De 9 Muzen
3
Hetgeschilderd panopticum in het Stadhuis
S £"atral* 63.000.000
CLOVINE
Fie Carelsen, veertig jaren toneel
Madame
la
Nieuwe uitgaven
r
7aTF.RDAG 21 FEBRUARI 1948
H. VAN GREVELINGEN: „Spel zonder inzet"
(N.V. Uitg. Mij. Het Wereldvenster, A'dam)
de Plaatyf_nemen. Zijn debuut, een drietal
kunde zal 'n°™endrieluik-in-proZa": „Het
sw>5Se,;-,iet6eentwiifel'
het VERSCHIJNEN van de
P zijnde historische roman „Stilte
Paleï" zal het mogelijk zijn, van
omee, „fn'r levenswerk te overzien en
cre<! .n. te bepalen, die hij in onze letter-
jjg plsatS te V rloivmit ppr> rlriptn
le zal
llen
STdïepste grond was,
'-at t„t schrijven drong: de on
auleuwml van eenzaamheid („that thick
bar£ ersonality", snels Walter Pater het
I mlj of p«s dic mens soheidt van
eens nï diepste van het hart, van wat
Kens'„ willen uitzeggen aan twijfel en
Sta aan angst en verlangen naar een
z f'sonde medelevende, levensvertroos-
v«*ss5„!'„ahHheid. Blijft verzegeld-
Geen kan er
een „drieluik-
7.e&e 1" - net gec
die deze
totTchrijven drong^da onoverbrug-
S mensnabijheid, Blijft
onverbreekbaar zegel
weten. En geen heeft ervan geweten:
Vie,Vacht, op 39;
va„ yetem E°pgc3™ jarige leeftijd, is de
'oogarts dr. J- W. G. Verhage,
i Hengelo x het pseudoniem H. van
f'C-enoverleden zonder nog al zijn
fan aan leven en kunst te hebben
beloften A1 schrijvend heeft hij
Tam weg willen banen door de onher-
21 „mp 7Óne van eenzaamheid, die hem
bSd van wat hij wellicht het vurigst
wferde omdat het hem onthouden was
to1® onvrijwillige afzonder® van zijn
bijna ki'ampaehtig verborgen eigenlijkste
wezen: levenswarmte, kostelijke levens-
fïrfl-hffitt geloof ik, dit innerlijk kwel
lend isolemént trachten te bezweren door
Th van alle tweespalt verstandelijk te
Ssnciëren en zo critisch tegenover eigen
f,'-el eigen leven te staan, dat het tot een
spel werd, dat zich in een ver-verwijderd
tipvsoectief voltrok.
Men kan Van Grevelingen s vïerk nau
welijks sceptisch noemen: scepticisme is
levenshouding. De hoofdpersoon van
deze roman
zwevend tussen een verle
den dat door de roekeloos met leven en
dood spelende oorlogservaring van zijn
soldatenbestaan zijn positieve waarde heeft
verloren en een (nog) lege, zinloze toe
komst - hééft geen levenshouding. Hij
staat op de grens tussen ontgoocheling en
verwachting, tussen een alles in ontnuch
tering ontluisterende analyse en een diep
verborgen, nauwelijks erkend verlangen
naar eindelijke weigeborgenheid. Dun is de
draad, die deze twee werelden verbindt:
een hoop. haar te zullen terugvinden die
hij vóór zijn Afrikaanse veldtocht liefheb
bend achterliet. Maar ook deze breekt:
Eveline, getrouwd met zijn jeugdvriend
André, blijkt bij een bombardement te zijn
omgekomen, waarmee voor hem 'de laats t-
gedroomde levensmogelijkheid- van zijn
verleden is afgesneden. „Zij had", bekent
J hij, „mij naar «zich toegetrokken, omdat zij
J jicht kon brengen, in mijn leven. Als zij
naast mij gezeten had, was het probleem
ji niet anders geweest, maar ik zou vooruit
geweten hebben, dat ik het tot een goed
f einde zou brengen". Dat is met sterk ge-
I zegd. maar het verraadt alles van de
desperate zielstoestand, waarin een ver-
J zonken jeugdervaring (hier gesymboliseerd
door een frontbeproeving) een tot dieper
belevenis bestemd mens kan drijven. En zo
staat hij dan na jaren in een eens welver-
trouwde stad, die nu een décor is, zo goed
als het schimmige leven voor hem tot décor
is geworden innerlijk bereid, z ij n leven
voorlopig te- wagen als „een spel zonder
inzet".
f Is het een wraakneming van zijn ont
ij goocheld onbewuste, dat hij zijn vriend
j André, die door zijn huwelijk met Eveline
A een nauwelijks gedurfde droom verstoor
de, zijn tweede vrouw Babette afhandig
maakt? En. welbeschouwd, doet hij dit
eigenlijk wel? Of is het Babette, die te
leurgesteld door een in onmacht niet tot
zijn levensdoel komend echtgenoot de weg
tot hem zoekt, uit verlangen naar troost,
avontuur, leven, liefde of spel? Vragen,
die open blijven. George, de hoofdpersoon,
weet het niet en de auteur evenmin.
