TRITAX LANGS DE STRAAT. Eigenaardigheden „HEISSES BLUT". Amusante en kostelijke film. Dfeze week wordt In het Luxor Theater als hoofd nummer vertoond „Heisses Blut" met Marlka Rökk, Paul Kemp en I-lans Sttime in de hoofdrollen. Aan de inhoudsbeschrijving., is het 'vólgende ontleend: Marlka von IvöröBsy, een jonge Hongaarscho, is in ha,ar element, wanneer z|j, gekleed als jongen op „Satan", een rijpaard, ais een wervelwind door do poesta's rijdt. Zij leert een jongen luitenant kennen Tibor von Dénes op wien zij spoedig Verliefd wordt. Maar er komen moeilijkheden. Marika's tante le gekomen, om met haa.r .naar Boedapest te ver trekken, want op het landgoed der Körössy's rusten zooveel schulden, dat het in velling ge bracht zal worden. Daar is ook Honka von Peredy, een rijke vriendin van Tibor, bij aanwezig, die „Satan" koopt. Maar Marika is niet bereid van haar paard afpand te doen en onverhoeds rijdt zij er mee weg. Nu komen de moeilijkheden pas goed los en hierbij speelt „Satan" een groote rol. maar ten slotte Is dit paard er toch de oorzaak van dat de wederzijdsche partijen elkaar in de armen kunnen sluiten. Een aardig bijprogramma vraagt voorts de aan dacht. BRIDGECLUB „SANS ATOUT". Voor de onderlinge competitie van „Sans Atout" speelden de groepen A. en D. met het volgende re sultaat: Groep A: 1. G. TabakJ. Dil 39 m.p.,; 2. J. Blom C. Spruit 38Yz m.p.; 3. H. en J. v. d. Vlugt 33 m.p.; 4. J. BloemendaalB. Hoogeboom 33 m.p., 5. Mevr. v. d. LindenG. Zoontjes 33 m.p.: 6. J. BosG. de Boer 2714 m.p.; 7. J. BerleeJ. Nijman 27*4 m.p.; 8,. W. de BoerH. v. Essen 20 Yz m.p. Groep D: 1. Mevr. Tabakj. Commandeur 38 m.p., 2. Fleer en mevr. Admiraal 36Vz m.p., 3. H. Pools J. de Vries 34Yz m.p.; 4. P. Vlot—A. Roodzand 34 m.p.; 5. J. v. d. Berg—J. Groot 30 m.p., 6. A. v. Groningen— de U belt even O CSfOCSTO en wij komen met een onzer MODERNE WAGENS. Speciaal adres voor TROUW- en VISITERIJDEN. Adres: VELSERWEG 22, t.o. het station Beverwijk (Adv. Ingez. Med.) AGENDA TE VELSEN EN IJMUIDEN. VRIJDAG 26 SEPTEMBER. Bioscoop De Popt: „Kora Terry", 8 uur. Thalia Theater: „Voor Duitschland start....", 8 uur. Rex Theater: „Vijf vroolijke vrouwtjes", 8 uur. ZATERDAG 27 SEPTEMBER. Bioscoop De Pont: „Kora Terry", 8 uur. Thalia Theater: „Voor Duitschland start Rex Theater: „Vijf vroolijke vrouwtjes", 8 uur. AGENDA VOOR BEVERWIJK. VRIJDAG 26 SEPTEMBER. Luxor Theater, Breestraat: „Heisses Blut", en bijprogramma. 8 uur. ZATERDAG 27 SEPTEMBER. Luxor Theater, Breestraat: „Heisses Blut", en bijprogramma, 8 uur. AGENDA TE HAARLEM. Heden: VRIJDAG 26 SEPTEMBER. Rembrandt Theater: „VaarwelVrijgezel". 2.30, 6.30 en 8.45 uur. Luxor Theater: „Voor Duitschland Start..,.", 2.30, 6.30 en 8.45 uur. Palace: „Verdachte ontkent", .2, 6.30 en 8.45 uur. Frans Hals Theater: „Ontwakende liefde", 2.30, 6.30 en 8.45 uur. Frans Hals Museum: Tentoonstelling Oude Kunst, 124 uur. ZATERDAG 27 SEPTEMBER. Stadsschouwburg: Het Ned. Tooneel: „Ik hou van vier vrouwen", 7.30 uur. Bioscooptheaters: Voorstellingen des middags en des avonds. Frans Hals Museum: Tentoonstelling Oude Kunst, 124 uur. T. Romijn 29*/2 m.p., 7. Mevr. Braam—Th. Sluitman 28'/2 m.p.: 8. Heer en mevr. Bieben 21 m.p. Onderlinge wedstrijd: 1. G. C. Tabak—Ph. v. Gro ningen 3914 m.p.; 2. L. Bosv. Zon 35Yz m.p.; 3. Heer en mevr. v. Amstel 35 m.p., 4. Heer en mevr, Thomas 31 m.p., 5. Heer en mevr. Tand 31 m.p.; 6. L. Mouton W. G. Kleine 39Yz m.p.; 7. J. Kok—J. v. Leeuwen 27V4 m.p.; 8. Mevr. Dil—Th. Braam 23 m.p. Ledenvergadering van „De Hanze". Nog geen nieuw bestuur. Gisteravond hield de R.