c De 9 Muzen 3 Gesprekken met Hubert la Rocbe Jaren van ons (FÏh) ZATERDAG 7 FEBRUARI 1948 3 RICO BULTHUIS: „Het andere verleden" (Born, Assen). N EEN VAN ZIJN nauwelijks bekendeDietz niet kan twijfelen een vertaling „grotesken". ..Het Geschaakte Koren" was, zou 't èn om zijn menselijke zuiverheid in 'de bezettingstijd verschenen onder het èn terwille van zijn suggestief-boeiende pseudoniem Hans Guilgnoly laat Bulthuis schrijftrant, tot de ..meest verkochte ro llet paleis van zijn verbeelding, alwaar i mans" behoren. Ik kan alleen maar wen- een symbolisch schaakspel wordt gespeeld, sen, dat de vaderlandse herkomst ervan in het hart liggen van straalsgewijs sa- I geen beletsel vormt, aan Bulthuis' talent, menkomende lanen. Zonder er zich wel- dat zijn kracht hiermee bewezen heeft, het licht bewust van te zijn, koos hij dit svm- recht te doen wedervaren, waarop het zo bool omdat het de sleutel is van zijn leven ruimschoots aanspraak kan maken. Rico en 'werken: vele wegen is hij gegaan,Bulthuis onthoud de naam: hij. de zich móést hij gaan, alvorens hij aanlandde steeds vernieuwende, vulkanische, oor- waar hij uitsluitend vrijelijk ademen kan bij zichzelf. En al die wegen, al dat pogen, leidden tot de ontmaskering van zijn verborgen Ik een pijnlijk proces van beproeving, dat in ..Het Andere Verleden" de „bekro ning" vond der waarachtigheid-in-een- voud, menselijke eenvoud, uitgesproken in een taal, die wars van alle aestheticisme, alle bizarriteit, zo zuiver en simpel en goed klinkt als een trouwhartig en bevrijd men senhart, dat langs vele moeizame omwe gen zichzelf heeft gevonden, maar klin ken kan. Bulthuis is „van alles" geweest: recla metekenaar, illustrator, fotograaf en cineast (zijn scenario „Illusie" werd door de Smalfilmliga bekroond); hij was zwer ver en ambtenaar; hij leerde het leven der armoede kennen en daardoor de mensen; hij leerde vergeten en behouden; hij geladen met een vulkanische vita- teit. toegerust met een uiterst ge voelig waarnemingsvermogen, gezegend met een weldadige humor, verwarmd door een innige liefde voor de veelheid-in eenheid der wereld, in het rijk bezit van een expressief mimisch talent hij dan was poppenspeler (een der weinigen in ons land) om de grote comedie van het leven te kunnen verbeelden in het spel van de kleine Comedie der zinrijke poppen. Zo schreef hij in 1933 als debuut een .sprookje voor marionetten" „Diede- riks Droeve Dood" neerslag van zijn innerlijke nood, dunkt mij, waarin Diede- rik in zijn beneveling ondanks alle hulp van geleerden, ten gronde ging in het drei gende water der levensonzekerheid, waar over bedriegelijke bruggen voeren naar waar men niet moet zijn, en waarin lan taarns van misleidend licht weerkaatsen. Zo ontmaskerde hij in de symboliek van zijn fantastische verhalen („Grotesken", „Het Glazen Masker", „Mijn vriend de Tovenaar" dit laatste zijn beste werk uit zijn voorjaren) het leven en zichzelf. En zo vond hij zichzelf: zijn leven, zijn stijl, zijn stof. „Fred Fernancles keert te rug", een concentratiekamp-roman, was een welkome vingeroefening in de schrijf trant van een roman die, in innerlijke zekerheid, de (harde) realiteit aandurft; hiermee was Bulthuis klaar, op weten schappelijk zowel als uit eigen ervaring verworven gronden de psychoanalytische roman te schrijven van een mens, die zijn verleden het enige wat men bezit ontvlucht door verlies van het geheugen, om, na de dwaling van een leven in strijd met zijn bestemming,- zichzelf te worden. Veel moest daarvoor worden doorgemaakt: een maandenlang zweven tussen een ver geten verleden (afgebroken door een ver minkte jeugd en een miskende li'efde) en een door de verhulde hindernissen van een geschonden ziel ongrijpbare toekomst. Deze naamloze, verkerend in het psychisch Niets van het juist-geboren-zijn, doorloopt een tweede jeugd als onbeschreven blad, waarop met medische hulp woord na woord de sleuteltekens worden geschreven van een verleden dat ontkend moest wor den, om tot een nieuw leven een eigen lijk leven te