Eeuwi Het raadsel van het licht Een kerst vertelling door Alice van Iterson Herstel van de wereldscheepvaart De uitvinder der Westinghouse-rem werd honderd jaar geleden geboren Brood en spelen MAM, vin je 'm nou niet fijn worden, onze boom? Kijk eens, hoe prachtig, zoo'n heele rij van die zilveren klokjes!" „Schitterend, hoor! Dat heb je werkelijk knap gedaan". Het klinkt wat afgetrokken, maar de kleine stem houdt vol. „En mam, waar moet ik die engel nou hangen? Hier, aan dien grooten tak, of heelemaal in den top? Kijk, net of-ie vliegt!" „Bovenaan, lieverd, dat is het mooiste. Wacht ik zal je helpen. We zullen er zoo'n pluk van het engelenhaar omheen doen, dat Oma voor jullie heeft gekocht. Zie je, nu lijkt'het net, alsof de engel op een wolk naar beneden komt.en ook een beetje om het hoofd.,'., kijk, heel fijn uitplui zen moet je dat goedje. Als de lichtjes dan morgen branden, is het precies een stra lenkrans". De kleine blonde vrouw reikt naar den bovensten tak van den frisch- groenen boom. „O, prachtig, eenig! Oma, schei nou uit met breien en kijk ook eens!" Oma's heldere oogen turen over den brillerand. „Lieve meid, het is een pronk .van een Kerstboom. Kleine Flip kijkt zijn oogen uit, morgen, en de tantes en ooms ook". „Weet u, wat ik nou het leukst vind, Oma? Dat we 'm zelf hiér uit het bosch hebben gehaald. Gek hè, dat onze Kerst boom nou zoo maar vlak bij uw huis stond te groeien- Oma. hoe kan dat? Mam zei toch dat alleen in Indië de boomen maar altijd groen bleven. Als we in Holland kwamen, dan zouden we zien hoe mooi het was, dat de boomen hier kaal werden en dan leken ze heelemaal zwart in de sneeuw en opeens kwamen er dan weer een heeleboel kleine groene blaadjes aan „Dan heeft Mam zeker vergeten aan. de Kerstboomen te denken, die blijven altijd groen". „Oma, wanneer gaat 't nou sneeuw wor den? Mam zegt NU staat de kleine, blonde vrouw in den erker en kijkt naar buiten naar de stille, zwarte boomen in het schemerige .laantje. Ze trekt de zware gordijnen wat achter zich toe. Zoo staat ze afgesloten van de kamer. Het gesnap van het kind en de zachte heldere, stem van oma klinken verder al'. Maar één vraag is er blijven naklinken, als 't gelui van een klokje in de verte: „Wanneer wordt 't nou sneeuw?" Neen, het lijkt er immers niet op, dat het een witte Kerst zal worden^ zoo'n echt Hollandsche Kerst, waar ze 'm Indië haar kinderen, die daar zijn geboren, van heeft verteld. Een' witte Kerst van een prent briefkaart, met kleine besneeuwde huisjes en een kerkje met verlichte ramen.... Och, hoe vaak heeft ze er naar gesnakt, - daar onder de afmattende zonnestralen. Hoe heeft ze verlangd naar de stimulans der wisselende seizoenen. O, dat eeuwig groen daar, Ijoe heeft ze het gehaat! Kijk, nu wordt het mistig buiten. Geen witte Kerst dus, geen Kerst van een plaat je.Vrede op aardeklokgebeier. Er komteen schampere lach op het smalle 'gezicht van de vrouw, die daar afgewend van de kamer, in den neveligen avönd staart. Vrede op aarde! Het lijkt èr nog ©iet veel op. „Als we maar vrede in ons hart hebben", ïegt, Oma altijd. „Voor 't andere kunnen we alleen bidden en werken". Vrede in je hart.... Hoe kun je vrede ïn je hart hebben, als je alles, neen, niet alles, maar het liefste op aarde verloren hebt? Als je zelfs den moed dreigt te ver liezen? Al die jaren, door de ellende van het Indische kampleven heen, heeft ze moed gehad, altijd hoop gehouden, dat ze hem zon weervinden, den vriend van haar schooljaren, den vader van haar kinderen. En toch waren de enkele brieven, die haar bereikt hebben, het eenige, waarmede zij die hoop levendig hield- Het was voldoende. Al.haar liefde heeft ze omgezet in moed, in dén vasten wil om- alles te zijn voor die twee kleine wezens van hem en van haar. Al die haast ondraaglijke jaren heeft de zekerheid haar niet verlaten, dat ze eens, in Holland, samen Kerstmis zouden vieren. Dat hij zijn zoon, haar jongste, dien hij zelfs nooit gezien heeft, zal opbeuren naar den groenen boom. Toen zijn er een tijdlang geen brieven gekomen. Geen enkel bericht. En opeens dat eene, lang na de bevrijdingNu is er geen hoop meer. Nu is er alleen nog het leven voor de kin deren, een lange, zware plicht, een duistere verantwoordelij kheid. Ze heeft niet gehuild, geen enkelen keer Sinds het bericht is gekomen. „Ze houdt sich flink", zegt iedereen. Maar