Datgene wat psychologisch onverklaard
blijft in deze roman, wordt niet vergoe
lijkt: André's noodlottig einde is een nau
welijks aanvaardbare consequentie van
een levenstragiek, die daartoe te zeer in
de schaduw blijft. Of moet de nog naar
vorm en uitdrukking tastende schrijftech
niek van Van Grevelingen dwingt er toe,
zich telkens vragen te stellen Andrés
dood als zoenoffer worden beschouwd van
een nieuwe levenskans voor de hoofdper
soon George?
Zozeer heeft de schrijver zichzelf ver
borgen, zozeer is hij geremd door zijn ver
stand waarmee hij zijn bedreigende proble
matiek tracht te bezweren, dat het hart
vrijwel geen kans krijgt, iets van zichzelf
prijs te geven.
Zou de nog in druk zijnde historische
roman „Stilte om een Paleis" de verzoe
nende overtuiging schenken, dat óók hij,
de schrijver, de verstandelijke schroom
voor een bekentenis der harten overwon
en daarmee het vertrouwen veroverde, in
leven en kunnen, in een eigen toon, die
nü te zeer gesmoord wordt door een al te
bedwongen soberheid om cle diepere ziels-
lagen te raken, waarin alleen een kunst
werk naklinkt? C. J. E. DINAUX.
Verfilmde stilte. Vercors, de schrijver
van „Le silence de la mer", heeft de jonge
regisseur Melville toegestaan zijn geestes
kind te verfilmen.
Als de rolprent gereed is, zal Vercors haar
ter goedkeuring aan een aantal vrienden uit
de verzetsbeweging voorleggen, die moeten
beslissen of de verfilming het boek waardig
is. Melville heeft zich met deze conditie
accoord verklaard.
Kunst, critiek en vriendschap. In de
maand Juni zal te Parijs het eerste inter
nationale congres voor kunstcritiek gehou
den worden. Het congres zal gepresideerd
worden door Paul Tierens. Uit de meeste
landen van Europa worden afgevaardigden
verwacht. Het doel van het congres is, de
kunst bij de verschillende volken beter te
leren kennen en vriendschapsbanden te vor
men tussen degenen, die over kunst schrijven.
UIT HAARLEMS VERLEDEN
De financiële verhouding
tussen Nederland en Indië
Totale schuld 3121 millioen
,3"„dierMe,moi'ie van Antwoord op het Voor-
hfJ-,Yer:van de Eerste Kamer over de
Jf„?tl-gtvoor 1948 geeft minister Lieftinck
voIhmJ- er,essante cijfers over de financiële
Indië tussen Nederland en Nederlands-
J? de ^pressie van 1929/30, toen twijfel
wS. °m,treütJ.de betaalkracht van Indië,
dnnr ii ^-J^sche leningen sedert 1934
en riovf n F.landse, regering gegarandeerd
«taande leningen. °°k V°°r de thanS uit"
Waakt°lgende opstellinS kan worden ge-
SLstaatsschul<J. voor Indië
i qu f 89.404.000
Si 9,3! gegarandeerde le-
LeSS 18,Nov' '47)" 846.010.125
Idem a, vTplusg°ederen) 265.000.000
SSSS8
«ïïuff™ «omstaan. ■fL312-164'125
Creriinti: 950.000.000
«meten in voorbereiding.. 850.000.000
Totale schuld 3.121.164.125
NedaPrlSbedFag is rond f 19 milliard in de
Dat h! t6i, ?atssclluId opgenomen,
dat gedeeld VT4 *ndische staatsschuld, o,ok
rin« alwÜ 00r de Nederlandse rege-
landse Stgelar,aildeerd is- tot de Neder-
ficht fin ksohuld moet worden gerekend,
*ft.Burastap voorbarig.
Weid lie!ri1r,nM'7ScIluld van Nederlands Indië
TenS aangenomen op 1.953.000.000.