-K. Middenstandsvereeni- ging „De Hanze" onder voorzitterschap van den heer N. J. Out een ledenvergadering. In zijn openingswoord gaf de voorzitter een uiteenzetting van de redenen, waarom het geheele bestuur meende, zijn functie te moeten neerleggen. De afgevaardigde van het hoofd bestuur, de heer J. Mol, las hierna een verklaring voor van het hoofdbestuur. Naar aanleiding daarvan ontstond een verwarde discussie, waaruit bleek, dat de vergadering geen genoegen wilde nemen met de vage mededeelingen en een duidelijker uiteenzetting wenschte. De secretaris, de heer W. J. Lubbers, zette toen nogmaals de wenschen van het hoofdbestuur en de bezwaren van het plaatselijk bestuur uiteen. Bij de hierna gehouden stemming werd geen enkel resul taat bereikt. Hoewel de voorzitter bij de herstemming mededeelde, dat het bestuur zich niet herkiesbaar stelden, werden vrijwel alle stemmen op het oude bestuur uitgebracht. Besloten werd, een commissie te benoemen, die voorbereidingen zal treffen voor een volgende vergadering waarin dan een definitief bestuur gekozen zal worden. In deze commissie werden benoemd de heeren Roe mer, Leo de Swart, Th. J. C. Willems-Floet, N. Ves- sies, B. Admiraal, H. Lammers en J. Kuyt. JAARVERSLAG HOOGOVENS. Balans en verlies- en winstrekening. In aansluiting aan hetgeen wij 'reeds in ons blad van gisteren omtrent het jaarverslag der Kon. Ned. Hoog ovens en Staalfabrieken N.V. vermeldden, volgen hieronder de cijfers der balans en de verlies- en winstrekening. BALANS PER 31 MAART 1941. Debet. Fabrieksterrein en installaties f 38790542.39 te verminderen met afschrijvingen ten bedrage van f 23221036.92 blijft f 15569505.40, Reservedeelen f 755891.80, grondbezit en woningen f 411528.50, belan gen bij aanverwante ondernemingen f 3049963.89, voorraden f 3315132.50, debiteuren f 2377678.37, voor uitbetaalde en te verrekenen kosten f 67388.42, fond sen (niet opgenomen in de prijscourant van een beurs) f 105861.— fondsen (opgenomen) f 99679.25; overheids- papier f 128000, deposito u.g. f 7431000, Jcas en kassiers f 3959142.54, totaal f 36370771.67. Credit. Aandeelen kapitaal gewoon f 30.000.000, pref. f 3.000.000, prioriteits f 75000, totaal f 33075000. af ongeplaatst gewoon f 12300000, preferent f 500.000, totaal f 12800000. blijft f 20275000. 4 pet. obligatieleening f 4.000.000, crediteuren f1940730.64 reserve voor diverse belangen f 8781959.84, onafge haalde dividenden f 52227.17, onverdeeld dividend f 11151.03, saldo winst f 1309702.99, totaal f 36370771.67. VERLIES- EN WINSTREKENING. Verlies. Interest f 28788.98, afschrijvingen op fahrieksinstallatïes en reservedeelen f 1749851.44, re serve voor diverse belangen f 2150.000. Netto winst f 1309702.99. Totaal f 5238343.41. Winst. Voordcelig saldo.^bedrijfsrekening (zonder afschrijving) f 4119603,83, exploitatie grondbezit en woningen f 8970.22, balen uit deelneming in aanver wante ondernemeingen f 1109769.36, totaal f 5238343.41. DE ONDERLINGE COMPETITIE VAN D.C.IJ. Deze week zijn de onderlinge wedstrijden van D.C.IJ. voortgezet. In de hoofdklasse slaagde de Boer er in door eén overwinning op T. Hoek de leiding te nemen. C. Suyck kon het na een gelijkopgaande partij tegep H. v. d. Heyde niet verder dan remise brengen. De uitslagen luiden als volgt: Hoofdklasse: J. Smit—J. Snel 2—0 H. de Boer—T. Hoek 2—0 H. v. d. Heyde—C. Suyck 1—1 H. Diederlcks—G. Bal 2—0 Eerste klasse A: A. SchagerD. Ott 20 L. KoetsierJ. Selderbeek 11 v. Leeuwen—Brandenburg 0—2 A. Riedeman—P. Postma 0—2 Eerste klasse B: P. VisserP. Beets 02 J. v. Straten—W. 't Hart 0—2 A. SchenkJonker 20 Dinsdag a.s. speelt, het hoofdklasse tiental van D.C.IJ. haar eersten competitiewedstrijd tegen Sta biel uit Santpoort, zoodat de onderlinge wedstrijden gedeeltelijk voortgezet worden. HEEMSKERK V. V. B.A.D.O. In den strijd tegen V.V.B. komt A.D.O. als volgt uit: Kloes. M. Beentjes, Duin, Rozing, Burger, Groot, D. Beentjes, Sinnlge, N. Beentjes, Vóormeer, Cornelisse. DE PROVINCIAAL. „Is dit", zoo vroeg de oude heer met het kaas- bollètje op, een donkere overjas aan en met de eene hand een parapluie en met de andere een koffertje dragendede oude heer die op het Rembrandtplein op een tram van lijn 9 stapte: „Is dit de tram „Dit is de tram", zei de conducteur, die wel van een grapje hield en, door lange ervaring gesteund, zijn „publiek" gauw door had. „Ik' bedoel: is dit de tram n^ar de Dapperstraat? U liet mi.f niet uitspreken', zoo vervolgde de oude heer onverstoorbaar. „Dapperstraat? In orde meneer", zei de conduc teur. „Gaat u maar gerust zitten!" „Ik ga maar niet zitten", ging de oude heer voort. Ik blijf hier