Calorieën-conferentie te Kopenhagen u Reeds meer telefoon-aansluitingen in ons land dan in 1939 Grijsaards en kinderen bevolkten de „Groenlandvaarders" Er is weer leven aan de Rotte Toeneming der voedselproductie in vergelijking met de vooroorlogsche jaren Een overzicht van de voor-oorlogsche wereld-voedsel-situatie, opgesteld door de Voedsel- en Landbouw-Organisalie van de U.N.Q. zal tot basis dienen voor de uit werking van een wereld-voedscl-poliliek op langen termijn, waarvoor voorstellen zullen worden ingediend bij de Conferentie dier Organisatie, die op 2 September in Kopenhagen wordt geopend. De voornaamste conclusie van het rap port was. dat ongeveer de helft van de be volking der wereld in de jaren voor den oorlog ernstig ondervoed was. Ongeveer 1/6 kreeg juist voldoende voedsel en iets minder dan 1/3 genoot rantsoenen van hooge calorische waarde. Dientengevolge zouden de voedsel-aanvoeren aanzienlijk moeten worden uitgebreid, wil men voor alle landen der wereld een bevredigend voedingspeil bereiken. Vóór den oorlog. De cijfers betreffende het voedselver- bruik slaan voor de meeste landen op de jaren 1935'38 of 1935'39. In rvrze periode varieerden de dagelijksche hoeveelheden calorieën per persoon van 3.281 in Nieuw- Zeëland tol 1.904 in Korea. In het algemeen omvatten de gebieden van hooge calorieën N.-Amerika, Oceania, de Sovjet-Unie. een groot deel van Europa en eenige deelen van Z.-Amerika. De gebieden van lage calorieën omvatten het grootste deel van Azië. en een deel van het Midden-Oosten- Het rapport verklaarde: Het is duidelgk, 'dat ongeveer de helft van dc bevolking der wereld voor den oorlog in leven werd gehouden door een voodselverbruik, dat niet hoog genoeg was om de normale ge zondheid in stand te houden, voor een normalen groei van de kinderen, of vol doende energie te verschaffen voor nor maal werk. In het rapport werd een alge meen minimum van 2600 calorieën per dag per persoon gesteld als einddoel. Op basis van dit minimum zouden in de verschillende landen de productiecijfers voor de verschillende voedingsmiddelen moeten worden aangepast aan de geraam de behoefte bijvoorbeeld in het jaar 1950 en in andere landen in 1960. Zoo zou in Amerika bijv. de aanvoer van graanpro ducten met 4 procent moeten toenemen in vergelijking met voor den oorlog. Aan den anderen kant overtreffen de voor-oorlog- sche aanvoeren van graanproducten in En geland het voedingsdoel aanzienlijk, zoo dat in 1950 een vermindering van de voor ziening zou moeten plaats vinden van 2'/ï procent. In het geval van melk voor beide lan- schrijft een Luidspreker voor de IJmuider Courant even op en betaaTt de geringe kosten. Wij doen de rest. Het voordeel ig resultaat is weer voor u. Amsterdam centrum van den koffiehandel? In zijn pogingen om het koffiecentrum van Europa te worden schijnt Londen con currentie te ondervinden van Amsterdam. Een jaar geleden geloofde men in de Lon- densche kringen van den koffiehandel dat de Britsche hoofdstad automatisch Ham burg als koffie-entrepot voor Europa zou gaan vervangen. Op dit'oogenblik echter is men lang niet meer zoo zeker van zijn zaak. Men is van meening dat Engeland de gelegenheid niet voldoende heeft uit gebuit en dat Nederland of eenig ander land het zal verdringen. Men spreekt van Zweden en Italië, maar 'de kansen van deze landen worden bij verre na niet zoo hoog aangeslagen als die van Nederland. Engeland heeft niet alle koffie gekocht die het kon krijgen. Dit zou beteekend hebben dat geld uitgegeven zou moeten worden buiten het Sterlingblok, hetgeen alleen in uiterste noodzaak geschiedt, De Europeesche distributie was nog niet ge organiseerd en Engeland wilde geen groote voorraden inslaan van een artikel, waarbij een snelle omzet gewenscht is. Het resultaat is dat Engeland de meeste koffie kocht binnen het Empire, hoofd zakelijk in Britsch Oost-Afrika. Ook in de toekomst schijnt 60 procent der En- gelsche koffie-aankoopen uit het Empire te zullen komen, de rest uit Brazilië en andere landen. Columbia, Venezuela. Gua temala en andere Latijnsch-Amerikaan- sche staten hebben hun vooroorlogschen koffiehandel echter nog niet weten te herstellen. Ofschoon zij een gereede markt vinden in de Ver. Staten, zouden zij toch gaarne nieuwe markten winnen, om