Eeuwi
Het raadsel van het licht
Een kerst vertelling
door Alice van Iterson
Herstel van de wereldscheepvaart
De uitvinder der Westinghouse-rem
werd honderd jaar geleden geboren
Brood en spelen
MAM, vin je 'm nou niet fijn worden,
onze boom? Kijk eens, hoe prachtig,
zoo'n heele rij van die zilveren klokjes!"
„Schitterend, hoor! Dat heb je werkelijk
knap gedaan".
Het klinkt wat afgetrokken, maar de
kleine stem houdt vol. „En mam, waar
moet ik die engel nou hangen? Hier, aan
dien grooten tak, of heelemaal in den top?
Kijk, net of-ie vliegt!"
„Bovenaan, lieverd, dat is het mooiste.
Wacht ik zal je helpen. We zullen er zoo'n
pluk van het engelenhaar omheen doen,
dat Oma voor jullie heeft gekocht. Zie je,
nu lijkt'het net, alsof de engel op een wolk
naar beneden komt.en ook een beetje
om het hoofd.,'., kijk, heel fijn uitplui
zen moet je dat goedje. Als de lichtjes dan
morgen branden, is het precies een stra
lenkrans". De kleine blonde vrouw reikt
naar den bovensten tak van den frisch-
groenen boom.
„O, prachtig, eenig! Oma, schei nou uit
met breien en kijk ook eens!"
Oma's heldere oogen turen over den
brillerand. „Lieve meid, het is een pronk
.van een Kerstboom. Kleine Flip kijkt zijn
oogen uit, morgen, en de tantes en ooms
ook".
„Weet u, wat ik nou het leukst vind,
Oma? Dat we 'm zelf hiér uit het bosch
hebben gehaald. Gek hè, dat onze Kerst
boom nou zoo maar vlak bij uw huis stond
te groeien- Oma. hoe kan dat? Mam zei
toch dat alleen in Indië de boomen maar
altijd groen bleven. Als we in Holland
kwamen, dan zouden we zien hoe mooi
het was, dat de boomen hier kaal werden
en dan leken ze heelemaal zwart in de
sneeuw en opeens kwamen er dan weer
een heeleboel kleine groene blaadjes aan
„Dan heeft Mam zeker vergeten aan. de
Kerstboomen te denken, die blijven altijd
groen".
„Oma, wanneer gaat 't nou sneeuw wor
den? Mam zegt
NU staat de kleine, blonde vrouw in
den erker en kijkt naar buiten naar
de stille, zwarte boomen in het schemerige
.laantje. Ze trekt de zware gordijnen wat
achter zich toe. Zoo staat ze afgesloten
van de kamer. Het gesnap van het kind en
de zachte heldere, stem van oma klinken
verder al'. Maar één vraag is er blijven
naklinken, als 't gelui van een klokje in
de verte: „Wanneer wordt 't nou sneeuw?"
Neen, het lijkt er immers niet op, dat het
een witte Kerst zal worden^ zoo'n echt
Hollandsche Kerst, waar ze 'm Indië haar
kinderen, die daar zijn geboren, van heeft
verteld. Een' witte Kerst van een prent
briefkaart, met kleine besneeuwde huisjes
en een kerkje met verlichte ramen....
Och, hoe vaak heeft ze er naar gesnakt,
- daar onder de afmattende zonnestralen.
Hoe heeft ze verlangd naar de stimulans
der wisselende seizoenen. O, dat eeuwig
groen daar, Ijoe heeft ze het gehaat!
Kijk, nu wordt het mistig buiten. Geen
witte Kerst dus, geen Kerst van een plaat
je.Vrede op aardeklokgebeier. Er
komteen schampere lach op het smalle
'gezicht van de vrouw, die daar afgewend
van de kamer, in den neveligen avönd
staart. Vrede op aarde! Het lijkt èr nog
©iet veel op.
„Als we maar vrede in ons hart hebben",
ïegt, Oma altijd. „Voor 't andere kunnen
we alleen bidden en werken".
Vrede in je hart.... Hoe kun je vrede
ïn je hart hebben, als je alles, neen, niet
alles, maar het liefste op aarde verloren
hebt? Als je zelfs den moed dreigt te ver
liezen?
Al die jaren, door de ellende van het
Indische kampleven heen, heeft ze moed
gehad, altijd hoop gehouden, dat ze hem
zon weervinden, den vriend van haar
schooljaren, den vader van haar kinderen.
En toch waren de enkele brieven, die haar
bereikt hebben, het eenige, waarmede zij
die hoop levendig hield- Het was voldoende.
Al.haar liefde heeft ze omgezet in moed,
in dén vasten wil om- alles te zijn voor
die twee kleine wezens van hem en van
haar. Al die haast ondraaglijke jaren heeft
de zekerheid haar niet verlaten, dat ze
eens, in Holland, samen Kerstmis zouden
vieren. Dat hij zijn zoon, haar jongste, dien
hij zelfs nooit gezien heeft, zal opbeuren
naar den groenen boom. Toen zijn er een
tijdlang geen brieven gekomen. Geen enkel
bericht. En opeens dat eene, lang na de
bevrijdingNu is er geen hoop meer.
