Litteraire Kantteekeningen Verplicht Muziekonderwijs op Middelbare scholen Oorlogsmonument op Westerveld Eerste en Tweede Kamer (Van onzen parlementairen redacteur) Twee van de drie in de Eerste Kamer behandelde wetsontwerpen vereischten hoofdelijke stemming. Het voorstel inzake de wijze van zuivering van Ridderorden ontmoette principieele bezwaren bij mr. dr. Schneider (K.V.P.), die den juri- dischen opzet verkeerd vond, waartegen minister B e e 1 in het geweer kwam. Met 354 won de minister het. Grooter tegen stand ontmoette zijn ambtgenoot van On derwijs bij de verdediging van het voor stel dat de mogelijkheid schept het aantal curatoren van de universiteiten enz. van 5 tot 7 uit te breiden. Prof. Barge (K. V, P.) bestreed de noodzaak hiervan en prof. Woltjer (A.R.) achtte het onjuist, aldus vooruit te loopen op de komende algemeene vernieuwing, ook wat de or ganisatie betreft, van het onderwijs. Een onderdeel dier vernieuwing op H.B.S.-en, gymnasia en lycea zal, naar minister Gielen mededeelde, hierin bestaan, dat daar muziekonderwijs verplicht zal zijn. Het wetsontwerp ging er met 2315 door. Een aantal K.V.P.-leden en voorts de A.R.,. C.H. en P. v. d. V.-fracties stemden tegen. Toen voorzitter Van Schaik een half uur later in de eerste Tweede Ka merbijeenkomst in het nieuwe zittings jaar o.m. mededeeling deed van het be danken voor hun lidmaatschap door prof. Scherm erhorn en den heer Max van Poll wegens hun benoeming als commissaris- generaal voor Indië, zat de minister van Financiën achter, de regeeringstafel met een koffertje voor zich. Eer hij deze „doos van Pandora" opende om de begrooting aan te bieden, vond de installatie plaats van mr. W. H. J. Derks (K.V.P.), die mi nister Van Maarseveen al.s Kamerlid op volgt. Daarna ging minister Lieftinck's koffertje open,, waarna hij het dikke pak algemeene begrootingswetten aanbood en zijn vreugde uitsprak over het herstel Verhooging van tarieven In de raming der middelen in de rijks- begrooting voor 1946 zijn verschillende posten geraamd, welke in 1947 niet meer voorkomen, dan wel pro memorie of be langrijk lager zijn geraamd. De belang rijkste dezer posten zijn: opbrengst we gens verkoop van grondstoffen en pro ducten aan derden f 275 millioen en de inning van achterstallige belastingen f 369 millioen. In totaal beloopt de ver laging rond f 726 millioen. De minister noemt het beeld, dat de middelenraming 1947 te zien geeft, niet onbevredigend. Het plan dat in studie is om diverse middelen, andere dan belastingen, te ver- hoogen, heeft betrekking op tarieven, welke gedurende tal'van jaren ongewij zigd zijn gebleven en welke waren vast gesteld op een tijdstip, waarop het kosten- peil belangrijk lager was dan thans, Re delijkerwijs kanj 'zö'o zegt de minister, een aanpassing dézer''tarieven, welke groo- tendeels het karakter van vergoeding we gens bewezen diensten dragen, aan het huidige kostenpeil niet onbillijk worden geacht. Ruim 5300 ambtenaren minder In de begrooting voor 1946 is een over zicht opgenomen van het verloop der sterkte van het rijkspersoneel. Op 1 Jan. bedroeg de sterkte van het burgerlijk rijkspersoneel 124.627 en op 31 Juli 119.276, een vermindering dus van 5351, welke be reikt werd doordat er 7053 ambtenaren weggingen en er 1702 bijkwamen, waarvan 875 aan het departement van Justitie en 508 aan het ministerie van Oorlog. Het aantal ambtenaren bij het departement van Landbouw, Visscherij en Voedselvoor ziening verminderde met 1671 en dat aan Sociale Zaken met 1115. Het personeel van het Landbouwcrisisfonds