Litteraire kantteekeningen Kinderen met luie hersens? Een hofje geruild voorvier f^alsen Verbluffende techniek van Raoul Hynckes Boekbespreking ZATERDAG 21 DECEMBER 1946 BERTUS AAFJES: Maria Sibylla Merian. Ceder-Reeks, J. J. M. Meulenhoff, Amsterdam. Aafjes' productiviteit die zijn werk al lerminst schaadt, integendeel verplicht mij wel, in deze rubriek binnen een betrekkelijk kort tijdsbestek opnieuw aandacht te vragen voor dezen, wel hoogelijk waardeerbaren, auteur. Het is meer dan een aangename plicht: het is een eerbewijs aan een dichter, wiens werk eens gerekend zal worden tdt het beste van wat aan litteraire waarden in deze na-oorlogsche periode tot onze vaderlandsche letterkunde is bijgedragen. Is het niet een wonder, dat in een tijd, zoo zwaar beladen met zorgen en naweeën van een beproeving, die wel niemand gespaard heeft, zulk een toon kan klinken? Of is het anders: grijpt niet juist dan de mensch terug of ziet hij niet dan juist vooruit naar lichter en gelukzaliger leven? Alle utopieën zijn uit dien drang ge boren. En is er wel ooit één waarachtig dich terswoord neergeschreven, dat niet voort kwam uit dat verlangen naar wat Aafjes noemt „het groot en ongeschapen licht"?, „dat andere land", naamloos maar levend in onze verbeelding als eerf „verloren paradijs", waarvan de schoonste herinnering is nage bleven in :smenschen heugenis, door alle tijden heen? Alle dichters hebben ervan en daaruit gezongen, al noemen maar weinigen het bij name. Velen, de# grootsten, zwijgen er van, weten het te verbergen, maar het klinkt onmiskenbaar in hun -stem en eerst wie dat hoort, spreekt van hart tot hart met den dichter. Zeker is het wel zoö, dat alle kunst die langer leeft d%n een luttel menschen- leven, dat alle vormgeving in schoonheid, haar onsterfelijkheid ontleent aan deze on kenbare, maar altijd ons influisterende her komst: een Hof van Eden, waarvan de menschheid nimmer ophoudt te droomen in haar beste oogenblikken, die, om met A. Ro land Hoist te spreken, „boven tijd en feit." verre uitgaan. Het zijn nu eenmaal de edelste, gaafste vruchten die soms bescheiden verbor gen liggen temidden van de vele bittere, welke de werkelijkheid ons niet onthoudt. Wie door dit verlangen is aangeraakt, is Idichter, of <h® het weet of niet. al zette hij nimmer een pen op papier: hij kan niet an ders dan „het ding tot op zijn kern beleven, om het zuiver weer te geven" letterlijk: wéér te geven, hoe eenvoudiger en onopge- smukter, des te waarachtiger en dieper be leden. „Ten prooi aan '!t diepste Zijnader dingen, zijn wij voorgoed verstekelingen in 't schip van de realiteit naar 't land der gelukzaligheid." Zoo'n „verstekeling" is Aafjes en wie hem verstaat is het mèt hem.. Aafjes heeft in den eenvoud zijn kracht gevonden (herinnert hij niet aan onzen te weinig gelezen dichter Poot, ondanks zijn zooveel volmaakter verstech niek?) en in die kracht zijn shcoonheid. Zui verheid, klaarte, bedwongenheid van de emo ties, waaruit elk kunstwerk voortkomt, het worden meer en meer de kenmerken van Aafjes' werk. En let. ook op de keuze van onderwerp in dit nieuwste dichtwerk van de zen welhaast het gretigst gelezen en meest genoten modernen auteur: was d>e „Voetreis naar Rome" nog' de dichterlijke uiting van een meer persoonlijke belevenis, dit „Maria Sibylla Merian" rijst er, al mag ihet nog zoo veel simpeler lijken, ver boven uit: Aafjes herdicht het leven van die, wel vergeten, Maria Sibylla Merian, dat bescheidene kind Gods, welks hoogste en diepste verlangen het was „in God verloren" terug te keeren tot den oorsprong van alle dingen: de ongeschon denheid, de paradijselijke goed- en schoon heid, waarin van goed en kwaad, van grootsch en klein, nog met geen woorden gesproken 'kon worden. Is het de Schoonheid alleen ge geven, terug te voeren naar dat land, „waar naar de ware hartstocht" brandt? Of is het- beter en zekerder weg, het aardsche te „ver zaken en enkel om de ziel te waken en on- Inlegvellen goed bewaren Het Centraal Distributiekantoor deelt mede, dat.de inlegvellen