gunstige wijze kunnen worden verrekend met de definitieve uit- keeringen'. „Meent u vroegen wij dat de regeling der schade- Uitkeerlngen voldoende vlot werkt?" „Eerlijk gezegd neen", repliceerde de commissaris. „Ik besef natuurlijk ten volle, dat de materie moeilijk en veelzijdig is doch het gaat er om, menschen en bedrijven weer op gang te helpen. Het gaat er om, te zorgen, dat de getroffenen een nieuwe bestaansbasis krijgen. Iedere maand wachten be- teekent dus, dat de gemeenschap, het productie-apparaat en de menschen nieuwe schade lijden. Dus is spoed ge boden en het gaat naar mijn meening wel eens wat lang zaam. Misschien voegde de heer Müiler er lachend aan toe ben ik nog te kort in de ambtelijke sfeer om die traag heid geheel te kunnen begrijpen. Doch hoe dit ook zij, dat deze traagheid schadelijke gevolgen heeft, staat als een paal boven water. Daarom heb ik graag- de gelegen heid aangegrepen om in het geval, waarover U mij in lichtingen kwam vragen, voor de belanghebbenden iets positiefs tot stand te brengen. Het succes, dat ik, zooals ik U in den beginne vertelde, hierbij mocht boeken, zal mij aansporen om verder te gaan op dezen weg". CREDIETEN. „Maar hét is toch zoo merkten wij op dat zij, die defénsieschade hebben geleden, dus schade als gevolg van in het belang der Nederlandsche defensie indertijd geno men maatregelen, een wettelijke aanspraak hebben op ver goeding tot de volle honderd procent?" „Zeker, dit is juist"., constateerde de heer Muller met nadruk. „Doch maar al te vaak blijkt er gruime ti.fd mee gemoeid te zijn om de bei-okkende schade vast te stellen. Bovendien en dit is voor een juist begrip van zaken belangrijk lag de quaestie aanvankelijk geheel anders met de oorlogsgeweldsehade. Dit is de schade, die ontstaan is door de gevechtshandelingen. Hier was geen sprake van wettelijke rechten. Steeds ben ik van mee ning geweest, dat ook hier de gemeenschap zorgen mpet voor een algeheele schadevergoeding. Wel zijn er reeds spoedig pogingen gedaan, die op zichzelf zeker te waar- deeren zijn. om in den vorm van credieten het getroffen bedrijfsleven weer op gang te brengen, doch een erediet is geen .schadevergoeding. Een erèdiet, en vooral een rente dragend erediet, Is geen restitutie van schade, Aflossing en rentebetaling zullen als regel het bedrijf te zwaar be lasten. Dit is het euvel geweest, waarmede ook verschil lende stichtingen té kampen hebben gehad, En naar ik meen te weten, is dit euvel ook stegds door die stichtingen als een euvel gevoeld. Tot dusverre bleek het echter niet mogelijk om Den Haag hiervan te overtuigen. Het door mij en anderen ten deze ingenomen standpunt heeft Den Haag niet overgenomen. Toch gaat het er om, zoodanige vormen- en. methoden te vinden, dat er inderdaad van schadevergoeding en niet van credietverleening sprake is. Of die schadevergoeding reeds direct geschiedt in den vorm eener definitieve uitkeerïng dan wel in den vorm van een renteloos voorschot, maakt natuurlijk voor de betrokkenen weinig verschil uit. Trouwens, wie de uitin gen in diverse Nederlandsche persorganen heeft gelezen, weet, dat wat ik hier als wenschelijk aanmerk, door de overgroote meerderheid van ons volk ook als wenschelijk om niet te zeggen noodzakelijk wordt beschouwd". Verkoof VAN voorwerpen ii Zilver Exclusief Meubilair JJ.Heijnen Zijl weg ill TEL.17877 (Adv. Ingez. Med.) is de aflossing geheel opgeschort tot het tijdstip van de uitbetaling van de definitieve schadevergoeding. De rente, die voor deze credieten niet meer dan -,2 '/o bedraagt, is opgeschort tot 31 December 1941, terwijl er goede hoop bestaat, dat deze termijn zal worden verlengd tot het tijdstip van de uitbetaling der schadevergoeding. Daaren boven is nog te verstaan gegeven, dat, zoo de rente al betaald moet worden, deze betaling als