maar op het achterbalcon staan. Men ziet hier meer". „Zooals u wilt. En waarmee kan ik u dienen?" vroeg de tramgeleider, onwillekeurig de secure wijze van spreken van den tramgast overnem.end. „Ik wou graag van u een kaartje naar de Dap perstraat!" was het antwoord. „Dat kan heel makkelijk!" zei de conducteur en hij scheurde een kaartje af. „Alstublieft!" „Hoeveel kost zoo'n kaartje!" informeerde de oude heer verder. „Elf centen, meneer!" „Elf centen? Een eigenaardige prijs!" „Ja, 't is nou eenmaal niet anaers", antwoordde de conducteur. De passagier haalde zijn portemonnaie voor den dag en betaalde met een dubbeltje en een halven stuiver. „Wilt u mij waarschuwen als wij bij de Dapper straat zijn", vroeg hij. „Want ik woon hier niet. Ik kom uit Meppel en ga een paar dagen bij mijn dochter en schoonzoon doorbrengen". „Dat kan ik wel merken!" luidde het antwoord. „Wat kunt u merken?" „Dat u hier niet woont, niet dat u uit Meppel komt, natuurlijk!" De tram reed intusschen verder en de oude heer keek met belangstelling de huizen en winkels aan. In de Plantage riep de conducteur voor een halte; „Artis!" „Zoo, is dit nu de dierentuin Artis?" „Weet u dat niet eens? Bent u hier dan nog nooit geweest?" „Inderdaad, conducteur!" zei de Meppelaar. „Ik ben hier werkelijk nog nooit geweest. Mijn schoon zoon zal zeker niet verzuimen met mij naar Artis te gaan", voegde hij er vertrouwelijk aan toe. „Nou, dan werd het toch tijd dat u eens in Mo- kum kwam!" meende de tramgeleider. Toen de tram op de brug bij het Koloniaal In stituut was, lichtte hij in: „Kijk; u moet de Dap perstraat hebben, zei u, hè?" „Juist; heel in 't begin, is mij gezegd". „Heel in 't begin? Prachtig. Dan gaat u daar die kade op, de Mauritskade. En dan is de eerste straat rechts de Dapperstraat!'-' Even later stapte de oude heer bij de halte bij het Koloniaal Museum, af, met een beleefd „Dank u wel, conducteur!" Eenige passagiers stapten in en de tram ging verder. Terwijl zij de Linnaeusstraat inreed, zag de conducteur, dat de Meppelaar, blijkbaar in de war geraakt door het drukke verkeer, de van Zesen straat inging. „Nou neemt-ie tóch de Mauritskade niet!" zei hij. ,,'t Is of sommige menschen gewoon doof zijn. Enfin, zoo kan-ie er ook komen. Moet-ie maar effe zoeken. Ik heb het hem duidelijk genoeg gezegd!" En schouderophalend ging hij de tram binnen. J. C. E. Athletiek Osendarp 9tart tegen Scheuring. Ook Harbig in het Olympisch Stadion te Amsterdam. De Rijkscommissaris ,voor het bezette Nederlandsche gebied heeft voor 4 en 5 October a.s. een groot sportfeest uitgeschreven, waaraan ledereen kan deelnemen, die in het bezette Nederlandsche gebied werkzaam is bij een of andere tak van den Duitschen dienst, alsmede de in Ne derland momenteel gelegerde militairen van de Dultsche bezettingstroepen Zaterdag de dag voor de ploegwedstrijden brengt ka rakteristieke driekampen, die bestaan uit een 100 Meter loop, kogelstooten en een driesprong. Hieraan zullen honderden personen deelnemen, die ohderverdeeld zullen worden in een algemeene klasse, een jongemannenklasse gesplitst in drie leeftijdgroepen en een klasse voor de jeugd, de Hitlerjeugdklasse. De Zaterdagavond brengt dan persoonlijke athletiek- nummers, waarbij o.a. de 100, 400, 800, 1500 en 5000 M. als mede dg 110 M. horden, hoogspringen, verspringen, kogel stooten, discuswerpen en speerwerpen. Het hoogtepunt van dezen avond belooft de estafette1 op de 4 x 100 Meter te worden. In het kader van deze wedstrijden zullen bovendien op uitnoodiglng van den Rijkscommissaris eenige prominente sportlieden naar Amsterdam komen, die Zondagmiddag tegelijk met de beste deelnemers aan dit sportfeest zul len starten op de 100, 200 en 800 Meter, alsmede in de Zweedsche estafette. De beste Europeesche sprinters zul len hierbij den strijd met elkander gaan aanbinden, de snelste Europeesche sprinter van dit jaar onze landgenoot Tinus Osendarp, alsmede de snelste Duitsche sprinter Scheuring, die twee Duitsche kampioentitels op zijn naam bracht en ook in de landenontmoeting tegen Italië de snelste concurrenten wist te