Nu is er alleen nog het leven voor de kin
deren, een lange, zware plicht, een duistere
verantwoordelij kheid.
Ze heeft niet gehuild, geen enkelen keer
Sinds het bericht is gekomen. „Ze houdt
sich flink", zegt iedereen.
Maar vrede is er niet in het hart van
Öe kleine, blonde vrouw.
TAE kaarsjes branden en de engel, heel
bovenaaan, staat als in een stralen
krans. Het is druk en roezemoezig in de
lichte, warme kamer, want alle ooms en
tantes zijn ditmaal bij Oma het feest ko
men vieren.
Oma heeft goed gezien, denkt de vrouw.
Het is toch wel prettig, het ontvangen van
hartelijkheid en genegenheid. Het doet
goed, zooveel warmte.
Het lijkt alsof iedereen de kinderen
dubbel verwend heeft als een bewijs van
liefde aan de moeder.
Flipje, haar kleine vent, trommelt ver
rukt met zijn knuistjes op haar knieën-
„Kijk eens, wat een berg catootjes ik heb!"
Het woord „cadeau" kent hij niet
boe zou een Indisch kampkind weten, wat
een geschenk is? maar hij is dol op
Cato, Oma's gedienstige, die hem bederft
en verwent tot Oma er schande van
spreekt. En daarom noemt hij al het heer-
Groningsche verzet-film
fn Groningen is men bezig met het ver
vaardigen van een verzetsfilm, welke de
komende maand voltooid zal zijn.
De film is tot stand gekomen op initia
tief van de G(roninger) o(ondergrond-
sche') .'(llegale) w(erkers), die in deze
- film willen trachten het publiek antwoord
te geven op de vraag, wat er eigenlijk wel
iii de verzetsbeweging heeft plaats gehad,
en ten tweede, van deze film een histo-
risch document willen maken.
Speciaal is de nadruk gelegd op den
geestelijken achtergrond van het verzet.
De opbrengst van deze film bij welker
vervaardiging spoorwegen, politie en mi
litairen medewerking verleenden, zal ge
heel ten goede komen aan de stichting
.1940-1943. De spelers in deze film zijn allen
dilettanten.
lijks, dat voor hem onder den Kerstboom
lag, gemakshalve „catootjes'1.
Maar nu steekt de echte Cato haar hoofd
om de kamerdeur en wenkt een van de
ooms. Er js een pakje gebracht, zooeven.
voor de jonge mevrouw. Door ccn mijn
heer, ja, ook uit Indië. Hij is een vriend
van mevrouws man geweest, zegt hij.
Neen, den naam heeft ze vergeten. Hij
is pas terug in het vaderland, en hij iieeft
dit voor mevrouw meegebracht en de har
telijke groeten en hij komt jiog wel eens
aan.
En dan zit de kleine, blonde vrouw heel
stil. in den lichtschijn van de kaarsjes en
ze hoort niet meer de ongeduldige stem
men der kinderen, het vragen en praten
der grooten. Ze vouwt met trillende han
den dat pakje uit het papier. Het bevat
niets anders dan een versleten, fluweelen
doosje, dat haar bekend voorkomt. Daarin
liggen een paar heel gewone, goedkoope,
vergulde manchetknoopen, versierd mei
een klavertje-vier van groene, glinsteren
de steentjes. Er is een briefje bij. Ze neemt
de waaróelooze, glinsterende dingetjes in
haar hand en opeens weet ze het: dat is
haar eerste Kerstcadeautje geweest aan
hem. Ze waren nog maar net van de
schoolbanken. Waarom is het nu hier in
haar hand? Ze vouwt den brief open. Bo
venaan staat: Kerstmis 1944". Het sche
mert opeens voor haar oogen. Negentien
vier en veertig. Dus toen was hij nog
Och, wat geeft het? Den brief lezen nu.
„Mijn lieve vrouw. Dit is een plechtige
aanhef, maar ik voel mij plechtig gestemd.
Het is Kerstmisde zooveelste zonder
jou? Maar ik wil en kan niet treurig zijn,
want Kerstmis is immers het feest van
het licht, van hoop en vertrouwen? Ik
zend je daarom als Kerstgroet mijn kost
baarst bezit: het eerste Kerstgeschenk, dat
je me gaf. Herinner jij je het nog? Je zéi
lachend: „Bewaar ze goed, want groen is
de kleur van de hoop!" Hier zijn ze, voor
jou, om je te zeggen; hoop en vertrouw.
Tot ziens, mijn lieve vrouw.. En ook, als
wij elkaar niet mochten weervinden: hoop
en vertrouw. Het licht zal komen. Je
man".
De vrouw kijkt neer op de groene kla
ver tj es-van-vier.
Er is bericht gekomen, eindelijk,
van over het graf. Hoop en vertrouw.
Dan heft ze haar blik op naar den Kerst
boom. En in den mist van tranen o, ein
delijk, verlossende tranen! is het alsof
de engel met zijn- stralenkrans, daar boven
in het eeuwig groen, glimlacht
Massale belangstelling
voor schaken in U.S.S.R.
