Het Kerstverhaal De vreemdelim: in Kerstgebruiken stammen uit zeer ouden tijd DINSDAG 24 DECEMBER 1946 Lucas 1 26-34, 2 1-20. In de zesde maand nu werd de engel Gabriël van God gezonden naar eene stad in Galiléa, genaamd Nazareth, tot eene maagd, die ondertrouwd was met een man, genaamd Jozef, uit het huis van David, en de naam der maagd was Maria. En toen hij bij haar binnengekomen was, zeide hijWees gegroet, gij begenadigde^ de Heere is met u. Zij ontroerde bij dat woord en overlegde, wat' de beteekenis van dien groet mocht zijn. En de engel zeide tot haar: Wees niet bevreesd. Maria; want gij hebt genade gevonden bij God. En zie, gij zult zwanger worden en eenen zoon baren, en gij zult Hem den naam Jezus geven. Deze zal groot zijn en Zoon des Allerhoogst en genaamd worden, en de Heere God zal Hem den troon zijns vaders David geven, en Hij zal koning zijn over het huis van Jakob tot in eeuwigheid, en zijn koningschap zal geen einde nemen. En het geschiedde in die dagen, dat er een bevel uitging vanwege keizer Augustus, dat het geheele rijk moest worden ingeschreven. Deze inschrijving had voor het eerste plaats, toen Quirinius het bewind over Syrië voerde. En zij gingen allen op reis om zich te laten inschrijven, ieder naar zijne eigene stad. Ook Jozef trok op Galiléa, uit de stad Nazareth, naar Judéa, naar de stad van David, die Bethlehem heet, omdat hij uit het huis en het geslacht van David was, om zich te laten inschrijven met Maria, zijne ondertrouwde vrouw, welke zwanger was. En het geschiedde, toen zij daar waren, dat zij baren zou, en zij baarde haren eerstgeboren zoon en wikkelde hem in doeken en legde hem in eene kribbe, omdat voor lien geene plaats was in de herberg. En er waren herders in diezelfde landstreek, die zich ophielden in het veld en des nachts de wacht hielden over hunne kudde. En plotseling stond een engel des Heeren bij hen en de heerlijkheid des Heeren omstraalde hen, en zij vreesden met groote vreeze. En de engel zeide tot hen; Weest niet bevreesd, ;want zie, ik verkondig u groote blijdschap, die heel het volk zal ten deel vallen: U is heden de Heiland geboren, namelijk Christus, de Heere, in de stad van David. En dit zij u het teeken: Gij zult het kind vinden in doeken gewik keld en liggende in eene kribbe. En terstond was er bij den engel eene groote hemelsche legermacht, die God loofde, zeggende Eere zij God in den hooge, en vrede op aarde voor menschen des welbehagens. En het geschiedde, toen de engelen van hen heengevaren waren naar den hemel, dat de herders tot elkam£5r spraken: Laten-wij naar Bethlehem gaan •om te zien hetgeen geschied is en ons door den Heere is bekend gemaakt. En zij gingen haastig en vonden Maria en Jozef en het kind, liggende in de kribbe. En toen zij het gezien hadden, maakten zij bekend hetgeen tot hen gesproken was over dit kind. En allen, die er van hoorden, verbaasden zich over hetgeen door de herders tot hen gezegd werd. Doch Maria bewaarde al deze woorden, die overwegende in haar hart. En de herders keerden terug, God lovende en prijzende om alles wat zij hadden gehoord en gezien, gelijk het hun gezegd was. (Nieuwe vertaling van het Nederlan-dsch. Bijbelgenootschap) \7 ÏCOMTE DE CAROTY had de gewoon- v te om de Kerstdagen op zijn landgoed te Epinay door te brengen in gezelschap van zijn jachtvrienden. Zijn rentmeester ontving hen dan met eenige plechtigheid en regaleerde de heeren op een wilddiner in ouden stijl, met veel Bourgogne. Ge woonlijk werd het een vroolijke, gezellige fuif van célibatairs in jachtcostuum, die[ de meest onwaarschijnlijke verhalen op- dischten. In den Kerstavond van het jaar 1814 echter gebeurde er iets waarbij hun stout ste fantasie verbleekte. Het was een pikdonkere, stormachtige avond. De sneeuw joeg in wilde vlagen