extra-schadever goeding aan de betrokkenen zal worden gerestitueerd. In feite is het dus zoo, dat deze credieten als rentelooze voor schotten kunnen worden beschouwd. Waarom dan, vraag ik mij af, wei zulk een gunstige regeling voor landbou wers, die defensïeschade hebben geleden, en niet voor een fabrikant, een schoenmaker of een groentehandelaar? Waarom ook vraag ik mij voortdurend af wordt er eigenlijk überhaupt nog onderscheid gemaakt tusschen credieten, die verleend worden wegens geleden defensie- schade en wegens geleden oorlogsgeweldsehade? Want U moet namelijk weten, dat er sedert de -Verordening van December 1940 eigenlijk geen wezenlijk onderscheid meer bestaat. Krachtens die verordening heeft hij, die door oorlogsgeweldsehade is getroffen, eveneens récht op •qstitutie. Ik acht het dus beslist verwerpelijk om aan die verschillen thans nog vast te houden CONCLUSIES. „Vat ik dus mijn betoog samen, dan wijs ik er U met den meesten nadruk op, dat alle verstrekte en nog te •strekken credieten het karakter moeten dragen van rentelooze voorschotten, die ter zijner tijd met de defini tieve uitkeeringen moeten worden verrekend. Voorts is het dringend gewenscht, dat de te verstrekken credieten ruim zijn. Met beknibbelen is slechts sociaal verlies, geen sociale winst te bereiken. Mocht bij de vaststelling dei- schade later blijken, dat het verstrekte voorschot grooter is dan het vastgestelde bedrag, welnu, dan onderzoeke men ter dege, of de restitutie van het teveel betaalde werkelijk verantwoord is. Het gaat er niet om, schadever goedingen te betalen op de basis, waarop verzekerings maatschappijen zich in zoodanige gevallen wel stellen, doch om levenskrachtige bedrijven te scheppen. De thans door Den Haag gegeven richtlijnen zijn absoluut onvol doende te achten. Ik zeide hét reeds in mijn rede ter gelgenheid van mijn ambtsaanvaarding en herhaal het nu tegenover U: De schadebepaling moet niet geschieden op grond van abstracte, wetenschappelijk uitgewerkte formules, doch op grond van de waarde, die het vernielde of verloren gegane heeft voor den betrokkene op dit oogenblik. Het deaal, dat zooveel mogelijk benaderd moet worden, is: Uitkeering van de vervangingswaarde". „Ik geloof wel, dat wij thans de hoofdpunten van de angelegenheid,. waarover u mij wilde praten, de revue hebben laten passeeren. Natuurlijk zou er over al die punten nog veel in het midden te brengen zijn, doch wat ik u vertelde, zijn eenige praetische aspecten, die in ruimen kring de aandacht verdienen en die, naar ik hoop, ook binnen af dienbaren tijd op bevredigende'"manier zullen zijn geregeld. Er is baast bij." Met deze - -woorden besloot de heer Müiler het ons toegestane interview. Meer bloembollen naar Duitschland De onderhandelingen in Berlijn. We lezen in het orgaan van de Alg. Vereeniging voor Bloembollencultuur: Hoewel er nog géén offïciee-le publicaties zijn gedaan over het resultaat der onderhandelingen over den bloembollenexport, die vorige week in Berlijn zijn gevoerd, kan ,toch worden medege deeld, dat het contingent, dat voor den invoer van bloembollen in Duitschland is toegestaan, wederom aanzienlijk grooter is dan dat van het vorige jaar. Dit resultaat kan worden toegejuicht, daar er groo- te behoefte bestond aan mogelijkheden tot groo teren uitvoer, om het vak door deze tijden heen naar een betere toekomst te leiden. De prijzen, die betaald zullen worden, zijn nog onbekend, doch zullen ongetwijfeld spoedig open baar gemaakt worden. Wel is bekend, dat het systeem van „vaste prijzen", zoowel voor den bin nen- als den buitenlandschen handel, zal worden ingevoerd, evenals dat bij andere tuinbouwproduc ten het geval is. De uitvoering hiervan moet nog worden afgewacht. EXAMENS. Academische opleiding. Geslaagd aan de Gem. Universiteit te Amsterdam oor