kunnen geraken. In dit zuiveringsproces moesten oude waarden wegvallen, nieuwe ontdekt en aanvaard worden om de waarheid te er kennen van een oude vergissing en een nieuwe bestemming. En misschien zou deze verdwaalde zijn weg naar vroeger èn nieuw leven niet gevonden hebben, als z ij er niet was geweest: Hilde, verpleeg ster in de psychopathen-inrichting, die hem in de zachtheid der toegewijde liefde schonk, wat het leven hem onthouden had. Zij was het die hem het ongerept geluk gaf, „vrij van dromen en duistere schim men" van een verminkt verleden: „ik had spronkelijke enmoedige, zal onze lite ratuur nog veel te bieden hebben. C. J. E. DINAUX. Nieuwe werken van Marius Monnikendam. Op 26 Februari zullen voor de Wereld omroep de Boetpsalmen voor koor en orkest van Marius Monnikendam worden uitge voerd. Dit werk, waarvan de première des tijds in het Concertgebouw onder leiding van Eduard Flipse ging, werd in de oorlogsjaren ten dele het2ien. Een nieuw werk van deze componist, de in regeringsopdracht geschre ven Passio voor koor, orkest en declamatie is thans gereed gekomen en zal op 18 April voor Hilversum II worden uitgevoerd. Beide door de Belgische nationale omroep, uitvoeringen worden herhaald of gerelayeerd AMSTERDAMSE SPORTWEEK. Dit jaar zal de Amsterdamse Sportweek van 6 tot en met 13 Juli gehouden worden. UIT HAARLEMS VERLEDEN 300 jaar geleden werd de Nieuwe Kerk gebouwd. Op de grond die wij nu Nieuwe Kerksplein noemen, stond voorheen het St. Anne-klooster. Aan de kloostergebou wen was in 1613 door Lieven de Key een nieuwe toren gebouwd. Deze werd bij de bouw van de nieuwe kerk gespaard. Een gelukkig besluit, want deze toren is nog een sieraad van onze stad. Jammer is even wel dat er niet naar eenheid gestreefd is (althans die werd niet verkregen) tussen kerk en toren. Het gebouw bestaat uit twee elkaar kruisende beuken, gedekt door tongewel ven. De hoeken die door de Snijding der beuken ontstaan, worden ingenomen door lagere vierkante beuken, die zolderingen met caissons hebben. De beuken worden gescheiden door pijlers en zuilen van de Jonische orde. Jacob van Campen heeft zo merkt de architect A. W. Weissman in een bulletin van de Ned. Oudheidkundige Bond op de kerk ontworpen. Hij kreeg daarvoor als dankbetuiging een onder scheiding van het Haarlemse gemeente bestuur, waaruit blijkt, dat men met de resultaten van zijn werk was ingenomen. Tevoren had de bekende Haarlemse schilder Salomon de Bray een plan voor de kerk gemaakt, maar dit werd niet uitge voerd. Uit de burgerij kwam toen het denkbeeld om de kerk als één grote zaal te bouwen, zonder zuilen en steunsels. Om dit te verwezenlijken werd de hulp van Jacob van Campen ingeroepen. De lijnen van de plattegrond van de Nieuwe Kerk herinnert aan de bouw van de Santa Maria het innerlijk besef op mijn bestemming te Carignano door Galeazzo Messi. Van zijn gekomen- bekent deze man-tussen- Campen geeft in zljn werk blijk grote ta_ twee-werelden. Zij, als ideaal van zijn zul- lenten le hebben gehad. De Jonische pijlers verste gevoelen, hergaf hem de onvertroe- .-. - en zuilen, streng naar Palladis gedetail- beldhexd van zijn jeugd, ze schonk hem de leerdj gevenj aldus Weissman, deftige psychische mogelijkheid, „opnieuw te be- j waardigheid aan het interieur, dat met zijn gmnen Het verleden kon niet blijven: vrijStaande predikstoel, zijn overvloedige het viel in scherven door de vernietigende veriichting en zijn houten, met wapens be sloot van een smartelijke ontgoocheling, schiMerd(, gewelven als goed type ener l„«,g„Van.een „Maar °ok Hllde Hervormde kerk mag gelden. Ook de fraaie oest gaan. ze zocht m hem de man die k0peren kaarskronen, wandarmen en leze- hij met was. En zo gaat hij dan alleen zijn naaI? alles uil de tijd der stichting, verdie- nieuwe leven binnen met deze zekerheid: nen een aandachtige beschouwing. dat al het menselijke aan ons voorbij moetVan buiten is de kerk uiterst eenvoudig, gaan voordat wij mens kunnen worden": !De versieving bepaaU zich tot een Dorisch onszelf. Als dit boek, dat alle eigenschappen en waarden heeft van waarachtigheid en een- zoUd;r7,.