De 9 Muzen 3 Hetgeschilderd panopticum in het Stadhuis S £"atral* 63.000.000 CLOVINE Fie Carelsen, veertig jaren toneel Madame la Nieuwe uitgaven r 7aTF.RDAG 21 FEBRUARI 1948 H. VAN GREVELINGEN: „Spel zonder inzet" (N.V. Uitg. Mij. Het Wereldvenster, A'dam) de Plaatyf_nemen. Zijn debuut, een drietal kunde zal 'n°™endrieluik-in-proZa": „Het sw>5Se,;-,iet6eentwiifel' het VERSCHIJNEN van de P zijnde historische roman „Stilte Paleï" zal het mogelijk zijn, van omee, „fn'r levenswerk te overzien en cre<! .n. te bepalen, die hij in onze letter- jjg plsatS te V rloivmit ppr> rlriptn le zal llen STdïepste grond was, '-at t„t schrijven drong: de on auleuwml van eenzaamheid („that thick bar£ ersonality", snels Walter Pater het I mlj of p«s dic mens soheidt van eens nï diepste van het hart, van wat Kens'„ willen uitzeggen aan twijfel en Sta aan angst en verlangen naar een z f'sonde medelevende, levensvertroos- v«*ss5„!'„ahHheid. Blijft verzegeld- Geen kan er een „drieluik- 7.e&e 1" - net gec die deze totTchrijven drong^da onoverbrug- S mensnabijheid, Blijft onverbreekbaar zegel weten. En geen heeft ervan geweten: Vie,Vacht, op 39; va„ yetem E°pgc3™ jarige leeftijd, is de 'oogarts dr. J- W. G. Verhage, i Hengelo x het pseudoniem H. van f'C-enoverleden zonder nog al zijn fan aan leven en kunst te hebben beloften A1 schrijvend heeft hij Tam weg willen banen door de onher- 21 „mp 7Óne van eenzaamheid, die hem bSd van wat hij wellicht het vurigst wferde omdat het hem onthouden was to1® onvrijwillige afzonder® van zijn bijna ki'ampaehtig verborgen eigenlijkste wezen: levenswarmte, kostelijke levens- fïrfl-hffitt geloof ik, dit innerlijk kwel lend isolemént trachten te bezweren door Th van alle tweespalt verstandelijk te Ssnciëren en zo critisch tegenover eigen f,'-el eigen leven te staan, dat het tot een spel werd, dat zich in een ver-verwijderd tipvsoectief voltrok. Men kan Van Grevelingen s vïerk nau welijks sceptisch noemen: scepticisme is levenshouding. De hoofdpersoon van deze roman zwevend tussen een verle den dat door de roekeloos met leven en dood spelende oorlogservaring van zijn soldatenbestaan zijn positieve waarde heeft verloren en een (nog) lege, zinloze toe komst - hééft geen levenshouding. Hij staat op de grens tussen ontgoocheling en verwachting, tussen een alles in ontnuch tering ontluisterende analyse en een diep verborgen, nauwelijks erkend verlangen naar eindelijke weigeborgenheid. Dun is de draad, die deze twee werelden verbindt: een hoop. haar te zullen terugvinden die hij vóór zijn Afrikaanse veldtocht liefheb bend achterliet. Maar ook deze breekt: Eveline, getrouwd met zijn jeugdvriend André, blijkt bij een bombardement te zijn omgekomen, waarmee voor hem 'de laats t- gedroomde levensmogelijkheid- van zijn verleden is afgesneden. „Zij had", bekent J hij, „mij naar «zich toegetrokken, omdat zij J jicht kon brengen, in mijn leven. Als zij naast mij gezeten had, was het probleem ji niet anders geweest, maar ik zou vooruit geweten hebben, dat ik het tot een goed f einde zou brengen". Dat is met sterk ge- I zegd. maar het verraadt alles van de desperate zielstoestand, waarin een ver- J zonken jeugdervaring (hier gesymboliseerd door een frontbeproeving) een tot dieper belevenis bestemd mens kan drijven. En zo staat hij dan na jaren in een eens welver- trouwde stad, die nu een décor is, zo goed als het schimmige leven voor hem tot décor is geworden innerlijk bereid, z ij n leven voorlopig te- wagen als „een spel zonder inzet". f Is het een wraakneming van zijn ont ij goocheld onbewuste, dat hij zijn vriend j André, die door zijn huwelijk met Eveline A een nauwelijks gedurfde droom