tegen de oude muren van het kasteel, de wind gierde langs de torens en over de slotgracht. Terwijl de antieke klok in de eetzaal een menuet van Mozart speelde en daarna met twaalf slagen het middernachtelijk uur aankondigde, viel op de Slotpoort de klop per met een hollen slag dreunend neer. „Monsieur le Vicomte, daar is een heer voor u", zei Jean de huisknecht. De Caroty draaide zich om en wreef zijn kin af. „Wie is het Jean?" „Ik versta hem niet, het is 'n beetje 'n vreemde sinjeur. Hij zegt, dat het wiel van den postwagen is gebroken en dat hij niet verder kan reizen.zal ik hem binnen laten?" „Wil hij hier overnachten?" „Ja, monsieur le vicomte, hij heeft een kara'oïes en 'n vioolkist bij zich." „Een reizend muzikant.nouhee renwat dunkt U, zullen wij hem binnenlaten?" De'-Bourgogne inspireerde het vroolijk gezelschap dat eenige muzikale afwisseling wel aardig zou vinden. De deuntjes van de speelklok werden op den duur wat een tonig. „Zoo'n reizende muziekmaker" zei de Caroty opgetogen, „daar kunnen we plei- zïer van hebben". Eenige minuten later ging krakend de deur open. Daar stond een lange, broodmagere man met dunne armen, die hoekig langs de heu pen hingen, terwijl de vingers van zijn linkerhand voortdurend in beweging waren. Met de rechter omklemde hij een viooL Met verbaasde gezichten keken de gas ten zwijgend naar het zonderlinge wezen. Lange zwarte haren golfden tot op zijn schouders en langs zijn ooren kroop 'n krullende baard tot op z'n kaken. Met zijn stekende oogen gluurde hij dreigend naar binnen. De Caroty stond op. „MonsieurHij bood den bleeken onbekende 'n stoel aan. De vreemdeling boog, glimlachte bijna onmerkbaar en kwam langzaam naderbij. Toen speelde de antieke klok het eerste kwartier in den Kerstnacht. „Van Pergolesi" merkte de man op. 't Bleef doodstil. Soms kraakte een meubel of trilde een venster. De gasten draaiden broodballetje^ met hun zenuwachtige vingers en zaten vol gedachten en vermoedens. De vicomte trachtte zich met behulp van een slok Bourgogne vlot over het geval heen te zet ten en hernam: „Is het wiel van üw wagen gebroken? „Ja." „Wenscht u hier te overnachten?" „Graag." Een nachtvlinder brandde zijn vleugels in 'n walmende kaars op de tafel. De antieke portretten aan den wand be gonnen er zich mee te bemoeien. Een dik zak met 'n pruik lachte, een burchtvrouw veegde met 'n kanten zakdoekje haar neus af, De gasten konden er op zweren, dat ze t Orde van advocaten De Orde van Advocaten in het Arrondisse ment Haarlem hield dezer dagen haar jaar vergadering. Door den Deken werd het jaar verslag over 1946 uitgebracht Bij de periodieke verkiezingen werden de deken, mr. R. C. Bakhuizen van den Brink, en het lid van den Raad van Toezicht en Discipline, mr. L. V Hoog. herkozen. De besprekingen waren gewijd aan aange legenheden van internen aard. Na afloop der vergadering vereenigden velen zich aan den traditioneelen stokvisch- maaltijd. KERSTSAMENKOMST VOOR IEDEREEN. Op den Eersten Kerstdag wordt 's middags in het Concertgebouw te Haarlem een Kerst samenkomst voor iedereen belegd onder het motto „Zie. het nieuwe is gekomen!" Spreker is ds. J. J. Buskes Jr. van Amsterdam. Mede werking wordt verleend door een koor en orgel. Burgerlijke Stand HAARLEM. 23 December 1946 BEVALLEN: 19 Dec.. J. M. Schrama—Gerrits. 21 Dec.. G. KlootwijkLankhaar. z.\ A. Boe! Zeegers. c.; P. B. Koeleveld—Tjeerten, z.; P. van EisJacobs. z.\ A. M. SengersKoster, d.; 22 Dec.. J. M. H. F. van Schie—Vink, z.; J. Post- huma—Blokpoel, d.; F. C. Schouten—Blom, d.; T. van dén BergGroot, d.; C. L. M. de Haan— Nijssen. d.; A. van Eccenvan Veggel, d.; P. G. Koldewijn—Tibbe, d.; 23 Dec.. C. M. Hoppenbrou- y.er—van Krimpen, d.; B. P. van der Veldt— Reijn. d.; A. C. M. van der LindeRijkers, z., OVERLEDEN: 20 Dec., J. C. C. van der Zeeuw. 