vrede is er niet in het hart van Öe kleine, blonde vrouw. TAE kaarsjes branden en de engel, heel bovenaaan, staat als in een stralen krans. Het is druk en roezemoezig in de lichte, warme kamer, want alle ooms en tantes zijn ditmaal bij Oma het feest ko men vieren. Oma heeft goed gezien, denkt de vrouw. Het is toch wel prettig, het ontvangen van hartelijkheid en genegenheid. Het doet goed, zooveel warmte. Het lijkt alsof iedereen de kinderen dubbel verwend heeft als een bewijs van liefde aan de moeder. Flipje, haar kleine vent, trommelt ver rukt met zijn knuistjes op haar knieën- „Kijk eens, wat een berg catootjes ik heb!" Het woord „cadeau" kent hij niet boe zou een Indisch kampkind weten, wat een geschenk is? maar hij is dol op Cato, Oma's gedienstige, die hem bederft en verwent tot Oma er schande van spreekt. En daarom noemt hij al het heer- Groningsche verzet-film fn Groningen is men bezig met het ver vaardigen van een verzetsfilm, welke de komende maand voltooid zal zijn. De film is tot stand gekomen op initia tief van de G(roninger) o(ondergrond- sche') .'(llegale) w(erkers), die in deze - film willen trachten het publiek antwoord te geven op de vraag, wat er eigenlijk wel iii de verzetsbeweging heeft plaats gehad, en ten tweede, van deze film een histo- risch document willen maken. Speciaal is de nadruk gelegd op den geestelijken achtergrond van het verzet. De opbrengst van deze film bij welker vervaardiging spoorwegen, politie en mi litairen medewerking verleenden, zal ge heel ten goede komen aan de stichting .1940-1943. De spelers in deze film zijn allen dilettanten. lijks, dat voor hem onder den Kerstboom lag, gemakshalve „catootjes'1. Maar nu steekt de echte Cato haar hoofd om de kamerdeur en wenkt een van de ooms. Er js een pakje gebracht, zooeven. voor de jonge mevrouw. Door ccn mijn heer, ja, ook uit Indië. Hij is een vriend van mevrouws man geweest, zegt hij. Neen, den naam heeft ze vergeten. Hij is pas terug in het vaderland, en hij iieeft dit voor mevrouw meegebracht en de har telijke groeten en hij komt jiog wel eens aan. En dan zit de kleine, blonde vrouw heel stil. in den lichtschijn van de kaarsjes en ze hoort niet meer de ongeduldige stem men der kinderen, het vragen en praten der grooten. Ze vouwt met trillende han den dat pakje uit het papier. Het bevat niets anders dan een versleten, fluweelen doosje, dat haar bekend voorkomt. Daarin liggen een paar heel gewone, goedkoope, vergulde manchetknoopen, versierd mei een klavertje-vier van groene, glinsteren de steentjes. Er is een briefje bij. Ze neemt de waaróelooze, glinsterende dingetjes in haar hand en opeens weet ze het: dat is haar eerste Kerstcadeautje geweest aan hem. Ze waren nog maar net van de schoolbanken. Waarom is het nu hier in haar hand? Ze vouwt den brief open. Bo venaan staat: Kerstmis 1944". Het sche mert opeens voor haar oogen. Negentien vier en veertig. Dus toen was hij nog Och, wat geeft het? Den brief lezen nu. „Mijn lieve vrouw. Dit is een plechtige aanhef, maar ik voel mij plechtig gestemd. Het is Kerstmisde zooveelste zonder jou? Maar ik wil en kan niet treurig zijn, want Kerstmis is immers het feest van het licht, van hoop en vertrouwen? Ik zend je daarom als Kerstgroet mijn kost baarst bezit: het eerste Kerstgeschenk, dat je me gaf. Herinner jij je het nog? Je zéi lachend: „Bewaar ze goed, want groen is de kleur van de hoop!" Hier zijn ze, voor jou, om je te zeggen; hoop en vertrouw. Tot ziens, mijn lieve vrouw.. En ook, als wij elkaar niet mochten weervinden: hoop en vertrouw. Het licht zal komen. Je man". De vrouw kijkt neer op de groene kla ver tj es-van-vier. Er is bericht gekomen, eindelijk, van over het graf. Hoop en vertrouw. Dan heft ze haar blik op naar den Kerst boom. En in den mist van tranen o, ein delijk, verlossende tranen! is het alsof de engel met zijn- stralenkrans, daar boven in het eeuwig groen, glimlacht Massale belangstelling voor schaken in U.S.S.R. Vete buitenlandsche deskundigen zoeken het ..geheim" van de vele successen der Russische schaakmeesters in hun superieure techniek, hun grondige kennis en hun goede heheerschlng der openingen. De voornaamste reden ligt echter in de populariteit en de massale 'beoefening van het spel ln de Sovjet Unie. waartoe zoowel de staal als de vakvereenigir.gen on tie verschil lende organen der cultureele ontwikkeling het hunne bijdragen. Aanzienlijke steim wordt verleend aan de Rus sische schaakmeesters, en veel wordt gedaan ter aanmoediging van jonge, begaafde spelers. Zoo wordt jaarlijks een jeugdkampioenschap georga niseerd, voorafgegaan door tournooien Sn dui zenden scholen. Voor 1947 worden nog grootere plannen voor bereid. Hiertoe behoort ook de uitreiking van vakliteratuur op groote schaal. Grootmeester Ragozin is bezig met het schrijven van een boek ,over het tournool in Groningen. Andere werken zulien gewijd zijn aan de wedstrijden der Rus sische vertegenwoordigers tegen Engelsche en Amerikaansche lander.