Het Ministerie
an Marine
Sport in het Kort
De in den oorlog
verloren schepen
Bij Beijnes:
Voorloopig herstel-,
later nieuw werk
Eenige maanden na de bevrijding brach
ten wij een bezoek aan de fabriek der fir
ma J J. Beijnes te Haarlem. Er waren
toen ai een kleine 300 arbeiders, maar
het werken bepaalde zich nog tot halve
dagen, terwijl er bovendien nog niet veel
meer gedaan werd dan rommel opruimen
en voorbereidingen treffen Al gauw ver
beterde de toestand, nu werken er ruim
300 man de volle 48 uur in de week, er
wordt al heel wat gepresteerd. Er zouden
nog meer arbeiders te werk gesteld kun
nen worden (voor den oorlog werd met
600 a 700 man gewerkt), maar de beperkte
hoeveelheid materiaal belet dit. Men on
dervindt medewerking van de betrokken
rijksbureaux, maar er zijn eenmaal di
verse moeilijkheden, die niet zoo gemak
kelijk uit den weg geruimd kunnen wor
den. Er Ls vooral behoefte aan hout, glas
en bekleedir.gsstof.
Wij hebben zoo deelde de directie ons
mede volop werk. Voorloopig zeker
voor 5 jaar en er is nog meer in het
zicht. Op dit oogenblik kunnen wij nog
niet anders dan herstelwerk uitvoeren.
Dit betreft vooral spoorwegmateriaal en
autobussen. De 6poorwegens komen
uit Duitschland terug. Er is heel wat aan
te doen voor zij weer bruikbaar zijn. Als
regel zit er in die rijtuigen geen enkele
rui' meer, ook is alle bekleedingsstof ge
stolen. Veel orders
Het zal niet zoo heel lang meer duren
of de fabriek kan weer beginnen met hel
maken van nieuwe materieel. De Spoor
wegen hebben belangrijke bestellingen
gedaan. Dit nieuwe materieel is bestemd
voor de aanvulling van het wagenpark
In het bijzonder zullen dit goederenwagens
zijn. Het is bekend, dat de Spoorwegen
groote en grootsche plannen voor de.toe
komst hebben: sterke uitbreiding der elec-
trische tractie en hier en daar onder-
grondsche lijnen Daarvoor zijn door de
Spoorwegen nog geen bestellingen
gedaan, maar natuurlijk rekent ook
Beijnes in deze op zijn aandeel.
Ook met de directie der N Z H is on
derhandeld over nieuw materieel. Er zal
evenwel eerst een beslissing moeten vallen
over het vraagstuk tram?-trolleybus?-
autobus? Verplaatsing naar Beverwijk.
Men zal zich herinneren dat Beijnes
reeds voor den oorlog een terrein onder
Beverwijk gekocht heeft met de bedoeling
daar een nieuwe fabriek te bouwen, ter
vervanging van de fabrieken die nu te
Haarlem gevonden worden aan het Sta
tionsplein en den Verspronckweg. Door
den oorlog is daaraan geen uitvoering
gegeven. Wij vernamen nu van de directie
dat het voornemen bestaat, de bouwplan
nen zoo spoedig mogelijk uit te werken.
Omdat net hier fabricage van spoorweg-
materieel betreft, is men zeker van voor
rang van den Wederopbouw. Het is voor
al voor de groote opdrachten die
in de toekomst uitgevoerd moeten
worden van groot belang, dat men
zoo SDoedis» mogelijk beschikt over mo
dern ingerichte fabrieksgebouwen. Daarop
zijn de bouwplannen voor Beverwijk ge
baseerd.
Een moeilijkheid zal zijn woongelegen
heid voor de arbeiders te Beverwijk te
vinden. In den eersten tiid is het mogeliik
dat de arbeiders uit Haarlem per trein
komen, maar op den duur zullen zij toch
in de omgeving van hun werk moeten
wonen. Met het gemeentebestuur van
Beverwiik zal dit vraagstuk dan ook on
der oocen gezien moeten worden.