verstoor de, zijn tweede vrouw Babette afhandig maakt? En. welbeschouwd, doet hij dit eigenlijk wel? Of is het Babette, die te leurgesteld door een in onmacht niet tot zijn levensdoel komend echtgenoot de weg tot hem zoekt, uit verlangen naar troost, avontuur, leven, liefde of spel? Vragen, die open blijven. George, de hoofdpersoon, weet het niet en de auteur evenmin. Datgene wat psychologisch onverklaard blijft in deze roman, wordt niet vergoe lijkt: André's noodlottig einde is een nau welijks aanvaardbare consequentie van een levenstragiek, die daartoe te zeer in de schaduw blijft. Of moet de nog naar vorm en uitdrukking tastende schrijftech niek van Van Grevelingen dwingt er toe, zich telkens vragen te stellen Andrés dood als zoenoffer worden beschouwd van een nieuwe levenskans voor de hoofdper soon George? Zozeer heeft de schrijver zichzelf ver borgen, zozeer is hij geremd door zijn ver stand waarmee hij zijn bedreigende proble matiek tracht te bezweren, dat het hart vrijwel geen kans krijgt, iets van zichzelf prijs te geven. Zou de nog in druk zijnde historische roman „Stilte om een Paleis" de verzoe nende overtuiging schenken, dat óók hij, de schrijver, de verstandelijke schroom voor een bekentenis der harten overwon en daarmee het vertrouwen veroverde, in leven en kunnen, in een eigen toon, die nü te zeer gesmoord wordt door een al te bedwongen soberheid om cle diepere ziels- lagen te raken, waarin alleen een kunst werk naklinkt? C. J. E. DINAUX. Verfilmde stilte. Vercors, de schrijver van „Le silence de la mer", heeft de jonge regisseur Melville toegestaan zijn geestes kind te verfilmen. Als de rolprent gereed is, zal Vercors haar ter goedkeuring aan een aantal vrienden uit de verzetsbeweging voorleggen, die moeten beslissen of de verfilming het boek waardig is. Melville heeft zich met deze conditie accoord verklaard. Kunst, critiek en vriendschap. In de maand Juni zal te Parijs het eerste inter nationale congres voor kunstcritiek gehou den worden. Het congres zal gepresideerd worden door Paul Tierens. Uit de meeste landen van Europa worden afgevaardigden verwacht. Het doel van het congres is, de kunst bij de verschillende volken beter te leren kennen en vriendschapsbanden te vor men tussen degenen, die over kunst schrijven. UIT HAARLEMS VERLEDEN De financiële verhouding tussen Nederland en Indië Totale schuld 3121 millioen ,3"„dierMe,moi'ie van Antwoord op het Voor- hfJ-,Yer:van de Eerste Kamer over de Jf„?tl-gtvoor 1948 geeft minister Lieftinck voIhmJ- er,essante cijfers over de financiële Indië tussen Nederland en Nederlands- J? de ^pressie van 1929/30, toen twijfel wS. °m,treütJ.de betaalkracht van Indië, dnnr ii ^-J^sche leningen sedert 1934 en riovf n F.landse, regering gegarandeerd «taande leningen. °°k V°°r de thanS uit" Waakt°lgende opstellinS kan worden ge- SLstaatsschul<J. voor Indië i qu f 89.404.000 Si 9,3! gegarandeerde le- LeSS 18,Nov' '47)" 846.010.125 Idem a, vTplusg°ederen) 265.000.000 SSSS8 «ïïuff™ «omstaan. ■fL312-164'125 Creriinti: 950.000.000 «meten in voorbereiding.. 850.000.000 Totale schuld 3.121.164.125 NedaPrlSbedFag is rond f 19 milliard in de Dat h! t6i, ?atssclluId opgenomen, dat gedeeld VT4 *ndische staatsschuld, o,ok rin« alwÜ 00r de Nederlandse rege- landse Stgelar,aildeerd is- tot de Neder- ficht fin ksohuld moet worden gerekend, *ft.Burastap voorbarig. Weid lie!ri1r,nM'7ScIluld van Nederlands Indië TenS aangenomen op 1.953.000.000. Van de n!a de minister een opstelling kndse' e vordering van de Neder- Indiëuiti947gemeenschap °P Nederlands s'aa'ssctuW- f 90.000.000 SwaSK a- s'aatsschuld.. 