Van de n!a de minister een opstelling
kndse' e vordering van de Neder-
Indiëuiti947gemeenschap °P Nederlands
s'aa'ssctuW- f 90.000.000
SwaSK a- s'aatsschuld.. 600.000.000
Ajder" 700.000.000
Werstal0»:etVerIe,nlnS200.000.000
ÏMicS b„»erP ChÜn6en 700000-0lw
Investeringen ruim.V." 3.000.000.000
Totaal
ƒ5.290.000.000
restitutie kolenfkijs
tetew.m (i?3KFel:ruari ziin aan öe Postkan'
nai de beurt: Vis tot en met War.
Floris III en Diederïk VII.
Paneel op het Raadhuis te Haarlem.
Het panopticum vindt men in de hal van
het Haarlemse Stadhuis. Het zijn.de af
beeldingen van de graven en gravinnen
van Holland, tot en met'Vrouwe Maria
(begin 15e eeuw).
Het is jammer dat de détails van deze
schilderstukken, die van zichzelf al aan
de donkere kant zijn, in de schemerige hal
niet te zien zijp, Zij doen nu alleen dienst
als stemmige muurvlakvulling, alleen op
heel zonnige dagen laten de oude graven
iets meer van zich aanschouwen. Als bij
feestelijke gelegenheden de honderden
kaarsen in de kronen flikkeren is het niet
beter. Alleen een speciale verlichting der
schilderijen zou uitkomst kunnen geven,
maar die past in de2e omgeving niet.
Daarom zulleif wij het voor de* détails
moeten doen met beschrijvingen.
Algemeen is bekend, dat deze schilder
stukken copieën zijn. Maar ook deze copieën
zijn zeer oud, zodat zij toch historische,
waarde hebben. De oorspronkelijke af
beeldingen werden gevonden in het kloos
ter van Karmelieten of Vrouwenbroeders
(naar hun patrones O. L. Vrouw). Zij wa
ren in waterverf geschilderd op een bui
tenmuur der kloosterkerk. Vermoedelijk
dateerden zij uit het begin der 15e eeuw. i textiëlkaarten en schoenenbonnen te:
Olieverven waren toen nog niet bekend. Haarlem: Re tot en met Ri.
in détails stérk afwijken van die in Leiden,
blijkbaar veroorloofden de schilders zich
nog al vrijheden. Bij een vergelijking rijst
evenwel het vermoeden, dat de onbekend
gebleven Haai'lemse kopie-maker (ver
moedelijk een monnik) hét meest getrouw
gewerkt heeft en dat Thibout onder de
invloed stond van de 16e eeuwse romani
sering.
Nu iets over de détails der stukken.
Arnoud is afgebeeld als een oud, ver
mogend en gebogen man, maar toch nog
in een harnas. Godfried, een man met een
bochel, is geschilderd zoals hij blijkbaar
was. De monniken vonden het dus niet
gewenst de personen te idealiseren. Wil
lem V heeft een been ontbloot, vermoe
delijk omdat hij overleden is aan een beet
van een windhond. Filips de Goede, die
door een haarziekte een kaal hoofd had,
droeg een pruik.
DISTRIBUJIENIEUWS
Maandag bestaat er gelegenheid tot het
afhalen van bonkaarten voedingsmiddelen,
Waterverf is minder houdbaar, zodat de
schilderingen verdonkerden, -bovendien
bladderde de muur af. Daarom lieten de
broedérs, die blijkbaar zeer ingenomen
waren met de graven, de stukken in olie
verf naschilderen. Deze schildex-ijen wer
den, toen ook in onze stad een beelden
storm in de kerken en kloosters gevreesd
werd, naar het Stadhuis overgebracht.
Daar hangen zij Viu nog, maar helaas
niet in ongerepte staat. In die eeuwen
liet het ondferhoud van schilderijen zeer
veel te wensen over. Werkvrouwen kon
den met spons en zeep hun hart ophalen.
Bovendien geschiedde de restauratie die
om vrijwel elke eeuw nodig is, niet steeds
door de beste krachten. Dit is aan de gra
ven onweerlegbaar te constateren. Toen
nu ongeveer 12 jaar geleden, opnieuw een
restauratie nodig was. is voor een deskun
dige uitvoering zorg gedragen, maar toen
konden de fouten van het verleden niet
goed gemaakt worden.