78 j., Ha2epatcrslaan; 21 Dec., H. Z. de Buisonjé, 66 j.. Stuyvesantplein; G. van den Heuvel, 77 J., Velserstraat; D. Kluit, 70 j., Joan Maetsuyeker- !aan; A. van Hespen. 70 j., Hollandslaan; M. Bru- nink—Max, 81 j„ Raadhuisplein; G. H. Stern- heim—Laser, 66 j., Joh. de Wittlaan; 22 Dec., M. M. Adriaanse—Brinkman, 78 j.. Nieuwe Groen markt; C. Rodenburg—van Bohemen, 78 j., Brouwersstraat. GEHUWD20 Dee.. S. J. Meijerlnk en N. C. Reiding; 23 eDc., C. van AecooiJ en H. B. Bruil; B. J. Walker en M. J. Godefrooi. (Uit Ruize-Rijmenvan Charivarius) Als we maar dien eenen dag wat minder kwalijk namen Wat er haastig was gezegd, of wat er was misdaan, Als wij op dien eenen dag weer tot elkander kwamen, Na met booze blikken uit elkaar te zijn gegaan, Als wij maar dien eenen dag eens zonder kwaad te spreken, Zonder zuren achterklap, gezellig konden zijn, Als wij maar dien eenen dag voor andren vroolijk keken, Om ze niet te drukken door onz' eigen zorg of pijn, Als wij maar dien eenen dag, wat zachter in ons oordeel Zochten naar het beste in den zwakken evenmensch, Als we maar dien eenen dag, ook tegen eigen voordeel, Ons eens wilden schikken naar een anders dierbren wensch, Als we maar dien eenen dag volkomen eerlijk waren, Zonder kleine leugentjes, gezegd of ongezegd, Als wij maar dien eenen dag ons dapper durfden scharen, Ook al dee 't ons nadeel, aan de zijde van het recht. Als wü op dien dag eens dat gekibbel en dat kwebben Trachtten te vermijden - en dat eeuwige getwist! Die vervloekte zucht om steeds gelijk te willen hebben Overwinnend, kalm erkenden: „I k heb me vergist", Als we maar dien eenen dag eens onze geestigheden Voor ons hielden, om geen onverdiende wond te slaan. Als we maar dien. eenen dag eens doodeenvoudig deden, Zonder zoo geweldig op ons point d'honneur te staan, Als wij dezen eenen dag wat warmte konden geven Aan het kil en vreugdeloos bestaan van deez' of geen, Als we dezen eenen dag eens lang en prettig schreven Aan den verren vriend, die daar zoo zielig zit, alleen, Als we maar dien eenen dag op honderden manieren - Och je weet wel! - deden wat ons beter-ik gebood. Zouden wij den Kerstdag dan niet Christelijker vieren', Dan met kaarsjes en met hulst en krentenbrood? door Herman Moerkerk gezien hadden. In de oogen van het harnas in den hoek begonnen lichtjes te branden. En de linkerhand van den vreemdeling kronkelde als 'n inktvisch. Toen tingelde de speelklok weer. „Van Scarlatti" zei de bleeke man. De kaarsen walmden en Jean kwam op zijn teenen binnen om ze te snuiten. Een voor een doofden de vlammen totdat het zoo donker was, dat nog slechts het hout vuur in de haard de zaal in efen spook achtige schemering zette. Mager als 'n geraamte rees in dit toover- achtig licht de lange gestalte van den vreemdeling. Er was geen geluid meer. Het was volkomen stil. Het was eenige minuten lang zelfs zóó stil, dat de vicomte zijn ooren hoorde suizen. Niemand waagde het zich te bewegen, zóó beklemmend en beangstigend werkte de aanwezigheid van het vreemde wezen op de célibatairs. De fazant werd koud, net als de compote en de Bourgogne stond bewegingloos in de Kwartier voor éénWeer tingelde de speelklok. „Van Tartini" zei de bleeke man. Toen, als uit het raadselachtige donker geboren, klonk langzaam zwellend, de schoonste melodie, die ooit de ooren der jachtvrienden had gestreeld. Soms zong zij als een hooge kinderstem zoo dim en ijl, soms als een hemelsche sopraan en dan weer vol en donker als een rijpe alt. Melo dieën vloeiden in elkaar, borrelend als wa ter, klaar, duidelijk en aangrijpend. De Caroty en zijn gasten wisten met 't geval geen raad, Ze wisten alleen maar dat Bourgogne en fazant ijdelheden waren. De muziek vulde heel <je zaal. Tot duizelende accoorden groeiden de melodieën, tot