slaan. Drie maanden geleden won Scheuring op de 300 Meter van onzen landgenoot Osendarp. Hoe zal het hem evenwel vergaan op de 100 en 200 Meter? Vervolgens zullen ook nog starten de korte afstand loopers Bonnecke en Fehrmann, alsmede de snel ste Duitsche junior Zielinski uit Düsseldorf en de vroegere Duitsche kampioen Mellerowicz, die in het begin van dit jaar zich moest terugtrekken in verband met een spier- verwonding, doch na de kampioenschappen langzamerhand wederom in betere conditie is gekomen. Op de 800 Meter zal starten de Duitsche wereldrecord looper Rudolf Harbig uit Dresden. (A. N. P.) in Haarlem en omgeving HET SCHEEPJE In den gevel van een groot ouderwetsch hee renhuis aan de Houtmarkt is een gevelsteen te vin den. Op dezen steen staat een schip en daaronder „God bewaert het scheepje". Hiermee worden we herinnerd aan de brouwerij „Het Scheepje", die hier fes taan heeft en waarvan genoemd huis het woon- uis was. De eigenlijke brouwerij stond er naast, waar nu de kaaspakhuizen van de Gebr. Stuyt zijn. De óp- richting dateert al van 1335. Voorgevel van de voormalige bierbrouwerij ,,'t Scheepje" aan de Houtmarkt. (Foto De Haas) Het Haarlemsche bier was in de 16de en 17d« eeuw zeer bekend en het aantal brouwerijen was dan ook legio. Maar Het Scheepje was wel een van de grootste en oudste en heeft ook het langst bestaan. Door het Spaarne werd het koren aan gevoerd. Dan werd het verwerkt in een molen, die ook bij het Scheepje behoorde en verder in bier omgezet. Dit werd dan opgeslagen in de.bierkel ders. Aan de achterzijde van het gebouw, dat is aan de Oostvest kan men nog een zeer ouden muur zien, n'.l. den achtermuur van de bierkelders. Het bovengenoemde woonhuis is er echter in de 17de eeuw bijgebouwd, toen de Haarlemsche brouwerijen hun hoogtepunt bereikt hadden. Het besloeg toen een zeer aanzienlijke oppervlakte. De brouwers zelf waren toen ook niet de eersten de besten. Zoo is Johan Claesz. van Loo, die in de 17de eeuw eigenaar van het Scheepje was, langen tijd burgemeester van Haarlem geweest. Maar al lengs werd het bier door buitenlandsch verdrongen en de brouwerijen verdwenen. Deze heeft echter nog tot 1915 bestaan. Toen kwam ook aan het Scheepje een eind. Het werd afgebroken en er kwamen kaaspakhuizen voor in de plaats. Het woonhuis is, zooals we al zagen; gelukkig gespaard gebleven. MienekeV tooverbal. Een verhaal voor de kleintjes. Heel gauw al zou Mieneke jarig zijn! Je begrijpt, dat ze blij en ongeduldig was en dat ze de dagen telde en telkens vroeg: „Mammie, hoeveel dagjes nog?" Eerst waren 't er zeven toen schreef Mieneke met baar tongpuntje uit de mond van de inspanning een hezl lange verlanglijst. Toen waren 't er zes, toen vijf, vier, drie, twee en toen kon Mieneke niet meer slapen van de voorpret! En toen.... was 't nog één dag en één nachtje! Op de dag vóór Mieneke's verjaardag was er geen meisje in de eerste klas, dat zó zat de draaien in de bank als Mieneke. Te draaien, te slingeren met haar laige spillebonen en te yroten met haar vriendinnetjes. Juffrouw Gors werd er tulleluurs van, zei ze. En dèt zegt wat, want, o, wat een vriendelijk zacht mensje is die juffrouw Gors uit de eerste klas. Gelukkig maar, want op die dag vóór haar ver jaardag moest iedereen wel érg veel geduld hebben met Mieneke. Eerst hing ze, al babbelertfö met Truusje, zover ach terover, dat het topje van haar ene vlecht in de inktpot slierde en toen schrok ze daar zó van, dat er bij haar wilde sprongen twee leien tegelijk op de grond kletterden! Déarom zei ik daarnet, dat 't maar heel goed was, dat juffrouw Gors zo'n zacht, vriendelijk mensje is. Ze zei enkel maar: „Mieneke, Mienekel Er is zeker Iets bizonders aan de hand, want 't lijkt wel storm bij jou!" Mieneke zat op het gras te snikken. 