werd met 2796 personen verminderd. Tekort in de oorlogsjaren ruim 12% milliard Uit de Millioenennota blijkt dat de be grotingstekorten over de oorlogsjaren 1940 tot en met 1945 in totaal 12.6 mil liard beliepen. De lcapitaaldienst nam voor 1940 een totaal nadeelig saldo van 707.298.131 'aan. Dit groote tekort houdt, afgezien van. het nadeelig saldo van het voormalig Herstelfonds 27.713.165) groo- tendeels verband met de uitgaven wegens credieten ten behoeve van de Duit-sche weermacht ad 477.324.791 en wegens rentedragende credieten ten behoeve van het Nederlandsch Clearinginstituut ad 125 millioen. In onderstaande tabel is een samenvat ting gegeven van de begrootingstekorten in Nederland en te Londen over de jaren 1940 tot en met 1945 (in mïllioenen guldens) Nederland Londen totaal 1940 743 50 793 1941 1824 139 1963 1942 1918 81 1999 1943 1845 200 2045 1944 2724 119 2843 1945 2795 189 2984 Totaal 11849 778 12627 Voor de omrekening in guldens is ge bruik gemaakt van den officieelen ver- dragskoers ad 10.691. van de constitutioneele praktijk. Een der Kamerboden deed hierna den stapel be- grootingsontwerpen van de ministerstafel naar den griffier verhuizen. Tenslotte plaatste de Kamer wederom mr. Van. Schaik (K.V.P.) nummer 1, mr. Joekes (P- v. d. A.) nummer 2 en den heer Smeenk (A.R.) nummer 3 op de nominatie voor het presidentschap. Vijftig millioen minder voor Binnenlandsclie Zaken Het hoofdstuk Binnenlandsche Zaken op de Rijksbegroting voor 1947 is rond 50 millioen lager geraamd dan op de begroo ting voor 1946. De uitkeering aan het Ge meentefonds ten behoeve van de noodlij dende gemeenten is met 25 millioen ver minderd. Mede wegens de te verwachten verbetering van de gemeentelijke inkom sten werd het met het oog op den nood van 's rijks schatkist noodzakelijk geacht dezen post.te verlagen Door het totstandkomen van een andere regeling betreffende de kosten van de po litie is de bijdrage in de kosten van de politie met 4.9 millioen verlaagd. Daar tegenover staat dat thans ook ten laste van Binnenlandsche Zaken een deel 2.9 millioen) van de kosten van de Koninklijke Marechaussee is gebracht. Tenslotte wordt het gemotiveerd geacht de uitgaven voor hulpverleening aan oor logsslachtoffers te verlagen van 66 mil- 'ioen tot 44 millioen, zulks wegens de vermindering van de uitkeeringen aan oorlogsslachtoffers en de inkrimping van het desbetreffende ambtelijke apparaat. Hooger uitgaven voor de politie In een bespreking van de onderscheiden hoofdstukken der ontwerpbegroting voor 1947 belicht de minister de voornaamste verschillen met de overeenkomstige hoofdstukken der ontwerpbegrooting voor 1946. Daaruit blijkt o.a. dat. de verhooging van het uitgaventotaal van het hoofdstuk Justitie overwegend veroorzaakt wordt door een hoogere beraming van de politie (f 12.5 millioen). Deze verhooging is een gevolg van verschillende omstandigheden. In de eerste plaats dient als zoodanig te worden genoemd de uitbreiding van de rijkspolitie tot een sterkte van 9000 nian, mede als gevolg van den overgang van het gemeentelijk politiepersoneel van 62 gemeenten naar de rijkspolitie. Voorts zijn de uitgaven voor de hulppolitie thans van den buïtengewonen dienst overge bracht Het ligt in het voornemen de werkzaamheden van de parketwachters evenals voorheen, door de rijkspolitie te doen verrichten. Aangezien het hierdoor mogelijk wordt de vaste bezetting der bij de gerechten gestationeerde groepen te verminderen zal dit naar schatting een bezuiniging opleveren van f 790.000. Verder is thans opgenomen een