koren van hemelsche stemmen. Het steeg, het steeg, hooger en hooger. Een gouden regen van klanken, een storm, die door de eet zaal waaide, breed en wijd. Een parelketen van huppelende noten, reien, eindelooze reien van klanken, opeengestapeld, plotse ling in de diepte vallend en weer herboren in een zuiveren zang. De tonen sprongen op en af, honderden tegelijk alsof een vol oi-kest zat te spelen. Goudstof dauwde neer in de schemering. Een wolkbreuk brak open en een stx-oom van lichtende muziek stortte omlaag. Dan baande een simpel wijsje zich een weg door den vloed, totdat het nog maar alleen overbleef en tippelend voortging zooals kinderpasjes loopeix. Heel ver ging het wijsje door den nacht, heel dun klonk j het en heel teer. Toen hield het plotseliffg op in een teeder accoord. Een engelendans wipte vederlicht door de zaal. „Van mij" zei de vreemdeling. „Jean" 't was gefluister van den vicomte. „Monsieur?" „Steek de kaarsen aan." En toen de kaarsen brandden was de bleeke man verdwenen. Dicht bijeen zaten stil de gasten. De Caroty zat met gesloten oogen net als in een gelukkigen droom., Het kaarslicht danste op zijn deftig gezicht. Toen tingelde weer de speelklok, maar niemand sprak ditmaal een woord. Met één slag kon digde zij de volle glorie van den Kerstnacht aan. En de célibatairs druk ten den gastheer de hand, zwijgend, en kropen diep in hun pelsen. De sneeuw wervelde om hun ooren en zwijgend gingen ze naast el kaar naar huis. IK weet niet of hij geslapen heeft, monsieur le vicom te" zei Jean den volgenden morgen, „toen ik in den vroegen ochtend op de deur van de lo geerkamer klopte kreeg ik geen ant woord. Ik opende de deur en zag, dat de kamer leeg was alleen dit briefje vond ik op de tafel: „Monsieur le vicom te de Caroly. De improvisatie, waar naar gij en uw gas ten met zooveel aandacht hebt ge luisterd, draag ik aan U op als bewijs van mijn dankbaar heid voor Uw gast vrijheid. Op weg xaar Parijs, waar ik moest concerteeren. werd ik onaange naam verrast door een ongeval met den xost wagen." „En zij gingen allen op reis. Niccoló Paganini. Kerstmis 1814. door H. G. Cannegieter. Lang geleden, toen er in de Friesche Wouden nog vreemde dingen gebeurden, leefde daar een oud wijfje, dat in den reuk stond een „tjoenster" (heks) te zijn. De oude Ynske was eens jong geweest, maar doordat zij zoo leelijk geschapen was, had zij de geneugten der jeugd nooit ge kend. Zij werd overal buitengehouden en dit had haar van naijver doen verteren jegens de meisjes, die gelukkiger waren dan zij. En toen deze meisjes allen ge trouwd waren en moeder geworden, had haar haat zich voortgeplant op hun kin deren. In haar eenzaam bestaan was zij zich gaan bezighouden met de zwarte kunst en allengs waren de duistere geheimen der tooverij haar onthuld. Doch eerst op haar ouden dag, toen zij als een door ieder ge schuwd wezen in een vervallen hut aan de boschrand huisde, had zij met behulp van satanische machten het tooverpopje ge wrocht, dat de kwelling zou worden van elk jong gezin in den omtrek. Want wan neer zij dit poje met haar speldeprikken behandelde, werd de pijn gevoeld door het kind, welks naam zij bij die foltering pre velde Niemand dan zij wist wat de oor zaak was van deze onverklaarbare pijnen, waarvoor de meester met zijn kruiden geen raad wist. Maar wanneer haar door de broodventers en marskramers werd ver teld, dat het zoontje van Fetske met hevige krampen lag, of het dochtertje van Foppe en Bauk van de jeuk verging, dan grijns de het oude wijfje van leedvermaak. Op den avond vóór Kerstmis zat de oude Ynske met haar pop in de handen. Het was een pximitief popje, gemaakt van een lap linnen, met zaagsel gevuld. Met houts kool had de tsjoenster er oogen, neus en mond op geteekend, en dit gelaat zonder uitdrukking