G-A. 605, G.B. 605, G.C. 605, G.D. 605, G.E. 605, hoewel deze niet meer gebruik*; zullen worden voor de uitreiking van bonkaarten voor voedings middelen, toch zeer zorgvuldig bewaard mqpten worden. Deze inlegvellen zullen nog voor bepaalde verstrekkingen ge bruikt worden. KOLEN VOOR TUINDERS. Wegens de vorst heeft het Rijkskolen- bureau bepaald, dat in de tuinbouwbedrij ven géén brandstoffen mogen worden ge bruikt. voor de productie van groenten, fruit en/of bloemen. Aan kweekers, die kostbare platenver zamelingen hebben of voor de vorst met het telen van groenten onder glas of het kweeken van bloemen waren begonnen, wordt toegestaan om van hun voorraad ^brandstoffen een gedeelte te gebruiken voor vorstvrij houden. Mocht de voorraad voor dat doel ontoereikend zijn dan kun nen zij bij den Rijkstuinbouwconsulent een verzoek indienen om een aanvullend voorschot. VRIENDSCHAPSVERDRAG TUSS CH EN- DUITS CHE BUREN' VOORGESTELD. T>e Oostenrijksche president, dr. Karl Renner, heeft voorgesteld een vriendschapsverdrag tus schen alle buurstaten van Duitschland stand te brengen, aldus meldt radio Frankfort. Renner zeide verder, dat Oostenrijk zoo spoedig mogelijk tot de Vereenigde Volken wenschte toe gelaten te worden. De Oostenrijksche kanselier, dr. Figl, bracht dank aan de tallooze interna tionale organisaties, die Oostenrijk geholpen hadden, speciaal de Unrra. oorwaarcelijk voortaan, in 't licht der God heid op te gaan?" Maria, schilderes niet van grootsche, machtige, maar veeleer van de lieve kleine dingen, waarmee de Schepping is getooid: de veldbloemen, de lichte luchten, de zang van het gevogelte, net rimpelend glanzen van het stille water al dit nederig- schoone sluit zich aan bij de secte der La- badisten, keert op het „statig Waltaslot" bij het Friesche "Wieuwerd (waarvan nauwelijks een spoor is gebleven en waarover het zoo schoon te lezen is in Van Moerkerken's Ge dachten der Tijden") in tot zichzelf, in die nende liefde. En ook daar kan haar verlan gen geen vrede vinden: zij neemt haar pen seel wéér ter hand: „Haar schilderen van dieren, bloemen, is slechts de dingen nogmaals noemen, Zooals God 't dier en het gewas Eens spelend noemde en het was." En het was ééns lang geleden of in het hart zeer nabij ééns; ais in het sprookje, als in den droom van zuiverst geluk. Eens. vroomst geloof, spel der verbeelding, dich- tersdroom, vertroosting: hoe moet men het noemen? Nirwana-verlangen? Och, het beste van ons hart. Maar dat, ons hart, Aafjes' hart, komt hier niet in hèt geding. Van Maria Sibylla Merian is hier sprake. „Dit is het leven van Sibylle: Ach, ik had ook zoo leven willen; Zoo rein, zoo met mijzelf tevreden; Doch daarvan is hier niet de rede." Doch daarvan is hier niet de redeDat wegtreden van den dichter achter het kunst werk, die bescheiden zelfverloochening kan een dichtwerk, kan een menschendroom schooner eindigen? C. J. E. DINAUX. Lord Templewood over Nederlands herstel Lord Templewood, die als voorzitter van de „Help Holland Council" op uitnoodiging van de Nederlandsche regeering het werk aan den wederopbouw van Nederland in oogenschouw nam, heeft van zijn bevindingen verslag ge daan in een artikel in de Manchester Guar dian. „Wanneer ik mijn indrukken in één zin zou willen samenvatten," aldus schrijft hij, „zou ik willen zeggen, dat de oorlog de Ne derlanders met problemen heeft laten zitten, welke waarschijnlijk de moeilijkste zijn van alle Wesi-Europeesche landen en dat zij, ge trouw aan hun traditioneele houding en hun geschiedenis, die moeilijkheden met hardnek- kigen moed en vaderlandslievende geestdrift onder de oogen zien. De bevolking is door de Duitsche bezetting gedecimeerd, het land verwoest door de oorlogsgolven, de handel met Nederlandsch-Indië en met centraal Europa stopgezet. Inderdaad een somber beeld, waarvoor een minder resoluut volk in wanhoop zou terugschrikken, doch niet de spreekwoordelijk koppige «Nederlanders". Lord Templewood vertelt dan over zijn bezoeken aan Arnhem en Rotterdam, de maatregelen tot opbouw en over