bijdrage van f 2.9 millioen in de kosten van het wapen der Koninklijke marechaussee, welke kosten over de ministeries van Oorlog, Binnenlandsche Zaken en Justitie worden omgeslagen. Naast de uitgaven voor de politie moes ten ook die voor gevangenissen en rijks werkinrichtingen en voor rijkstucht- en opvoedingswezen worden verhoogd, resp. met f 2.3 en met f 1 millioen. Behalve aan de algemeene prijsstijging is dit mede te wijten aan de gestegen criminaliteit. Bezuiniging van 73 millioen op de marine Het hoofdstuk Marine op de rijksbe grooting, rekening houdende met de reeds eerder genoemde nota van wijzigingen voor 1947 is in vergelijking met 1946 voor den gewonen dienst verminderd met ruim f 91 millioen. Daar de buitengewone dienst voor 1947 f 18 millioen hooger is geraamd is dus een bezuiniging verkregen van pl.m. f 73 millioen, grootendeels door de uitga ven ten behoeve van het materieel der zeemacht aanzienlijk te besnoeien. Bij de opstelling der begrooting is van het standpunt uitgegaan, dat de toestand van 's rijks financiën in het algemeen en de deviezenpositie in het bijzonder ook voor 1947 nog niet toelaat om een in een vaststaand aantal jaren te voltooien vlootplan ter goedkeuring aan de Staten- Generaal voor te leggen. Er worden slechts gelden uitgetrokken voor de uit breiding en instandhouding van de Ko ninklijke Marine, voorzoover de situatie in Nederlandsch-Indië zulks noodzakelijk mankt Daarbij wordt ervoor gewaakt, dat sléchts in het algemeen rlat is aan gevraagd, wat te allen tijde in elk vloot plan past. Aan het beginsel, dat op den duur een maritiem machtsapparaat moet ontstaan, dal op de daartoe geschikte wijze zal kunnen bijdragen tot de be scherming van de internationale rechts orde, wordt in principieelen zin geen. afbreuk gedaan. Tegenover deze beperking staat een verhooging van de uitgave ten behoeve van hel personeel der zeemacht, welke verhooging is toe te schrijven aan de uit breiding van het beroepspersoneel. dat opgeleid moet worden, ter vervanging van dienstplichtigen en oorlogsvrijwilli gers Burgerlijke Stand HAARLEM 17 September 1946 BEVALLEN: 14 Sept.. W. I. Udema—Go- vaars, d 15 Sept.. H. Douma-Verkaaik. z.; 16 Sept., T. v d. Berg—de Haas z.: C. C. Wasterval—Plevier, d.; J. M. C. Pronk—Ma ten, z.; J. A. H. Segaar—v. Heune. z G M; de Zwaan—Eggeraat, z.\ B. Kampen—Kniese, z.; G. Robers—Zuidema. z.; H. E. Volles— Elfring, d X v. Ameronges—FiliDOvich, d.; G. C. VesterRoosloot. z.; 17 Sept.. H A. v. Zandvoort—Mens, z.J. A. Bosschers— Alijïk, z. GEHUWD: 17 Sept., J. A. v. Emmerik en P. Roemers; J. Boerkoel en J Middelbeek; J. H. Knevel en E. H. Herwig; H. v. d. Wal en C. Kion; P. I-Iolleman en W. E. Broertjes. OVERLEDEN: 13 Sept.. J H. ten Hagen, 72 j., KI. Houtweg 15; 14 Sept., A. M Baltes, 44 j., V. Keulenstraat 30: 15 Sept.. E. M. Franse—Roelcens, 70 j., Zuidpolderstraat 95; M, Swart. 23 d., Schermerstraat 30 zw.: A. v. d. Ent, 82 j., Dreef 42. Eigenlijk moet het heel stil geworden zijn, wil er over Arthur van Schendel ge sproken kunnen worden. Want het schoon ste dat hij ons geschonken heeft is uit een voorname en ongerepte stilte voortgeko men. Rust, vervuld van een on-omschrijfe- lijke warme liefde voor menscb en ding was zoozeer zijn wezen, dat elke zin. dien hij geschreven heeft, er mee gewijd en gezegend was. Mensch èn ding het één was voor hem in het ander; hier was geen tegenstelling tusschen menschen en om ringende wereld. Beiden heeft hij in zich opgenomen en in een zin. die anders is dan van deze wereld, ontdaan van hun schijnbare