staarde stomweg zijn kwel geest aan. Juist op den Kerstavond kwam de haat erger dan ooit spoken in Ynske's hart. Nu zaten alle menschen in den huise- lijken kring gezellig bijeen, en niemand, die zich om haar hier bekommerde! Maar zij had de macht, het pieizier te bederven! Nijdig dreven haar vingers de speld in de lappenpop exx haar tandelooze mond siste daarbij de namen van de vele onschuldige wezentjes, die nu midden in de feest vreugde van pijn gingen kermen, zonder dat de moeders vermoedden, wat de oor zaak kon zijn. Eensklaps schrok de tsjoenster; het was of haar hart stilstond. Want het poppen- gelaat had uitdrukking gekregen; uit de oogen druppelden tranen en waar de speld had geprikt, welfde zich een kraaltje bloed! En rondom het onnoozele lappenhoofd ging een licht stralen, zacht als het schijnsel der maan. Ynske had nooit aan Kerstmis gedacht, maar nu viel haar de gelijkenis op tusschen de pop, die zij op haar schoot hield en een prentje in den ouden Bijbel, die sinds haar kindertijd ongebruikt in een hoek van het vertrek lag, het prentje van Bethlehem's stal. En zij begreep, dat het het Kerstkindje was, dat zij tot slachtoffer van haar boos aardige jaloezie had gemaakt. In de dood- sche stilte van den avond hoorde zij int dien donkeren hoek, waar de Bijbel lag, een kinderstem klagen. Duidelijk verstond zij, wat dit teere 'droefgeestige stemmetje sprak. „Wat gij aan een van deze kleinen gedaan hebt, dat hebt gij ook mij gedaan!" Een huivering voer door de stramme leden der oude; onder de zwaarte van haar. De volksgebruiken, waaronder ook die moe ten worden gerekend, welke omstreeks de Kerstdagen in eere worden gehouden, zijn af komstig uit den heidenschen tijd Op velerlei manieren zijn de oude gedachten verdrongen en er zijn andere vormen aan gegeven Fees ten uit vroeger tijden zijn verchristelijkt Op het oogenblik naderen wij de Kerstdagen en de geboorte van Christus wordt gevierd. In den Kerstnacht stroomen de katholieke kerken vol met geloovigen voor de Kerstmis. De protestanten komen vooral op den eersten dag bijeen, om naar de Kerstboodschap te luisteren. Ook aan den vooravond worden dit jaar Kerstnachtdiensten gehouden. Tijdens de feestdagen heerscht er in de huisgezinnen een gezellige stemming. Kinderen, die ver van huis werken, lceeren in de ouderlijke woning terug. Kerstboomen branden en aan maaltijden wor den extra zorgen besteed. En in den ouden tijd? Toen werd het zonnefeest gevierd, om dat de dagen langer werden en het licht weer toenam. Geluiden werden gemaakt met appa raten, welke op het oogenblik met klokken te vergelijken zijn. Dit geluid hield verband met reiniging en zuivering van kwade gees ten en andere schadelijke invloeden. De zon moest tegen duistere machten strijden en de menschen hielpen haar door het maken van geluiden de booze geesten te verdrijven. In ons land werden omstreeks de Kerstdagen, soms tot Nieuwjaarsdag toe de klokken ge luid. Dit gebruik neemt steeds af, Het mid winterblazen ra Twente wordt echter nog in eere gehouden. Van den eersten Zondag van den Advent tot Driekoningen wordt 'er op den midwinterhoorn geblazen. Vroeger werd hij gemaakt uit een krommen elzetak, maar op het oogenblik kent rnen ze ook van metaal In bergachtigè streken was het versieren van dennen een algemeen gebruik en daarvan is de kerstboom nog overgebleven. De groote slachttijd viel vroeger samen met de winter feesten. Dan werden bijzondere maaltijden aangericht, een gebruik, dat wij kennen, want de hulsvrouw stelt er Immers prijs op den leden van het gezin op den Kerstdag een extra-fijn diner aan te bieden. Vooral de En. gelschen zien in den maaltijd op Kerstdag het hoogtepunt. Dan komt de kalkoen op tafel en de plumpudding wordt gegeten. Een andere herinnering van vroeger is het