-pioegen. Een handboek voor beginnelingen zal in honderdduizend exem- piaren. verschijnen. Een goed denkbeeld van den omvang der schaak-beweging geeft het feit dat in 1947 een half miilioen diploma's moet wórden gedrukt voor de spelers, die tot een van de vijf officiëeie categorieën be'nooren. Hieruit blijkt dat minstens 500.000 amateurs tot schaakvereenigir.gen behoo- ren en geregeld aan tournooien deelnemen. Wat de bron is, waaruit het Russische schaakleven zijn krachten put. en waar de vele Jonge kam pioenen vandaan kdmen, is nu geen geheim meer. ERSTMIS nadert; nog slechts enkele dagen scheiden ons van het feest dat ook wel het feest van het licht wordt ge noemd. Dat is een aanleiding om ons ook eens in een anderen, een natuurkundigen zin, af te vragen: Wat is licht? Reeds in de grijze oudheid werd het licht en terecht in een adem genoemd met warmte. Deze twee verschijnselen tre den immers veelal.tezamen op. Wanneer de dagen korten, de nachten langer worden maakt men vaker gezruik van kunst licht. Dit is niet iets van de laatste eeuwen, neen, methodes ter verkrijging van kunst licht dateeren reeds uit voor-historischen tijd. De Neanderthalmensch gebruikte reeds toortsen om zijn hol te verlichten. Vóór 3000 v. Chr. waren er al olielampen in gebruik bij de Sumeriërs. De Romeinen verbeterden de primitieve Grieksche olie lampjes door een aantal kleine pitten te gebruiken, inplaats van één groote. Voorloopers van onze kerstboomverlich ting, de kaarsen, werden gemaakt van in talg gedompeld biezenmerg. De Phoeniciërs vonden de kaarsen uit, die vervaardigd werden van gebleekte was. Eigenaardig is, dat Plutarchus, een Grieksch schrijver, die van ongeveer 46 Sinds de grijze oudheid houdt de mensch er zich mee bez ig Britsche werven werken op volle kracht Zoodra de wereldhandel zich herstelt, zullen er In de eerste plaats voldoende schepen ter be schikking moeten zijn om de grootere hoeveel heden goederen af te leveren. De beteekenis hiervan is in leidende Britsche kringen ten volle beseft en de Britsche scheepswerven trachten dermate aan dit tekort tegemoet te treden, dat Groot Brittannië momenteel vijf maal zooveel schepen bouwt als eenig ander land ter wereld. Gedurende het derde kwartaal van 1946 werd er in Groot Brittannië voor tezamen 1.874.878 b.r.t. schepen gebouwd tegen 354.283 b.r.t. ln de Vereenlgde Staten van Noord Amerika. In Groot Brittannië alleen worden 52.5 ®/o van alle nieuwe schepen gebouwd en in het geheele Britsche Ge- meenebest 58 °/o van de wereldtonnage. Momen teel staan er ln Engeland 436 schepen op stapel, waarvan 42 meer dan 10,000 ton zullen meten, met Inbegrip van vijf schepen van 25.000 tot 30.000 ton. Het grootste schip, dat elders op sta pel staat., is een motorschip van 20.000 tot 25.000 ton, dat in Nederland wordt gebouwd. George Westinghouse, de uitvinder van het bekende rem-systeem, die bovendien nog veel andere verdiensten gehad heeft voor den vooruitgang van de techniek, werd een eeuw geleden in Amerika gebo ren. In de „Heemafpost" wordt over hem o.a. geschreven: Het aantal industrieele maatschappijen, dat door hem gesticht is, bedraagt ruim negentig. Niet alle hiervan waren van de grootte wan een wereldconcern, niet aan alle was een lang leven beschoren, maar alle werden zij opgericht door zijn persoon- lijkè' stuwkracht, van de meesten was hij directeur of president-commissaris, althans gedurende een aantal jaren. Alleen een bijzondere werkkracht en een groot organiseer end. vermogen kon dit alles tot stand brengen enbijeen houden. Westinghoüsè was dan ook vooral een groot oragnisator, met oog voor détails en een helderfen blik in de toekomst. Dit alleen reeds zou hem gemaakt heb ben tot een zeer groot man, die