toevalligheid en tijdelijkheid. Beiden heeft hij ons teruggegeven, gelijke lijk gezuiverd in hetzelfde Schoon, dat hem een leven lang zoo innig heeft ver vuld. Zijn oor was toegekeerd naar de in fluistering van diep-binnenuit, waar het alleen zoo klinken kon en wilde, omdat hij, zoo voorbestemd naar aanleg en levens bestemming, de ijdelheden van den dag ver achter, ver onder zich gelaten had. Midden in den dag kon hij staan, zonder kwetsbaar, verstoorbaar te zijn. Gaaf en toch de wereld toebehoorend, een droomer wiens droom van het leven een zoo vaste, onaantastbare gestalte had aangenomen, dat deze als tweede wereld onschendbaar in de gehavende werkelijkheid kón staan. zoo zal het beeld blijven dat^zijn leven en werk voor altijd in ons achtergelaten heeft. Met Van Schenders werk moet men ge leefd hebben, toegewijd en vertrouwelijk en vooral met een zeer genegen hart om er van te houden zooals men van iets heel dierbaars houdt. Want zoo is het wel: met bewondering alleen is hem niet terugge- Aan het initiatief van den heer T. C. R. Smit, secretaris der afd. Haarlem van de Ver, voor Facultatieve Lijkverbranding is het te danken, dat besloten is achter het Crematorium Westerveld een monument op te richten, ter nagedachtenis van de vele Nederlandsche gefusilleerden, die daar verascht zijn. De heer J, Selling heeft een ontwerp gemaakt van een waardig monument. Het zal verrijzen op de plaats, waar de aseh der vermoorde landgenooten werd uitgestrooid en die eenigen tijd door een houten kruis was aangegeven. Om het monument komt een ringvor mige muur van ongeveer een meter hoog. Door een opening van 4.50 metér breed, betreedt men het hooger gelegen terrein. Na dit te zijn overgestoken, komt men aan een gemetselde trap van drie treden en men staat dan voor het eigenlijke monu ment, dat in hoofdzaak bestaat uit vijf 6tuks coleret-granieten platen, bestemd om de namen van de gevallenen te vermel den. Links en rechts wordt de platen reeks geflankeerd door granieten zuiltjes. Op het lage linkerzuillje wordt een pein zend figuurtje geplaatst, terwijl het hooge rechter zuiltje bekroond wordt door den Nederlandsche Leeuw en het herrezen Het ontwerp van het monumentdat op Westerveld zal worden opgericht ter nagedachtenis van de gefusilleerde Ne derlandersdie verascht zijn. Nederland symboliseert. Aan den voet van de platenreeks bevindt zich een gemet selde bak, bestemd voor beplanting'. Oan de linker- en rechterzijde van het verhoogde terrein worden tegen den ringvormigen muur banken aangebracht. Deze muur omsluit een terrein met een diameter van ongeveer tien meter en wordt van rooden handvormsteen opge trokken, terwijl voor afdekking platen van colcret-graniet zullen worden aange wend. De platenreeks en de zuiltjes daar naast worden in colcret-graniet uitge voerd. De hoogte van de naamplaten is anderhalve meter en de gezamenlijke breedte 4.25 meter. Het middenterrein zal met flagstones belegd \yorden. Hei monument wórdt door de afdeelin- gen bekostigd, die het in het voorjaar aan het hoofdbestuur zullen aanbieden. Met het vervaardigen er van wordt dezer dagen begonnen. geven, wat hij ons schonk, Van Schendel is trouwste vriend of men heeft nau welijks zijn stem gehoord. Wat ons het liefste is, het naast aan het hart ligt, kunnen we het moeilijkst om schrijven. Naar waarde bepalen eischt, dat men zich op een afstand plaatst, dat men „objectiveert", zooals dat heet En wat dierbaar is, kan men, wil men niet van zich losmaken om het te ontleden, te be noemen en tc wegen. En nu is het zeker niet het