<Sa ditnfetaUae".°mda'hat"Peen het gehele gebouw heenloopt, zo ernstige voorstudie berust, waaraan - men na lezing van het voorwoord van de zenuwarts en parapsycholoog Dr. Paul portiek aan de oostzijde, met een festoen en twee wapens daar boven, benevens een Dorische lijst met triglyphen en mutulen, In het algemeen kan gezegd worden, dat de kerk een goed voortbrengsel van bouw kunst uit het midden der 17de eeuw is. Het kerkinterieur lokte herhaaldelijk schilders aan als onderwerp voor hun wer ken. In het bijzonder herinneren wij aan de werken van Pieter Saenredam. De toren, beneden van gebakken en ge houwen steen, heeft een sierlijke spits en wordt aangemerkt als een der schoonste die in de 17e eeuw zijn gebouwd. Het be nedengedeelte heeft een fors gedetailleerd portiek, met een nis daarboven, die het wapen van Haarlem bevat. Een rijke ballu- strade sluit het benedendeel af en wordt door vier obelisken bekroond. Boven deze ballustrade verheft zich een achtkant ge deelte van gebakken en gehouwen steen, dat, door de op de hoeken geplaatste va zen, een zeer originele overgang vormt tussen onderbouw en spits. De silhouet van deze spits is van ongemene bevalligheid en levert een bewijs van Lieven de Key's groot talent. Thomas Faber een arm en verlaten man. Verloochend door een vrouw, die zijn hart met koude handen samenkneep en wegwierp verloochend door het leven zelf, dat hem gebrek en tegenslag in het gezicht smeet inplaats van dat beetje for tuin, dat hij had nagestreefd. Als een vreemde tussen mensen die elkanders vrienden zijn, loopt hij door de drukke straten van een provinciestad, waar grote groepen feestgangers Carnaval vieren. Er klinken liederen en kreten, er is muziek en een vreemd, roezend geluid van ononder broken vreugde. Die potsierlijke domino, wiens grimas- sengezicht Thomas voorbijscheert. is niet zo jong meer, maar hij danst mei huppe lende passen aan de arm van een bloemen meisje, dat op haar beurt weer vastgearmd zit aan een sliert bonte, zingende dwazen. Thomas is ook niet zo jong meer maar zijn bloemenmeisje is er niet en hij heeft niet de minste neiging om danspassen te maken. Hij voelt zich oud en misdeeld en miserabel droevig. De aan, die door de zijne gestoken wordt, is slank en stevig. Het meisje in de rode Japanse kimono heeft enorme haarspelden in haar opgestoken haar en schreeuwend karmijnen lippen. Zij trekt hem mee met een resolute onweerstaanbaarheid, terwijl haar dwingende lach hem fascineert. Tho mas voelt en ziet zich meegesleurd in een lawaaierige ruimte vol licht en dwarrelende kleuren. Op de achtergrond ontwaart hij een groep zwart-witte mannen met muziek instrumenten; malle kleine hoedjes zijn scheef op hun hoofd geplakt en zij maken ontzettende geluiden op hun trompetten en accordeons. In de zaal krioelen de kakel bonte horden dooreen onder een net van serpentines en wolken confetti. Thomas danst. Hij heeft zijn arm om de Japanse kimono geslagen en de haarspelden wijzen ToneelhcrmmeringeiP en toaeelportretten De eerste keer, dat ik met Hubert La Roche kennis maakte, was tijdens de repe tities en vooral na ae opvoering van mijn ..Gedeballoteerd" door de Kon. Ver. Het Nederlands Toneel in 1905. La Roche speel de in dit Indisch blijspel de secretaris Hes- feldt en nog altijd denk ik met dankbaar heid terug aan zijn spel in deze rol, zó fijn- geestig en zo zuiver in de comedie-stijl, dat de gespeelde rol ver boven de geschreven rol uitging. Na deze eerste kennismaking heb ik La Roche nog dikwijls gesproken en zelden heb ik een toneelspeler ontmoet, die zo ge heel in zijn kunst opging als deze Vlaming. „Het is geen vak, mijnheer, het. is een p a s s i e!" zo zei hij mij eens. „Jullie kiest een beroep, maar wij? Wij hebben 'n be roep, dat ons kiest." Over het répertoire, dat hij in Holland, vooral bij Heijermans en Cor van der Lugt, te spelen kreeg, was La Roche maar half te spreken. Niet over Cyrano! Dat was de rol, waarin