Vete buitenlandsche deskundigen zoeken het
..geheim" van de vele successen der Russische
schaakmeesters in hun superieure techniek, hun
grondige kennis en hun goede heheerschlng der
openingen. De voornaamste reden ligt echter in
de populariteit en de massale 'beoefening van
het spel ln de Sovjet Unie. waartoe zoowel de
staal als de vakvereenigir.gen on tie verschil
lende organen der cultureele ontwikkeling het
hunne bijdragen.
Aanzienlijke steim wordt verleend aan de Rus
sische schaakmeesters, en veel wordt gedaan ter
aanmoediging van jonge, begaafde spelers. Zoo
wordt jaarlijks een jeugdkampioenschap georga
niseerd, voorafgegaan door tournooien Sn dui
zenden scholen.
Voor 1947 worden nog grootere plannen voor
bereid. Hiertoe behoort ook de uitreiking van
vakliteratuur op groote schaal. Grootmeester
Ragozin is bezig met het schrijven van een boek
,over het tournool in Groningen. Andere werken
zulien gewijd zijn aan de wedstrijden der Rus
sische vertegenwoordigers tegen Engelsche en
Amerikaansche lander.-pioegen. Een handboek
voor beginnelingen zal in honderdduizend exem-
piaren. verschijnen.
Een goed denkbeeld van den omvang der
schaak-beweging geeft het feit dat in 1947 een
half miilioen diploma's moet wórden gedrukt
voor de spelers, die tot een van de vijf officiëeie
categorieën be'nooren. Hieruit blijkt dat minstens
500.000 amateurs tot schaakvereenigir.gen behoo-
ren en geregeld aan tournooien deelnemen. Wat
de bron is, waaruit het Russische schaakleven
zijn krachten put. en waar de vele Jonge kam
pioenen vandaan kdmen, is nu geen geheim
meer.
ERSTMIS nadert; nog slechts enkele
dagen scheiden ons van het feest dat
ook wel het feest van het licht wordt ge
noemd. Dat is een aanleiding om ons ook
eens in een anderen, een natuurkundigen
zin, af te vragen: Wat is licht?
Reeds in de grijze oudheid werd het licht
en terecht in een adem genoemd
met warmte. Deze twee verschijnselen tre
den immers veelal.tezamen op. Wanneer
de dagen korten, de nachten langer worden
maakt men vaker gezruik van kunst
licht. Dit is niet iets van de laatste eeuwen,
neen, methodes ter verkrijging van kunst
licht dateeren reeds uit voor-historischen
tijd. De Neanderthalmensch gebruikte
reeds toortsen om zijn hol te verlichten.
Vóór 3000 v. Chr. waren er al olielampen
in gebruik bij de Sumeriërs. De Romeinen
verbeterden de primitieve Grieksche olie
lampjes door een aantal kleine pitten te
gebruiken, inplaats van één groote.
Voorloopers van onze kerstboomverlich
ting, de kaarsen, werden gemaakt van in
talg gedompeld biezenmerg. De Phoeniciërs
vonden de kaarsen uit, die vervaardigd
werden van gebleekte was.
Eigenaardig is, dat Plutarchus, een
Grieksch schrijver, die van ongeveer 46
Sinds de grijze oudheid
houdt de mensch er zich
mee
bez
ig
Britsche werven werken op volle kracht
Zoodra de wereldhandel zich herstelt, zullen
er In de eerste plaats voldoende schepen ter be
schikking moeten zijn om de grootere hoeveel
heden goederen af te leveren. De beteekenis
hiervan is in leidende Britsche kringen ten volle
beseft en de Britsche scheepswerven trachten
dermate aan dit tekort tegemoet te treden, dat
Groot Brittannië momenteel vijf maal zooveel
schepen bouwt als eenig ander land ter wereld.
Gedurende het derde kwartaal van 1946 werd
er in Groot Brittannië voor tezamen 1.874.878
b.r.t. schepen gebouwd tegen 354.283 b.r.t. ln de
Vereenlgde Staten van Noord Amerika. In Groot
Brittannië alleen worden 52.5 ®/o van alle nieuwe
schepen gebouwd en in het geheele Britsche Ge-
meenebest 58 °/o van de wereldtonnage. Momen
teel staan er ln Engeland 436 schepen op stapel,
waarvan 42 meer dan 10,000 ton zullen meten,
met Inbegrip van vijf schepen van 25.000 tot
30.000 ton. Het grootste schip, dat elders op sta
pel staat., is een motorschip van 20.000 tot 25.000
ton, dat in Nederland wordt gebouwd.
George Westinghouse, de uitvinder van
het bekende rem-systeem, die bovendien
nog veel andere verdiensten gehad heeft
voor den vooruitgang van de techniek,
werd een eeuw geleden in Amerika gebo
ren. In de „Heemafpost" wordt over hem
o.a. geschreven:
Het aantal industrieele maatschappijen,
dat door hem gesticht is, bedraagt ruim
negentig. Niet alle hiervan waren van de
grootte wan een wereldconcern, niet aan
alle was een lang leven beschoren, maar
alle werden zij opgericht door zijn persoon-
lijkè' stuwkracht, van de meesten was hij
directeur of president-commissaris, althans
gedurende een aantal jaren.