het doet- ex. geneeskunde: mej. A. M. A. van Beers en H. G. H. Keuskamp, J. R. Blickmann, W. Königsberger, A. A. M. E. Janssen en E. M. Thomas. Op 12 Juni zijn geslaagd voor het doet. ex. rech ten: J. van Iterson en H. Goedmakers. IJE WIJKSTRA. In het krankzinnigengesticht te Eindhoven is op 42-jarigen leeftijd overleden IJe Wijkstra, afkom stig uit Lucaswolde (gemeente Grootegast), die in April 1929 door de rechtbank te Groningen werd veroordeeld tot vijftien jaar gevangenisstraf wegens woord op de vier veldwachters van Grootegast, al daar gepleegd einde Januari 1929. BELANGRIJK GESCHENK VOOR „ARTIS". Weer mocht „Artis" te Amsterdam een waarde volle aanwinst voor zijn antilopen-verzameling ont vangen. Ditmaal was het een prachtige, volwassen witbaard-gnoe uit het. zuiden der Kenia-colony in Oost-Afrika en geschonken door de vereeniging „Artisfonds". DE NIEUWE BRANDWEER-UNIFORMEN. •GRAVENHAGE, 13 Juni. Zooals reeds met een enkel woord is meegedeeld, zijn in een uitvoeringsbe sluit van den secretaris-generaal van het departement van binnenlandsche zaken voorschriften uitgevaardigd betreffende de uniformen der brandweer (uitvoerings- hoslmf: inppvnlfp hpt. hpsluït riPr hrandwpvpni. «e Wé ng 'g. is— iot AFLEVERINGEN VAN CEMENT VOOR BOUW WERKEN. 's-GRAVENI-IAGE, 13 Juni. De algemeen ge machtigde voor den wederopbouw en voor de bouw nijverheid deelt mede, dat ten aanzien van toewijzin gen voor de aflevering van cement voor plannen voor de uitvoering van bouwwerken, welke in 1941 dooi den algemeen gemachtigde zijn goedgekeurd, de zelfde regeling geldt als die welke van kracht is voor plannen welke in 1940 zijn goedgekeurd. Men dient derhalve, onder aanhaling van het num mer van de goedkeuring, schriftelijk bij den alge meen gemachtigde, afdeeling MA'/GW, Carel van By- landtlaan 30, den Haag, een aanvrage om toewijzing an cement in te dienen, onder opgave van: 1. Oorsyronukelijk aangevraagde hoeveelheid ce ment. 2. Reeds verstrekte en nog op het werk of in ma gazijn aanwezige hoeveelheid cement; 3. Kwantum cement, dat nog noodig is. De alge meen gemachtigde zal hierop een toewijzingf met rangnummer verstrekken., (A.N.P.) (Adv. Ingez. Med.) tm i'jNciwfysxisHiNïïKi# iüwbij, éti ksgtdmstoiïSwUs. fk. V' 1 kwky. ykii:. k':Mj klkk-ki,,^k:^ k» 'ivfif Het officieele in groene kleur uitgevoerde legitimatiebewijs, dat iedere medewerker en medewerkster van Winterhulp Nederland in zyn bezit moet hebben en op aanvraag moet toonen. (Pax-Holland) De grenzen van Rotterdam. Rotterdamsche raad voor de uitbreidings plannen. De gemeenteraad van Rotterdam heeft zich Donderdagmiddag vereenigd met de door den secretaris-generaal van het departement van bin nenlandsche zaken voorgenomen wijziging van de grenzen der gemeente. Het geldt hier de toevoe ging van de gemeenten Hillegersberg, Överschie. Schiebro'ek en IJselmonde, zoomede gedeelten van de gemeenten Barendrecht, Capelle aan den IJsel Kethel en Spaland en Rozenburg. Van deze Rotterdam omringende gemeenten hadden de besturen van Hillegersberg, Överschie, Schiebroek, Capelle en Kethel en Spaland in ver gadering, voor 1 Juni gehouden, ernstige bezwaren te berde, gebraeht. In den raad van Rotterdam voerden verschillende sprekers het woord over de plannen. Natuurlijk stelde men zich algemeen op het standpunt, dat cjeze annexatie er komt, doch eenige leden bepleit ten handhaving van het in de randgemeenten or ganisch gegroeide, opdat het eigen leven daar zou kunnen voortbestaan. De heer Van Walsum dacht daarbij aan het vormen van wijken met een zekere zelfstandigheid, opdat de gemeente zou kunnen ontkomen aan het gevaar alleen een ad ministratieve eenheid te gaan vormen en geen levend organisme. De burgemeester wees er op, dat deze plannen alleen noodzakelijk zijn omdat Rotterdam geen grond heeft voor