'Onderschrift bij „Mieske's Toverbal". Nou en toen kwam Mieneke los, dat begrijp je! Ze vertelde in één adem, dat ze morgen.ja, écht mor gen al en niet pas de volgende week! jarig was en dat ze dan zó érg veel zou krijgen: een pop met krullen èn een pop met kleertjes en een wageqtje en een grote zak toffees, een armbandje, een ringetje met een steentje en een grote bal. Nee maar, geen gewone grote bal dat dacht u misschien, hè Juf? maar een heel erg grote bal, zó groot, als u nog nooit gerién hebt! Want ik krijg 'h van m'n oom Henk, ziet u en wdat die geeft is altijd zo erg groot. De taartjés, die hij meebrengt, ook en alles!" Toen hijgde Mieneke van het vlugge spreken en hield eindelijk haar mondje. En juffrouw Gors schud de een beetje haar grijze hoofd en zei: „Wel, wèl! En hoe weet je dat allemaal nu al, Mie neke?" „O Juf, ik heb toch een verlanglijstje gemaakt! En lk krijg heus altijd alles wat ik vraag", zei Mieneke beslist. „En dat van die balnou. u moest m'n oom Henk rr.aar eens kennen, dan zou u 't zelf zien!" En Mieneke keek triomfantelijk de klas rond en merkte niet eens, dat een paar meisjes op de achterste bank tegen elkaar fluisterden: „Pff, wat» een opschep ster!" En juffrouw Gors zei: „Nu, ik geloof best, dat jij weer een prettige verjaardag zult krijgen! Maar toch is 't beter, je er maar niet al te veel van voor te stel len, Mieneke. Hoe bescheidener je bent, hoe meer pleizier je hebt! Geloof je ook niet?" Mieneke lachte maar eens. Ze wist nog niet helemaal precies, wat „bescheiden" is. En dat was heus geen wonder, want Mieneke zou pas zeven jaar worden en in haar'korte leventje had ze nog nooit iets ge vraagd, dat ze niet gekregen had! (Teekening Doeve) 't Werd eindelijk avond en moeder bracht Mieneke naar bed. „Ga nu maar gauw heerlijk slapen en droom-van je verjaardag, mijn schat", zei moeder. En Mieneke zei haar gebedje en schoof onder de dekens. Maar slapen kon ze niet. Telkens moest ze maar denken aan al dat mooise dat ze, morgen krijgen zou en vooral aan de grote, grote bal van oom Henk. Want dat ze die kreeg stond bij haar vast als een paal boven water! En toenstond Mieneke opeens met haar vriendinnetjes in dé tuin. 't Was de dag van haar ver jaardag en Elle en Truus, Greetje en Ida waren al lemaal bij haar komen spelen. Ze hadden al verstop pertje en krijgertje en blindemannetje gespeeld en nu zaten ze op 't grasveld uit te rusten, toen Mieneke opeens zei: „O, kijk eens, wat komt daaraan?" Ze keken allemaal hun ogen uit van verbazing, toen daar in de verté»langs de weg een hele grote bal aan kwam rollen. Een vuurrode bal was het, vol gouden sterren en boven op die bal zat oom Henk. „Oo.Ooh!" riepen alle kinderen tegelijk en ze bleven stokstijf staan met open mond van ver bazing, toen de bal groter en groter werdzo groot als een deur, zo groot als 't prieeltje, bijna zo groot als de schuur! Ja, en toen rolde de bal de tuin binnen en oom Henk sprong eraf en Mieneke vloog hem om de hals om hem te begroeten. „Zo, lieve nicht" zei'oom Henk, „en wat zeg je er van? Is de bal groot genoeg?" „O, oom!" was alles wat Mieneke zeggen kon, maar ze v/as zó blij, zó blij! Dat begrijp je! Maar dat was nog niet alles hoor! Nee, toen nam ooro Henk Mie neke bij de hand, ging met haar vlak voor de bal staan en legde een klein zilveren sleuteltje in haar hand, terwijl hij zei: „Alstublieft dame, de sleutel van uw paleis." En Mieneke, met een kleur als vuur, maakte 't deur tje van de bal open en keek naar binnen. En nu raden jullie nooit wat daar allemaal in zat. Een pop met krullen. Een pop met kleertjes wel acht jurken, broeken, rokjes, pyjama'tjes, sokjes, paraplui'tjes en hoedjes, te veel om op te noemen! Twaalf kettingen. Drie armbandjes. Vijf grote zakken met toffees. Twee poppewagéns: één voor de póp met krullen en één voor de pop met de kleertjes. Een groote koffer om de kleertjes van de pop in te doen. En tenslotte nog een prachtige ring met een steen, die fonkelde als diamant. Maar die was per ongeluk zó groot uitgevallen, dat Mieneke hem best om haar hals kon hangen, wat ze dan ook direct deed. En toen vloog Mieneke oom Henk nog wel driemaal, om de hals uit dankbaarheid omdat 't allemaal zo groot en zo mooi en zo veel was! En toen gingen ze spelen. O nee, ik vergis metoen ging Mieneke spelen. Ze deed de ene mooie pop om de beurt-al haar acht prachtige jurken aan je begrijpt, dat dit een heel werk was! en toen