in het in dustrieele leven een rol van gewicht speel de. Daarnaast echter was hij het type van den technicus, van den inventieven inge nieur, van den begenadigden uitvinder. Hij heeft ruim 360 patenten op zijn naam staan, verworven in een tijdsverloop van onge veer 48 jaar, hetgeen dus neerkomt op een gemiddeld aantal van ruim zeven per jaar. Deze cijfers illustreeren wel heel duidelijk zijn groote scheppingskracht. Westinghouse was in wezen ëen idealist, die niet in de eerste plaats streefde naar persoonlijken roem of naar gewin, maar die iets^uitvond, omdat een bepaald pro bleem een oplossing behoefde, dus in hoofd zaak om der wille van het probleem. Zoo hij echter met het hoofd vertoefde in de hoogere sferen der idealisten, stond hij toch met beide beenen op den beganen grond. Niet één van zijn vele uitvindingen was een flits uit het niets, een toevallige ingeving, een gelukje. Elke uitvinding ont stond uit de behoefte van de practijk, werd door scherp opmerken en grondig naden ken gevonden om een moeilijkheid, die zich had voorgedaan, op te lossen. Elke uitvin ding was bestemd om in zijn eigen pro ducten te worden toegepast, geen werd gedaan om ze te verkoopen of als specu latie. George Westinghouse had geen weten schappelijke opleiding gehad. Hij hunker de zoo naar de practijk, dat hij de school banken verliet om als leerjongen in de zaak van zijn vader te komen, die een fa briekje had van landbouwwerktuigen en kleine stoommachines. Zijn eerste patent, aangevraagd toen hij 19 jaar oud was, had betrekking op een roteerende stoomma chine, bedacht als verbetering voor een machine in zijn vader's fabriek. Toen er in 1866 Westinghouse was toen nauwelijks 20 jaar een opzienba rend spoorwegongeluk plaats had, dat zijn oorzaak vond in onvoldoende remmoge- lijkheid van den trein, werd zijn aandacht op dit probleem gevestigd en dit is het be gin geweest van een activiteit van onge veer veertig jaar op het gebied, van de tractie. Deze periode omvat een historie, die bladzijde na bladzijde verhaalt van nieu we glories, waarbij het Westinghouse-rem- systeem werd ontwikkeld, dat terstond de geheele wereld veroverde en dat uitgroeide tot het ingewikkelde, automatische systeem, dat nu nog wordt toegepast. Ook de détails hiervan en de neventoepassin gen, het systeem voor drukluchtv.oorzie- ning, de koppeling der luchtleidingen met soepele slangen, de signaleering en con trole zijn thans nog in hoofdzaak gelijk aan de uitvoering, die door Westinghouse werd ontworpen. Zelfs bij de moderne eleclri- sche tractie speelt de bediening met druk- lucht, waarvan hij zoo'n voorstander was, nog een gi-oote rol. Westinghouse heeft de spoorwegtractie met énorme sprongen om hoog gebracht en heeft de mogelijkheden geschapen voor onze moderne tractie (waarvan ook ons land sedert de electrifi- catie der N.S. nè den vorigen oorlog de vruchten heeft geplukt). Daarvoor heeft hy de geheele beschaafde wereld aan zich verplicht. Westinghouse had een onstuimige werk kracht en had het vermogen ook anderen hard te laten werken. Overal teekende en schetste hij, op een hoekje van een tafel, op reis, thuis op het biljart. Hij schetste dan snel en accuraat, met een finesse van détail die verbaasde, daarbij meestal ook nog in druk dispuut, met' de omstanders. Gewoonlijk leende hij dan van een van hen e'en potlood en daar deze potlooden nooit werden teruggegeven, vraagt men zich af wat daarvan geworden is. Zijn levenspad schijnt bezaaid te zijn geweest met ander mans potlooden. Op 67-jarigen leeftijd overleed Westing house, geestelijk nog een vitaal man, die echter te veel van zich zelf had gevergd. Zijn echtgenóote, die hem in de 46 jaren van een zeer gelukkig huwelijk steeds ter zijde had gestaan, overleed enkele maan den na hem. Allen, die George Westinghouse hebben gekend, hebben een onuitwischbare herin nering aan zijn groote gestalte, zijn bemin nelijke persoon, met de zachte -stem en den vriendelijken glimlach, die iemand steeds bijbleef. Het typeert hem, dat door ieder met zooveel liefde over hem gespro ken werd en dat hij geen vijanden had. Het is zooals Lord Kelvin van hem zei: De ontwikkeling van de electvotechniek, zooals wij die heden ten dage kennen, zou lang hebben stil gestaan zonder zijn durf en vindingrijkheid. De schepen, die thans in Groot Brittannië ge bouwd worden, zijn natuurlijk in de eerste plaats bestemd om de verliezen, die tijdens den oorlog geleden werden, aan te vuUen, maar verder ook om 's lands inkomsten te vergrooten. 