de pogingen, welke wor den gedaan om het natuurschoon te herstel len. In het bijzonder toont hij zich getroffen door het opbouwwerk in Zeeland. Hij stelt hierbij de vraag: „Is hier geen gelegenheid voor ons, Engelschen, een vriendenhand toe te steken aan deze gewaardeerde bondgenoo- ten? Zou bijvoorbeeld niet de R.A.F. aan wel ke de harde taak werd opgelegd om de dijken te vernielen, een partij iepen en lindeboomen kunnen schenken aan de twintig dorpen en steden van Walcheren? Er zijn tienduizend boomen noodig om de doode boomen te ver vangen." „The Ramblers" spelen Zondag 22 Decem ber in de Gemeentelijke Concertzaal. Aanvang 8 uur. Ds. C. L. Ruben te Zevenhoven is beroepen als predikant bi.ï de Gereformeerde Kerk van Vijfhuizen. De invloed van de bioscoop /-\P een Engelsch congres van onderwij- "zers was een spreker, die betoogde, dat het, nu sinds den oorlog het moreele en cultureele peil in de wéreld zoo aanzienlijk is gedaald, geen wonder genoemd kan worden, dat er veel misdadigheid onder de jeugd voorkomt en dat de kinderen, die de scholen verlaten, heelemaal niet zijn zooals de onderwijzers wel bedoeld hadden. De opmerkingen van dien braven En gelschen onderwijzer ouden het vermel den niet waard geweest zijn, als hij niet een merkwaardig voorbeeld had gekozen. „Ik ken veel kinderen", zoo zei hij verder, „die wel drie of vier keer naar de bioscoop gaan en, ondanks de ervaring, die ze aldus opdoen, niet in staat zijn zich een samen hangend beeld te vormen van hetgeen zij gezien hebben. Op zichzelf Is dan niet zoo'n gemis, maar op deze manier ontstaan men sehen met luie hersens, 'die liet vermogen missen, om crtisch waar te nemen en te denken. Wanneer wij, onderwijzers, er niet in slagen de kinderen constructief en cri- tisch te leeren denken, dan zullen wij een generatie zien opgroeien, die geen eigen meening heeft, en zich zonder weerstand laat winnen voor de gedach tenwereld, die zich het sterkst aan haar opdringt. Dit is de geestelijke bodem, waarop de euvels kunnen groeien, die de wereld in de afge- loopen jaren zooveel ellende hebben be zorgd". Het zou ongeveer in dezen vorm ook door een Nederlander gezegd kunnen zijn. Al leen de schatting van het bioscoopbezoek van kinderen gaat voor ons land niet op. Her percentage kinderen, dat regelmatig de bioscoop bezoekt was voor den oorlog zeer gering. Tellingen hebben dat aange toond. En zeli's al is de liefhebberij voor filmbezoek sindsdien toegenomen, dan is d categorie jongeren, die de bioscoop „plat loopt" zeker nog gering. Maar wij kennen wel het verschijnsel van opgeschoten jongens en meisjes, die in hun vrijen tijd door de straten slenteren, met zichzelf geen raad weten en belust zijn op vermaak. Dansschool, ijswinkel, automatiek en 'bioscoop rekenen hen tot h'un vaste klanten. Ze vertegenwoordigen een onevenwichtig geslacht, dat met zich zelf overhoop ligt, dat deels bezield is met vurige verlangens, maar aan den anderen kant- geen mogelijkheid ziet om eeir koers te bepalen in de duizelingwekkende war- regeling van vraagstukken in dezen tijd en dat daardoor zijn belangstelling verliest of aan bijzaken wijdt. Deze kinderen „met luie hersens" weer spiegelen het geestelijke leven van ons continent. De Europeesche mensch voor zoover van hem als een omlijnd begrip-kan worden gesproken heeft als voornaam ste kenmerk zijn critischen geest, zijn ver mogen om kennis te nemen van verschil lende kanten van een .vraagstuk, op rede lijke overwegingen zijn oordeel te vormen en een besluit te nemen. Breeder gezien: ons leven is gebaseerd op een werking van tegenstrijdige factoren," waaruit zich op den duur een gerichte beweging ont wikkelt. Tegenstellingen, oppositie en on gelijkvormigheid zijn in onze denkwereld normaal, ons maatschappelijk leven is niet zonder hen denkbaar en ons politieke le ven, dat evenwijdig aan het maatschappe lijke gaat, geeft niets anders te zien. De Europeaan is individualist, maar juist on der invloed van de scherpte zijner criti- sdhe waarnemingen zijn de normen zelf, die zijn