Na de bevrijding was, voor wat Neder
land betreft, de operationeele taak van de
Koninklijke Marine medewerking te ver-
leenen bij het weder op gang brengen
der zeehavens en het uitvoeren van mij
nenveegoperaties op de kust, teneinde zoo
spoedig mogelijk de scheepvaartwegen
wederom bevaarbaar te maken en bevaar
baar te houden.
Deze arbeid werd onder het huidige
■Ministerie met kracht voortgezet.
De bedoeling ten aanzien van hei op
gang brengen der havens was van den
aanvang af de assistentie zoodanig te rege
len, dat zoo spoedig mogelijk het haven
bedrijf weder in handen van de betrok
ken civiele organen kon worden gelegd.
Eind 1945 kon de bemoeienis der Konink
lijke Marine met de havens in haar geheel
aan die organen worden overgedragen.
Het mijnenvrij maken der kust en der
scheepvaartwegen wordt met kracht
voortgezet en zal noggeruimen tijd vor
deren.
Naast de operationeele taak werd zoo
lezen wij in „Commentaar", het orgaan
van den Eegeeringsvoorlichtingsdienst
gearbeid aan den wederopbouw van de
vloot, die in den oorlog groote verliezen
had geleden, zoowel aan personeel als
aan materiaal.
Het aanvankelijke doel om na de be
vrijding van het Rijk in Europa alles in
het werk te stellen om zoo spoedig mo
gelijk den oorlog tegen Japan met in
spanning van alle krachten voort te
zetten, onderging wijziging door de zeer
vroege ineenstorting van het Japansche
Keizerrijk.
Na deze ineenstorting staan op den
voorgrond de eischen, waaraan moet wor
den voldaan in verband met den toestand
in het Verre Oosten, alwaar vooral aan
klein materiaal behoefte bestaat.
Uiteraard zijn ook de gedachten uit
gegaan naar een verder gelegen toekomst,
waarin de Koninklijke Marine moet
worden uitgebouwd tot een apparaat, het
welk niet meer, zooals voorheen, bestemd
is voor neutraliteitshandhaving, doch voor
samenwerking met bondgenooten ter
handhaving van de internationale orde.
In verband hiermede is aan den Ma
rinestaf opdracht gegeven een plan tot
opbouw van de vloot en van de daarvoor
benoodigde basisoutillage te maken.
Hiervoor moge worden verwezen naar
hetgeen terzake in de Memorie van Toe
lichting opde Rijksbegrooting van het
dienstjaar 1946 is vermeld.
Het marinepersoneel.
Onder het vorige Kabinet was de uit
breiding van het personeel reeds ter
hand genomen door aanwerving van oor
logsvrijwilligers in de Zuidelijke, reeds
vroeger bevrijde, provincies.
Onmiddellijk na de geheele bevrijding
werd deze werving ook in het midden en
Noorden van ons land voortgezet. In
verband met den toestand van het land
vond noodgedwongen de opleiding aan
vankelijk in het Vereenigd Koninkrijk en
voor wat de mariniersbrigade betreft, in
de Vereenigde Staten van Noord-Amerika
plaats.
In verband met de deviezenpositie en
de noodzaak om het personeel, waaraan
toch reeds zulke zware eischen werden
gesteld, zoo lang mogelijk in Nederland
te laten dienen, vóórdat (her)uitzending
naar de tropen plaats heeft, wordt ge
streefd naar een spoedige overbrenging-
van alle opleidingen naar Nederland.
Die opleidingen, waarbij het meeste
personeel is betrokken, zijn thans reeds
overgebracht door hei vo^igen van de
voorloopige opleiding voor matrozen te
Loosdrecht en het instellen van een op
komstcentrum te Voorschoten.
Voor wat de mariniers betreft, ge
schiedt de opkomst thans op het depót te
Tilburg, terwijl aldaar en in de kazerne
te Bergen op Zoom de eerste opleiding
plaats vindt.
Het Koninklijk Instituut voor de Marine
wordt volgende maand wederom te Wil
lemsoord in dienst gesteld.
Het voornemen is de technische oplei
dingen zoo spoedig mogelijk naar Neder
land over te brengen en voorloopig te
concentreeren op het Marine-établisse
ment te Amsterdam.