De kloosterbroeders hadden de muur
schilderingen in hun kerk bedekt door een
eiken lambrisering. Toen bij de beelden
storm die betimmering werd weggehakt
waren de graven nog te zien, zelfs zo goed.
dat' Willem Thibout ze kon copiëren voor
zijn Goudse glazen, die nu nog in de Leid-
se Doelenzaal zijn te bewonderen. Het
eigenaardige is, dat de Haarlemse kopieën
Grote tube I. 0,90
De nieuwe C.A.O. in het
bloembollenbedrijf
Medegedeeld is, dat tussen wekgevers
en vterknemers in het bloembollenbedrijf
overeenstemming is verkregen over een
nieuwe collectieve arbeidsovereenkomst.
De vereiste goedkeuring hierop van het
college van rijksbemiddelaars is nog niet
afgekomen. Het is derhalve zo wordt
van bevoegde zijde in den Haag bekend
gemaakt niet toegestaan, per 1 Maart
wijzigingen aan te brengen in de oude
lonen.
Heemstede: 912.15 uur restant P en Q;
24.30 uur Ra.
Agenda voor Haarlem
ZATERDAG 21 FEBRUARI
Stadsschouwburg: „Raket naar de maan".
8 uur. Rembrandt: „Vergelding", 18 j., 2.00,
4.15, 7.00 en 9.15 uur. Palace: „De zwarte
adelaar", 14 j.. 2.00, 4.15. 7.00 en 9.15 uur.
Luxor: „Fantasia", 14 j„ 2.00, 4.15, 7.00 en 9.15
uur. Frans Hals: „Fantasia", 14 j„ 2.30, 7.00
en 9.15 uur. Spaarne: „Het meisje met het
blauwe hoedje", a. lft., 7.00 en 9.15 uur. City:
„Bij de marine", a. lft, 2.15, 4.30, 7.00 en
9.15 uur.
ZONDAG 22 FEBRUARI
Stadsschouwburg: Aan d' oever van de
snelle vliet", 8 uur. Gem. Concertgebouw:
Optreden Kilima Hawaiïans, 8 uur. Frans
Hals-Theater: Instituut voor Arbeidersont
wikkeling, film „Dwaasheid ten top", 10.39
uur. Bioscopen: Middag- en avondvoorstel
lingen.
MAANDAG 23 FEBRUARI
Bioscopen: Middag- en avondvoorstellingen.
Toneelfaerimnermgeai em toneelportrctten
Fie Carelsen heeft gisteren haar 40-jarig
toneeljubileum in Den Haag gevierd. Dat is
voldoende reden om haar vandaag aan de
Vlaamse artisten in mijn artikelenreeks te
doen voorgaan.
Het is al zeer lang geleden, dat ik Fie
Carelsen in 1913 voor het eerst in een
belangrijke rol zag spelen. Het was bij
Willem Royaards in Loulou, een vrij dra
kerig Italiaans stuk, waarin de toen nog
zeer jonge actrice eendsoort Carmen-rol
vervulde. Erg enthousiast was ik aller
minst en ik wil Wel bekennen, dat ik haar
toen zeker niet de mooie carrière zou heb
ben durven voorspellen, welke zij later zou
maken. Trouwens, er waren er in het begin
van haar loopbaan meer, die-in haar moei
lijk een toekomstige „eerste rol" konden
zien. Heeft zij zelf niet met de haar eigen
openhartigheid in een interview eens er
kend, dat haar leraren en leraressen op de
toneelschool en haar moeder Cecile Ca
relsen, die tijdens de oorlog als slacht
offer der Duitsers stierf in Westerbork en
aan wier onovertroffen, f el-levende Rosa
lie in De Violiers ik altijd zo'n mooie
herinnering heb bewaard aan haar sla
gen als actrice twijfelden. Zij rieden haar
zelfs in alle ernst om maar een andere
betrekking te zoeken.
Gelukkig voor de toneelkunst in ons land
heeft zij die raad niet opgevolgd. Fie Carel
sen, van wie zeker niemand thans zal zeg
gen, dat zij niet een artiste van het zuivere,
echte ras is, heeft doorgezet met alle wils
kracht, die in haar was en zij heeft zich de
eervolle plaats veroverd, welke zij nu in
neemt.
Twee kunstenaars hebben ongetwijfeld
veel bijgedragen tot haar ontwikkeling als
toneelspeelster en wel Jean Louis Pisuisse
en Eduard Verkade. Pisuisse, de intelligente
en scherp critische artist zelf ook fijn
acteur met wie zij in 1913 in het huwelijk
trad moet op de kunstzinnige vrouw, die
Fie Carelsen is, ongetwijfeld een grote in
vloed hebben uitgeoefend.