21 'U van de schepen echter worden gebouwd voor nlet-Britsche maatschappijen. De scheepsbouw speelt in het herstel-program ma van Groot-Brittannië een viervoudige rol. In de eerste plaats is de scheepsbouw welhaast de belangrijkste industrie van Groot Brittannië, .waarbij vele neven-industrieën betrokken zijn, Ten tweede werkt een vijfde van de scheepswer ven voor de export; ten derde zal een groot aan tal nieuwe schepen het buitenlandsche crediet in Groot Brittannië verhoogen en ten vierde wordt hierdoor een belangrijke stap gedaan om den wereldhandel in het algemeen te herstellen. Als het werk op de Britsche scheepswerven op denzelfden voet zal worden voortgezet er is geen enkele reden om aan te nemen, dat dit niet het geval zou zijn, zullen er spoedig ir schépen op de wereldzeeën varen dan voor den oorlog èn hoogstwaarschijnlijk zullen de meeste daarvan van Britsdhe herkomst zijn. Radio-ontvangst mogelijk zonder radio-toestel? Opzienbarende ontdekking De New Yorksche correspondent van de Daily Mail seint, dat twee geleerden van de John Hopkins-universiteit te Baltimore, bij toeval een plaatelijk uitgezonden radio programma met behulp van een strookje metaal, nog smaller dan een gewone speld, hebben ontvangen. Geen lampen, electri- sche stroom, condensators of antenne kwa men er aan te pas. Het strookje metaal echter was toevallig tot uiterst lage temperatuur afgekoeld. De twee' geleerden waren namelijk proeven aan het nemen met infra-roode stralen voor het opsporen van voorwerpen in het donker, waarbij gebruik werd gemaakt van zeer sterk geleidend metaal. Toen zij op zeker moment bemerkten, dat de batterij, welke zij gebruikten, uitgeput geraakte, draaide een van hen het voor de proef neming benoodigde verhittings-apparaat af, tengevolge waarvan de temperatuur van het strookje metaal terugviel tot 435 gra den onder nul. Toen daarna een luidspre ker op het strookje werd geschakeld, ten einde de mogelijkheid van het hoorbaar maken van het effect der temperatuurver laging tf onderzoeken, kreeg men van den luidspreker het programma van den plaat selijken radiozender te hooren. De geleerden verklaarden, dat deze ont dekking mogelijk tot een grooten omme keer in het systeem van radioverbindingen over grooten afstand zal kunnen leiden. tot 120 leefde, het lichtgevend vermogen van natuurlijk gas opmerkte, doch men deed geen poging voor de practijk van deze ontdekking gebruik ie maken. De Zuid- Nederlander Jan Baptist van Helmond ont dekte in de 16e eeuw. dat verhitting van steenkool ten gevolge had dat deze een „wilden geest of adem uitbraakte". Dit was natuurlijk het lichtgas. Doch eerst op het eind van de achttiende eeuw, dus 200 jaar later, kwam de gasverlichting in gebruik- In het Cornwallsche plaatsje Redruth werd in 1792 het eerste huis met gas verlicht. In het jaar 1819 liet Humphry Davy zien welk een fel licht de electrische vlamboog voortbrengt. We zouden dit dus gevoeglijk het geboortejaar van het electrische licht kunnen noemen. Booglampen werden om trent 1850 voor 't eerst gebruikt in vuur torens. Grove en De Moleyns maakten in 1840 electrische lampen met gloeidraden van platina, doch de eerste werkelijk bruik bare gloeilamp werd door Swan gemaakt in 1878. De verdere geschiedenis doet zien dat er na dien tijd vele en snelle verbeteringen werden aangebracht, steeds aan de hand van nieuwe ontdekkingen, doch dit alles blijft betrekking hebben op kunstlicht, en ontsluiert het raadsel van het echte, na- tuurluke licht riet. nel Ilch, Doen we enkele grepen in de studie van het licht zelf. dan ontdekken we allereerst dat de twee hedendaagsche théorieën over het licht, de corpusculaire en de golf-theo rie, reeds zijn voorvoeld-door Grieksche fildfeofen. Pythagoras meende dat licht be staat uit heele stroomen van ontzaglijk kleine stoffelijke deeltjes, die in ons oog- veld worden gebracht door alle dingen, die zichtbaar zijn. Aristoteles was de meening toegedaan dat licht bestond uit een vorm van beweging in een alles doordringend medium, „pellucide" genaamd. De eerste, die vermeldde dat licht zich rechtlijnig voortplant en die de wet der terugkaatsing op platte vlakken samenstelde (een licht straal wordt