bebouwing, mede als gevolg van de Meigebeurtenissen. De beperkte strekking van het voorstel doet echter aan de belangrijkheid er van niet af. Vele bewoners der te annexeeren ge bieden zijn eigenlijk Rotterdammers, maar binnen die gemeenten heerscht toch een plaatselijke ge meenschap. Vöor h%t gemeentebestuur is nu het probleem: hoe kan men deze twee zaken verzoe nen. Spr. meende dat het gemeentebestuur alle aan dacht zal moeten schenken aan de belangen van de plaatselijke gemeenschappen en hij hoopte, dat zou kunnen worden voldaan aan het verlangen óm hulpsecretarieën te vestigen in de betrokken ge meenten. Rotterdam begrijpt, dat de plaatselijke besturen zich hebben verzet. Rotterdam begrijpt ook, dat er dient te worden samengewerkt, dat men samen verder zal moeten en samen een gemeen schappelijke taak heeft. Het eind moet zijn, dat de nieuwe Rotterdammers zich zóó: thuis zullen voelen, dat ze niet beter, weten of ze hebben-^steeds deel uitgemaakt van de Rotterdamsche gfineenschap. Voor de Kinderen (Teekeningen H. Kannegieter) TEDDY GAAT UIT LOGEEREN EN VEROORZAAKT SCHRIK. De voedselvoorziening. Goede wenken voor landbouwers en veetelers Ten behoeve van de intensiveéring van landbouw veeteelt heeft de Commissie Posthuma de Nederlandse^ gewesten onderverdeeld in streken, in elke waarvan een streekeommissie is benoemd, die tot taak heeft, het moe»1 lijke te doen ten einde de uitkomsten der bedrijven hoog mogelijk op te voeren en nieuwe mogelijkheden ten behoeve van de voedselvoorziening van ons land f» scheppen. Voorzitter van de gewesten Noord- en Zuid-Holland ij de heer Mr. A, Slob, die een circulaire heeft gericht asn voorzitters en leden van de streekcommissies in zijn ga. bied, waarin hij een groot aantal richtlijnen en go5^ wenken ten behoeve van landbouw en veeteelt heeft samengevat. Hij wijst er op, dat het noodig is, dat de vakgenooten in de naaste toekomst alle groote en kleine geschillen uit vroegere' dagen loslaten en vergeten en loyaal en vol geestdrfit samenwerken in het belang van hét ééne groot» nationale doel: de algemeene voedselvoorziening voor het Nederlandsche volk. Daartoe moet er zijn een goede gezindheid en oen ernstige wil om elkaar te helpen met raad en voorlichting! bij de bewerking van het land en de verzorging van hot vee, van de gewassen en met de daad bij het aan elkaar uitleenen van landbouwmachines en werktuigen en paar. den voor vervoer van gras en landbouwproducten en de bewerking van den akker. Van de veehouders wordt verwacht, dat zij zullen medehelpen om de grootst mogelijk opbrengst ie ver.' krijgen van onzen Nederlandschen bodem door een ver- standig gebruik van het weiland, allereerst door het vei op vaste tijden te verkampen, want door toepassing van' het omweidsysteem verkrijgt men gras van betere kiva- liteit, waardoor de melkopbrengst van het vee hooger wordt. Het gras moet in den hooitijd niet te laat worden ge maaid en als het kan worden bewerkt in een z.g, grj^| drogerij, een inrichting voor het kunstmatig drogen eni malen van gras en klaver of indien dit niet mogelijk, is worden geënsileerd, d.w.z. ingekuild in een grassllo' naar de Finsche methode, welke gemakkelijk is en met zekerheid een goed product oplevert. Van de akkerbouwers wordt verwacht, dat zij hun bouw land desrioodig met behulp en medewerking van hun buren of vrienden-akkerbouwers goed zullen bewerken, bezaaien en beplanten met goedgekeurd zaad en poter» en planten van de beste soort; de gewassen behoorlijk! verzorgen en bemesten en straks hun uiterste best zullen; doen om in den nazomer een goeden oogst te verkrijgen, In het najaar zal getracht moeten worden aan diverst vlinderbloemige gewassen, welke als nagewas kunnen! worden geteeld. De graangewassen moeten als ze rijp zullen zijn getvor-l den, niet op hokken doch