Alleen een bijzondere werkkracht en een
groot organiseer end. vermogen kon dit alles
tot stand brengen enbijeen houden.
Westinghoüsè was dan ook vooral een groot
oragnisator, met oog voor détails en een
helderfen blik in de toekomst.
Dit alleen reeds zou hem gemaakt heb
ben tot een zeer groot man, die in het in
dustrieele leven een rol van gewicht speel
de. Daarnaast echter was hij het type van
den technicus, van den inventieven inge
nieur, van den begenadigden uitvinder. Hij
heeft ruim 360 patenten op zijn naam staan,
verworven in een tijdsverloop van onge
veer 48 jaar, hetgeen dus neerkomt op een
gemiddeld aantal van ruim zeven per jaar.
Deze cijfers illustreeren wel heel duidelijk
zijn groote scheppingskracht.
Westinghouse was in wezen ëen idealist,
die niet in de eerste plaats streefde naar
persoonlijken roem of naar gewin, maar
die iets^uitvond, omdat een bepaald pro
bleem een oplossing behoefde, dus in hoofd
zaak om der wille van het probleem. Zoo
hij echter met het hoofd vertoefde in de
hoogere sferen der idealisten, stond hij
toch met beide beenen op den beganen
grond. Niet één van zijn vele uitvindingen
was een flits uit het niets, een toevallige
ingeving, een gelukje. Elke uitvinding ont
stond uit de behoefte van de practijk, werd
door scherp opmerken en grondig naden
ken gevonden om een moeilijkheid, die zich
had voorgedaan, op te lossen. Elke uitvin
ding was bestemd om in zijn eigen pro
ducten te worden toegepast, geen werd
gedaan om ze te verkoopen of als specu
latie.
George Westinghouse had geen weten
schappelijke opleiding gehad. Hij hunker
de zoo naar de practijk, dat hij de school
banken verliet om als leerjongen in de
zaak van zijn vader te komen, die een fa
briekje had van landbouwwerktuigen en
kleine stoommachines. Zijn eerste patent,
aangevraagd toen hij 19 jaar oud was, had
betrekking op een roteerende stoomma
chine, bedacht als verbetering voor een
machine in zijn vader's fabriek.
Toen er in 1866 Westinghouse was
toen nauwelijks 20 jaar een opzienba
rend spoorwegongeluk plaats had, dat zijn
oorzaak vond in onvoldoende remmoge-
lijkheid van den trein, werd zijn aandacht
op dit probleem gevestigd en dit is het be
gin geweest van een activiteit van onge
veer veertig jaar op het gebied, van de
tractie. Deze periode omvat een historie,
die bladzijde na bladzijde verhaalt van nieu
we glories, waarbij het Westinghouse-rem-
systeem werd ontwikkeld, dat terstond de
geheele wereld veroverde en dat uitgroeide
tot het ingewikkelde, automatische
systeem, dat nu nog wordt toegepast. Ook
de détails hiervan en de neventoepassin
gen, het systeem voor drukluchtv.oorzie-
ning, de koppeling der luchtleidingen met
soepele slangen, de signaleering en con
trole zijn thans nog in hoofdzaak gelijk aan
de uitvoering, die door Westinghouse werd
ontworpen. Zelfs bij de moderne eleclri-
sche tractie speelt de bediening met druk-
lucht, waarvan hij zoo'n voorstander was,
nog een gi-oote rol. Westinghouse heeft de
spoorwegtractie met énorme sprongen om
hoog gebracht en heeft de mogelijkheden
geschapen voor onze moderne tractie
(waarvan ook ons land sedert de electrifi-
catie der N.S. nè den vorigen oorlog de
vruchten heeft geplukt). Daarvoor heeft
hy de geheele beschaafde wereld aan zich
verplicht.
Westinghouse had een onstuimige werk
kracht en had het vermogen ook anderen
hard te laten werken. Overal teekende en
schetste hij, op een hoekje van een tafel,
op reis, thuis op het biljart. Hij schetste
dan snel en accuraat, met een finesse van
détail die verbaasde, daarbij meestal ook
nog in druk dispuut, met' de omstanders.
Gewoonlijk leende hij dan van een van hen
e'en potlood en daar deze potlooden nooit
werden teruggegeven, vraagt men zich af
wat daarvan geworden is. Zijn levenspad
schijnt bezaaid te zijn geweest met ander
mans potlooden.
Op 67-jarigen leeftijd overleed Westing
house, geestelijk nog een vitaal man, die
echter te veel van zich zelf had gevergd.
Zijn echtgenóote, die hem in de 46 jaren
van een zeer gelukkig huwelijk steeds ter
zijde had gestaan, overleed enkele maan
den na hem.
Allen, die George Westinghouse hebben
gekend, hebben een onuitwischbare herin
nering aan zijn groote gestalte, zijn bemin
nelijke persoon, met de zachte -stem en
den vriendelijken glimlach, die iemand
steeds bijbleef. Het typeert hem, dat door
ieder met zooveel liefde over hem gespro
ken werd en dat hij geen vijanden had.
Het is zooals Lord Kelvin van hem zei:
De ontwikkeling van de electvotechniek,
zooals wij die heden ten dage kennen, zou
lang hebben stil gestaan zonder zijn durf
en vindingrijkheid.