600.000.000 Ajder" 700.000.000 Werstal0»:etVerIe,nlnS200.000.000 ÏMicS b„»erP ChÜn6en 700000-0lw Investeringen ruim.V." 3.000.000.000 Totaal ƒ5.290.000.000 restitutie kolenfkijs tetew.m (i?3KFel:ruari ziin aan öe Postkan' nai de beurt: Vis tot en met War. Floris III en Diederïk VII. Paneel op het Raadhuis te Haarlem. Het panopticum vindt men in de hal van het Haarlemse Stadhuis. Het zijn.de af beeldingen van de graven en gravinnen van Holland, tot en met'Vrouwe Maria (begin 15e eeuw). Het is jammer dat de détails van deze schilderstukken, die van zichzelf al aan de donkere kant zijn, in de schemerige hal niet te zien zijp, Zij doen nu alleen dienst als stemmige muurvlakvulling, alleen op heel zonnige dagen laten de oude graven iets meer van zich aanschouwen. Als bij feestelijke gelegenheden de honderden kaarsen in de kronen flikkeren is het niet beter. Alleen een speciale verlichting der schilderijen zou uitkomst kunnen geven, maar die past in de2e omgeving niet. Daarom zulleif wij het voor de* détails moeten doen met beschrijvingen. Algemeen is bekend, dat deze schilder stukken copieën zijn. Maar ook deze copieën zijn zeer oud, zodat zij toch historische, waarde hebben. De oorspronkelijke af beeldingen werden gevonden in het kloos ter van Karmelieten of Vrouwenbroeders (naar hun patrones O. L. Vrouw). Zij wa ren in waterverf geschilderd op een bui tenmuur der kloosterkerk. Vermoedelijk dateerden zij uit het begin der 15e eeuw. i textiëlkaarten en schoenenbonnen te: Olieverven waren toen nog niet bekend. Haarlem: Re tot en met Ri. in détails stérk afwijken van die in Leiden, blijkbaar veroorloofden de schilders zich nog al vrijheden. Bij een vergelijking rijst evenwel het vermoeden, dat de onbekend gebleven Haai'lemse kopie-maker (ver moedelijk een monnik) hét meest getrouw gewerkt heeft en dat Thibout onder de invloed stond van de 16e eeuwse romani sering. Nu iets over de détails der stukken. Arnoud is afgebeeld als een oud, ver mogend en gebogen man, maar toch nog in een harnas. Godfried, een man met een bochel, is geschilderd zoals hij blijkbaar was. De monniken vonden het dus niet gewenst de personen te idealiseren. Wil lem V heeft een been ontbloot, vermoe delijk omdat hij overleden is aan een beet van een windhond. Filips de Goede, die door een haarziekte een kaal hoofd had, droeg een pruik. DISTRIBUJIENIEUWS Maandag bestaat er gelegenheid tot het afhalen van bonkaarten voedingsmiddelen, Waterverf is minder houdbaar, zodat de schilderingen verdonkerden, -bovendien bladderde de muur af. Daarom lieten de broedérs, die blijkbaar zeer ingenomen waren met de graven, de stukken in olie verf naschilderen. Deze schildex-ijen wer den, toen ook in onze stad een beelden storm in de kerken en kloosters gevreesd werd, naar het Stadhuis overgebracht. Daar hangen zij Viu nog, maar helaas niet in ongerepte staat. In die eeuwen liet het ondferhoud van schilderijen zeer veel te wensen over. Werkvrouwen kon den met spons en zeep hun hart ophalen. Bovendien geschiedde de restauratie die om vrijwel elke eeuw nodig is, niet steeds door de beste krachten. Dit is aan de gra ven onweerlegbaar te constateren. Toen nu ongeveer 12 jaar geleden, opnieuw een restauratie nodig was. is voor een deskun dige uitvoering zorg gedragen, maar toen konden de fouten van het verleden niet goed gemaakt worden. De kloosterbroeders hadden de muur schilderingen in hun kerk bedekt door een eiken lambrisering. Toen bij de beelden storm die betimmering werd weggehakt waren de graven nog te zien, zelfs zo goed. dat' Willem Thibout ze kon copiëren voor zijn Goudse glazen, die nu nog in de Leid- se Doelenzaal zijn te bewonderen. Het eigenaardige is, dat de Haarlemse kopieën Grote tube