samenleving tot een eenheid maak ten, aangetast en verslapt. Ons geslacht mist een gemeenschappelijke idee, een al len omvattende bezieling, zoo schrijven de denkers van dezen tijd. Buiten Europa zien wij een andere ont wikkeling. In de twee groote rijken, tus- schen welke Europa in meer dan één op zicht gekneld is, groeit het collectivisme. In Amerika is alles, ook de individu, on dergeschikt aan de voortbrenging. Niets is Over Muziek MHK Glas bewerken is een vak, dat veel studie en oefening eischt. Op een specialen cursus, die vier jaar duxirt worden den leerlingen tal van technieken bijgebracht: glasslijpen, %tsen, schilderenzandblazen en graveeren er verantwoord zoolang het niet aan de materieele voortbrenging ten goede komt. Rendement gaat vóór persoonlijke zelf standigheid. In Rusland is alles, de indi vidu inbegrepen, ondergeschikt aan den staat, aan de plannen, die gedecreteerd worden. Er is verschil tusschen beide levensop vattingen zeg een Amerikaan niet, dat zijn leven onvrijheid beteekent maar er is een merkwaardige overeenkomst op het punt van de waardeering van de per soonlijke vrijheid. In de Amerikaansche, zoowel als in de Russische levenssfeer be teekent afwijking en oppositie een ver storing van het normale i'unctionneeren der machinerie. De gelukkige en dus ook de vrije mensch is daar degène, die slaagt en zoo weinig mogelijk lijdt. Dat wil zeggen degene, die zich het minst stoot tegen de geldende normen, maar juist met behulp er van zoo ver mogelijk vooruit komt. In de Europeesche gedachtenwereld daarentegen is de groote en vrije mensch degene, die het verst van het kleine ge- meene veelvoud af staat; hij, die zijn in dividualiteit het verst heeft ontwikkeld, dat wil dus ook zeggen een eenzame, in sommige opzichten tragische, maar in elk geval voortdurend strijdende figuur. T ANGS dezen verren omweg komen we te land bij de films, die volgens den Engelschen schoolmeester de kinderen luie hersens bezorgen. Dè films. Dat is te al gemeen. Wij zien vele en verschillende soorten rolprenten. Ze komen uit allerlei landen ook uit. die waar de verhouding tusschen den enkeling en de samenleving anders is dan bij ons. In die landen zijn middelen noodig om den-gene, die de nei ging heeft af ie wijken van den daar nor malen gang van zaken, terug te brengen in het gareel, te verzoenen met de wer kelijkheid denk aan de Amerikaansche grootemenschen sprookjes kortom om hem weer in te lijven bij de collectiviteit. De film is in die landen een der middelen daartoe. Ze is het niet eens opzettelijk, ze kan eenvoudig niet anders, omdat ze uit di"?levenssfeer geboren is. En zie nu hoe opmerkelijk deze soort films past bij de geestelijke houding van de categqrie der jeugd van de toekom stige volwassenen dus waarop de En- gelsche schoolmeester doelde. Haar hou ding is niet critisch, ze vindt het alles best en is bereid zich mee te laten drijven, in te laten lijven, te laten verzoenen. Dit is de kern van het betoog van dien schoolmeester. Hij zei, dat films den groei van kinderen met luie hersens in de hand werken en een levensopvatting binnen kunnen leiden, die niet de onze is. Dat doen films echter niet omdat ze film zijn, maar omdat er in haar gelederen zoo vele zijn, die uit een andere geestesgesteldheid voortkomen. Is het niet wonderlijk, dat wij wél voornamelijk Nederlandsche boe ken lezen, maar dat we in de bioscoop practisch nooit iets anders zien dan buiten- landsch werk? Het zou verkeerd zijn den invloed der film te overschatten, maar het toch noodig te bedenken, dat een groot deel der rol prenten. die we zoo vertrouwelijk binnen onze belangstelling trekken, week aan week vertellen van een wereld, die ons vreemd is. Dat is geen pleidooi tegen bui- tenlandsche films geenszins: wie zich van de wereld afsluit kan geen deel hebben in haar gemeenschap en dat is juist wat wij wèl wenschen. Maar om met anderen samen te leven is het niet alleen noodig, dat men zich aan die gemeenschap wijdt, doch ook, dat men zijn eigen geaardheid in stand houdt en dus