Het resultaat zal zijn, dat slechts enkele
specialisten-opleidingen, waarvoor wij
niet over het daarvoor vereischte instru
mentarium beschikken, nog eenigen tijd
in het Vereenigd Koninkrijk zullen blij
ven.
Centralisatie.
Voor het oogenblik is de Koninklijke
Marine in Nederland nog over verschil
lende centra verdeeld.
Gestreefd wordt naar centralisatie, ten
einde daardoor een zoo zuinig mogelijk
personeelsbeheer te kunnen voeren. Deze
centralisatie wordt echter nog belemmerd
door het groote gebrek aan legerings
ruimte hier te lande, waardoor noodge
dwongen voorshands gebruik gemaakt
moet worden van bestaande kampen en
inrichtingen, die veelal gedecentraliseerd
zijn gelegen.
Het vraagstuk, waar in Nederland ma
rine-bases gevestigd moeten worden, is
nog in studie.
Het is uiteraard niet mogelijk onder
de huidige wisselende omstandigheden
een schema te geven inzake de dislocatie
der Koninklijke Marine.
Voor zoover de personeelssituatie zulks
toelaat, zijn. schepen naar het Verre Oos
ten uitgezonden. Getracht wordt dienst
plichtig en reserve-personeel, hetwelk ge-
ruimen tijd onder de wapenen is geweest,
zoo spoedig mogelijk voor demobilisatie
in aanmerking te brengen en het beroeps-
personeel, dat thans geruimen tijd, velen
zelfs meer dan 5 jaar, buitenslands ver
bleef voor repatrieering in aanmerking
te doen komen.
In dit verband is een bijzondere hulde
aan den geest en de opofferingsgezindheid
van het Marinepersoneel, dat geen be
zwaren telde, waar het 's lands belang
betrof, op haar plaats.
De Marine Luchtvaartdienst.
Voor wat den Marine Luchtvaartdienst
betreft, moge worden vermeld, dat in
de maand Maart j.l. als eerste vliegkamp
schip Hr. Ms. „Karei Doorman" in dienst
werd gesteld. De oorlogservaring heeft
geleerd, dat vliegkampschepen in den
modernen zeeoorlog een zeer voorname
zoo niet de voornaamste rol hebben
gespeeld en het mag tot verheuging stem
men, dat zoo spoedig na de bevrijding
een schip van dit type deel van de Ko
ninklijke Marine uitmaakt.
Gezien den moeilijken toestand van het
land en de zeer zware eischen, welk aan
het personeel zijn en worden gesteld,
zal de uitbreiding van de vloot tijd kos
ten en niet zonder ernstige moeilijkheden
gepaard gaan.
De afgeloopen oorlog heeft echter het
belang van een krachtige zeemacht voor
een land als het onze bewezen en ver
wacht mag wbrden, dat ons Volk in staat
zal blijken een dergelijke zeemacht te
verwezenlijken.
E.V.C. krijgt geen antwoord
Blijkens berichten in de pers over de
haven- en zeeliedenstaking hebben be
stuurders der E.V.C. aangespoord tot
voortzetting der staking in elk geval
tot er antwoord zal zijn van den mi
nister-president in verband met een ge
houden bespreking.
Van regeeringszijde wordt medege
deeld, dat er van een nader antwoord
van den rainister-president echter geen
sprake kan zijn. De havenarbeiders
staking is in de bedoelde bespreking in
het geheel niet aan de orde geweest.
Wat de zeeliedenstaking betreft, is het
bestuur der E.V.C. sindsdien opnieuw
door den minister-president er van in
kennis gesteld, dat de regeering bij haar
eenmaal ingenomen standpunt blijft, te
weten dat men zich voor arbeidsge
schillen dient te wenden tot rijksbemid-
delaars. Doet men dit niet en gaat men
tot staking over, dan snijdt men zich zelf
den weg af om tot overleg te komen.
Vrijwilligers werken.