I. 0,90 De nieuwe C.A.O. in het bloembollenbedrijf Medegedeeld is, dat tussen wekgevers en vterknemers in het bloembollenbedrijf overeenstemming is verkregen over een nieuwe collectieve arbeidsovereenkomst. De vereiste goedkeuring hierop van het college van rijksbemiddelaars is nog niet afgekomen. Het is derhalve zo wordt van bevoegde zijde in den Haag bekend gemaakt niet toegestaan, per 1 Maart wijzigingen aan te brengen in de oude lonen. Heemstede: 912.15 uur restant P en Q; 24.30 uur Ra. Agenda voor Haarlem ZATERDAG 21 FEBRUARI Stadsschouwburg: „Raket naar de maan". 8 uur. Rembrandt: „Vergelding", 18 j., 2.00, 4.15, 7.00 en 9.15 uur. Palace: „De zwarte adelaar", 14 j.. 2.00, 4.15. 7.00 en 9.15 uur. Luxor: „Fantasia", 14 j„ 2.00, 4.15, 7.00 en 9.15 uur. Frans Hals: „Fantasia", 14 j„ 2.30, 7.00 en 9.15 uur. Spaarne: „Het meisje met het blauwe hoedje", a. lft., 7.00 en 9.15 uur. City: „Bij de marine", a. lft, 2.15, 4.30, 7.00 en 9.15 uur. ZONDAG 22 FEBRUARI Stadsschouwburg: Aan d' oever van de snelle vliet", 8 uur. Gem. Concertgebouw: Optreden Kilima Hawaiïans, 8 uur. Frans Hals-Theater: Instituut voor Arbeidersont wikkeling, film „Dwaasheid ten top", 10.39 uur. Bioscopen: Middag- en avondvoorstel lingen. MAANDAG 23 FEBRUARI Bioscopen: Middag- en avondvoorstellingen. Toneelfaerimnermgeai em toneelportrctten Fie Carelsen heeft gisteren haar 40-jarig toneeljubileum in Den Haag gevierd. Dat is voldoende reden om haar vandaag aan de Vlaamse artisten in mijn artikelenreeks te doen voorgaan. Het is al zeer lang geleden, dat ik Fie Carelsen in 1913 voor het eerst in een belangrijke rol zag spelen. Het was bij Willem Royaards in Loulou, een vrij dra kerig Italiaans stuk, waarin de toen nog zeer jonge actrice eendsoort Carmen-rol vervulde. Erg enthousiast was ik aller minst en ik wil Wel bekennen, dat ik haar toen zeker niet de mooie carrière zou heb ben durven voorspellen, welke zij later zou maken. Trouwens, er waren er in het begin van haar loopbaan meer, die-in haar moei lijk een toekomstige „eerste rol" konden zien. Heeft zij zelf niet met de haar eigen openhartigheid in een interview eens er kend, dat haar leraren en leraressen op de toneelschool en haar moeder Cecile Ca relsen, die tijdens de oorlog als slacht offer der Duitsers stierf in Westerbork en aan wier onovertroffen, f el-levende Rosa lie in De Violiers ik altijd zo'n mooie herinnering heb bewaard aan haar sla gen als actrice twijfelden. Zij rieden haar zelfs in alle ernst om maar een andere betrekking te zoeken. Gelukkig voor de toneelkunst in ons land heeft zij die raad niet opgevolgd. Fie Carel sen, van wie zeker niemand thans zal zeg gen, dat zij niet een artiste van het zuivere, echte ras is, heeft doorgezet met alle wils kracht, die in haar was en zij heeft zich de eervolle plaats veroverd, welke zij nu in neemt. Twee kunstenaars hebben ongetwijfeld veel bijgedragen tot haar ontwikkeling als toneelspeelster en wel Jean Louis Pisuisse en Eduard Verkade. Pisuisse, de intelligente en scherp critische artist zelf ook fijn acteur met wie zij in 1913 in het huwelijk trad moet op de kunstzinnige vrouw, die Fie Carelsen is, ongetwijfeld een grote in vloed hebben uitgeoefend. Het lijkt mij wel zeker, dat hij het is geweest, die haar als kunstenares tot rijp heid heeft gebracht en het mag hier wel worden vermeld, dat Fie Carelsen al is zij later van Pisuisse gescheiden altijd met bewondering over de grote artist, die Pisuisse was, heeft--gesproken. En dan kwam ook juist op tijd in haar leven Eduard Verkade, die als regisseur in Fie Carelsen het prachtige materiaal vond om te bewerken. Zij kwam na Enny Vrede bij zijn gezelschap