ook; haar blijft on derscheiden van andere. v. G- WINTERSTEMMING Zeventig jaar geleden was de kunst in Haarlem blijkbaar nog niet in hoog aanzien Haarlem heeft vele. hofjes die oud en mooi zijn, heel mooi zelfs, zoodat wij ze als kostbare kleinooden bewaren. Het zijn zeker niet de minst gewaardeerde erfe nissen van onze voorouders. Ditzelfde kunnen wij helaas niet zeggen van het Hofje van Beerensteyn in de Lange Heerenstraat. En dat is te meer jammer omdat wij 'het feitelijk geruild hebben voor vier schilder stukken van Frans Hals. Het hofje was in 1688 gebouwd, de grondlegger was Nicolaas van Beerensteyn, die bij zijn dood in 1684 fondsen -had na gelaten om daarvoor 12 woninlcjes te bou wen voor oude vrijsters, weduwen, of we duwnaars. De regenten hebben er even wel nooit mannen in toegelaten, maar steeds de voorkeur .gegeven aan het zwak ke geslacht. Wij hebben nooit een afbeel ding gezien van dit in de 17e eeuw ge bouwde hofje, maar durven bij voorbaat aan te nemen dat het uit bouwkundig oog punt mooi is geweest-, want vrijwel alles voor een der Halsen, het portret van Emerentia van Beerensteyn, Daarbij werd tussehenkomst verleend door den schilder' P. Th. van Wijngaerdt, die do Halsen in het hofje gecopieerd had. Misschien dacht hij wel, dat zijn copie het oorspronkelijke stuk waardig kon vervangen. De koop werd gesloten. Toen waren de regenten uit hun finan- cieele zorgen. Vooral toen kort daarop de heeren van het Louvre te Parijs kwamen om de overige drie Halsen te koopen. Die brachten evenwel, niet meer op dan f50.000. Ook in dien tijd waren er al kunstmin naars die den verkoop betreurden. Ter 'vergoelijking werd evenwel verklaard, dat. de drie laatste Halsen geen buiten gewoon hooge kunstwaarde hadden. Al leen een mansportret was in goeden staat. Een vrouwenportret was te veel schoon gemaakt cn bovendien nog overgeschil derd. Het. derde een groot familiestuk had wel een aantrekkelijke voorstel ling, maar er was ook veel aan schoon ge maakt en bijgeschilderd. Uit alles blijkt, dat 'het onderhoud van schilderstukken in dien tijd niet in deskundige handen was. Toch gelooven wij dat werkelijke deskun digen bij een restauratie veel hadden kun nen redden, want werken die het Louvre waardig keurde om aan te koopen. be hoorden ook in Haarlem de stad van den meester waardeering te vinden. Hoe het zij, de regenten hadden hun 1 y2 ton en waren in staat een nieuw hofje te laten bouwen. Maar Haarlem is toen vier Halsen kwijt geraakt.- Nu is het waar, dat het Frans Halsmuseum nog vele en ongetwijfeld zelfs mooiere stukken van den schilder bezit, maar je voelt je als Haarlemmer toch wel een beetje zoo-zoo als je door de Lange Heerenstraat loopt. Nederlandsche emigratie naar Australië liet Hofje van Beerensteyn. uit dien tijd kon de toets der critiek door staan. Maar niet de tand des tijös. Na het midden der vorige eeuw was het hofje bouwvallig geworden. Maar de re genten hadden geen geld om afdoende verbeteringen aan te brengen. Bovendien waren de fondsen door de staatkundige omstandigheden sterk in waarde achteruit gegaan. De heeren zaten dus dit con- stateeren wij met nadruk, omdat het als verzachtende omstandigheden geldt voor groote moeilijkheden. Toen kwam het aanbod. In het hofje hingen niet minder dan vier stukken van Frans Hals. Nu kunnen wij ons zooiets niet meer indenken. Als er nu ergens vier Halsen bewaard worden, acht men het noodig er een bewaking bij tc zetten die meer activiteit kan ontwikkelen dan een dozijn oude vrouwtjes. Barones Mathilde Rotschild te Frankfort a. Main was genegen 100.000 te betalen Buiten een mieserige mist, binnen op de derde verdieping van Kunsthandel v. Wisse- lingh en Co. te Amsterdam, de zeventien pic turale thrillers van Raoul Hynckes. Bleek licht valt over ieder doek. Vóór, achter en naast me grijnzen doodshoofden. Een doode haas, doode vogels, uitgeleefde planten, ver sleten touwtjes, verweerde sleenen, roestige sleutels. En tusschen de Perzische tapijten hangt graflucht. Zonder verband, maar ver bluffend, neen