teruggekaatst onder denzelf den hoek, waaronder hij het spiegelend oppervlak treft) was Euclides. Doch het is eerst Newton geweest, (17e eeuw) die tot de kern der zaak kwam, door de vraag te stellen: wat Is licht? En hoe plant het zich door de ledige ruimte voort? Het licht was volgéns hem een stroom van uiterst kleine deeltjes, die te vergelijken zijn met atomen, en die als kogels uit elke lichtbron worden geschoten. Newton ging verder en vond in zijn klas siek geworden experiment de oplossing voor iets, dat men al eeuwen wist doch waarvoor men geen verklaring had, nl. dat edelsteenen en stukjes glas (geslepen) gekleurde lichtvlekken kunnen voortbren gen. Hij'liet een bundel zonlieht vallen op een glazen prisma, dat daarop een kleuren- band wierp op een er achter geplaatst schermpje- Hiermee was bewezen dat het witte licht in werkelijkheid be§taat uit een mengsel van gekleurde lichtsoorten. Door het. prisma worden deze, elk op zichzelf onder een anderen hoek gebroken en dooi' middel van een lens kunnen de gevormde lichtstralen weer tot een witten straal ver- eenigd worden. Nederlandsclie theorie. In Huygens (1678) had Newton een emstigen concurrent; deze ontwierp een theorie waarin het licht werd beschouwd te bestaan uit longitudinale trillingen, zoo dat volgens hem het heelal geheel gevuld moest zijn met ongelooflijk kleine stil staande deeltjes. .Vele geleerden hebben zich bezig gehou den met de uiterst belangrijke vraag: Wat is licht. We noemen in dit verband nog Michael Faraday en Maxwell, welke laatste zeker op dezelfde hoogte gesteld mag wor den als Newton. We denken aan zijn wis kundige formules omtrent de electromag- netische golven. Hierbij kwam vast te staan, dat onze huid gevoelig is voor golven tot ongeveer een duizendste millimeter lengte, die wij als warmte ervaren. Onze oogen zijn gevoelig voor golven, die liggen tus- schen 0.0008 en 0.0004 m.M., wat overeen komt meL^een frequentie van eenige hon derden binioenen per seconde, we noemen deze licht. Om nu tot dezen tijd terug te komen: er D EEDS ce oude Romeinen wisten het: om het volk zoet te houden, moest het be halve dagelijksch brood de noodige ontspan ning worden bezorgd. Gladiatoren vulden de boterham aan, belegden hem met bloedworst van wilde dieren en vierden arena-triomfen, waarbij Rome zich heersch juichte en Caesar zich in de handen wreef. Of was het Nero? Tot de opvolgers der gladiatoren behoort in de 20e eeuw de pneumatische hamer. Als dit he^che instrument zich in de resten der Ger- maansche verdedigingscültuur boort, verza melen de voorbijgangers zich rond den strijd tusschen beton en luchtdruk, daarmee onbe wust de traditie van de oude volken voort zettend. Zief ze glunderen, deze menschen, wanneer ze door een gat in de schutting, waarachter het lawaai van de afbraak zich voltrekt, een 6tuk gewapend beton zien sne ven voor het geweid van een schokkend en triilend medemensch, die zijn wild dier ook haüst niet in bedwang kan houden. Caesar's leeuwen waren wel niet toegerust met een knopje, dat hen desgewenscht tot zwijgen bracht en de boor is dat wél, maar wie daar op let is een kniesoor of iemand, die dit tafreel niet voor een standje van zijn baas wil ruilen, omdat-ie-telaat op kantoor komt. Genoegzaam tabakssap pruimend staat het meerendeels manlijk publiek met luie han den in zakken te kijken en er ontwikkelt zich een doorloopend e voorstelling. Want als je zoo'n tien minuten door het gat in de schut ting van het getril erachter hebt genoten, dan moet je plaats maken voor een opvolger onder het motto: „Hei, meester, wij wille ook wel is wat sien!" In het schemerdonker van d^n I ember- avond komert andere gladiatoren in overall en zij sjouwen met het wilde beest, dat nog nahijgt van de langdurige inspanning, om het in zijn hok te brengen. En de arena loopt leeg, want morgen komt er weer een dag vol gratis sensatie achter het kijkgat. Nee, die Romei nen waren nog zoo gek niet J. F. is bewezen dat alle licht dat wij waarne men wordt uitgezonden door atomen. Doch dit is een hoofdstuk op zichzelf. Het raadsel van het Licht zal in raadse len moeten eindigen. De wezenlijke aard van licht en energie en van electronen en protonen bergt nog vele verrassingen in zich'. Een ding weten we: er is iets in het heelal, dat we licht noemen, dat uitstraalt en ons ook verwarmt. We aanvaarden