en'mocht de rollen van haar beroemde voorgangster overnemen. En zij deed dat voortreffelijk. Laat ik hier maar twee van Enny Vrede's glansrollen noemen welke Fie Carelsen overnam en die zij- wel met ander inzicht en eigen karakter maar niet met minder talent speelde. Daar was Gloria in Shaw's „You never can tell" en vooral de toneelspeelster in Molnar's „De Gardeluitenant", die nooit fijner en met meer raffinement in ons land is gespeeld geworden dan door Fie Carel sen. En uit die tijd herinner ik mij ook haar ontroerend-mooie koningin in Verkade's Hamletvertoning. Maar de sterkste^ indrukken van haar kimnen en haar talent heb ik toch van haar Haagse tijd, nadat zij zich aan het gezel schap van Cor van der Lugt Melsert had- verbonden, bewaard. Ik zou weinige actri ces in ons land kunnen noemen van zo grote veelzijdigheid als Fie Carelsen. In hoe veel verschillend soort rollen heb ik haar en bijna altijd weer voortreffelijk in die jaren gezien! Fie Carelsen heeft een voorbeeldige op vatting van haar roeping als toneelspeel ster. Zelf heeft zij eens in een interview gezegd, dat zij nooit een rol heeft gewei gerd en alles speelt, wat haar opgedragen wordt. En wat meer zegt zij doet dit misschien niet altijd met even grote liefde maar wel steeds met een bewonderens waardige toewijding en consciëntieuze ernst. Of zij een rol minderwaardig vindt of niet, men zal dit nooit aan* haar spel merken. Dat is een van de redenen, waar om zij zelden of nooit teleurstelt. Ik herinner mij van haar rollen, waarin zij uit liefde voor haar kunst, het offer bracht aan de vrouwelijke ij delheid op een manier, die slechts eerbied kan afdwingen. Zij kon zoals in „De kleren maken de Vrouw" en „De Groene Pleureuse" dé lelijkheid van de door haar- gespeelde vrouwen soms tot bijna pijnlijke perfectie opvoeren. Zij gaf zich in zulke rollen met even veel, ja misschien nog meer toewij ding en liefde dan in die van de grande coquette, waarvoor zij met haar expres sieve donkere ogen, haar mooi, slank lichaam en vooral haar aanleg in die tijd alles medebracht. Ik sprak mevrouw Fie Carelsen slechts een heel enkele maal, maar ik ben ervan overtuigd, dat zij een der geestigste en in telligentste vrouwen onder onze actrices moet zijn. Men voelt dat, wanneer men haar ziet spelen. Haar spel is sprankelend van esprit en vol van die fijne détails, waarin men de artiste van diep inzicht en scherp intellect herkent. Haar dictie is altijd weer raak en puntig. Wanneer Fie Carelsen „op" is, boeit zij onmiddellijk door haar plastiek, haar zeer expressief ge laat en haar mooie, donkere, fluwelige stem, In de cultuurkamertijd stond ik afzijdig van het toneel en na de oorlog zag ik Fie Carelsen tot mijn spijt heel weinig. Maar van haar grote rollen onmiddellijk vóór 1942 wil ik hier twee noemen, die zeer veel indruk op mij hebben gemaakt, namelijk die van Regina Hubbard in Roofvogels van Lillian Hellman, waarvan zij met haai' sterk suggestief en geconcentreerd spel een waarlijk huiveringwekkende figuur maak te en groter tegenstelling is nauwelijks denkbaar haar mevrouw Ranjewskaja in Anton Tsjechow's De Kersentuin, die zij zowel in haar blijheid in het begin als in haar smart en berusting tegen het slot met tal van fijne nuances prachtig speelde. En hoeveel vreugde heeft zij niet aan duizen den geschonken met de domme, min of meer romantische grootmoeder van Toontje in „Toontje heeft eeii paard getekend", die zij met zulle een fijne humor zo geestig speelde. Het is werkelijk geen wonder, dat de residentie trots is op Fie Carelsen. Zij is een van onze grootste actrices. J. B. SCHUIL. Er komen thans nieuwe modellen voor voorjaarshoeden, ofschoon