akelig-precies, dat je na een gen geschilderd, zóó precies, dat je na een uur eischen begint te stellen: Ja maar hoor eens even, dat dorre plantje op no. 15 en dat ééne touwtje op no. 12 zijn niet heelemaal zoo volmaakt geacheveerd als de restOo-k zou je kunnen vragen „wat bedoelt de schil der eigenlijk?" Maar dat is niet noodig, want in een soort belijdenis, vóór in den catalogus, zegt hij het zelf:, „daar is niets te begrijpen, men behoeft alleen maar te kijken." En dan laat hij er op volgen „maar voor hen, die blijven aandringen volgen hieronder eenige verklaringen." Nu lijkt me dat inconsequent. „Een goed penseel" zegt hij, „mooie kleuren een goede vernis, visueel genoteen gods dienst als een andere." Men kan het er mee eens zijn of niet, maar door deze mededeeling krijgen de schilderijen nog geen inhoud. Laten we hem echter zijn zin geven en, omdat er niets te begrijpen is, alléén maar kijken. En dan kunnen we ons, trots doodshoofden en graflucht, toch nog amuseeren en wel met de weergalooze juist heid waarmee zijn fotografisch oog de dingen ziet en weergeeft.-Ik geloof niet, dat in de naturalistische weergave der dingen hem iemand evenaart en ik betwijfel of hij zelfs in dit opzicht de 17e eeuwers niet overtreft. Dat is, technisch, zijn knapheid. Welk een curieus panopticum zou er ont staan als hij de modellen in natura liet in lijsten in plaats van ze te schilderen. Zeker zou de plastiek dan niet sterker zijn, want op zijn doeken is die zóó, dat men de voorwer pen zou willen meenemen. Maar wat heb je aan een roestigen spijker of een touwtje of een doode merel? En dan. die graflucht Hot iiarde blad van een laurier, het satijn van een lint, het uitgemergelde hout en de. ijzeren band van een oude ton, allemaal on- geloofelijk knap geïmiteerde dingen, maar, nou ja „il n'ya qu'a regarder" zegt Raoul Hynckes. Goed, dan zullen we alleen maar kijken. En dan beginnen we weer van voor af aan: trots doodshoofden en graflucht Ik citeer eenige van de verklaringen voor hen die blijven aandringen. „Schedel: aanbiddelijke stilte, inwendige melodie". „Sleutels: waarborg der afzondering, sleu tels des hemels". „Koord: strop om den hals". „Klimop: hier ligt begraven". „Het doel, de beteekenis van het leven? Die ken ik niet en het interesseert mij niet". Een schilderij als „de Weitasch no. 6" is evenals „de Haas no. 14" ook al weer onver gelijkelijk knap van technische voleinding. Men staat voor deze dingen met verbazing te kijken: welk een geduld! Van schildersdrift en enthousiasme bemerkt men evenwel niets. Naast de technische vaardigheid moeten we nog groote waardeering hebben voor het aan wenden van zijn kleur, die behalve geheel in overeenstemming met het soms lugubere, het macabere zeker van voorname soberheid is. HERMAN MOERKERK, De Australische minister-president Chifley heeft medegedeeld, dat het kabinet den Australischen gezant in Den Haag heeft gemachtigd een overeenkomst te teekenen mét de Nederlandsche Stichting voor Emi gratie, óm Nederlandsche immigranten ii staat te stellen naar Australië te komen. De minister voor Immigratie, Calwell, is ge machtigd in overleg met Chifley en in het kader van de overeenkomst met de Neder landsche stichting de ontschepings- en fi- nancieele voorwaarden van de overeen komst buiten werking te stellen indien hem djt wenschelijk voor komt. Door de beperkte scheepsmogelijkheden zal dit schema gedurende 1947 slechts in beperkte mate van kracht zijn, en dat zal het Ge- meenebest jn staat stellen te beslissen in het liehi van de ervaring die gedurende dat jaar zal zijn verkregen, ol' dc voor waarden der overeenkomst gewijzigd die nen tc worden ten behoeve van een land verhuizing op groote schaal, wanneer ver- voers- en andere factoren dit toestaan, al dus Chifley. Hij voegde er aan toe dat alle immigranten, die door de stichting zijn uit gekozen, nog ahn een laatste selectie en goedkeuring door het Gemeenebest zullen worden onderworpen aan het eind van de eerste twaalf maanden nadat het schema begonnen is. Minister Calwell heeft