De schepen, die thans in Groot Brittannië ge
bouwd worden, zijn natuurlijk in de eerste
plaats bestemd om de verliezen, die tijdens den
oorlog geleden werden, aan te vuUen, maar
verder ook om 's lands inkomsten te vergrooten.
21 'U van de schepen echter worden gebouwd
voor nlet-Britsche maatschappijen.
De scheepsbouw speelt in het herstel-program
ma van Groot-Brittannië een viervoudige rol.
In de eerste plaats is de scheepsbouw welhaast
de belangrijkste industrie van Groot Brittannië,
.waarbij vele neven-industrieën betrokken zijn,
Ten tweede werkt een vijfde van de scheepswer
ven voor de export; ten derde zal een groot aan
tal nieuwe schepen het buitenlandsche crediet
in Groot Brittannië verhoogen en ten vierde
wordt hierdoor een belangrijke stap gedaan om
den wereldhandel in het algemeen te herstellen.
Als het werk op de Britsche scheepswerven
op denzelfden voet zal worden voortgezet
er is geen enkele reden om aan te nemen, dat dit
niet het geval zou zijn, zullen er spoedig ir
schépen op de wereldzeeën varen dan voor den
oorlog èn hoogstwaarschijnlijk zullen de meeste
daarvan van Britsdhe herkomst zijn.
Radio-ontvangst mogelijk
zonder radio-toestel?
Opzienbarende ontdekking
De New Yorksche correspondent van de
Daily Mail seint, dat twee geleerden van de
John Hopkins-universiteit te Baltimore,
bij toeval een plaatelijk uitgezonden radio
programma met behulp van een strookje
metaal, nog smaller dan een gewone speld,
hebben ontvangen. Geen lampen, electri-
sche stroom, condensators of antenne kwa
men er aan te pas.
Het strookje metaal echter was toevallig
tot uiterst lage temperatuur afgekoeld. De
twee' geleerden waren namelijk proeven
aan het nemen met infra-roode stralen
voor het opsporen van voorwerpen in het
donker, waarbij gebruik werd gemaakt van
zeer sterk geleidend metaal. Toen zij op
zeker moment bemerkten, dat de batterij,
welke zij gebruikten, uitgeput geraakte,
draaide een van hen het voor de proef
neming benoodigde verhittings-apparaat af,
tengevolge waarvan de temperatuur van
het strookje metaal terugviel tot 435 gra
den onder nul. Toen daarna een luidspre
ker op het strookje werd geschakeld, ten
einde de mogelijkheid van het hoorbaar
maken van het effect der temperatuurver
laging tf onderzoeken, kreeg men van den
luidspreker het programma van den plaat
selijken radiozender te hooren.
De geleerden verklaarden, dat deze ont
dekking mogelijk tot een grooten omme
keer in het systeem van radioverbindingen
over grooten afstand zal kunnen leiden.
tot 120 leefde, het lichtgevend vermogen
van natuurlijk gas opmerkte, doch men
deed geen poging voor de practijk van deze
ontdekking gebruik ie maken. De Zuid-
Nederlander Jan Baptist van Helmond ont
dekte in de 16e eeuw. dat verhitting van
steenkool ten gevolge had dat deze een
„wilden geest of adem uitbraakte". Dit was
natuurlijk het lichtgas. Doch eerst op het
eind van de achttiende eeuw, dus 200 jaar
later, kwam de gasverlichting in gebruik-
In het Cornwallsche plaatsje Redruth werd
in 1792 het eerste huis met gas verlicht.
In het jaar 1819 liet Humphry Davy zien
welk een fel licht de electrische vlamboog
voortbrengt. We zouden dit dus gevoeglijk
het geboortejaar van het electrische licht
kunnen noemen. Booglampen werden om
trent 1850 voor 't eerst gebruikt in vuur
torens. Grove en De Moleyns maakten in
1840 electrische lampen met gloeidraden
van platina, doch de eerste werkelijk bruik
bare gloeilamp werd door Swan gemaakt
in 1878.
De verdere geschiedenis doet zien dat er
na dien tijd vele en snelle verbeteringen
werden aangebracht, steeds aan de hand
van nieuwe ontdekkingen, doch dit alles
blijft betrekking hebben op kunstlicht, en
ontsluiert het raadsel van het echte, na-
tuurluke licht riet. nel Ilch,
Doen we enkele grepen in de studie van
het licht zelf. dan ontdekken we allereerst
dat de twee hedendaagsche théorieën over
het licht, de corpusculaire en de golf-theo
rie, reeds zijn voorvoeld-door Grieksche
fildfeofen. Pythagoras meende dat licht be
staat uit heele stroomen van ontzaglijk
kleine stoffelijke deeltjes, die in ons oog-
veld worden gebracht door alle dingen, die
zichtbaar zijn. Aristoteles was de meening
toegedaan dat licht bestond uit een vorm
van beweging in een alles doordringend
medium, „pellucide" genaamd. De eerste,
die vermeldde dat licht zich rechtlijnig
voortplant en die de wet der terugkaatsing
op platte vlakken samenstelde (een licht
straal wordt teruggekaatst onder denzelf
den hoek, waaronder hij het spiegelend
oppervlak treft) was Euclides.