Aan den oproep van burgermeester
Oud voor vrijwilligers in de Rotterdam-
sche haven hebben zeer velen gevolg
gegeven, zoo deelt men ons van de zijde
der Scheepvaartvereeniging Zuid mede.
Van binnen en buiten de stad kwamen
de mannen zich aanmelden in zoo groo-
ten getale, dat eenige honderden
moesten worden afgewezen. Behalve
de ongeveer 700 vaste havenarbeiders,
die nog altijd aan het werk waren, zijn
nog 800 man vrijwilligers aan den ar
beid gezet. Onder hen bevinden zich
eenige honderden studenten van de
Economische Hoogesehool en leerlingen
van de M.T.S. Op 21 schepen is thans
het werk in vollen gang, zoodat gezegd
kan worden, dat de haven weer in be
drijf is. De vraag is nu nog maar hoe
veel voor Rotterdam bestemde schepen
inmiddels naar andere havens gediri
geerd zijn. Op het oogenblik is het
scheepvaartverkeer te Rotterdam door
de voortdurende stakingen vrij miniem.
WIELRENNEN". Gerrit Schulte won
Woensdag den Grand Prix Ambiorix door als
eerste te eindigen over een parcours van 160
K.M. bij Tongeren in België. Zijn tijd was
t.08.00. De Belgen v. Dijck. Giltay en Knaep-
kens en de Franschman Prevotant eindigden
met meer dan 2 min. achterstand.
SNELWANDELEN. De Tsiecho-Slowaak-
sche snelwandelaar Balsan verbeterde drie
wereldrecords: 3 k.m. in 11.37.0 (oud 11.51.0
Hardmö, Zweden); 5 km. in 19.53.8 (oud
'10.26.8 eveneens Hardmö) en 10 k.m. in 41.57.2
(oud 42.31,0 op zijn eigen naam).
DAMMEN. Het bestuur van den Nederl.
Dambond heeft besloten de volgende spelers
lit te noodigen deel te nemen aan den wed
strijd om het persoonlijk damkampioenschap
van Nederland 1946: R. C. Keiler (titelhou
der). P. Beers, H. F. M. Kinnegin, J. H. Vos,
"V. Huisman, J. Metz, W. Roozenburg, P. Roo-
zenburg, B. Dukel en W. de Jong.
Bovendien zijn de volgende spelers uttge-
noodigd, deel te nemen aan een extra-voor
wedstrijd. De drie hoogstaar.komenden zul-
■en in den eindstrijd geplaatst worden: B.
Springer, Herman de Jongh, P. J. van Dar
telen, D. Molenkamp. Ph. J. Ham, J. Jurg,
W. Rustenburg, C. Suyk en F. Tusveld.
Voorts zullen de provinciale kampioenen
meespelen.
WATERPOLO. Bij de komende week-
wisseling zal te Brussel een internationaal
waterpolotournooi gehouden worden, waar
aan de Nederlandsche, Belgische en Fransche
ploegen deelnemen.
De opstelling van het Nederlandsche zeven
tal is als volgt: doel: Flotman (UZSC); ach
ter: Korevaer (Merwede) en Braasem
(ZIAN); spil: Smitshuyzen (AZ '70); voor:
Smol (ZIAN) Van Feggelen (Meeuwen) en
Van Rootselaar ('t Y).
Een ingewikkeld vraagstuk is de finan-
cieele afwikkeling met de reeders wegens
de door den oorlog geleden verliezen en
het gebruik van de schepen door den Staat
zoo schrijft Commentaar van den Re-
geeringsvoorlichtingsdienst. Omtrent de
regeling der vergoeding wegens het ge
bruik kon zoowel met de reeders in de
groote en de korte vaart, als met die in
de kustvpart overeenstemming worden be
reikt. Ingewikkelder bleek echter de af
wikkeling van de verliezen, omdat zich
hierbij zeer verschillende gevallen voor
doen, naarmate het betreft verliezen van
schepen, die in bezet gebied op grond van
de Zee- en Luchtvaartverzekeringswet
1939 bij den Staat verzekerd waren, dan
wel schepen, die buiten bezet gebied het
zij in de periode voorafgaande aan de be-
z its vordering, dan wel tijdens de requisitie
verloren waren gegaan. Tijdens den oor
log waren in dit opzicht onderling zeer
verschillende regelingen getroffen, ter
wijl evenmin uniformiteit bestond in de
maatstaven, volgens welke de waarden
van de schepen berekend waren. In over
leg met vertegenwoordigers van de Tee-
ders werden richtlijnen opgesteld, die de
grondslag zullen moeten vormen van een
algemeen reconstructieplan, waaronder de
tijdens den oorlog verloren schepen wor
den gebracht er. waarin tevens voorzienin
gen worden getroffen voor de vervanging
van de tijdens den oorlog verouderde
schepen; de vergoeding zal met inacht
neming van verschillende voorwaarden
kunnen geschieden in geld of in schepen,
waarvoor de thans in het bezit van den
Staat zijnde of door de Herstelbetalingen
komende schepen zullen worden bestemd.