niet van een afzetgebied afhankelijk te zijn. Daarbij schijnt, volgens Londen- sche koffiehandelskringen, Amsterdam favoriet te zijn. Amsterdam heeft pak huisruimte en verbindingsmiddelen, die distributie tot aan Tsjecho-Slowakije mo gelijk maken Men had na den oorlog een enormen op bloei van den Europeescnen koffiehandel in het algemeen verwacht, een verwach ting die niet verwezenlijkt is. Waarnemers zijn van oordeel dat de eerste vijf jaren het Europeesche koffieverbruilc nog j slechts een kwart van de vooroorlogsche hoeveelheid zal zijn, meldt U. P, den zou Amerika een verhooging van de melkproductie noodig hebben van 55 pro cent en Engeland een van 57 procent. Voor China en India raamde mén de percen tages op grond van de bevolking van 1960: China zou een verhooging van den aan voer van frült en groenten noodig hebben van 327 procent en van die van melk van 5.650 procent. India zou 60 procent meer melk en dergelijke moeten krijgen en 330 procent meer vruchten en groenten. Aannemende, dat de wereldbevolking tegen 1960 met 25 procent is toegenomen, zou de productie van bepaalde voedings middelen over de geheele wereld met de volgende percentage-s moeten worden op gevoerd: granen 21 procent, wortelen en knollen 27 procent, suiker 12 procent, vet ten 34 procent, peulvruchten 80 procent, vruchten en groenten 163 procent, vleesch 46 procent en melk 100 procent. Volendam verzei de bakens Maar de sfeer blijft Een V olendamsohe wijdbroek voelt zich aan den helmstok van een botter, in een vischrookerij of in gezelschap van een tweetal maai den, gevuld met sappige paling, thuis. Ontbreekt één van deze Volen-. damsche „symbolen", dan wordt de pofbroek een pantalon en de lcorte gedrongen pet een deukhoed. Tegenwoordig mankeeren de opge somde „voorwaarden" nog al eens; sinds de Zuiderzee werd drooggelegd is het met de fleur van Volendam gedaan en het plaatsje vegeteert op „wat" in dustrie en „wat" vreemdelingenverkeer. In de crisisjaren was er ontevreden heid in Volendam: de vloot van 200 bot ters moest slinken tot een vijftigtal Vier moeilijkheden bij P.T.T. We zouden juist van het jaar een per fect werkend en volledig geautomatiseerd telefoonnet hebben kunnen bezitten wan neer er niet de oorlog was geweest. Dat is de schi-ale troost, die P.T.T. kan geven aan de zeer velen, die klagen over de moeilijkheden van den telefoondienst. Voor het publiek bestaan die moeilijkheden in het halve en zelfs heele dagen wachten op aangevraagde gesprekken en op het uit blijven van de telefoontoestellen voor aspi- rant-abonnés, waarvan er op het oogenblik een 80.000 ep wachtlijsten staan. Maar wat naar buiten blijkt, is nog slechts een onderdeel van de moeilijk heden, waarmee P.T.T. zelf te kampen heeft. Schade aan kabels en centrales, dooi de Duitschers geroofd materiaal, gebrek aan nieuwe kabels en apparaten, aan nieu we telefoontoestellen, laschpijpen, isolato ren, loodkabel en niet in het minst aan personeel. Toch geeft de narigheid, in het bijzon der met interlocale gesprekken niet de moeite en inspanning weer, die het tele foonbedrijf besteedt aan het herstel van de geleden schade. „Commentaar" vertelt dat in de getroffen gebieden, waar de vraag naar telefoons uiteraard het grootst is, liefst 180 centrales geheel of gedeelte lijk vernieuwd moeten worden. In afwach ting van het eigenlijke herstel zijn in prac- tisch alle plaatsen, waar de centrales ver woest waren, noodcentrales geplaatst en zijn ware wonderen verricht op het gebied van het herstel van kabels en leidingen, maar daarmee is de technische apparatuur nog geenszins voldoende geworden. Het is opvallend hoe gedurende den oor log de populariteit van de telefoon toege nomen is. Juist door het moeilijke verkeer heeft men leeren beseffen hoe groot het voordeel is van een telefoongesprek. Veel tijdverlies, reiskosten en andere incon- venienten kunnen vermeden worden met een „telefoontje". Het verschijnsel is niet typisch Neder- landsch. Het doet zich in Zwitserland even goed voor als in Amerika en ook daar zijn wachtlijsten van gegadigden voor nieuwe telefoon-aansluitingen. Dat is al les een kwestie van materiaalgebrek en in zooverre is het verschijnsel voor ons niet aangenaam, want als er veel vraag naar telefoonmateriaal is, laat de levering op