op tollen worden gedroogd; het. buitenland en de bietenkoppen moeten worden gewasschen; en gedroogd of gekuild om in den winter als veevoeder te kunnen worden gebruikt. BRANDJE IN EEN DEPARTEMENT TE 's-GRAVENHAGE. Vrijdagmiddag is brand uitgebroken in een op slagplaats van oud papier in den kelder van het ge- au. weei wei, uax in menig gevai ae pratciijK reeas zoo danig is, dat van aflossing of rentebetaling weinig terecht' komt, maar een principieele koerswijziging is mijns in ziens beslist noodzakelijk." „Deze principieele koerswijziging moet mogelijk zijn Sterker nog, de omstandigheden hebben reeds voor een deel in die richting gedrongen. Want U moet weten vervolgde de heer Muller dat ten aanzien van een be paalde categorie credieten reeds in September 1940 een kentering is ingetreden. Ik bedoel de credieten toege staan wegens geleden landbouw-defensieschade. Hiervoor door MARINUS BERTRAM. (Nadruk verboden). 26) Schei toch eens uit, viel hij boos uit; ilt kan heusch niet wijs uit je worden. Toen je dacht dat hij dood was heb je jé dat erg aangetrokken wat ook heel natuurlijk was. En nu hij dan weer gezond en levend terugkomt, doe je net, alsof je hem nooit in je leven gezien hebt! Hoe kan ik nu anders, na wat jij ontdekt hebt? Dit antwoord ging ook weer vergezeld van een uit- Öagenden glimlach. Zelfs dan nog gedraag je je zonderling. Je wilt toch niet zeggen, dat hij je onverschillig is? Paul, klonk het min of meer plechtig, zal je niet omvallen, als ik je wat vertel? En er nooit over pra ten en, wat nog belangrijker is, nooit laten merken, 'dat je iets weet of zelfs maar vermoedt? Ja, natuurlijk. Ga verder. Nu pas op, want je zult er van schrikken.... dit is Albert niet! Wel voor den drommel, wat bedoel je? Net wat ik zeg. Dit is Albert niet. Paul keek alsof zijn zuster ineens krankzinnig was geworden. Zoo, wie is het dan wel? vroeg hij spottend. Dat zouden we nog eens moeten onderzoeken, maar Albert is 't niet. Zie je, ik had al van het eerste oogenblik zoo mijn idee over dezen sinjeur, maar nu ben ik er zeker van, dat hij Albert niet is. Ik heb het gemerkt aan dingen, waar ik met hem over gesproken heb en waarvan hij niets wist en 't stei-kst door vra gen, waarop hij geen antwoord wist te geven, wat nooit mogelijk geweest zou zijn als hij werkelijk Albert was. En dan was er verder nog mijn vrouwelijke in tuïtie, maar dat zal voor jou niet van zooveel gewicht Zijn. r- Maar zijn vader.... zijn familie.... de bedienden, AUTOM. OLIE - KOLENSTOOKINR. SANITAIRE INSTALLATIES. (Adv. Ingez. Med.) zien die hem allemaal maar voor Albert aan, terwijl hij het niet is? Als hij het niet is, lijkt hij op Albert als de eene druppel water op de andere, zelfs hetzelfde litteeken heeft hij! Maar, als dat Albert niet is, wel, dan is Albert waarschijnlijk dood. Ik ben er zeker van dat hij het niet is en we zullen nog heel wat beleven. Let maar op, we zullen hier binnenkort vreemde dingen zien gebeuren. Vrou welijke intuïtie i s nog zoo mis niet HOOFDSTUK XXIV. By de Gcoma. De zon ging op over de met dooden bezaaide vallei van de Gcoma. In de eerste uren van den nieuwen dag was een dikke mist komen opzetten, die nu ook de rivier, die men op korten afstaïid hoorde kabbelen, aan het oog onttrok. Albert werd wakker en trilde over al zijn leden. De vochtige frischheid van den morgen had zijn koorts doen verdwijnen en ofschoon zijn hoofd nog 'erg klopte door den schok, dien hij gekregen had, toen de groote tak die door de granaat afgescheurd was van den boom waar hij onder stond op zijn hoofd viel, was zijn geest weer volkomen helder, het natuur lijke instinct van zelfbehoud deed hem overeind zitten en om zich heen kijken. Hij kon door den mist niet ver zien slechts en kele .meters. Maar wat hij zag, bracht den nacht met al zijn verschrikkingen in