Voor de toewijzing van kustvaartschepen
en de met de afwikkeling en reconstructie
samenhangende financieringsmoeilïjkheden
op dit gebied werd in samenwerking met
het Ministerie van Landbouw, Visscherij
en Voedselvoorziening en met medewer
king van de Maatschappij tot financiering
van het Nationaal Herstel, de Stichting
Wederopbouw Kustvaart- en Visscherij-
vloot in het leven geroepen.
Voor de financieringsvraagstukken ver
band houdende met den wederopbouw van
de overige koopvaardijvloot zal de te re-
organïseeren Maatschappij tot Beharti
ging van de Nationale Scheepvaartbelan-
ger. (Benas) worden ingeschakeld.
Zooals aan de reeders op grond van het
Zeeschepenbesluit (K B. no. C. 17) door de
vordering de beschikking over hun sche
pen ontnomen was, waren ook de zee
lieden krachtens het Vaarplichtbesluit (K.
B. No. C. 19) verplicht in 's lands belang
hun diensten ter beschikking van de
scheepvaart te stellen. Aan deze vaarplich-
tigheid werd gelijktijdig met de terug
levering van de schepen aan de reeders
een einde gemaakt; dientengevolge werd
met ingang van 1 Januari 1946 het Vaar
plichtbesluit buiten toepassing verklaard
voor zeelieden dienstdoende aan boord
van kustvaartuigen; op 2 Maart 1946 werd
het Vaarplichtbesluit geheel opgeheven.
Voor zoover de zeelieden sindsdien aan
boord van in het bezit of in eigendom van
den Staat zijnde schepen dienst deden,
sloten zij een vrijwillige arbeidsovereen
komst met den Staat. Een K. B. van 12
November 1945 (F No. 260) regelde de ge
volgen van de beëindiging van de dienst
verhouding met den Staat voor de zeelie
den. waarvan de arbeidsovereenkomst met
hun vroegeren werkgever nog niet be
ëindigd was.
Tijdens den oorlog waren vele wijzigin
gen in de loon- en arbeidsvoorwaarden
van de zeelieden gebracht, ertoe strek
kende de opvarenden van de schepen, die
bij de vaart in oorlogstijd waren blootge
steld, een behoorlijke behandeling te
waarborgen en hen bijzondere beloonin
gen toe te kennen. De uit dien hoofde sterk
gestegen kosten en sociale lasten maakten
het mede met het oog op de noodzaak
eener evenwichtige verhouding tot de ar-
beidsloonen in andere Nederlandsche be
drijfstakken en van handhaving van een
zeker peil van loonen en prijzen ge
boden dat door werkgevers en werknemers
onderhandelingen werden gevoerd over
een nieuwe collectieve arbeidsovereen
komst. Deze hebben onder leiding van een
vertegenwoordiger van den Minister van
Scheepvaart plaats gevonden en begin
April 1946 tot overeenstemming tussehen
beide partijen geleid: de nieuwe collectieve
arbeidsovereenkomst, die inmiddels door
het College van Rijksbemiddelaars is goed
gekeurd, is in werking getreden.