de lente nog steeds voor de toegevro- ren deur staat. De com binatie hoed-sluier die al in ettelijke varia ties „oude mode" is ge worden, is nu weer in een nieuwe gestalte verschenen. Deze hoed, concentrisch omwikkeld met tulle, die langs achteren afhangt en ver volgens om de hals wordt gedragen, was een van de successen op een New Yorkse modeshow. EEN VERHAAL: De zeeman met het zwaarmoedige ge zicht maakte indruk op het wufte wezen tje achter het buffet van de dompige kroeg, die behalve de rode mond van het meisje en de koperen tapkast geen enkele aan trekkelijkheid bezat. Zij besloot te probe ren hem wat op te beuren en ging bij hem zitten met die lieve en bekoorlijke uit drukking van vrouwelijke belangstelling in het leed van anderen, die menig man nenhart van ijs in roomijs heeft veranderd. De man keek op en knikte onmerkbaar met het hoofd, om onmiddellijk daarop weer in droef gepeins te verzinken. „Geen zin in een praatje?" vroeg het lieve wezentje. De man hees zich langzaam op in zijn stoel, ging verzitten en zei somber: „Pas op, ik ben gevaarlijk!" Een kirrend lachje was het antwoord. „Vertel eens op, wat scheelt eraan?" „Niets andery dan dat ik gevaar lijk ben", gromde de man. „Ik ben zo ge vaarlijk, dat ik bang ben voor mezelf. Ik kén doden oproepen...,-." Het meisje schrok en schoof een eindje weg. „Doden oproepen?" vroeg ze onzeker. „Je bent gek!" „Ik ben niet gek...'. Was ik het maar. Zie je dit beeldje?" De matroos haalde een klein bronzen voorwerp uit zijn zak en heild het tegen het licht. Het was een won derlijk gevormde aapjesfiguur, ineenge drongen en wanstaltig. „Dit is een talisman, die ik in Indië gekocht heb van een Chi nese handelaar", de zeeman fluisterde bij na. „Als ik dit in mijn hand houd en ik noem de naam van een dode, komt mijn heer uit het geestenrijk prompt hier op af. Hier, vlak voor me, vlak bij me, op nog geen 50 centimeter afstand". De man hield het beeldje in zijn vuist geklemd en pre velde r enige woorden. „Neen, niet doen", riep het meisje angstig en stond met een ruk overeind. „Ga alsjeblieft weg! Betalen hoeft niet. Ga maar.Kom niet meer te rug". Zo ,drong de man naar de deur en hij ging mopperend weg. Het meisje ging bleek en bevend naar het buffet en dronk een glas water in een teug leeg, De kellner kwam naar haar toe en zei onverschillig, terwijl hij een voorwerp op het buffet de poneerde: „gevonden". En op de glazen plaat stond het bronzen aapje! Terwijl de kellner de deur grendelde het was sluitingstijd bleef het meisje alleen in de gelagkamer. Haar blikken wer den met ontzetting naar het aapje getrok ken. Haar hand bewoog langzaam doch onweerstaanbaar in de richting van het afzichtelijk beeldje. Het was of een macht, die haar dwong, haar spieren en haar ge dachten beheerste. Zij zag zichzelf het beeldje grijpen en zij hoorde haar lippen fluisteren, ofschoon zij zich wilde verzet ten. Zij fluisterde eer^naam: „Aristide Al leman". Aristide Alleman was de vroegere eigenaar van de kroeg, die twee maanden geleden aan teveel whisky was overleden. De knop van de deur kwam plotseling met een knarsend geluid in beweging. Met af schuw zag het meisje hoe hij langzaam werd omgedraaid. Er werd tegen de deur geduwd, doch het slot gaf niet mee. Zij 'ontworstelde zich plotseling aan haar ver lammende ontzetting en vloog naar de deur, toen zij tot de kellner schreeuwde „Help me, de deur mag niet open! De deur mag niet open!" De kellner kwam ver baasd .naar haar toe en vroeg geschrokken, wat er aan de hand was. „Het is Alleman!" riep het meisje in doodsangst. „Alleman is teruggekomen!" En zij drukte met al haar krachten tegen de deur. De kellner