legde ze de pop met de krullen in 't wagentje en ging er mee rijden. En ondertus sen waren de andere meisjes komen aanlopen en hadden de kettingen gejffest en de kleertjes uit de koffer gehaald. Maar dat wou Mieneke volstrekt niet hebben. ,,'t Is allemaal van mij!" rigp ze boos. „Wat denken jullie wel? Je mag nergens'aankomen hoor! Afblij ven jullie!" Hè, wat was dat onaardig van Mieneke. Ja ze was zó trots op al die mooie cadeaux, dat ze niet verdra gen kon, dat de andere meisjes er zelfs maar naar wezen. En toen de vriendinnen begonnén te zeuren, zei ze: „Ga dan maar weg hoor, want ik heb toch geen tijd meer voor jullie. En ik doe lekker de bal op slot". En Mieneke stopte alles in de grote bal en draaide 't zilveren sleuteltje om en zc: Lhr zo". Ja, en wat denk je, dat er toen gebeurde? Opeens stond oom Henk naast haar en keek erg boos. En oom zei niets, maar hij wenkte de meisjes, deed met zijn sleuteltje de bal open en liét ze allemaal instappen. En toen stapte oom Henk zelf ook in de bal, 't deur tje sloeg dicht en de bal rolde weg, de tuin uit, de weg af rollebollebollebolnaar 't andere eind van de wereld En Mieneke zat op 't gras te snikken en riep: „O, Moeder, Moeder, o lieve oom Henk, ver geef 't me toch! Ik zal nooit meer zo onbescheiden zijn!" O, wat was Mieneke blij en opgelucht, toen ze in haar bedje wakker werd en begreep, dat alles maar een droom was geweest. En ze dacht bij zichzelf: Nu is 't morgen! Nu ben ik echt jarig! O, ik wil nooit meer onbescheiden zijn! En al brengt oom Henk maar een klein, klein balletje mee, dan zal ik toch blij zijn! Nu, de bal die Mieneke kreeg was een prachtige grote, rood met gouden sterren, maar zo groot als de toverbal was hij natuurlijk niet. En Mieneke kreeg waargenomen door Dr. M. A': de Ruiter, Dr. Schuit met alles zó blij en ze had zó'n pret met haar vrien dinnetjes, dat iedereen zei: „„Wat is die Mieneke toch een lief, bescheiden meisje!" R. DE RUYTER-v. d. FEER. Heer Rupreclit in ballingschap. Een verhaal uit de Middeleeuwen. In oude tijden, toen in vele landen van Europa de roof ridders met hun benden nog een grote rol speelden en de keizers en koningen de handen vol hadden met het in toom houden van die lastige onderdanen, lag aan de Rijn het beruchte roofslot Sonneck. De ridders, die daar woon den. hadden er pleizier in, vreedzame kooplieden, die in hun schepen de brede stroom afvoeren, te overvallen en te beroven en vele klachten van hen, die bij een van deze onverwachte ontmoetingen geld en goed verloren hadden, waren keizer Rudolf reeds ter ore gekomen. Vandaar, dat hij op een goede dag een bende dappere krijgslieden bijeenriep, naar het Rijnland trok, en onver wachts het beleg sloeg yoor kasteel Sonneck. ;t Gevolg was, dat het oude slot in vlammen opging en de meeste ridders huil weelderig leventje van gestolen goed moesten verwisselen tegen het soberder bestaan in een donkere gevangenis op water en brood. Slecht één, de jonge ridder Ruprecht van Waldeck, wist de dans te ontspringen. In de verwarring van de in neming sprong hi.1 door een achterraam en klauterde be dachtzaam de steile berghelling af tot hij aan de oever AHuysjcr. „Heren?" hoonde de boer, van de Rijn terechtkwam. Maar daar aangekomen, zag hij stroomopwaarts de fakkels van de veroveraars, die zijn slot in vlammen deden opgaan en daar hij vreesde in hun handen te vallen, dook hij kortbesloten in de brede Rijnstroom en zwom naar het Lorcher eiland. Ook daar was hij echter nog niet veilig: een tweede koene zwempoging bracht hem aan de rechter Rijnoever. En zo kwam hij drijfnat maar ongedeerd in Lorch aan, waar zijn geslacht op statige kastelen woonde. De familie nam den Jeugdigen boosdoener weliswaar gastvrij op, maar men durfde hem toch niet zo zonder meer in één der grote kastelen te laten verblijven uit vrees voor de woede des keizers .In het Sauerdal lag ech ter het kleine stamslot Waldeck, diep verborgen in de bossen. Daar werd Ruprecht naar toe gebracht, met een ouden knecht als eenig geleide. Enalsof 't daar nog niet eenzaam genoeg was.... de volgendemorgen ging de dienaar