Doch het is eerst Newton geweest, (17e
eeuw) die tot de kern der zaak kwam, door
de vraag te stellen: wat Is licht? En hoe
plant het zich door de ledige ruimte voort?
Het licht was volgéns hem een stroom van
uiterst kleine deeltjes, die te vergelijken
zijn met atomen, en die als kogels uit elke
lichtbron worden geschoten.
Newton ging verder en vond in zijn klas
siek geworden experiment de oplossing
voor iets, dat men al eeuwen wist doch
waarvoor men geen verklaring had, nl.
dat edelsteenen en stukjes glas (geslepen)
gekleurde lichtvlekken kunnen voortbren
gen. Hij'liet een bundel zonlieht vallen op
een glazen prisma, dat daarop een kleuren-
band wierp op een er achter geplaatst
schermpje- Hiermee was bewezen dat het
witte licht in werkelijkheid be§taat uit een
mengsel van gekleurde lichtsoorten. Door
het. prisma worden deze, elk op zichzelf
onder een anderen hoek gebroken en dooi'
middel van een lens kunnen de gevormde
lichtstralen weer tot een witten straal ver-
eenigd worden. Nederlandsclie theorie.
In Huygens (1678) had Newton een
emstigen concurrent; deze ontwierp een
theorie waarin het licht werd beschouwd
te bestaan uit longitudinale trillingen, zoo
dat volgens hem het heelal geheel gevuld
moest zijn met ongelooflijk kleine stil
staande deeltjes.
.Vele geleerden hebben zich bezig gehou
den met de uiterst belangrijke vraag: Wat
is licht. We noemen in dit verband nog
Michael Faraday en Maxwell, welke laatste
zeker op dezelfde hoogte gesteld mag wor
den als Newton. We denken aan zijn wis
kundige formules omtrent de electromag-
netische golven. Hierbij kwam vast te staan,
dat onze huid gevoelig is voor golven tot
ongeveer een duizendste millimeter lengte,
die wij als warmte ervaren. Onze oogen
zijn gevoelig voor golven, die liggen tus-
schen 0.0008 en 0.0004 m.M., wat overeen
komt meL^een frequentie van eenige hon
derden binioenen per seconde, we noemen
deze licht.
Om nu tot dezen tijd terug te komen: er
D EEDS ce oude Romeinen wisten het: om
het volk zoet te houden, moest het be
halve dagelijksch brood de noodige ontspan
ning worden bezorgd. Gladiatoren vulden de
boterham aan, belegden hem met bloedworst
van wilde dieren en vierden arena-triomfen,
waarbij Rome zich heersch juichte en Caesar
zich in de handen wreef. Of was het Nero?
Tot de opvolgers der gladiatoren behoort in
de 20e eeuw de pneumatische hamer. Als dit
he^che instrument zich in de resten der Ger-
maansche verdedigingscültuur boort, verza
melen de voorbijgangers zich rond den strijd
tusschen beton en luchtdruk, daarmee onbe
wust de traditie van de oude volken voort
zettend. Zief ze glunderen, deze menschen,
wanneer ze door een gat in de schutting,
waarachter het lawaai van de afbraak zich
voltrekt, een 6tuk gewapend beton zien sne
ven voor het geweid van een schokkend en
triilend medemensch, die zijn wild dier ook
haüst niet in bedwang kan houden. Caesar's
leeuwen waren wel niet toegerust met een
knopje, dat hen desgewenscht tot zwijgen
bracht en de boor is dat wél, maar wie daar
op let is een kniesoor of iemand, die dit
tafreel niet voor een standje van zijn baas
wil ruilen, omdat-ie-telaat op kantoor komt.
Genoegzaam tabakssap pruimend staat het
meerendeels manlijk publiek met luie han
den in zakken te kijken en er ontwikkelt zich
een doorloopend e voorstelling. Want als je
zoo'n tien minuten door het gat in de schut
ting van het getril erachter hebt genoten,
dan moet je plaats maken voor een opvolger
onder het motto: „Hei, meester, wij wille ook
wel is wat sien!"
In het schemerdonker van d^n I ember-
avond komert andere gladiatoren in overall
en zij sjouwen met het wilde beest, dat nog
nahijgt van de langdurige inspanning, om het
in zijn hok te brengen. En de arena loopt leeg,
want morgen komt er weer een dag vol gratis
sensatie achter het kijkgat. Nee, die Romei
nen waren nog zoo gek niet
J. F.
is bewezen dat alle licht dat wij waarne
men wordt uitgezonden door atomen. Doch
dit is een hoofdstuk op zichzelf.
Het raadsel van het Licht zal in raadse
len moeten eindigen. De wezenlijke aard
van licht en energie en van electronen en
protonen bergt nog vele verrassingen in
zich'.
Een ding weten we: er is iets in het
heelal, dat we licht noemen, dat uitstraalt
en ons ook verwarmt. We aanvaarden het
dankbaar, speciaal in de donkere dager
voor Kerstmis.