aange kondigd dat de eerste groep van 50 Ne derlandsche immigranten in Mei van het volgend jaar Nederland zal verlaten en dat een tweede groep van 50 in September van dat jaar zal vertrekken. De overigen zullen vertrekken wanneer de scheepsmogelijkhe den dit toestaan. De eerste immigranten zullen boeren zijn. Dr. S. U. ZUIDEMA: „De Indische kwestie". T Wever, Franeker. Dr. S. U. Zuidema geeft in deze brochure als missionnair-predikant en anti-revolution- nair een uitvoerige toelichting op de argu menten, di? de houding van hem en zijn geest verwanten in dezen bepalen. Het is tevens zijn doel de misverstanden binnen en buiten de anti-revolutionnaire groep weg te nemen. Aan het eind vinden wij een vijf en dertigtal stellingen, die het anti-revolutionnaire stand punt kort samenvatten, De Aria r? R mogen dan wel liedachlige ai-ia's en avia-achtlge liederen zijn. *in wezen is de aria zéér verschillend van het lied. De mu ziek van het lied is verenigd met het ge dicht; bij de aria is de tek® noodig, omdat de zangstem naar aanleiding van bepaalde ge voelens te musïceeren heeft en zeer dikwijls omdat het gewenscht is dat bepaalde virtuo siteiten bij de zangkunst door woorden wor den belicht of gerechtvaardigd. Het kan zeer mooi of zeer leelijk zijn. De aria bestaat niet omdat de schoonheid van een gedicht er om vroeg, maar omdat de menschelïjke stem als muziekinstrument te gebruiken is. De mooie aria komt uit muzikaal sentiment voort en gebruikt eenige woorden die voor dit senti ment uitgezocht zijn; het doet er weinig toe of deze wooTden op zichzelf een schoone een heid vormen. Wij weten allen hoe zelden bij een aria sprake is,van een mooi gedicht. In derdaad, het is maar beter dat bij de compo sitie van een zelfstandig solo-zangstuk, waar in het spelen van de stem bèoogd wordt, niet gesold wordt met een goed vers. Bij de goede aria is de zangstem ais instrument opgevat en men zou eigenlijk de woorden kunnen missen en kunnen volstaan met een titel, waarin staat medegedeeld over welk senti ment of welke fantasie gemusiceerd wordt. Voor mij persoonlijk zou zelfs een dergelijke titel wel mogen achterwege blijven. De lee- üjke aria is ontstaan uit de behoefte om ef fect te maken en te verblinden; hierbij is niet alleen dc tekst een voorwendsel, maar wordt ook de muziek misbruikt, want zij wordt aangewend en vewalscht om domme mensehen te kunnen behagen. Dit soort dom heid komt men in allerlei geestelijke rangen en standen tegen. Er zijn bijv. intellectueélen, die van de muziek niets anders kunnen vol gen dan de virtuositeiten van zangers: zij ver wachten van een vocale compositie niets an ders dan een materiaal voor „groote" solis ten. Zij meenen dat de muziek ontspanning is en anders niet, zooiets als: vanmiddag sherry, vanavond een beroemde zangeres. Welnu, de leelijke aria is voor hen goed ge noeg. De aria mag als muzikaal maaksel den tekst als noodzakelijke bijzaak beschouwen, zij kan zelfs geheel onafhankelijk van de taal zijn. Ja, goed beschouwd is het lied eigenlijk de eenige vocale compositie, waarbij het kunst werk positief geschonden wordt, want het lied is oenheld met het gedicht; de andere vocale composities behoeven, van muzikaal standpunt bezien, deze eenheid niet. Wie aan de aria denkt, denkt aan Italië. Ik beveèl aan deze gedachte te koesteren; men kan er nooit spijt van hebben. Men is echter geneigd te denken dat de Italiaansche aria uit de landstaal voortkomt. Dit is njet waar; de aria komt uit het muzikale karakter van het volk voort, regelrecht. En als de Italiaan sche aria (en u mag nu evenzeer aan Durante, Monteverdi, Puccini of Verdi denken) invloed had cn heeft over geheel Europa, dan bewijst dit hoe krachtig de muzikaliteit der Italianen is. Zij mogen den zin voor symphonisclie con structies missen zij hebben geen rem voor den zang der menseholijke ziel.