hem zwijgend voor in een diep, eenzaam Woud, langs smalle paden die geen menselijk wezen oólt had betreden. Daar, slechts een uur gaans van de Rijn met zijn vrolijke levendige bedrijvigheid, heerste een doodse stilte als aan 't begin der schepping. En daar timmerde de knecht een kleine, doodeenvoudige hut, waar hij de aller noodzakelijkste levensbenodigdheden achterliet, wat pro viand opstapelde en heer Ruprecht eenzaam achterliet. De ballingschap viel den vrolijken jongen, die tot dusver zijn leven had doorgebracht met rooftochten en drink gelagen, niet mee. Dikwijls klom hij op de bergen en zag uit over het landschap van Lorch, waar zijn familieleden ln weelde leefden, dan weer zwierf hij door de bossen en voelde zich als een opgejaagd hert. Kortom, 't begon zo langzamerhand tot hem door te dringen, dat hij, die altijd mensen vervolgd en geplaagd had, nu zelf tot de vervolgden behoorde. Zijn luchtige vrolijkheid versmolt om plaats te maken voor diepe ernst. En nadat hij zo wekenlang in de eenzaamheid had ver toefd, zonder een menselijk wezen te ontmoeten, zag hij op een morgen aan een der kleine beekjes een boer zitten. Dat was een buitenkansje! Ruprecht haastte zich naar hem toe en riep: „Goede morgen!" „Ook goede morgen" zei de man en hij stond op en wilde heengaan. „Och, blijf nog wat en vertel me eens, wat er voor nieuws in de wereld is!" „Groot nieuws is er" zei de boer en goed nieuws: „De keizer heeft de twee en twintig ridders, die hij op kasteel Sonneck gevangen had genomen, aan de hoogste bomen laten ophangen." Ruprecht verstijfde van schrik „En déar verheug jij je over?" stotterde hij. „Ik kan er wel om Jubelen!" antwoordde de boer. „Maar het waren toch heren? Die kan men toch niet zomaar als gemene dorpers laten ophangen?" „Heren?" hoonde de boer. „Wie heeft hen tot heren over ons gemaakt? Zijzelf!" Wie heeft hun toegestaan zich alles toe te eigenen, wat de natuur oplevert? Zij zelf! Roven en geweld plegen, dat is al wat die heren kunnen. Kijk! Deze vinger heeft een heer van Lorch me gèbroken. toen ik een klein haasje gestrikt had. En deze voet heeft een heer van Waldeck me stukgeschoten, toen lk een paar forellen in de beek had gevangen. Neen, er zijn al te veel heren: 't is wel goed. dat de keizer er opruiming onder houdt. De keizer is streng, hij zal tenslotte de baas worden en eens een eind maken aan roof en geweld." En met deze woorden stond de boer op en verwijderde zich. zijn gekwetste voet achter zich aantrekkend. Drie dagen lang liep heer Ruprecht van Waldeck in het eenzame woud rond, in diepe gedachten verzonken. Toen kon hij 't niet langer uithouden. Hij trok over de bergen, reisde naar Mainz en zocht daar net zo lang, tot hij de herberg gevonden had, waar de keizer met zijn gevolg verblijf hield. Er was juist bekend gemaakt, dat keizer Rudolf ln de stad vertoefde en dat een ieder, die een verzoek in te dienen had, dit thans kon doen. Zonder aarzelen vervoegde Ruprecht zich bij deh keizer, die aan een grote tafel in de herberg 2at en er zeer een voudig uitzag. Hij droeg een-gebreide kiel en een wollen broek zoals de boeren. Toen Ruprecht voor hem op een knie zonk, zei hij kortweg: „Wie ben je en wat wens Toen bekende Ruprecht wie hij was en waaraan hij zich had schuldig gemaakt. De keizer liet hem uitspreken, zweeg dan een tijdlang. Eindelijk sprak hij: „En wat kom Je nu bij mij zoeken?" Ruprecht antwoordde ernstig: „Ik zoek den heer, die baas is over ons allen en het rijk, dat van ons allen is." Dé keizer knikte en zei: „Dat rijk verovert men slechts door dienen. Wil Je dienen?" „Ja heer" jubelde Ruprecht. i „Goed. Je bent onverdiend aan de dood ontsnapt. Ik schenk je nog eenmaal het leven opdat je 't je waasdlg kunt maken." Toen werd heer Ruprecht van Waldeck opgenomen in het leger van den keizer en verwierf daar veel roem door zijn moedige daden. En toen hij -zich eens door blzondere dapperheid had onderscheiden, stond de keizer hem toe, een gunst t© VToen' zei Ruprecht: „Geef mij het eenzame woud bij Lorch als leengoed. Het heeft weinig waarde, doch ik leerde er een les, die mijn