Het lijkt mij wel zeker, dat hij het is
geweest, die haar als kunstenares tot rijp
heid heeft gebracht en het mag hier wel
worden vermeld, dat Fie Carelsen al is
zij later van Pisuisse gescheiden altijd
met bewondering over de grote artist, die
Pisuisse was, heeft--gesproken.
En dan kwam ook juist op tijd in haar
leven Eduard Verkade, die als regisseur in
Fie Carelsen het prachtige materiaal vond
om te bewerken. Zij kwam na Enny Vrede
bij zijn gezelschap en'mocht de rollen van
haar beroemde voorgangster overnemen.
En zij deed dat voortreffelijk. Laat ik hier
maar twee van Enny Vrede's glansrollen
noemen welke Fie Carelsen overnam en
die zij- wel met ander inzicht en eigen
karakter maar niet met minder talent
speelde. Daar was Gloria in Shaw's „You
never can tell" en vooral de toneelspeelster
in Molnar's „De Gardeluitenant", die nooit
fijner en met meer raffinement in ons land
is gespeeld geworden dan door Fie Carel
sen. En uit die tijd herinner ik mij ook haar
ontroerend-mooie koningin in Verkade's
Hamletvertoning.
Maar de sterkste^ indrukken van haar
kimnen en haar talent heb ik toch van haar
Haagse tijd, nadat zij zich aan het gezel
schap van Cor van der Lugt Melsert had-
verbonden, bewaard. Ik zou weinige actri
ces in ons land kunnen noemen van zo
grote veelzijdigheid als Fie Carelsen. In
hoe veel verschillend soort rollen heb ik
haar en bijna altijd weer voortreffelijk
in die jaren gezien!
Fie Carelsen heeft een voorbeeldige op
vatting van haar roeping als toneelspeel
ster. Zelf heeft zij eens in een interview
gezegd, dat zij nooit een rol heeft gewei
gerd en alles speelt, wat haar opgedragen
wordt. En wat meer zegt zij doet dit
misschien niet altijd met even grote liefde
maar wel steeds met een bewonderens
waardige toewijding en consciëntieuze
ernst. Of zij een rol minderwaardig vindt
of niet, men zal dit nooit aan* haar spel
merken. Dat is een van de redenen, waar
om zij zelden of nooit teleurstelt.
Ik herinner mij van haar rollen, waarin
zij uit liefde voor haar kunst, het offer
bracht aan de vrouwelijke ij delheid op een
manier, die slechts eerbied kan afdwingen.
Zij kon zoals in „De kleren maken de
Vrouw" en „De Groene Pleureuse" dé
lelijkheid van de door haar- gespeelde
vrouwen soms tot bijna pijnlijke perfectie
opvoeren. Zij gaf zich in zulke rollen met
even veel, ja misschien nog meer toewij
ding en liefde dan in die van de grande
coquette, waarvoor zij met haar expres
sieve donkere ogen, haar mooi, slank
lichaam en vooral haar aanleg in die tijd
alles medebracht.
Ik sprak mevrouw Fie Carelsen slechts
een heel enkele maal, maar ik ben ervan
overtuigd, dat zij een der geestigste en in
telligentste vrouwen onder onze actrices
moet zijn. Men voelt dat, wanneer men
haar ziet spelen. Haar spel is sprankelend
van esprit en vol van die fijne détails,
waarin men de artiste van diep inzicht en
scherp intellect herkent. Haar dictie is
altijd weer raak en puntig. Wanneer Fie
Carelsen „op" is, boeit zij onmiddellijk
door haar plastiek, haar zeer expressief ge
laat en haar mooie, donkere, fluwelige
stem,
In de cultuurkamertijd stond ik afzijdig
van het toneel en na de oorlog zag ik Fie
Carelsen tot mijn spijt heel weinig. Maar
van haar grote rollen onmiddellijk vóór
1942 wil ik hier twee noemen, die zeer veel
indruk op mij hebben gemaakt, namelijk
die van Regina Hubbard in Roofvogels van
Lillian Hellman, waarvan zij met haai'
sterk suggestief en geconcentreerd spel een
waarlijk huiveringwekkende figuur maak
te en groter tegenstelling is nauwelijks
denkbaar haar mevrouw Ranjewskaja
in Anton Tsjechow's De Kersentuin, die zij
zowel in haar blijheid in het begin als in
haar smart en berusting tegen het slot met
tal van fijne nuances prachtig speelde. En
hoeveel vreugde heeft zij niet aan duizen
den geschonken met de domme, min of
meer romantische grootmoeder van Toontje
in „Toontje heeft eeii paard getekend", die
zij met zulle een fijne humor zo geestig
speelde.