oogenblik, te herhalen, wat al lengs gemeenplaats is geworden in de „karakteristiek" van Van Schendel. Toch nog overrompeld door zijn afscheid moe ten wij ons voorbereiden op het onze van hem. Wij moeten ons ermee vertrouwd maken, dat hij niet meer tot ons behoort, hoezeer wij vervuld zullen blijven van zijn werk. Doet het er dan veel toe, of de literaire wetenschap wei of n'iet moet on derscheiden in een „Italiaansche" en een „Hollandsche" periode van zijn werk? Is er ons dan iets aangelegen, of hij een romanticus dan wel een realist genoemd moet worden? Of dat hij typisch Hol- landsch is? Of al dan niet gekenmerkt door een zeker Calvinisme? Van Schen ders stem zal zwijgen en dat weegt voor ons het zwaarst. Liefst wil ik op dit oogen blik alles vergeten wat ik over hem ge lezen heb. Ik wil alleen met hem. zijnd hem voor mijn geest roepen zooais hij,"' in een omgang met zijn werk gedurende vele jaren, voor mij geworden is: een toe verlaat, een medicijnman der Schoonheid voor mijn hart, een in allen eerbied gezegd wonderdoener. Want voor mij zal er altijd in Van Schendel veel blijven van het Wonder. Zijn toon, zoo eenvoudig als een men- schenhart maar spreken kan, heeft in el- ken volzin iets bezwerends, ondanks alle zoogenaamd realisme. Het is alsof er diep in de taal die hij schreef, in een betoove- renden ondertoon, een tweede stem klonk, die van heel ver kwam, ergens vanuit een oord waar het wel zeer klaar en uitver koren moet zijn. En wat daar geschreven staat draagt er iets van mee, dat \-oor het verstand niet toegankelijk kan zijn. Mis schien was het wel dat, wat Jan Greshoff bedoelde, toen hij eens schreef: Van Schen del kreeg bij zijn geboorte een stuk hemel mee. En wat wil dat zeggen? Wat is het wonderlijke? Greshoff wist het niet nader te omschrijven een stuk van den hemel en ik evenmin. Dat is het onaantastbare van zijn werk: dat het niet gezegd kan worden, dat cr geen mensehenwoord te vinden is voor dat onnaspeurlijke gevoel van aangeraakt-zijn door het onnoembare dat nablijft, zooals het zilte van de zee nog lang op de lippen is na te proeven. Dat er iets schoons gebeurd is. iets ver zoenend-gelukkigs. waarvan de herinne ring vervuld blijft, lang nadat de laatste bladzij ten einde gelezen is dat is het eenige wat er van gezegd kan worden. Maar dat eenige is dan ook alles: dat is Van Schendel. Hijzelf wist het niet anders te zeggen dan hij het deed in het slot van zijn wellicht, persoonlijkste werk: Fratila- mur;„Ik ging zitten en koos een pen omdat ik gehoorzaamde. Toen herkende ik die stem, nu dicht, bij mij, dezelfde die ik al in mijn kindertijd had gehoord, en ik zag de oogen van hem dien ik vaak ont moet had. recht voor mij. Zijn stem en zijn oogen waren zijn geheele aanwezigheid. Ieder der woorden die ik schreef had zijn geluid, zijn blik, de kreet van een vogel, het breken van een golf, de roep van een eenzame, de toon van een harpToen ik de woorden herlas bemerkte ik dat zij geen zin hadden en ik verscheurde het papier. Hij die ze gesproken had bleef. Bij al wat ik deed luisterde ik naar hem, in ieder woord dat ik schreef sprak hij. Toen ik dat be sefte verscheurde ik niet. Anderen ken nen hem ook, want ik hoor hem dikwijls in een boek of een brief. Bij dezen spreekt hij duidelijk en hard, bij genen zacht of ver. maar niemand zegt iets dat ik kan verstaan of het is met zijn rhylhme en zijn stem." Wie dit verstaan kan, zal Van Schendel, als mij, een levenlang niet verlaten. C. J. E. DINAUX.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1946 | | pagina 5