Joelfeest, dat de heidensche Germanen waar schijnlijk omstreeks 21 December aan de zie len der afgestorvenen wijdden. Sedert de vierde eeuw wordt het feest van de geboorte van Christus gevierd. Te begrij pen is het, dat gebruiken en voorstellingen in christelijken zin herschapen werden Om streeks het wenden van de zon werden daar voor feesten gehouden. In „Nederlandsche Volksgebruiken" lezen wij dat in de eerste eeuwen van onze jaartelling men op 6 Januari de geboorte en den doop van Christus en het eerste wonder te Kana herdacht. In het Ro- meinsche rijk vierde men zelfs nog na de in voering van het Christendom met grooten '.uister de Brumalia, den kortsten dag van het iaar. die door Caesar ten onrechte op 25 December was gesteld. Deze dag heette Sol stitium, zonnestilstand, of dies natalls invicti solis, dat is geboortedag der onoverwinnelijke zon. Dezen zonnedienst hadden de Romeinen onder Pompejus van de Perzen overgenomen die aan het einde van het jaar de geboorte vierden van Mithra, den onoverwinnelijke. Om aan dezen zonnedienst een einde te ma ken, werd onder Paus Julius I (vierde eeuw) bepaald, dat voortaan het geboortefeest van thans eerst begrepen schuld zeeg zij neer Het popje ontviel aan haar machtelooze handen. Zij voelde, dat haar einde nabij was. In stomme ontzetting lag zij zoo in haar leunstoel, totdat een roep aan de deur haar uit haar bewusteloosheid wekte. Het was Pabe Pak, de marskramer, die op zijn langen tocht langs de boerenhoeven ook haar hutje aandeed. Pabe kende alle men schen en alle menschen kenden hem. Hij was de nieuwsbode, die haar in haar een zaamheid op de hoogte hield van wat er in den omtrek gebeurde. En toen hij zijn pak openmaakte en haar onder andere feestartikelen ook een heelë partij kinder speelgoed liet zien, verraste zijn komst, juist op dit oogenblik, Ynske als een be schikking van hooger hand. Zij strompelde naar de spinde, waar haar geld je verborgen was, en kocht Pabe tot zijn verbazing al zijn poppen af. „Breng die morgen aan de kinderen van het dorp", stamelde zij, „maar zeg niet, wie ze hun stuurt. Zeg maar, dat het een Kerst- gave is, van een oud mensch, die veel aan de kinderen goed heeft te maken...." „Een wonderlijk oudje, maar ze is toch beter dan ze lijkt", peinsde de marskramer, toen hij met zijn opdracht zijn weg ver volgde. Ynske die met moeite haar stoel weer bereikte en daar in een loomen slaap viel, hoorde stervend nog de woorden van de kinderstem, die fluisterend herhaalde: „Wat gij aan deze kleinen gedaan hebt, dat hebt gij ook mij gedaan." Maar nu hadden deze woorden een dankbaren klar.k en glimlachend gaf het besje den geest. (Nadruk verboden) Christus op 25 December gesteld moest wor den. Augustinus getuigde hiervan in een Kerstpreek: „Wij vieren niet het feest van de nieuwgeboren zon, maar den geboortedag van Hem, die de zon geschapen heeft." Dit feest noemde men het Kerstfeest, d.w.z. Christus- feest. Het door samentrekking ontstane woord „Kerstmis" doelt op de godsdienstoefening, die in den nacht van 24 op 25 December ge houden werd, een gebruik, dat bij de Roomsch Katholieken en de Hernhutters behouden bleef. Ook in Protestsntsche kerken wordt de laatste jaren op den laten vooravond een godsdienstoefening gehouden Door de nach telijke hei-denking is het Duitsche woord „Weihnacht" ontstaan x Op het oogenblik wox-dt het Kerstfeest op verschillende wijzen gevierd. In Duitschland geschiedt, het-ernstig, in tegenstelling met Engeland, waar het „Chrlstmasdinner" in een vroolijke stemming gebruikt wordt. Vrienden en kennissen worden uitgenoodigd, zoodat zij, die ver van huis zijn of geen familie hebben, over het algemeen niet buiten het feest ge sloten worden. De gasten en familieleden zetten papieren mutsen op. men laat knal bonbons