zijn geheugen terug. Op ten hoogste drie stappen van hem af lag het mismaakte en opgezwollen lichaam van den reusachtigen wilde, die zijn assegaai, waarmee hij even voordat zijn einde kwam, een laatste poging gedaan had om zijn vijand te dooden, nog omklemd hield. Albert voelde geen dorst meer, wat het gevolg was van den mist, die zijn lippen reeds eenigen tijd be vochtigd had. En toen de mist een weinig optrok, was hij nog meer dankbaar dat deze er was geweest, zoodat hij niet direct had aanschouwd wat hij nu zag. Want wat hij zag deed het bloed in z'n aderen stol len. Half op den kant, half in de rivier lagen de lijken van een groot aantal verslagen vijanden. Neen, hoe de dorst hem ook gekweld zou hebben, hij zou nu Teddy mocht mee uit logeeren en men zond hem in een kist, vast vooruit naar de familie, waar men yan zijnj kölhst niets wist. Max, de jongste zoon des huizes, roept: „Daar is een kist voör ons. Zet hem daar maar in de kamer, kruier." En die deed het, met eén bons! geen droppel van dat water gedronken hebben. Hij bleef verder stil liggen -en maakte plannen. Als de zon eenmaal goed en wel boven den horizon was, zou de mist wel geheel optrekken en voor dien tijd had het geen nut om weg te gaan. Hij wist naar wel ken kant de troepen zouden trekken, maar hij twij felde er aan, of hij in staat zou zijn hen te bereiken, verzwakt als hij was en in een geaccidenteerd ter rein, te voet en zonder voedsel! Hij voelde reeds die eigenaardige kriebeling in zijn maag, die de voorbode van eén razenden honger was. Maar er was nog een gevaar, waarmee hij rekening moest houden. In naam was het dal van wilden gezui verd, maar Albert wist ook wel, dat er in zoo'n geval steeds achterblijvers waren, die aan nasporingen van de troepen of aan 't granaatvuur waren ontkomen. En nauwelijks was hij tot deze conclusie gekomen, of hij hoorde vlakbij onbestemde geluiden, die hij even later herkende als afkomstig van bloote voeten op den boschgrond en het gekletter van assegaaien. Zijn geheel e lichaam trilde. Zouden ze hem in den mist voorbijtrekken zonder hem op te merken? Zou hij net doen of hij dood was? Maar dit laatste denkbeeld verwierp hij direct weer, want als zij het lijk van een blanke vonden zouden zij het zéker schenden, zooals hun gewoonte was. Doch hij behoefde al niet meer te beslissen, want verscheidene figuren, spookachtig groot in den nevel, doken plotseling uit het donker op. Dit was- het einde, dacht hij, hij hoopte alleen maar, dat het snel en pijnloos mocht zijn. Whau! Ze waren op een meter of twee van hem blijven staan. Nu brachten ze hun hand aan hun mond en stootten hun kreet van dood en verderf uit: Er waren er zes. Assegaaien werden opgeheven en een grijns van haat en triomf kwam op de gezichten van de wilden. Het einde was gekomen, de dood! Albert verrroerde zich niet; wat h.ad het voor nut? Hij was ongewapend. Hij bleef zitten en staarde. Maar èen van de wilden sprong vooruit en hield met een bevelend gebaar de speer op. Op hetzelfde oogen blik steeg er een kreet van verbazing uit het groepje op. Whau; U Ka vit Teddy Trix kan veel verdragen, maar dal vond hij wel wat bar. Hij was toch al, van dat reizen, aardig moe 'en in de war. En nu nog die vreemde stemmen van een jongen en een man. Wacht maar denkt hij, straks beraam ik 't een of ander vrees'lijk plan! Dit was de naam, die de wilden, aan van Oordt ge geven hadden hun uitspraak van zijn voornaam. Er ontwaakte weer hoop in Albert. Ze zagen hem on tegenzeggelijk voor Van Oordt zijn dubbelganger aan en van Oordt was op hun hand. Hij dacht op dit oogenblik niet aan de ruzie tusschen van Oordt en Ndabamatoba, maar spoedig zou die hem en op een verre van vriendelijke wijze, weer in herinnering gebracht worden. Twee wilden waren tot achter hem doorgeloopen en het volgende