hij zoals hij zich uitdrukte het meest gelééfd had. Maar het verdere répertoire? „Behalve een enkele uitzonde ring zoals Lechat in „Zaken zijn Zaken", belabberd! Allerbelabberdst! Wat valt er nu te spelen in al die water-en-melk-stukken van tegenwoordig? Ik houd van het echte speelstuk en het publiek verlangt er ook weer naar. Maar de jongelui van tegen woordig zijn de echte speelstukken ont wend. Ze denken al, dat zij komedie spelen, als ze met de handen in de zakken op het toneel staan. Ik voel mij pas in mijn ele ment in een grote karakterrol! Maar ook in het blijspel, 'n fijne comedie of 'n boertige klucht. Als er maar te spelen valt." Het interesseerde mij, wat deze Vlaming over het Hollandse publiek dacht. Hij gaf mij gul antwoord op mijn vraag. „Het Hollandse publiek is over het alge meen gereserveerder dan het Vlaamse. In Antwerpen" en dat zei mij later ook her haaldelijk Georgette Hagedoorn, die vier jaar lang in de Schelde-stad heeft gespeeld „leeft het publiek veel meer met zijn toneelspelers mee. De Vlamingen zijn veel uitbundiger dan de Hollanders. Hier in Hol land is het publiek fijner, maar in Ant werpen zijn de mensen natuurlijker, spon taner en hartelijker. Het Rotterdamse pu bliek komt het Vlaamse nog het meest na bij. De Rotterdammers komen het gauwst los en dan de Amsterdammers. Het publiek in de provincie is over het algemeen het stijfst. En waarin Vlaanderen Holland ver voor uit is, dat is de officiële belangstelling voor de schone kunsten bij het bestuur. Toen Louis Bouwmeester eens in Antwerpen kwam jubelen, ben ik naar het stadhuis ge gaan en ik zei tegen de schepen voor Scho ne Kunsten: „Meneer de Schepen, Holland's grootste toneelspeler komt hier jubileren Daar moet iets voor gedaan worden!" en onmiddellijk lieten ze een nieuwe, speciale medaille van Antwerpen voor Louis Bouw meester slaan. Zou dat hier mogelijk zijn?" „Herinner jij je nog wat je voelde toen Je een paar jaar geleden over zee ging?" „Als de dag van gisteren". „Datzelfde voel ik nu weer; alleen érger". Dit in grote trekken is de dialoog tussen drie mannen van de Amerikaanse weermacht, die na enige jaren van dienst In Europa en de Pacific naar huis terug keren. Hier begint deze film, die een be langrijke film is: „The best years of our livesDrie mannen een matroos, een sergeant van het leger, en een kapitein van de luchtmacht moeten toevalliger wijze naar hetzelfde stadje en ontmoeten elkaar in het vliegtuig huiswaarts. Zij hebben de beste jaren van hun leven doorgebracht aan het front, boven Berlijn of in zeeslagen. Nu gaan zij terug naar huis. De sergeant zal waarschijnlijk zijn oude functie als bank directeur weer opnemen; de matroos ging weg als jongen en komt terug als - man, maar is zijn beide handen kwijtgeraakt; de kapitein was mixer van ijsco's in een „drugstore" en weet niet wat hij zal gaan doen. Deze film nu die bijna drie uur duurt vertelt van de moeilijkheden van deze mannen bij hun terugkeer in het burger den. Meer dan vertellen doet zij eigen- n'e*- Zij Seeft geen oplossing van het probleem van de demobilisatie; een alge mene oplossing van dit probleem is ook nauwelijks denkbaar. Maar zij heeft drie (►gevallen" uitgekozen en verhaalt ons in nudi mus. u< een prettig eenvoudige sfeer van hun er varingen. William Wyler had de regie; hij heeft geen uit zuiver filmisch oogpunt gezien grote film gemaakt. De camera is soms wat traag, de dialogen wat lang maar dit vergeeft men hem omdat hij een sfeer in deze film heeft weten te scheppen. Een sfeer, die de bezoeker gedurende de bijna drie uren niet meer loslaat. Wij, in de donkere zaal leven mee met Frederic March als de sergeant-bankdirecteur, Dana Andrews als Captain Fred Derry en Harold Russell, de matroos zonder handen (Russell is geen ervaren Hollywood-acteur; hij verloor inderdaad beide handen tijdens een zeegevecht in de Pacific en werd spe ciaal voor deze film uitgekozen). Dat het hun de eerste avond thuis niet bevaltj blijkt wel als ze elkaar 's avonds weer vinden in een