zich wachten. Maar in de toekomst zit er tenminste dit gunstige aspect aan, dat de bruikbaarheid van onze telefoon er door bevorderd wordt. Hoe meer aansluitingen, hoe meer nut een telefoontoestel afwerpt. Er zijn, in het kort gezegd, vier Tedenen, waarom een interlocaal gesprek tegen woordig zoo lang op zich laat wachten. Ten eerste telefoneert het publiek veel meer dan vroeger. Ten tweede zijn de verwoeste telefoon centrales vervangen door centrales met een geringere capaciteit. Op de derde plaats beschikt de telefoon dienst niet op alle interlocale trajecten over voldoende lijnen. En ten vierde heeft P.T.T. niet voldoende telefonisten en technisch personeel. In het Oosten en Zuiden van het land liggen de beperkingen vooral in het ont breken van de technische apparatuur, in de steden in het Westen ontbreken de noodige telefonisten. Het personeelgebrek deelt de P.T.T. met de meeste andere be drijven. Het materiaalgebrek is een kwes tie van geduld hebben, want wel zijn de bestellingen geplaatst, maar de levering vergt bijzonder langen tijd. Ondanks de vele moeilijkheden en het materiaalgebrek zijn er al heel wat aan sluitingen tot stand gekomen. Bij de be vrijding bestonden er in het geheele land slechts enkele duizenden aansluitingen. Nu, ruim een jaar later, zijn er al weer 325.000. Dat wil zeggen meer dan in 1939. Volgens P.T.T. zouden het er nóg meer kunnen zijn, wanneer niet vélen hun toe stel achter hielden. Er is, zooals reeds is gemeld, op het oogenblik een campagne gaande om deze „ondergedoken" toestel len weer boven water te brengen. Voor de rest zal een beetje beperking met inter locaal opbellen noodig zijn. 'schuiten, de plaats ging zijn ondergang •tegemoet. Maar de bakens wei-den verzet, Vo lendam wilde niet sterven en er werd omgezien naar andere middelen van be staan, nu de doode Zuiderzee geen brood meer gaf. Zoo kwamen de industrieën de visscherij vervangen. In den loop der jaren vestigden zich een paardehaar- industrie, een textielfabriek, een schoenfabriek en nog vele andere be drijven in het v iss oh er sp 1 a a ts j eWonder boven wonder kwamen er arbeiders uit- de bevolking beschikbaar en kort ge leden zijn er zelfs nieuwe aanvragen voor het vestigen van industrieën inge diend. VREEMDELINGEN VANGEN. De modernisatie van Volendam gaat op het eerste gezicht lijnrecht tegen de folkloristische sfeer van liet dorp in, maar ondanks den nieuwbouw kunnen kleederdracht en aantrekkelijk dorps centrum zich handhaven. Dit is welbe grepen eigenbelang; jaarlijks komen vele duizenden Volendam „doen" zoo dat een totale saneering van het oude gedeelte van het dorp een ramp zou beteekenen. De visscherij heeft voor een groot ge deelte plaats moeten maken voor de in dustrie en daarmee vervalt het directe nut van de typische kleederdracht. Toch heeft de plaatselijke Vereenigirig voor Vreemdelingenverkeer ook de jon gere Volendaanmers van de waaide dier dracht weten te overtuigen met het ge volg. dat men (vooral 'sZondags) de kleurige en stijlvolle lcleedij kan be wonderen. MEER PIJLEN OP DEN BOOG. De Zuidwestpolder zal straks Volen dam verder van het water afsnijden. Maar ook van dezen nood zal mettertijd een deugd worden gemaakt. Het stich ten van boerenbedrijven in den polder kan veel inwoners eens levenstaak op de schouders leggen. Tenslotte wil men het ook ïn de sport zoeken. Niet, dat Volendam een stadion krijgt of met een wielerbaan verrijkt zal worden, men zoekt het dichter bij huis. Nu reeds krijgt Volendam een ze keren naam als watersportcentrum en daar het IJsselmeer in de toe komst een prachtig zeil-oord zal worden, wil men Volendam een jachthaven geven. De „ringvaart" om den Zuidwesterpolder geeft dan toegang tot het eigenlijke IJsselmeer. Zoo weet een specifieke visschers- plaats munt te slaan uit een aanvanke lijke catastrophe en het laat zich aan zien, dat de bloei van Volendam, eertijds geboren op zee, ook op het land te vin den is. Na Engelsche equipages Nederlandsche harpoeniers LilET moge vreemd klinken, maar toen t*de vaderlandsche jacht op walvissehen nog in de kinderschoenen stond, moesten wij onze schepen uitrusten met vreemde lingen. Vooral de harpoeniers waren uiter mate dun gezaaid en daarom wérden Spanjaai-den uit het land der Basken op onze schepen