barstte in een daverend gelach uit en trok haar weg van de deur, waarna hij de grendels wegschoof. „Je bent gek", zei hij. „Alle- ,man is toch dood. Stel je niet aan! Met een gil viel het meisje flauwDe deur ging open en een sombere stem zei:- „Boy, ik heb mijn aapje in je mooie kroegje lafen liggen. Geef me dat ding eens aan. En zeg tegen dat dametje, dat ze vannacht niet van spo ken moet dromen. Ik heb haar een griezel verhaaltje verteld, dat levert me fratis- consumptie op, snap je! Een zeeman heeft nou eenmaal niet veel nikkel te missen, hè?" Over Muziek Nog eens: Brückner Wie zich in de natuur bevrijd voelt van het tempo van het maatschappelijk leven, heeft de gesteldheid om met Bruckner's muziek gelukkig te zijn. Met „tempo" meen ik hier een verzamelnaam voor de velerlei soort gejaagdheden in denken en doen die tot de stijl van onze tijd behoren. Het te genovergestelde van dit tempo is niet traagheid van geest maar vrijheid; dat gene wat wij een beetje.mogen hopen in. de vacantie; datgene wat wij altijd zouden moeten hebben om de zaken te kunnen zien zoals ze zijn, om het eigenlijke leven te beleven. Bruckner was groter en ruimer dan de stad Weenen zelfs in zijn tijd was; hij was een soort verheven Pinkelman, die onaantastbaar zweefde. Hij bracht de bui tenlucht mee in de stad; in de zaal, in» het orkest, in alle instrumenten, hij deed alles ongebruikelijk en kinderlijk, met de wijd ste fantasie en de openhartigste, brede ge baren van de onbedorvenheid. Als een symphonie van Bruckner begint te klin ken, begint de bezwerende kracht van de natuur; alle psycho-analytische bezigheden worden nu gepieker, alle ingewikkelde snel-dènkerij wordt gepriegel "en gepeu ter. Bruckner's denken is enthousiasme; hij neemt alle risico's: het is natuurlijk en goed als de zon schijnt, het is natuurlijk en goed wanneer het regent, wanneer het stormt, wanneer het dondert en bliksemt; het is altijd Onze-Lieve-Heers-weer. Hij vertelt er niet van als een stedelijke ken ner. maar als een buitenman, geboren én getogen in de vrije wereld. Hij is niet achter, maar vóór; men behoeft hem niets wijs te maken. Hij heeft nooit sterrenkunde gestudeerd, maar van de hemel is hij op de hoogte, beter dan Wagner, al had deze vereerde meester ook tien Parsifal's ge schreven, beter dan Mahler met de senti mentele bovenaardse bevolking der 4e symphonie. Hij is bitter teleurgesteld als de officiële Weense muziekwereld onder leiding van de criticus Hanslick zijn werken afkeurt. Is dit alles dan niet mooi, niet heerlijk? Hij vraagt toch niet bewonderd te worden, hij zingt en juicht, doet iedereen dit dan niet graag? Hij begrijpt niets van de wetende mensen, van zijn tegenstanders, want te genstanders zijn zij. Moet deze monnik achtige boerenman ons kunstwerken ge ven? Hebben wij meester Brahms niet, die op onberispelijke wijze „tonend bewegte Formen" schept? Wanneer op den duur jonge mensen als Hugo Wolf, Karl Muck en Gustav Mahler voor hem gaan strijden, is hij dankbaar en gelukkig als een kind op zijn verjaardag. Vooral Hugo Wolf's bewondering voor Bruckner's muziek heeft mij altijd geïnteresseerd; Wolf was zelf in veel opzichten een modern mens, overge leverd aan innerlijke verwikkelingen, her haaldelijk verslonden in de in zijn tijd nieuwe litteratuur, maar hij was zelfstan dig en scherp, en bovenal hij was fel en romantisch en leefde voortdurend in de liefste illusies der muziek. Zij, Bruckner en Hugo Wolf waren geen Weense Oosten rijkers, maar Oostenrijkers die in Weenen moesten rondscharrelen; onwennig en hef tig, altijd verliefd en ongelukkig en toch altijd gelukkig. Beiden gingen, ieder op hun beurt, in blind-kinderlijke