kroeg. March omdat hij zijn thuiskomst wil vieren, Andrews omdat hij zijn vrouw niet kan vinden en Russell, die het niet kan verdragen dat zijn familie voortdurend zit te staren naar de ijzeren haken, die hij in plaats van handen heeft. Hier vinden zij elkaar en duidelijk laat Wyler de toeschouwer zien dat zij zich niet thuis voelen in de maat schappij van het burgerleven. Dat zij die ontgroeid zijn. Dan gaat de film verder. In korte flitsen, als van een gedramatiseerd journaal, ziet men hoe de drie mannen moeten vechten met hun omgeving en vooral ook met zich zelf. Nu zwenkt de camera van de grote flat van de bankdirecteur naar het appar tementje van de ex-kapitein en vandaar naar het vriendelijke, typisch-Amerikaanse burgermanshuis, waar de matroos woont. Het is niet onze bedoeling het ganse verhaal te vertellen: het verhaal gaat verder, het ontwikkelt zich zoals ook deze mannen verder moeten gaan, zich aanpas sen in het burgerleven. Er zijn ongetwij feld enkele hoogtepunten in deze film: de scène, waarin de voormalige kapitein- bommenrichter als werkloze op een vlieg veld, vol met tot sloping gedoemde Vlie gende Forten terecht komt en weer zijn oude plaatsje in de glazen neus van een der vliegtuigen opzoekt. Meesterlijk sug gereert Wyler ons de gevoelens van deze man, die weer even leeft in het verleden: het verleden waarin hij min of meer thuis hoorde. Hij kan in het burgerleven zijn draai niet vinden en zoekt afleiding in zijn militaire herinneringen. Een ander hoogtepunt zien wij direct in het begin van de film als de drie hoofdpersonen naar huis terug vliegen. Nieuwsgierig turen zij de grond beneden het toestel af; het leven is verder gegaan, Amerika heeft hen niet gemist. Bijna zakt de film tot een dieptepunt aan het einde bij een iets overdreven hu welijksscène: de sfeer, waar wij reeds over schreven, brengt hier redding. Deze achtste „Film van de Maand" waarvan kort geleden de première voor Nederland in Amsterdam draaide ten volle de moeite waard; zij roert een belangrijk probleem aan op een wijze, die een iéder zal kunnen aanvaarden en die, meer nog, uiterst sympathiek aandoet. E. P. Over Muziek Toneelmuziek „En het toneel?" vroeg ik La Roche. „Dat staat hier in Holland beslist veel hoger", antwoordde hij. „In Vlaanderen is zeker even goed, misschien zelfs nog beter materiaal, maar wat er ontbreekt, dat is: 1 e i d i n g". „De Vlaamse acteurs", ging hij door, ,zijn minder ontwikkeld, maar zij zijn spontaner, zij laten over het algemeen meer hun hart spreken dan de Hollandse toneelspelers". Maar de Hollanders hadden volgens La Roche ook veel van de Vla mingen geleerd; vooral van Victor Dries- sens, de grootste toneelspeler, die Vlaande ren gekend heeft. „Victor Driessens", zo zei La Roche, „was een reus. Ik hoor nog Willem van Zuylen van het toneel af tegen Victor Driessens, die in de zaal zat, zeggen: „Dat is de man, die ons in Holland heeft leren komedie spelen". La Roche had nog vier jaar met Victor Driessens gespeeld en hij was er bij tegen woordig dat Driessens op het toneel een beroerte kreeg en even daarna stierf. „Dat was op een benefiet-avond van de dames Jonkers, juist aan het slot van het derde bedrijf van „Het berucht Proces". Ik speelde 'n knechtrolletje verder was ik toen nog niet en stond met twee bloe menmanden in de coulissen, klaar om ze op te dragen voor Philomène en Eliza Jonkers. Op eens zie ik Driessens wanke len en hoor ik hem zeggen: „Pak me! Pak me." Diezelfde nacht nog is hij overleden, maar het stuk ging gewoon door met Frits Bouwmeester in de rol van Driessens. Och ja, zo is nu eenmaal het toneelleven." La Roche had een grote eerbied voor Willem Royaards en hij sprak met warm enthousiasme over hem. „Mijn allerprettigste periode was de tijd bij Royaards", zei La Roche. „Hij is voor mij 'n goed directeur geweest en ik heb altijd veel van hem gehouden. O zeker, wij hadden dikwijls ruzie en soms gooide ik de boel er wel eens bij neer, maar dan kwam er 's avonds meestal 'n krans of 'n andere attentie met 'n