het dankbaar, speciaal in de donkere dager voor Kerstmis. H. K. Kolonisatie-mogelijkheid in Brazilië Nederlanders stellen een onderzoek in In opdracht van de stichting „Land bouwend gratie", die in het leven gei'oe- pen is dcor de samenwei'kende Nederland- sche landbouworganisaties, is te Rio de Janeiro aangekomen ir. Heijmeijer, als eerste van een commissie welke zich op de hoogte zal stellen van de mogelijkheden welke Brazilië biedt om Nederlandsche boeren op te nemen. Tegenover dit denk beeld staat Brazilië zelf stellig niet afwij zend, want deze groote tropénrepubliek beseft terdege dat zij haar onmetelijke grondgebied niet tot ontwikkeling zal kun nen, brengen zonder den arbeid vein Euro- peesche kolonisten en van deze gelden de Nederlanders als zeer welkdme. Intusschen kan niet heel Brazilië voor een dergelijke kolonisatie in aanmerking komen. Zelfs zou men mogen zeggen, dat Van alle Zuidamerikaansche landen in de eerste plaats Argentinië in dit opzicht de aandacht verdient, vooral de koelere zóne in het zuiden, waar de graanbouw en verwante bedrijven beoefend kunnen worden onder omstandigheden, die, hoe zeer ook van Nederland verschillend, daarvan toch niet al te erg afwijken. Een geslaagde kolonisatie van gereformeerde tarwebouwers bij Tres Arroyos in de pro vincie Buenos Aires heeft zulks aange toond. Inzake immigratie staat het Ne derlandsche overheidsbeleid echter geens zins vast en het zou op het oogenblik weinig zin hebben om tot concrete daden van eenigen omvang te willen overgaan. (Vereenvoudigde spelling) AAN DE KINDEREN van IJmuiden, Velsen, Sant poort en Driehuis Beste meisjes en jongens! Nu de krant zo langzamerhand weer een beetje groter wordt, kan er ook weer wat ruimte af voor jullie. Natuurlijk kan het nog maar een „hoekje" worden:eerst zodrh er weer gewone kranten zijn, hopen we'er een „hoek" van te maken. Jullie zult zeggen, waarom moet je ons dat eerst vertellen, begin liever maar met een verhaaltje of een raadsel of weet ik waarmee. Dat komt óók, maar om te be ginnen moet ik jullie hulp inroepen. Want j als ik elke week alleen aan het woord ben, dan heeft de IJmuider Courant geen echt „kinderhoekje"; veel aardiger is het, wan neer jullie eens zelf iets doen. Daarom komt er in ons kinderhoekje een rubriek, waarin de brieven en vragen van onze kleine lezers beantwoord worden. Stel je voor, dat je op een dag iets tegenkomt, waarvan je denkt: „Hoe wordt dat nu ge maakt?" of: „Hoe zit dat ook al weer?r Een briefje aan Tante Els, Jan Steenstraat 60, in Haarlem, en de vraag wordt de week daarop beantwoord. Maar dan moeten jul lie ervoor zorgen, dat die brief voor Don derdag in Haarlem is, anders moet hij een week wachten. Je kunt hem ook bezorgen aan het kantoor van de IJmuider Courant, Kennemerlaan 154 in IJmuiden. Als je iets leuks te vertellen hebt, schrijf het gerust, misschien is er een plaatsje voor te vinden. Ziezo, nu weten .jullie zo'n beetje, wat de bedoeling van dit kinderhoekje is en ik hoop, dat er veel brieven uit IJmuiden en omgeving komen. Je mag een schuilnaam bedenken, maar je eigen naam is ook goed. Ik ben uitgepraat en we kunnen beginnen met ons eerste Kinderhoekje, waarin Oom Han je vertellen zal van Pleuntje, die geen kachel had. De kachel van Pleun, de kabouter De winter stond midden in het grote bos en keêk eens om zich heen. Overal waren de takken van de bomen kaal en op de grond lag een kleed van witte sneeuw met hier en daar de rode stippelhoed van een paddestoel er nog boven uit. De winter wist, dat straks mevrouw Lente kwam en die zou tegen hem zeggen: ,Dag meneer Winter. Hoe maakt u het?" En de Winter zou natuurlijk zeggen, dat het hem uitstekend ging, hoewel 'ie de laatste dagen vrywat last had van jicht in z'n rechter been. Het was o6k zo koudEn dan zou de lente hem aankijken en zeggen, dat h§t nu zijn beurt was en de Winter moest dan weggaan uit het wijde woud met zijn tapijt en de vriendelijke padde stoelen. Ja, zo ging het nu eenmaal in het leven. Maar dat duurde gelukkig nog even! Terwijl Winter zo stond te peinzen, voel de hij een tikje tegen zijn boomschors schoenen en omlaagkijkend zag hij daar een manneke naar hem op kijken, dat met een fijn stemmetje kraaide: „Bent u boven, meneer Winter?" Dat was nogal een domme vraag, want als meneer Winter niet met zijn benen op de grond stond, kon hij ook niet