oogenblik voelde hij zich vastgegrepen en op den rug geworpen. Op allebei zijn armen zat een wilde, zoodat hij als het, ware aan den grond was vastgespijkerd. U Kavi! Whau! U Kavi! gilden zij, hoonend op hem neerkijkend. We moeten hem meenemen, zei de khèla, die reeds eerder tusschenbeid'en was gekomen. Het. zal het opperhoofd plezier dóen, Eén oogenblik kwam dé gedachte bij Albert op om hun te vertellen, dat hij U Kavi niet, was, maar hij bedacht dat als hij dat deed de kans duizend tegen een was, dat zij zondèr uitstel een einde aan zijn léven zouden maken. Maar als hij hun in den waan liet dat hij van Oordt was, dan 'zouden ze hem zeker naar Ndabamatoba brengen, al begreep Albert ook wel, dat van Oordt bij dezen geen al te vriendelijke ontvangst te wachten stond. Bind hem, beval de kaffei, die de leiding geno men had. Maar dat ging niet zoo makkelijk omdat er' niets in de buurt was óm hem mee te binden. In hun lichte veldtenue dragen wilden geen onnoodige riemen mee, alleen voor het geval, dat zij een gevaarlijken ge vangene zouden moeten binden. Bovendien is het hun gewoonte niet gevangenen te maken! Een van de wilden kreeg echter een goed idee en even later werd Alberts jas in stukken gescheurd en met de reepen linnen werden zijn armen in een oogwenk tegen zijn lichaam aangebonden. Toen- hij overeind geheschen was, zou hij zeker direct weer gevallen zijn als twee wilden hem niet stevig overeind hadden gehouden. En door dit tweetal ondersteund, legde hij den langen weg af over allerlei terrein-oneffenheden, over steen achtige paden en door dik kreupelhout, naar het dichte gehouden onder het opschrift: „De Kerk in de branding". Deze kerkdienst, die voor iederen be langstellende toegankelijk zijn, zullen 's avonds om 7 uur aanvangen. Zondagavond a.s. spreken dr. E. Emmen en prof, dr. H. Kraemer over „Waarom nog de Kerk?" 22 Juni ds. I. P. v. d. Waal en prof. dr. G. v. d. Leeuw over „Waarom Christus in ons leven?", 29 Juni: ds, G. J. Waardenburg en dr. K. H. Miskotte over: „Wat wij verwachten mogen". bosch, waar Ndabamatoma zich met de trieste rest van zijn legermacht verscholen hield. HOOFDSTUK XXV. Voor het opperhoofd. Ndabamatoba was in een somber gesprek gewikkeld met zijn stokouden raadsman en „mfnister-president" Bulaningi, toen de patrouille met haar blanken gévan- gene bij de plek in het bosch kwam, waar de versla gen kaffers hun schuilplaats hadden gezocht. Ze wer den met een groot vreugdé-gehuil ontvangen en de opwinding der wilden nam nog toe. toen ze zagen wie de gevangene was. U Kavi! riepen de mannen in koor. Er waren er, die verbaasd waren. Hier was een blanke, die in re latie tot Ndabamatoba stond een vriend van hem was en die werd nu gebonden hierheen gebracht? Anderen, die wisten, dat de beiden twist hadden ge had, verbaasden zich echter niet. Maar opgewonden waren zij allen. Albert, die nu voor het opperhoofd stond, keek hem onderzoekend aan. Hij had hem nog n'ooit gezien, alleen maar van hem gehoord. Hij zag een goed gebouwde Zoeloe, met een verre van ongunstig uiterlijk, in zijn soort was de man zelfs knap. En het drong direct tot hem door, dat hij weer voor van Oordt werd aangezien. Ndabamatoba en de mannen om hem heen staar den zwijgend naar den gevangene. De blik van den ouden Bulaningi scheen door hem heen te gaan; met vooruitgestoken hoofd en open mond keek hij naar Albert. Na geruimen tijd schudde hij zijn hoofd e"1 mompelde wat binnensmonds. Wel, Kavi, zei Ndabamatoba eindelijk, zoo zien wij elkaar dan weer. Zien wij elkaar weer, herhaaldé Albert, die van zijn vorig verblijf de kaffertaai vrij goed machtig was en voor alles tijd wilde winnen. Het is een heele tijd geleden, dat we elkaar voor het laatst zagen. 1 (Wordt ver«t® 1

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1941 | | pagina 6