Het is werkelijk geen wonder, dat de
residentie trots is op Fie Carelsen. Zij is
een van onze grootste actrices.
J. B. SCHUIL.
Er komen thans
nieuwe modellen voor
voorjaarshoeden,
ofschoon de lente nog
steeds voor de toegevro-
ren deur staat. De com
binatie hoed-sluier
die al in ettelijke varia
ties „oude mode" is ge
worden, is nu weer in
een nieuwe gestalte
verschenen. Deze hoed,
concentrisch omwikkeld
met tulle, die langs
achteren afhangt en ver
volgens om de hals
wordt gedragen, was een
van de successen op een
New Yorkse modeshow.
EEN VERHAAL:
De zeeman met het zwaarmoedige ge
zicht maakte indruk op het wufte wezen
tje achter het buffet van de dompige kroeg,
die behalve de rode mond van het meisje
en de koperen tapkast geen enkele aan
trekkelijkheid bezat. Zij besloot te probe
ren hem wat op te beuren en ging bij hem
zitten met die lieve en bekoorlijke uit
drukking van vrouwelijke belangstelling
in het leed van anderen, die menig man
nenhart van ijs in roomijs heeft veranderd.
De man keek op en knikte onmerkbaar met
het hoofd, om onmiddellijk daarop weer in
droef gepeins te verzinken. „Geen zin in
een praatje?" vroeg het lieve wezentje. De
man hees zich langzaam op in zijn stoel,
ging verzitten en zei somber: „Pas op, ik
ben gevaarlijk!" Een kirrend lachje was
het antwoord. „Vertel eens op, wat scheelt
eraan?" „Niets andery dan dat ik gevaar
lijk ben", gromde de man. „Ik ben zo ge
vaarlijk, dat ik bang ben voor mezelf. Ik
kén doden oproepen...,-."
Het meisje schrok en schoof een eindje
weg. „Doden oproepen?" vroeg ze onzeker.
„Je bent gek!"
„Ik ben niet gek...'. Was ik het maar.
Zie je dit beeldje?" De matroos haalde een
klein bronzen voorwerp uit zijn zak en
heild het tegen het licht. Het was een won
derlijk gevormde aapjesfiguur, ineenge
drongen en wanstaltig. „Dit is een talisman,
die ik in Indië gekocht heb van een Chi
nese handelaar", de zeeman fluisterde bij
na. „Als ik dit in mijn hand houd en ik
noem de naam van een dode, komt mijn
heer uit het geestenrijk prompt hier op af.
Hier, vlak voor me, vlak bij me, op nog
geen 50 centimeter afstand". De man hield
het beeldje in zijn vuist geklemd en pre
velde r enige woorden. „Neen, niet doen",
riep het meisje angstig en stond met een
ruk overeind. „Ga alsjeblieft weg! Betalen
hoeft niet. Ga maar.Kom niet meer te
rug". Zo ,drong de man naar de deur en
hij ging mopperend weg. Het meisje ging
bleek en bevend naar het buffet en dronk
een glas water in een teug leeg, De kellner
kwam naar haar toe en zei onverschillig,
terwijl hij een voorwerp op het buffet de
poneerde: „gevonden". En op de glazen
plaat stond het bronzen aapje!
Terwijl de kellner de deur grendelde
het was sluitingstijd bleef het meisje
alleen in de gelagkamer. Haar blikken wer
den met ontzetting naar het aapje getrok
ken. Haar hand bewoog langzaam doch
onweerstaanbaar in de richting van het
afzichtelijk beeldje. Het was of een macht,
die haar dwong, haar spieren en haar ge
dachten beheerste. Zij zag zichzelf het
beeldje grijpen en zij hoorde haar lippen
fluisteren, ofschoon zij zich wilde verzet
ten. Zij fluisterde eer^naam: „Aristide Al
leman". Aristide Alleman was de vroegere
eigenaar van de kroeg, die twee maanden
geleden aan teveel whisky was overleden.