gemonsterd. Maar de telgen van het Baskische volk waren zich hun waarde wél bewust en vroegen exhorbï- tante gages, die lang niet overeenkwamen met de draagkracht van de Nederlandsche redders. Frankrijk zag met leede oogen den toe vloed van Spaansche harpoeniers naar de eoncurreerende Nederlandsche schepen en omstreeks 1630 werd verordonneerd, dat geen Basken meer op Nederlandsche sche pen als walvischvangers dienst mochten nemen. De kunst afgekeken. De Nederlanders hadden echter veel van de Spanjolen opgestoken, zoodat zich langzamerhand een klasse van eigen har poeniers vormde, die de Baskische colle- Rotterdam werkt zich omhoog O OTTERDAM en zijn haven zijn één. Dit bleek direct na de bevrijding overduidelijk, toen het geluid van sche llen en het krijschen van de lieren weg bleef uit het Maasbekken: Rotterdam leefde niet. de havens waren onbewo gen en langs de kanten stonden de kra nen op hun voetstuk: ze leken uit de verte op afgebrande, omgebogen luci fers De gereedschappen waren geroofd, maar de moed bleef ongebluscht. De handen kwamen uit de mouwen en de eerste schepen mochten binnenstoomen. De Maas begon weer te deinen», toen de booten zich door haar water werkten. Allengs meer booten, meer geluiden, meer herstelde kranen. Verwoeste kademuren kwamen voor rekening van een enormen lepelbagger molen, die zestig ton per „lepel" veror bert, en wegwerkt. Elders wordt een gedeelte van de Waalhaven „eventjes" leeggepompt, op dat straks de arbeiders op het droge kunnen hei-stellen, wat de bezetter ka pot sloeg. Met dit geweldige object wordt een tweeledig doel gediend: men wil er na melijk het groote gemeentedok in zetten, om beter te kunnen oordeelen of er nog iets van te redden is. Ook in de Mervvehaven heeft de Duit schei- huisgehouden en hier is de ver woesting zoodanig, dat de caissons, waarop de kademuren rusten, onbruik baar geworden zijn. Er zit niets anders op. dan het zwaar beschadigde gedeelte vol te storten en er vóór een geheel nieuwen damwand op te trekken. Maar het werk gaat onder het herstel door, boven de stalen balken voor den nieuwen wand hijschen de lang-armige kranen de buiken van de schepen leeg en over een jaar of drie zal Rotterdams haven weer haar reputatie van snelste en betrouwbaarste ter wereld kunnen ophouden. Namen wij in een vorig artikel onze lezers mee naar de wieg van de Nederlandsche Walvischvaart, de Zaanstreek, thans willen wij onze aandacht bepalen bij de beman ningen dier eerste loalvischschepen ga's den loef afstak. De Nederlandsche Groenlandvaarders begonnen Friezen en West-Dultschers onder hun equipage te tellen en de bekwaamheid van onze har poeniers werd zelfs zoo groot dat. Span je meer dan eens walvischjagers uit de Ne derlandsche kustplaatsen betrok. De „jacht op groot wild" drukte meer en meer een stempel op de Friesche en later ook op de Hollandsche bevolking. Een ca tastrophe de watervloed van 1634 stimuleerde deze economische „omwen teling" niet weinig, daar toen vele land dorpen aan zee kwamen te liggen, vooral in Noord-Duitschland. De vraag naar personeel hield gelijken tred met de zich uitbreidende walviseh- vloten, zoodat er in dien bloeitijd van. dezen tak van visscherij soms kinderen en grijsaards naast elkaar stonden op de dekken van de schepen, die vele kostbare korrels van de- „Gouden Eeuw" hebben aangedragen. Een goedkoop horloge Zonnewijzer in zakformaat. In het Amerikaansche weekblad „Time" komt het volgende bericht voor: Een nieuw artikel, ontworpen door te kort en op de markt gebracht door den nood. verscheen kort geleden in de zwaar- beschadigde winkels van Berlijn. Het waa een zonnewijzer in zakformaat. Het Rüter- horloge, zoo genoemd naar zijn uitvinder, bestaat uit een metalen schijfje met op staande randen, bedekt met onbreekbaar glas. .In dit doosje is een magnetische wijzer aangebracht, -die automatisch naar het Noorden wijst. Een koperen naaldje in het midden van de wijzerplaat werpt zijn schaduw op twee rijen cijfers (een voor den zomer en een voor den winter) en geeft den tijd aan tot op een half uur nauwkeurig. Aangezien gewone horloges op de zwarte markt tot 7500 mark kosten, betalen de Berlijners graag de 25 mark, die dit surrogaat-uurwerk kost.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1946 | | pagina 6