H. K.
Kolonisatie-mogelijkheid
in Brazilië
Nederlanders
stellen een onderzoek in
In opdracht van de stichting „Land
bouwend gratie", die in het leven gei'oe-
pen is dcor de samenwei'kende Nederland-
sche landbouworganisaties, is te Rio de
Janeiro aangekomen ir. Heijmeijer, als
eerste van een commissie welke zich op de
hoogte zal stellen van de mogelijkheden
welke Brazilië biedt om Nederlandsche
boeren op te nemen. Tegenover dit denk
beeld staat Brazilië zelf stellig niet afwij
zend, want deze groote tropénrepubliek
beseft terdege dat zij haar onmetelijke
grondgebied niet tot ontwikkeling zal kun
nen, brengen zonder den arbeid vein Euro-
peesche kolonisten en van deze gelden de
Nederlanders als zeer welkdme.
Intusschen kan niet heel Brazilië voor
een dergelijke kolonisatie in aanmerking
komen. Zelfs zou men mogen zeggen, dat
Van alle Zuidamerikaansche landen in de
eerste plaats Argentinië in dit opzicht de
aandacht verdient, vooral de koelere zóne
in het zuiden, waar de graanbouw en
verwante bedrijven beoefend kunnen
worden onder omstandigheden, die, hoe
zeer ook van Nederland verschillend,
daarvan toch niet al te erg afwijken. Een
geslaagde kolonisatie van gereformeerde
tarwebouwers bij Tres Arroyos in de pro
vincie Buenos Aires heeft zulks aange
toond. Inzake immigratie staat het Ne
derlandsche overheidsbeleid echter geens
zins vast en het zou op het oogenblik
weinig zin hebben om tot concrete daden
van eenigen omvang te willen overgaan.
(Vereenvoudigde spelling)
AAN DE KINDEREN
van IJmuiden, Velsen, Sant
poort en Driehuis
Beste meisjes en jongens!
Nu de krant zo langzamerhand weer
een beetje groter wordt, kan er ook weer
wat ruimte af voor jullie. Natuurlijk kan
het nog maar een „hoekje" worden:eerst
zodrh er weer gewone kranten zijn, hopen
we'er een „hoek" van te maken.
Jullie zult zeggen, waarom moet je ons
dat eerst vertellen, begin liever maar met
een verhaaltje of een raadsel of weet ik
waarmee. Dat komt óók, maar om te be
ginnen moet ik jullie hulp inroepen. Want
j als ik elke week alleen aan het woord ben,
dan heeft de IJmuider Courant geen echt
„kinderhoekje"; veel aardiger is het, wan
neer jullie eens zelf iets doen. Daarom
komt er in ons kinderhoekje een rubriek,
waarin de brieven en vragen van onze
kleine lezers beantwoord worden. Stel je
voor, dat je op een dag iets tegenkomt,
waarvan je denkt: „Hoe wordt dat nu ge
maakt?" of: „Hoe zit dat ook al weer?r
Een briefje aan Tante Els, Jan Steenstraat
60, in Haarlem, en de vraag wordt de week
daarop beantwoord. Maar dan moeten jul
lie ervoor zorgen, dat die brief voor Don
derdag in Haarlem is, anders moet hij een
week wachten. Je kunt hem ook bezorgen
aan het kantoor van de IJmuider Courant,
Kennemerlaan 154 in IJmuiden.
Als je iets leuks te vertellen hebt, schrijf
het gerust, misschien is er een plaatsje
voor te vinden.
Ziezo, nu weten .jullie zo'n beetje, wat
de bedoeling van dit kinderhoekje is en ik
hoop, dat er veel brieven uit IJmuiden en
omgeving komen. Je mag een schuilnaam
bedenken, maar je eigen naam is ook goed.
Ik ben uitgepraat en we kunnen beginnen
met ons eerste Kinderhoekje, waarin Oom
Han je vertellen zal van Pleuntje, die geen
kachel had.
De kachel van Pleun,
de kabouter
De winter stond midden in het grote bos
en keêk eens om zich heen. Overal waren
de takken van de bomen kaal en op de
grond lag een kleed van witte sneeuw
met hier en daar de rode stippelhoed van
een paddestoel er nog boven uit. De winter
wist, dat straks mevrouw Lente kwam
en die zou tegen hem zeggen: ,Dag
meneer Winter. Hoe maakt u het?" En de
Winter zou natuurlijk zeggen, dat het hem
uitstekend ging, hoewel 'ie de laatste dagen
vrywat last had van jicht in z'n rechter
been. Het was o6k zo koudEn dan
zou de lente hem aankijken en zeggen,
dat h§t nu zijn beurt was en de Winter
moest dan weggaan uit het wijde woud met
zijn tapijt en de vriendelijke padde
stoelen. Ja, zo ging het nu eenmaal in het
leven. Maar dat duurde gelukkig nog
even!
Terwijl Winter zo stond te peinzen, voel
de hij een tikje tegen zijn boomschors
schoenen en omlaagkijkend zag hij daar
een manneke naar hem op kijken, dat
met een fijn stemmetje kraaide: „Bent u
boven, meneer Winter?" Dat was nogal een
domme vraag, want als meneer Winter niet
met zijn benen op de grond stond, kon hij
ook niet met zijn hoofd tussen de boom
toppen staan. Maar dat vergat het kabou
tertje helemaal. En hij wilde verder ver
tellen, maar de Winter, die dat fijne stem
metje niet goed verstaan kon, bukte zich
en tilde het ventje op, tot vlak bij zijn oor.