De knop van de deur kwam plotseling met
een knarsend geluid in beweging. Met af
schuw zag het meisje hoe hij langzaam
werd omgedraaid. Er werd tegen de deur
geduwd, doch het slot gaf niet mee. Zij
'ontworstelde zich plotseling aan haar ver
lammende ontzetting en vloog naar de
deur, toen zij tot de kellner schreeuwde
„Help me, de deur mag niet open! De deur
mag niet open!" De kellner kwam ver
baasd .naar haar toe en vroeg geschrokken,
wat er aan de hand was. „Het is Alleman!"
riep het meisje in doodsangst. „Alleman is
teruggekomen!" En zij drukte met al haar
krachten tegen de deur. De kellner barstte
in een daverend gelach uit en trok haar
weg van de deur, waarna hij de grendels
wegschoof. „Je bent gek", zei hij. „Alle-
,man is toch dood. Stel je niet aan! Met een
gil viel het meisje flauwDe deur ging
open en een sombere stem zei:- „Boy, ik heb
mijn aapje in je mooie kroegje lafen liggen.
Geef me dat ding eens aan. En zeg tegen
dat dametje, dat ze vannacht niet van spo
ken moet dromen. Ik heb haar een griezel
verhaaltje verteld, dat levert me fratis-
consumptie op, snap je! Een zeeman heeft
nou eenmaal niet veel nikkel te missen,
hè?"
Over Muziek
Nog eens: Brückner
Wie zich in de natuur bevrijd voelt van
het tempo van het maatschappelijk leven,
heeft de gesteldheid om met Bruckner's
muziek gelukkig te zijn. Met „tempo" meen
ik hier een verzamelnaam voor de velerlei
soort gejaagdheden in denken en doen die
tot de stijl van onze tijd behoren. Het te
genovergestelde van dit tempo is niet
traagheid van geest maar vrijheid; dat
gene wat wij een beetje.mogen hopen in.
de vacantie; datgene wat wij altijd zouden
moeten hebben om de zaken te kunnen
zien zoals ze zijn, om het eigenlijke leven
te beleven. Bruckner was groter en ruimer
dan de stad Weenen zelfs in zijn tijd was;
hij was een soort verheven Pinkelman, die
onaantastbaar zweefde. Hij bracht de bui
tenlucht mee in de stad; in de zaal, in» het
orkest, in alle instrumenten, hij deed alles
ongebruikelijk en kinderlijk, met de wijd
ste fantasie en de openhartigste, brede ge
baren van de onbedorvenheid. Als een
symphonie van Bruckner begint te klin
ken, begint de bezwerende kracht van de
natuur; alle psycho-analytische bezigheden
worden nu gepieker, alle ingewikkelde
snel-dènkerij wordt gepriegel "en gepeu
ter. Bruckner's denken is enthousiasme;
hij neemt alle risico's: het is natuurlijk en
goed als de zon schijnt, het is natuurlijk en
goed wanneer het regent, wanneer het
stormt, wanneer het dondert en bliksemt;
het is altijd Onze-Lieve-Heers-weer. Hij
vertelt er niet van als een stedelijke ken
ner. maar als een buitenman, geboren én
getogen in de vrije wereld. Hij is niet
achter, maar vóór; men behoeft hem niets
wijs te maken. Hij heeft nooit sterrenkunde
gestudeerd, maar van de hemel is hij op
de hoogte, beter dan Wagner, al had deze
vereerde meester ook tien Parsifal's ge
schreven, beter dan Mahler met de senti
mentele bovenaardse bevolking der 4e
symphonie.
Hij is bitter teleurgesteld als de officiële
Weense muziekwereld onder leiding van de
criticus Hanslick zijn werken afkeurt. Is
dit alles dan niet mooi, niet heerlijk? Hij
vraagt toch niet bewonderd te worden, hij
zingt en juicht, doet iedereen dit dan niet
graag? Hij begrijpt niets van de wetende
mensen, van zijn tegenstanders, want te
genstanders zijn zij. Moet deze monnik
achtige boerenman ons kunstwerken ge
ven? Hebben wij meester Brahms niet, die
op onberispelijke wijze „tonend bewegte
Formen" schept? Wanneer op den duur
jonge mensen als Hugo Wolf, Karl Muck
en Gustav Mahler voor hem gaan strijden,
is hij dankbaar en gelukkig als een kind
op zijn verjaardag. Vooral Hugo Wolf's
bewondering voor Bruckner's muziek heeft
mij altijd geïnteresseerd; Wolf was zelf in
veel opzichten een modern mens, overge
leverd aan innerlijke verwikkelingen, her
haaldelijk verslonden in de in zijn tijd
nieuwe litteratuur, maar hij was zelfstan
dig en scherp, en bovenal hij was fel en
romantisch en leefde voortdurend in de
liefste illusies der muziek. Zij, Bruckner
en Hugo Wolf waren geen Weense Oosten
rijkers, maar Oostenrijkers die in Weenen
moesten rondscharrelen; onwennig en hef
tig, altijd verliefd en ongelukkig en toch
altijd gelukkig. Beiden gingen, ieder op
hun beurt, in blind-kinderlijke verering
hun opwachting maken bij Wagner, en
beiden hadden niets aan de zelfbewuste
houding van de meester. Zij wisten niet
dat zij sentimenteel waren, zij wisten niet
dat zij geniaal waren en voor gfcen wereld-
ling hun knieën behoeven te buigen.