leven veranderd heeft, daarom werd het mij dierbaar." Zijn verzoek werd ingewilligd en nog in zijn grijze ouderdom woonde Ruprecht van Waldeck op het klein# landgoed, dat hij in het eenzame woud had laten bouwen. En als hij eens een mooi hert of wild zwijn geschoten had, riep hij de boeren uit de omtrek om het wild weg te halen en te verdelen. De jonge koekoek. Een vriend van mij, die veel van vogels houdt en hun gewoonten graag bestudeert, vertelde me laatst de volgende merkwaardige geschiedenis: Hij had een jonge koekoek gevangen en in zijn zak naar huis gebracht. Daar aangekomen zette hij het diertje, een pracht exemplaar met goudglanzende; ogen, in zijn grote volière in de tuin, waar hij nóg veel andere vogels hield. Eerst deed de koekoek erg schuw, en toen mijn vriend hem een vette worm voorhield, keek hij ernaar met scheve kop en durfde blijkbaar niet toe happen. Mijn vriend probeerde 't nogeens en ten slotte vatte de koekoek moed en slokte gulzig de worm op. Daarna kwamen ook de andere vogels, waaronder een aardig roodkeeltje, aangetrippeld en aten uit zijn hand: wormpjes en zaad. Dat ging zoo een poosje door en de koekoek er gerde zich blijkbaar, want hij keerde zich om en hupte half fladderend een eind weg. De baas moest hem later met een paar verse wormen lokken om te zorgen, dat hij zijn portie kreeg. Toen mijn vriend die middag In gedachten ver zonken weer bij de volière kwam, werd hij plotseling opgeschrikt door angstkreten van het roodkeeltje. Wat was er gebeurd? De jonge koekoek had de boomstam beklommen, waarin het nest van het roodkeeltje zich bevond en had bovenop de eieren plaats genomen, breeduit en eventjes vier eieren platdrukkend, terwijl het vijfde op de grond rolde. Vandaar de vreselijke schrik en verwarring in 't vogelwereldje. De roodlceeltjes gingen te keer al a bezetenen en de mezen schreeuwden mee. Mijn vriend ging wormen halen om de gemoederen tot bedaren te brengen. .Hij hield de eerste aan den koekoek voor, maar 't, roodkeeltje was hem te vlug af. De koekoek werd ongeduldig. En toen gebeurde 't ongelooflijke. Een ogenblik aarzelde het kleine vo geltje, toen naderde hij met de buit het nest, waar op de grote koekoek zat, die al zijn eieren had ver nield. en stak de worm in de opengespalkte bek van het koekoeksjong. „Zo zal een koekoek toch altijd zijn kostje ophalen te*n koste van andere vogels" daclit mijn vriend, die mij het merkwaardige 'verhaal vertelde. Dichter en boer. Een groot dichter uit de pruikentijd reisde eens met de trekschuit van Amsterdam naar Haarlem. Hij hield ervan met het gewone volk te praten en had daarom een kaartje genomen voor de kajuit tweede klasse, 't Was een warme, stille dag en de zon scheen onbarmhartig op de houten banken. Op een van die banken lag een handwerksgezel met open mond te snorken. Uit zijn bundeltje wa© 'een boek gevallen en toen de dichter het opraapte, nieuwsgierig wat zo'n eenvoudige jongen las, zag hij tot zijn verbazing, dat het de gedichten van Vondel waren. „Hoe komt zulk een boek in dat bundeltje?" peinsde de dichter. „Nu blijkt toch zeker wel, dat het Nederlandse volk nog zo dom niet is! Integendeel, 't is een hoogst intelligent, kunstzinnig en dichterlijk volk. dat van hoog tot laag zijn dichters kent en liefheeft!" In aangename gepeinzen verzonken zag de dichter Haarlem naderen. Nog eert paar minuten en de scheepsklok begon te luiden ten teken, dat het doel der reis was bereikt. „Mijn boek, mijnheer!" riep de jongen en hij rukte den dichter het boek uit de handen. „Hoe komt gij aan Vondel'© werken?" vroeg de dichter vriendelijk, op zijn onbeleefde houding geen acht slaande. „O, U bedoelt dat boek? Dat kocht ik voor een stuiver op de markt om een fidibus te hebben voor onderweg" antwoordde de handswerksgezel en hij scheurde een bladzij uit en rolde het papier zorg vuldig op. sloeg vuur en stak zijn pijp aan. Toen legde de schuit aan en de reizigers stapten uit. De gepeinzen van den dichter, toen hij door Haarlem wandelde, waren niet zo aangenaam j

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1941 | | pagina 6