kaartje van Royaards met „Sans rancune" of iets der gelijks er op geschreven. Eens hadden wij weer woorden gehad en de volgende avond het was St. Nicolaas stuurde hij mij een aquarel: Cyrano, die uit een reusachtig groot glas drinkt. Bij dit aquarel was een groot wijnglas en een briefje met de woor den: „Een kleine surprise voor onze on vermoeibare Vlaamse Cyrano van zijn dankbare directeur en collega Willem Royaards". Zie je, dat was nu echt iets voor Royaards. Ja, mijn allermooiste herinne ringen heb ik aan mijn jaren bij Het Toneel onder Royaards". J. B. SCHUIL. Veel geschreeuw en veel „zwarte" wol Een Haarlemse wasindustriëel trof de zer dagen in een bakfiets van zijn bedrijf tachtig knotten wol van onbekende her komst aan. Hij riep de betrokken bediende ter verantwoording en wond zich daarbij zo op, dat beiden handgemeen werden. Erger werd het toen de zuster van de bediende, die met haar echtgenoot bij het „onderhoud" tegenwoordig was, een klap meekreeg. Haar gemaal, een 40-jarige bij de A.A.T. te Tilburg gelegerde chauffeur nam dat niet. De wasindustriëel ligt thans met een hersenschudding in een ziekenhuis. Van het een komt het ander en de Eco nomische dienst van de Haarlemse politie ging zich voor herkomst van de wol, die de aanleiding tot het meningsverschil vormde, interesseren. Het bleek, dat de soldaat-chauffeur tel kens wanneer hij met verlof naar huis kwam een vijftig knotten wol, die hij kocht van een Brabantse transportarbei der, meenam en in Haarlem met een zoet winstje van de hand deed in samenwer king met zijn zwager. Deze transacties liepen nu al een half jaar. Zodat thans de wasindustriëel „ligt" en diens bediende, de soldaat-chauffeur en de transportarbeider „zitten". Zevende volksconcert der H.O.V. Het 7e concert in de serie Volksconcerten zal door de Haarlemse Orkest Vereniging op Dinsdag 10 Februari onder leiding van Ma- rinus Adam worden gegeven. Na een uilvoering van de muziek bij Shakespeare's Midzomernachtsdroom van Mendelssohn, zal de solist, de jonge, veelbe lovende pianist Sas Bunge. een tweetal werken uitvoeren, waaronder een eigen com positie: het Concertino voor piano en orkest in C gr. terts.-Tevens zal hij het pianocon cert in d-moll K.V. 466 van Mozart ten ge hore brengen. Het concert wordt besloten met het Voorspel „Die Meistersinger von 1 Nürnberg" van Rich. Wagner. gevaarlijk naar zijn ogen. „Hoe moet dat", zegt hij verward, maar het meisje lacht. „Ik ben platzak", schreeuwt hij in haar oor. „Ik kan me dit niet veroorloven!" De rode lippen splijten opnieuw vaneen om een rij blinkende, welgevormde tanden te onthul len en zij roept dicht bij zijn wang: „Hin dert niet, er is geen bezwaar! Kijk niet zo somber, het is Carnaval!" Ja, het is Carnaval. Hij zal niet zo som ber kijken. Maar dat is niet eenvoudig. Plotsèling zit hij naast haar op een bar kruk. Hij drinkt iedereen drinkt. Er is geen bezwaar. Een Indiaan met fraaie adelaarsveren om zijn hoofd, die aan de andere kant naast hem zit, valt plotseling zwaar tegen hem aan en slaat de arm om zijn schouder. Thomas kijkt verschrikt naar Japan, maar zij zegt: „Hindert niet, dat is pa." En pa begint te vertellen, hoe Thomas en hij gezworen kameraden zijn, die elkaar nooit zullen verlaten. „Nee, nooit' zegt Thomas een beetje stijf en zonder overtuiging. Pa heft zijn glas en Thomas doet insgelijks. Het parelende vocht lijkt op champagne, denkt hij, terwijl hij door het glas heen naar de rode lippen kijkt. Als hij drinkt, merkt hij dat het werkelijk champagne is en hij begint te vermoeden, dat Pa onkosten aan het maken is. De Ja panse schone trekt hem mee naar de dans vloer en Pa wankelt er achter aan, als een achterlijk kind en hinnekend van plezier. Zij dansen in een grote, verwarde troep, die met armen en benen ineen is gekluwd en door de zaal deint als een op hol geslagen schip. De muziek dreunt en Thomas voelt zich wonderlijk opgeruimd. Hij zingt en host, net als dc anderen en hij houdt Pa stevig onder de arm, terwijl de adelaars veren in het rond stuiven. Pa ,ziet er later uit als een geplukte kip, maar zijn bol, rood gezicht glimt van intense vreugde en hij hakkelt ontroerd van: „Beste kerel" en „Pakkernoggeenvamme, proost." Het meisje valt Thomas om de hals en kust hem twee maal met een muzikale lach er tussen in, en pa zegt „Hoho!" maar schreit daarbij tranen van genoegen. Thomas trekt zeer enthousiast zijn jasje binnenstebuiten aan en steekt wat geknakte adelaarsveren in zijn haar. Zijn hart is genezen. Het leven omarmt hem met ontroerende liefde. Hij laat zich wegglijden in wolken muziek, die goudgerand op hem afzeilen. Er is geen bezwaar. Het is Carnaval. Dit is Aswoensdag en Thomas heeft een zagende hoofdpijn in de grijze, mistige morgen. Hij heeft een Japanse schoonheid naar huis gebracht, helemaal naar Japan ja; en er was een roodhuid aan zijn andere arm, die zijn onsterfelijke vriendschap heeft gewonnen. Maar nu is het Woensdag en Thomas herinnert zich dat hij vandaag naar het kantoor van de deurwaarder moet, om een wanhopige en hopeloze poging te doen zijn financiële ondergang nog even tegen te houden. Er is geen enkele kans maar ■er valt niets anders te proberen. Misschien is de deurwaarder een barmhartig man. De deurwaarder is geen barmhartig man. Thomas komt bij hem binnen en staal stok stijf van verrassing: „Winnetou, Pa!" zegt hij bijna fluisterend. „Pardon?" zegt de deurwaarder met een kuchje, „Wat wenst u?" Thomas vindt het vermakelijk, iemand als pa „wat wenst u" te horen zeggen. Maar pa zegt verstoord, en oneindig koel, dat hij graag zou vernemen wat mijnheer doen komt en trommelt ongeduldig op zijn glanzend bureau. Het verzoek, dat Thomas stamelend uit brengt, wordt koud en snijdend afgewezen. Er is geen spoor meer van pa, er is slechts de onaandoenlijke, visachtige deurwaarder, die hem met een kuchje de genadeslag geeft. Als Thomas door de gang naar buiten gaat, ziet hij door een kierende deur in een rommelige kamer een slappe, levenloze rode kimono over de leuning van een stoel. Hij loopt door. De kimono is dood het is vandaag geen Carnaval meer. J. L. SPAARSALDI STEGEN MET RUIM 20 MILLIOEN In December werd bij de algemene spaar banken ingelegd 25.137.173 en terugbe taald 24.653. 852. In het gehele jaar 1947 beliepen inleg- en terugbetalingen respec tievelijk 305.598.116 en 285.523.481, het geen een vermeerdering van de spaargel den met 20.074.635 betekent. Bij de bank- spaarbanken waren inleg en terugbetaling in December respectievelijk 881.023 en 996.501 en in het gehele jaar resp. 24.301.496 en 22.419.129. De Grieken achtten bij hun dramatische opvoeringen de muziek onontbeerlijk. Niet ter afwisseling bij het eigenlijke toneel stuk, maar als wezenlijk bestanddeel van de dramatische mededeling. Praktisch be schouwd betekende dit geenszins dat de muziek een even grote en gedetailleerde plaats kon innemen als de dichtkunst. Wij moeten namelijk bedenken dat de muziek in de bloeitijd der antieke dramatische kunst zéér primitief was; vergeleken bij het volmaakte uitbeeldingsvermogen der andere kunsten was de praktisch be oefende muziek nog zeer onontwikkeld. Er werd voldoende en zeker niet opper vlakkig getheoretiseerd, maar de muziek als taal van het menselijk wezen was arm; zij zou niet jaren, maar eeuwen nodig hebben om volwaardige uiting te worden. Besef van deze armoede hadden de oude Grieken niet; integendeel zij ver eerden reeds de levende klank van de hen bekende toonverhoudingen als zeer verheven contacten met de natuur en zelfs met meer dan de natuur. In principe hadden zij gelijk en voor zover wij ons kunnen verplaatsen in het geestesleven der antieken, moeten wij aannemen dat wat door zingen en instrumentaal musi ceren werd gepresteerd, de dichters, de musici, de dansers en de toeschouwers moet bevredigd hebben. Zij erkenden na melijk dat de klinkende muziek in wezen onuitsprekelijke dingen zegt. Bij de ver binding van alle kunsten een oud en zeer natuurlijk ideaal spreekt de mu ziek ten opzichte van de inhoud het laatste woord, omdat zij de verbinding