Helaas zoo vervolgt Commentaar
hebben zich sindsdien moeilijkheden voor
gedaan en is een slaking uitgebroken,
waardoor het uitvai-en van een groot aan
tal schepen onmogelijk werd gemaakt,
zulks zeer ten nadeele van de bij het her
stel der zeescheepvaart zoo nauw betrok
ken belangen van land en volk.
Aan de zeelieden, die tijdens den oorlog
hun vaarplicht bij voortduring naar be-
hooren hebben vervuld, kende het K. B.
No. E. 116 een recht toe op buitengewoon
verlof en wachtgeld,» voor zoover zij geen
passenden arbeid zouden kunnen vinden.
Dit K.B. trad op 15 Juni 1945 in werking;
de kosten aan de uitvoering verbonden,
worden door den Staat gedragen.
W'yziging Zee-ongevallenwet.
Teneinde een betere voorziening te be-
Teïken voor de gevolgen van ongevallen,
overkomen aan vaarplichtïge zeelieden,
waren te Londen aanvullende regelingen
op de Zee-ongevallenwet toegepast in dien
zin. dat gewone zee-ongevallen gelijk wer
den gesteld met oorlogs-zeeongevallen en
dat op de uitkeeringen toeslagen werden
toegekend: de uitvoering was te Londen in
handen gelegd van de aldaar opgerichte
„Stichting Zeerisico 1940". Mei het doel
eenheid te brengen in de te Londen ge
troffen regelingen en de hier te lande
geldende bepalingen zijn door een „Unifi
catie-commissie" voorstellen tot wijziging
van de Zee-ongevallenwet aan de Regee
ring voorgelegd, welke geleid hebben tot
Indiening van een desbetreffend wetsont
werp, waarbij onder meer de uitkeeringen
zullen worden aangepast aan de stijging
van de loonen. Te Londen had de Regee
ring toezeggingen gedaan omtrent het ver_
ieenen van pensioenen aan de zeevarenden
en hun nagelaten betrekkingen; aan een
voor dit doel gevormde commissie was
bereids opgedragen een regeling te ont
werpen: na den terugkeer van de Regee
ring in Nederland is hier te lande een
nieuwe commissie ingesteld, waarin alle
belanghebbende groepen en instanties zijn
vertegenwoordigd. In afwachting van de
door deze commissie voor te stellen wette
lijke regeling, is aan den Minister van
Scheepvaart bevoegdheid verleend om
reeds met ingang van 5 Juni 1945 aan na
gelaten betrekkingen van zeelieden, die
hun vaarplicht naar behooren hebben ver
vuld en die geen uitkeering ontvangen
onder de Zee-ongevallenwet, uitkeeringen
te verstrekken.
Omtrent de financieele afrekening met
zeelieden, die in krijgsgevangenschap wa
ren geraakt, was bij K. B. No. F .125 een
regeling getroffen, die evenwel uitsluitend
van toepassing was op interneering in
Europa of Afrika. Een verdere regeling
diende nog te worden getroffen ten aan
zien van zeelieden, die in Japansche ge
vangenschap waren geraakt. Aangezien
ten deze echter met de bijzondere omstan
digheden dezer gevangenschap moest wor
den rekening gehouden en ook de Ned.-
Indïsche Regeering hierbij ten nauwste
betrokken is. was tijdroovend overleg
noodzakelijk; een hierop betrekking heb
bend wetsontwerp is evenwel thans in
vergevorderden 6taat van voorbereiding.
Een commissie werd ingesteld teneinde
de uitvoering ter hand te nemen van de
terugbetaling van het van de zeelieden
ingehouden gedeelte van de gage, dat ten
behoeve van het levensonderhoud van de
betrekkingen van den zeeman in bezet ge
bied was gestort bij de „Stichting Week
en Maandbrieven". Aangezien het hier om
c.a. 18000 gevallen gaat. welke ieder met
het oog op de terugbetalingen aan derden,
die tijdens de bezetting financieelen steun
hadden verleend, een afzonderlijk onder
zoek vereischen, kan deze terugbetaling
niet met zoodanige snelheid geschieden,
als niet slechts dc belanghebbenden, doch
niet minder de Regeering gaarne zou heb
ben gezien.