verering hun opwachting maken bij Wagner, en beiden hadden niets aan de zelfbewuste houding van de meester. Zij wisten niet dat zij sentimenteel waren, zij wisten niet dat zij geniaal waren en voor gfcen wereld- ling hun knieën behoeven te buigen. Ik doe niets tekort aan de genialiteit van Wagner als ik zeg dat zijn muziek de be vestiging van zijn persoonlijke, bewuste profetieën was, maar ik overschat ook Bruckner niet als ik zeg dat hij de spreker der natuur was. Het wezenlijke der mu ziek komt nooit voort uit menselijke prin cipes; het wezenlijke wordt genoteerd en de componist is de eerste die bewogen is door de schoonheid welke hij meedeelt. Dit is wat ik reken tot het enthousiasme. Wanneer iemand meent: ik heb geen ge duld om naar een symphonie van Bruckner te luisteren, dan ontgaat hem een enthou siasme. De beweging in de natuur noemen wij langzamer dan de tocht op een motor fiets, maar het enthousiasme van een mo torfiets plus best-uurder is van enigszins andere aard, zou ik menen. Indertijd. iang voor de oorlog zond een jonge Duitser mij een analys'e van de derde symphonie van Bruckner. Hij ver klaarde daarin zeer gedétailleerd (natuur lijk!) wat de betekenis was van het hoofd thema, van het tweede en derde thema, wat de doorwerking en de oplossing voor stelden, enfin een barre heldengeschïe- denis ontrolde zich, een symphonische film, waarbij ik eigenlijk in een donker hok had moeten zitten om de beelden men noemt dit lichtbeelden helder voor mij te zien. Een ander echter trachtte mij eens aan te praten dat deze symphonie een kathedraal is, met kaarslicht en wie rook, met orgelklanken en mystiek Het een zowel als het ander was om weg te rennen op eeri motorfiets, ver, naar buiten; naar Linz, als de wind, want daar kwam Bruckner vandaan. Ik weet het wel, daar improviseerde de vrome organist Bruckner op het prachtige orgel in de weelderige kerk, en dat weten deze ver klaarders ook zo goed en daarom wéten zij dus ook wat er omging in het muzikale wezen van deze man. Maar ik weet het niet precies. HENDRIK ANDRIESSEN. Vonnis voltrokken door Maurits Dekker, De Nederlandse Toneel- bibliotheek, Amsterdam, Joachim- sthal's boekhandel en uitgevers- i bedrijf. Aan Haarlemse toneelamateurs komt de eer toe in het jaar 1946 de eerste uitvoering te hebben gegeven van het toneelspel „Von nis Voltrokken" door Maurils Dekker...Deze dramatisering van een episode uit het illegale verzet is thans in druk verschenen als het eerste deel van qen Nederlandse toneelbibliotheek, die onder redactie van de schrijver wordt uitgegeven door Joachim- sthal te Amsterdam. Tot dusverre zijn van deze reeks zes afle veringen verschenen. Zij zullen successieve lijk in deze rubriek uiterst summier worden besproken, evenals de elders gepubliceerde proeven van onze nationale dramaturgie. Eén en ander ter voorlichting en wanneer moge lijk ter aanmoediging van de dilettanten- verenigingen hier ter stede. Al mag men veilig aannemen dat het merendeel dezer stukken reeds te vergeefs is aangeboden aan de directies van de beroepsgezelschappen, betekent dit nog geenszins dat zij absoluut ongeschikt voor opvoering zouden zijn. Wèl is waar dat de speelkwaliteiten alleen door de practijk bewezen kunnen worden. Mis schien zullen enkele amateurgezelschappen een eerste proefneming willen wagen. Èen belangrijk deel van hun culturele taak ligt stellig op dit gebied. Onze toneelschrijfkunst zou er wel bij varen, al ware het slechts door de openbaring van de technische tekort komingen. Laat men toch -van de nood aan goede buitenlandse stukken een deugd maken.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1948 | | pagina 5