ontploffen, confetti en serpetines worden in de kamers gegooid, kortom, het lijkt op een carnavalsfeest. Het Kerstmanne tje maakt in den nacht voorafgaand aan den Eersten Kerstdag zijn ronde en stopt in de kousen verrassingen. In Noorwegen werkt de huisvrouw hard aan een maaltijd die bestaat uit gerechten, welke speciaal voor den Kerst tijd bewaard worden. Tegen den avond noo- dïgt moeder de kinderen uit in de kamer te komen. Als een verhaal verteld is, ontsteekt de vader den boom. waarna allen er om heen dansen. Dezen avond worden oude Kerstlie deren gezongen en verhalen verteld, Door den oorlog moeten de feesten dit jaar nog sober gevierd worden, maar te verwach ten is, dat in tallooze gezinnen de huisvrou wen met beperkte middelen een aangenamen avond zullen organiseeren. De kerstboom brengt veel gezelligheid en de -hulsttakjes, af komstig van den boom. die van oudsher tij dens de laatste dagen van het jaar voor ver siering gebruikt wordt, kunnen eventueel een prettige sfeer in de huiskamer scheppen In de bar „Etoile" rook het naar Gauloi- ses en pai-fum, dat vreemde luchtje van Parijs. Het was er stil op dezen Kerstmid dag om drie uur. Buiten veegde een ve nijnige wind de koude regenvlagen door de Rue Tronchet. De anders zoo spraakzame barman leunde over zijn toonbank en zei niets. Hij had met zijn feillooze instinct al lang door, dat wij niet „réguliers" waren en concludeerde waarschijnlijk in zich zelf, öf Gestapo öf terroristen. In beide gevallen raadzaam om je mond te houden. Wij dronken onze Calvados en zeiden ook niet te veel. Er valt ook niet veel te zeggen, als je twee en twintig etï op Kerst mis ver van huis bent. Langs de beslagen ramen gingen telkens groepjes menschen voorbij. Wij vroegen den bai-man, of er soms iets aan de hand was. „Ja", zei hij, „Kerstmis". Toen hij zag. dat deze ironie maar matig geappre cieerd werd voegde hij er vergoelijkend aan toe: „Ze gaan naar de Madeleine". Iemand zei aarzelend: „Zullen wij ookOp zijn voorstel volgde een pau ze van verlegen zwijgen, maar tenslotte zegevierde ons verh.ngen naar een geeste lijk onderkomen op 1(Cers^.,ls en we gingen. We gingen de trapp ,-i/p van de Madeline en binnen verscho^j^vij ons in een hoek je bij een pilaar. 'P'er Zachtjes prelucj Je het oi-gel. Toen viel alle .Jegenheid van ons af, want boven het orgel zette een sopraan in met een stem als een engel. Zij zong de volmaakte, vertroostende muziek van Bach en het werd ons te moede als vroeger, wan neer je moeder je over de haren streek, als de onrecht'vaardigheid van de wereld je te veel werd. Geen oplossing, maar wel be rusting gevend. Diep viel het koor in en de donkere, machtige accoorden brachten onze opstandige gedachten tot een deemoe dig zwijgen. Voor ons knielde een Duitsch soldaat en we voelden geen haat. Onder de hooge gewelven keken Fran- sche kindertjes op de armen van hun moe ders naar het kribbetje en de kaarsen be lichtten de ontroering in hun oogen bij het aanschouwen van „le p'tit Jésu". Nooit was het mysterie van het Kerstfeest ons nader dan toen Het werd ons te machtig en we gineen naar buiten, waar Parijs lag in het donker van den ooi-log. We waren vervuld van al les wat goed was. Toen scheen een zaklantaarn ons in het rezicht. „Ausweis. identité". Achter de zaklantaarn een glimmende jas en een helm. Tegen een huis een bleeke jongen, de eerste vangst. We toonden zwijgend onze valsche papieren, met de, altijd gelijke, wurgende angst, dat het mis zou gaan. „In Ordnung, weitergehen". We liepen door onder de i-oerlooze sterren, die niet ver duisterd konden worden. Achter ons bange stappen en, schichtig gefluister. Razzia, zélfs op Kerstmis. Nooit was de zin van het verzet óns nader dan toen. W- L. B*

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1946 | | pagina 5