met het mysterie is. Het verwondert ons dan ook niet dal nog meer dan bij de toneelkunst de beoefening der muziek altijd en overal aan de godsdienstoefeningen verbonden was cn is. Meer dan de andere kunsten is de mu ziek in principe onafhankelijk van de tijdelijke beeldspraak; zij vertegenwoor digt de onveranderlijke achtergrond der dingen en der gebeurtenissen: wat altijd geldend en feitelijk onuitsprekelijk is kan altijd leven in de muziek. En daarom is de muziek ook nooit een historische me dedeling; wij luisteren niet naar een ze- ventiende-eeuws werk omdat het in zijn tijd juist was, maar omdat de inhoud al tijd dezelfde is. Het wezen en de erken ning der muziek zijn altijd goed geweest, het zijn slechts de kennis en de beschik baarheid van het materiaal die ontwikke ling behoefden. Toen indertijd de befaamde regisseur cn acteur Willem Royaards aan Diepenbrock verzocht muziek te schrijven voor de op voeringen van Sophokles' „Elektra", had de componist gelijk toen hij de hevig- bewogen tragedie wilde doen klinken in zijn eigen taal en daarmee in de muzikale taal van zijn dagen. Met deze gedachte deed hij niet tekort aan het oude drama, want het altijd-geldende in de tragedie zou in volle waarheid ook in de toenmaals moderne muziek van Diepenbrock reëel klinken. En men weet hoe voortreffelijk de componist slaagde! Wanneer enige oude Grieken een opvoering van „Elektra" met, Diepenbrock's muziek hadden kunnen bijwonen dan zouden zij natuurlijk niet geweten hebben wat zij hoorden, maar alle oude Grieken zijn dood en Sophokles' tragedie leeft altijd. Het zou principieel fout zijn wanneer wij in onze tijd bij het oude werk musiceerden op de primitieve wijze der antieken, want ook bij een to neelwerk is het voornaamste niet de his torische mededeling, maar de geniale in terpretatie der altijd-geldende tragedie. De altijd onderzoekende Nederlanders zijn gemakkelijk geneigd om de opvoering van een in een vroeger tijd geschreven meesterwerk van een museum-standpunt uit op te vallen. Ik geloof dat dit artis tiek bezien niet juist is. Men vreest dan voor romantiek, maar dit hangen aan historische stijl is juist veeleer een soort nuchtere, zij het nobel-bedoelde romantiek. Het gaat buiten mijn bestek na te gaan wat de geschiedenis der dramatische kunst aan muzikale prestaties heeft opgeleverd. Was het mogelijk dan zou het de moeite waard zijn met u, waarde lezer, enige tijd te overwegen hoe in de loop der tijden de behoefte aan muziek bij toneel werken werd vervuld. Maar ook deze on volledige aantekeningen mogen een aan leiding zijn lot enige artistieke mijmering. HENDRIK ANDRIESSEN. DUITSER VERMOORDDE HULPKOMMIES. Bij Duisburg is een Duitser gearresteerd, die in de nacht van 10 op 11 Juni 1947 bij een clandestiene grensoverschrijding de Nederlandse hulpkommies W. B. Scholten heeft doodgeschoten. De aangehoudene wordt ook verdacht van moord op een po litieman in Kassei. Fiets en vrouw Op de hierbij afgebeelde wijze uitgedost zullen deze zomer Parijse da- mes op vacantïe gaan wanneer wij tenminste de ontwerpers van dit fraais mogen geloven die het overigens ook nog niet kunnen weten Het rijwiel heeft sinds de goede dag van zijn geboorte zijn stempel op de kleding gedrukt. Er is al ettelij-ke jaren ge zocht naar het meest geschikte model, waar bij soms fantastische en uitgesproken on-char- mante vondsten werden gedaan. De rok-broek heeft een tijd lang de uitverkoren dracht ge vormd, en het leek wel alsof die „amphibie" alle andere concurrenten zou blijven overheersen, maar toen doken de shorts en de lange pan talon weer op, die wel comfortabel bleken voor fietstochten doch duide lijke nadelen vertoon den. Nu is er een nieuwe amphibie, die reeds in andere vorm meermalen gedemonstreerde kuit broek. Misschien fietst dit gevalletje wel erg prettig, maar het lijkt zo lawaaierigEnfin, morgen is het Carnaval, In sommige plaatsen van ons land loopt men dan met dit costuum niet in de gaten.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1948 | | pagina 5