met zijn hoofd tussen de boom toppen staan. Maar dat vergat het kabou tertje helemaal. En hij wilde verder ver tellen, maar de Winter, die dat fijne stem metje niet goed verstaan kon, bukte zich en tilde het ventje op, tot vlak bij zijn oor. Pleuntje, de kabouterman, schrok van die luchtreis en toen hij weer een beetje bij gekomen was, begon hij een lang verhaal in de grote oren van de Winter te schreeu wen. „Niet zoo hard, mijn jongen" zei .de Winter, „al ben ik oud, m'n oren zijn nog heel goed". Pleuntje vertelde een droevig verhaal. Verleden jaar had hij van een oud sigaret- tenblikje, dat een Canadees in het bos had weggegooid, een kacheltje gemaakt en nu hij dat weer te voorschijn wilde halen tegen de kou, bleek het busje heelemaal doorgeroest te zijn. „Ja" zei de Winter „dan. had je het ook maar in de vaseline moeten zetten". Pleuntje werd een beetje rood van schaamte over zijn onnadenkendheid, maar meneer Winter kreeg medelijden met hem en vroeg: „Heb je nu geen kacheltje, Pleun?" „Nee", zei de kleine man en hij vertelde dat hij daarom juist naar meneer Winter was gekomen, die zou hem vast wel helpèn. De Winter streek eens door zijn baard van takkebossen en peuterde met zijn vinger in een spechtennest, zodat een nijdige moeder-specht uit haar huis schreeuwde, dat het een schandaal was, om eerzame spechten zomaar lastig te val len. „Ja'' zei de Winter weer, maar dat was geen antwoord tegen de specht, maar meer een teken, dat hij nadacht. Toen schudde hij aan een grote kastanjeboom, die direct zijn allerlaatste kastanje op de grond liet vallen en zette Pleun naast de glanzende vrucht. Zich bukkend riep hij (wel een beetje hard, want drie-en-twintig bomen verderop lag de oude eekhoorn ziek): „Nu mag je die kastanje uithollen en dan heb je een fijn kacheltje, Pleun". Met een „Dank u wel, meneer Winter" holde de kabouter ,,Niet zóo hard m'n jongen", zei Koning Winter^ naar zijn huis, dat natuurlijk in een holle eik was en met een kaboutermesje sneed hij de witte schifl! van de kastanje af, die al een beetje indroogde en peu terde het vlees eruit. De pijpen van het vorige kacheltje pasten wel niet heele maal, maar met een paai* dennenaalden er tussen kwam ook dat voor elkaar. Die zelfde avond zette Pleun zijn nieuwe kacheltje aan en met een tevreden gezicht en een pijpje begon h\j in het boek. dat hij van de Vlaamse Gaai ter leen had gekre gen, te lezen. Maar de kastanje-kachel werd warmer en warmer en op het laatst •begonnen de dennenaalden, die tussen de pijp geschoven waren, te smeulen. „Oei" dacht Pleun en hij stopte er nieuwe tussen en las verder van een veldmuis, die haar melk liet overkoken. Nóg heter werd de kachel, zodat tenslotte een heel gat in zijn rode buikje brandde. En och heden, hoe Pleuntje ook werkte om het vuur te blus sen, zyn mooie kacheltje brandde dóór en op het laatste zelfs af. Maai- de Winter zag het gevaar uit de verte, blies zijn wangen helemaal vol en met één lange blaas hup pelde het brandende kacheltje van Pleun uit zijn boom-huisje, zodat het gevaar ge weken was. En nu moest dé Winter een beetje blozen, omdat hij er ditmaal hele maal niet aan gedacht had,, dat een kastan je branden kan. Zo eindigde het avontuur van Pleuntje, den kabouter, met zijn kachel. Gelukkig voor den kleinen vent vond hij, by het om spitten van zijn tuintje de volgende dag een ijzeren moer,, die hij op wat steentjes zette. Als je door het bos komt, moet je maar eens naar een rookwolkje bij een ouden eik uitkijken, want daar zit Pleuntje dan te lezen in het boek over veldmuizen. Maar dan moet jij even wachten tot me vrouw Lente in het bos komt, want het is er nu een beetje fris tussen de kale bomen. OOM HAN. Raadsels en Puzzles Als het huiswerk straks af is, mogen jul lie je hoofden eens breken over een klein raadsel. Het geheel is een bekend spreek woord van 29 letters en als je die 29 let ters door elkaar gooit, kim je er de vol gende woorden uithalen: 25, 26, 17, 5, 10 getal onder de tien. 11, 9, 2, 7 om iets in te pakken 28, 27, 6 woont in een klooster. 3, 13, 14, 16 kier. 12, 24, 23, 13, 22 vandaag. 20, 19, 8 slaapje. 18, 10, 20, 14, 3 niet boven. 26, 9, 7 groeit in het bos van Pleuntje 4, 19, 1 gebruik je bij het tekenen. 21, 13, 16', 7 is beter dan niets. 29» 3$, .1 niet knap.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1946 | | pagina 7