^Zij mogen'die zoogenaamde diepte en ernst der Noordelin gen ontberen, zij hebben de warmte, de on bevangenheid van het hart. Zij kunnen zingen, in den echten zin van het woord en zij mogen er ten eeuwigen dage van hieruit om geprezen benijd worden. Ik weet wel dat vele aria's bij Bellini en Donizetti en in de jeugdwerken van Verdi tot 'het effect-genre moeten gere kend worden, maar de Italiaansche aria in 't. geheel, als „kunstsoort", kan zich deze ijdel- heden als zelfkant veroorloven; wij kunnen ze wel verklaren en vergeven. De Nederlanders hebben nooit aria's ge maakt en zullen ze ook wel nooit schrijven. Het is waar, wij kunnen schaatsenrijden cn. dit is heerlijk, maar een ijzige aria kan ik mij niet voorstellen, 's Lands wijs, 's lands eer lk weet niet of de Italianen ons onze kou benijden, maar lk ken een Hollandschen com ponist die met het mes op de keel zijn schaatsen zou willen ruilen voor het vermo gen om een vurige Italiaansche aria te kun nen maken. Ik bedoel natuurlijk geestelijke schaatsen maar we doen er nu eenmaal niets aan en wat land en vollf betreft, het moet wezen zooals het is. In ieder geval kun nen de muzikale menschen van geheel Euro pa zich door de Italiaansche zangkunst laten verwarmen. En dit hebben dan ook door alle tijden zoowel componisten als zangers en hoorders gedaan. Men kent den diep-ingrij- penden invloed der Italiaansche muziek op Joh. Seb. Bach. Zij heeft zijn ziel ontvonkt en de qontouren zijher lyriek gevormd. Men. weet hoe Mozart zich liet bezielen door het Italiaansche bel canto en door de dartele reugde van het Zuidelijke kwinkeleeren. Dit alles is het warme gebied der muzikaliteit: dit alles is onafhankelijk van taal en woor den, maar nooit onafhankelijk van sentiment en fantasie. Het is ook de natuurlijke intelli gentie, de scherpzinnigheid van het kind in den mensch. Wanneer eindelijk de machtige edelgermaan Richard Wagner zich met hand en tand verzet tegen de Italiaansche aria, dan is het ondanks zijn wijsbegeerte de oude jalouzie op het zonnige tooverland, die zich bitter laat kennen. Bij den invloed der Italiaansche aria be hoeven wij niet alleen aan de vocale muziek in Europa te denken Haalt u zich het mid dendeel van Bach's Italienisches Konzert of het tweede deel van het dubbelconcert voor twee violen in gedachten. Het is mij niet mogelijk met woorden te schilderen hoe de schoonheid dezer instrumentale gezangen is. En.wie de Choralvorspiele van den ouden Cantor kent. weet hoe ook in deze werken tallooze malen rijk-versierde cantilenen als werkelijke, ideëele aria's zingen. In hoevele adagio's van sonaten en kwartetten zingt een zeker verlangen naar de warmte van het vrije zingen; het is zeker waar dat dit heim wee tot onze diepste roerselen behoort. Men spreekt wel eens over het herstel der muziek; men dwaalt docfr allerlei moderni teiten. Sommigen spreken van terugkeer naar het zeer oude, anderen willen slechts ont kenning van alle oudere systemen en verlan gen slechts' nieuwe verzinselen of ieto edeler nieuwe vondsten. Hel is alles de verstandelijke zoekzucht en ontevredenheid van Noordelijke menschen. Dat wij te veel zouden weten en daarbij het zingen verleeren wordt bij dit alles meestal vergeten. Leve het Lied, maar leven ook de Aria. HENDRIK ANDR1ESSEN. Welken tak van sport ziet het Kerstmannetje Donderdagavond om 22 uur zal over den zen der Hilversum I een radio-luisterwedstrijd wor den gehouden onder den Ütel „Welken tak van sport ziet het Kerstmannetje" ten bate van het fonds noodgebieden van de Stichting Neder- landseh Volksherstel. Het Kerstmannetje geeft een reportage van verschillende takken van sport. De luisteraar moet raden, welke soorten van 6port hij door het Kerstmannetje hoort ver slaan. De oplossingen worden per briefkaart, bijgeplakt met ten minste 40 cent aan postzegels boven de frankeerwaarde naar het Fonds nood gebieden, Paleisstraat 1, Den Kaag, ingezonden. De eerste klas voetbalclubs in Nederland hebben vrijkaarten voor één thuiswedstrijd en als hoofdprijzen een abonnement voor 1047 uitge loofd. Verder kunnen fietsen, voetballen, schaat sen, schoenen en andere prijzen worden gen wonnen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1946 | | pagina 5