Ik doe niets tekort aan de genialiteit van
Wagner als ik zeg dat zijn muziek de be
vestiging van zijn persoonlijke, bewuste
profetieën was, maar ik overschat ook
Bruckner niet als ik zeg dat hij de spreker
der natuur was. Het wezenlijke der mu
ziek komt nooit voort uit menselijke prin
cipes; het wezenlijke wordt genoteerd en
de componist is de eerste die bewogen is
door de schoonheid welke hij meedeelt.
Dit is wat ik reken tot het enthousiasme.
Wanneer iemand meent: ik heb geen ge
duld om naar een symphonie van Bruckner
te luisteren, dan ontgaat hem een enthou
siasme. De beweging in de natuur noemen
wij langzamer dan de tocht op een motor
fiets, maar het enthousiasme van een mo
torfiets plus best-uurder is van enigszins
andere aard, zou ik menen.
Indertijd. iang voor de oorlog zond
een jonge Duitser mij een analys'e van de
derde symphonie van Bruckner. Hij ver
klaarde daarin zeer gedétailleerd (natuur
lijk!) wat de betekenis was van het hoofd
thema, van het tweede en derde thema,
wat de doorwerking en de oplossing voor
stelden, enfin een barre heldengeschïe-
denis ontrolde zich, een symphonische
film, waarbij ik eigenlijk in een donker
hok had moeten zitten om de beelden
men noemt dit lichtbeelden helder voor
mij te zien. Een ander echter trachtte mij
eens aan te praten dat deze symphonie
een kathedraal is, met kaarslicht en wie
rook, met orgelklanken en mystiek
Het een zowel als het ander was om weg
te rennen op eeri motorfiets, ver, naar
buiten; naar Linz, als de wind, want daar
kwam Bruckner vandaan. Ik weet het wel,
daar improviseerde de vrome organist
Bruckner op het prachtige orgel in de
weelderige kerk, en dat weten deze ver
klaarders ook zo goed en daarom wéten
zij dus ook wat er omging in het muzikale
wezen van deze man. Maar ik weet het
niet precies.
HENDRIK ANDRIESSEN.
Vonnis voltrokken door Maurits
Dekker, De Nederlandse Toneel-
bibliotheek, Amsterdam, Joachim-
sthal's boekhandel en uitgevers-
i bedrijf.
Aan Haarlemse toneelamateurs komt de
eer toe in het jaar 1946 de eerste uitvoering
te hebben gegeven van het toneelspel „Von
nis Voltrokken" door Maurils Dekker...Deze
dramatisering van een episode uit het
illegale verzet is thans in druk verschenen
als het eerste deel van qen Nederlandse
toneelbibliotheek, die onder redactie van de
schrijver wordt uitgegeven door Joachim-
sthal te Amsterdam.
Tot dusverre zijn van deze reeks zes afle
veringen verschenen. Zij zullen successieve
lijk in deze rubriek uiterst summier worden
besproken, evenals de elders gepubliceerde
proeven van onze nationale dramaturgie. Eén
en ander ter voorlichting en wanneer moge
lijk ter aanmoediging van de dilettanten-
verenigingen hier ter stede. Al mag men
veilig aannemen dat het merendeel dezer
stukken reeds te vergeefs is aangeboden aan
de directies van de beroepsgezelschappen,
betekent dit nog geenszins dat zij absoluut
ongeschikt voor opvoering zouden zijn. Wèl
is waar dat de speelkwaliteiten alleen door
de practijk bewezen kunnen worden. Mis
schien zullen enkele amateurgezelschappen
een eerste proefneming willen wagen. Èen
belangrijk deel van hun culturele taak ligt
stellig op dit gebied. Onze toneelschrijfkunst
zou er wel bij varen, al ware het slechts door
de openbaring van de technische tekort
komingen. Laat men toch -van de nood aan
goede buitenlandse stukken een deugd
maken.