Pleuntje, de kabouterman, schrok van die
luchtreis en toen hij weer een beetje bij
gekomen was, begon hij een lang verhaal
in de grote oren van de Winter te schreeu
wen. „Niet zoo hard, mijn jongen" zei .de
Winter, „al ben ik oud, m'n oren zijn nog
heel goed".
Pleuntje vertelde een droevig verhaal.
Verleden jaar had hij van een oud sigaret-
tenblikje, dat een Canadees in het bos had
weggegooid, een kacheltje gemaakt en nu
hij dat weer te voorschijn wilde halen
tegen de kou, bleek het busje heelemaal
doorgeroest te zijn. „Ja" zei de Winter „dan.
had je het ook maar in de vaseline moeten
zetten". Pleuntje werd een beetje rood van
schaamte over zijn onnadenkendheid, maar
meneer Winter kreeg medelijden met hem
en vroeg: „Heb je nu geen kacheltje,
Pleun?" „Nee", zei de kleine man en hij
vertelde dat hij daarom juist naar meneer
Winter was gekomen, die zou hem vast wel
helpèn. De Winter streek eens door zijn
baard van takkebossen en peuterde met
zijn vinger in een spechtennest, zodat een
nijdige moeder-specht uit haar huis
schreeuwde, dat het een schandaal was,
om eerzame spechten zomaar lastig te val
len. „Ja'' zei de Winter weer, maar dat was
geen antwoord tegen de specht, maar meer
een teken, dat hij nadacht. Toen schudde
hij aan een grote kastanjeboom, die direct
zijn allerlaatste kastanje op de grond liet
vallen en zette Pleun naast de glanzende
vrucht. Zich bukkend riep hij (wel een
beetje hard, want drie-en-twintig bomen
verderop lag de oude eekhoorn ziek): „Nu
mag je die kastanje uithollen en dan heb je
een fijn kacheltje, Pleun". Met een „Dank
u wel, meneer Winter" holde de kabouter
,,Niet zóo hard m'n jongen",
zei Koning Winter^
naar zijn huis, dat natuurlijk in een holle
eik was en met een kaboutermesje sneed
hij de witte schifl! van de kastanje af,
die al een beetje indroogde en peu
terde het vlees eruit. De pijpen van het
vorige kacheltje pasten wel niet heele
maal, maar met een paai* dennenaalden er
tussen kwam ook dat voor elkaar.
Die zelfde avond zette Pleun zijn nieuwe
kacheltje aan en met een tevreden gezicht
en een pijpje begon h\j in het boek. dat hij
van de Vlaamse Gaai ter leen had gekre
gen, te lezen. Maar de kastanje-kachel
werd warmer en warmer en op het laatst
•begonnen de dennenaalden, die tussen de
pijp geschoven waren, te smeulen. „Oei"
dacht Pleun en hij stopte er nieuwe tussen
en las verder van een veldmuis, die haar
melk liet overkoken. Nóg heter werd de
kachel, zodat tenslotte een heel gat in zijn
rode buikje brandde. En och heden, hoe
Pleuntje ook werkte om het vuur te blus
sen, zyn mooie kacheltje brandde dóór en
op het laatste zelfs af. Maai- de Winter zag
het gevaar uit de verte, blies zijn wangen
helemaal vol en met één lange blaas hup
pelde het brandende kacheltje van Pleun
uit zijn boom-huisje, zodat het gevaar ge
weken was. En nu moest dé Winter een
beetje blozen, omdat hij er ditmaal hele
maal niet aan gedacht had,, dat een kastan
je branden kan.
Zo eindigde het avontuur van Pleuntje,
den kabouter, met zijn kachel. Gelukkig
voor den kleinen vent vond hij, by het om
spitten van zijn tuintje de volgende dag
een ijzeren moer,, die hij op wat steentjes
zette. Als je door het bos komt, moet je
maar eens naar een rookwolkje bij een
ouden eik uitkijken, want daar zit Pleuntje
dan te lezen in het boek over veldmuizen.
Maar dan moet jij even wachten tot me
vrouw Lente in het bos komt, want het
is er nu een beetje fris tussen de kale
bomen. OOM HAN.
Raadsels en Puzzles
Als het huiswerk straks af is, mogen jul
lie je hoofden eens breken over een klein
raadsel. Het geheel is een bekend spreek
woord van 29 letters en als je die 29 let
ters door elkaar gooit, kim je er de vol
gende woorden uithalen:
25, 26, 17, 5, 10 getal onder de tien.
11, 9, 2, 7 om iets in te pakken
28, 27, 6 woont in een klooster.
3, 13, 14, 16 kier.
12, 24, 23, 13, 22 vandaag.
20, 19, 8 slaapje.
18, 10, 20, 14, 3 niet boven.
26, 9, 7 groeit in het bos van Pleuntje
4, 19, 1 gebruik je bij het tekenen.
21, 13, 16', 7 is beter dan niets.
29» 3$, .1 niet knap.