Voorjaar
Ook £ente
in Kennemerland
Plantsoenen in voorjaarstooi
Fotograferen in de Lente
in hef Frans Halsmuseum
lira een
SATERDAG 26 MAART 1949
De vreugde van de vroege lente
rietmat bruinzwart glimmend en
K 'et lichtgroene strepen van de
l\Znslag slaan de bomen in mijn
ren harde wind. die met hevige
•ï1"' fuitschietdrijft er telkens nieu-
Z'rêgenvlagen tegenaan. En om liet
heel eerlijk te zeggen: het is
"""Z huilen en eigenlijk weinig lente-
Zie Maar Wie alleen op de tempera-
ra liet weer in het algemeen let,
Kt toch nog het ware van de vroege
Se „iet begrepen.
nm te beginnen het aloude spreek-
""'Z van de Maartse buien, die beduiden
2"i wmer aan komt kruien om ons
"Êafvlel m«rnnog dan deze vaak iet
fsfhrale troost zijn er de dieren en de
.on die ons van de naderende lente
Heeft U ze dan niet gehoord van-
iertl toe u opstond, de lijsters, de vm-
EÜm de mezen, die liet hoogste lied uit-
k lang voor het olficiele uur van
!0°8 i-nmst' En geniet u niet intens van
ffit onder de vogels, van de
i men die met een welhaast onbegrip
S levensvreugde zitten te sputteren
allerlei andere vogels 11a te apen in de
fi. takken terwijl de ijskoude regen op
f' dinstercnde verenpak klettert? On-
Jraerd ziin ze. precies zoals de grote
S, ze in zijn Ex Libris tekende. On-
JSSnerd en vol vertrouwen op de naaste
ti: laat u niet verleiden door de
Jme kachel als het eenmaal Zaterdag-
Sg of Zondag geworden is, maar trek
S naar buiten. Zoek het evontuur, dat
du» mee, en achteraf bent u blij dat
ii niet thuis bleef.
Het begint al met de elzen aan een
«lootkant. Blad hebben ze nog niet, maar
'r hangen legio losse katjes aan te benge-
L Katjes, die als het maar even droog
'rdt hele wolken geel stuifmeel op de
wind laten meewaaien. Zomaar in het wilde
wee en op hoop van zegen. Zeker, het
overgrote deel van al die millioenen stuif-
meelkorrels zal hopeloos verloren gaan.
naar enkele ervan komen wel terecht op
de heel kleine donkerrode propjes, die aan
dezelfde takken zitten. Dat zijn de vrou
welijke bloemen van de elzen en dank zij
dat stuifmeel zullen zij straks gaan uit
groeien en vruchten voortbrengen.
Tientallen botergele sterretjes.
Aan dezelfde slootkant zitten tussen het
pas tientallen botergele sterretjes, de
ftèmen van het speenkruid, dat het ook
i van het vroege voorjaar hebben moet
Maar je vraagt je af waarom eigenlijk.
Want liet is niet de gewoonte der
Sfsenkruidbloemen om zaad voort te
brengen, En toch vermeerderen de plant
jes ach altijd goed, maar dat doen ze door
middel van nieuwe knolletjes die zich
in de loop van de voorzomer in de oksels
o'er bladeren ontwikkelen. In Juni zijn alle
delen van deze kleine plan
afgestorven. De nieuwe knol
letjes liggen dan ergens tussen het gras
verborgen en in het volgend voorjaar zulen
lij jonge planten leveren.
Van de sappige weide naar de binnen-
cuinrand is bij ons in Kennemerland maar
één stap. En een slap, die de moeite waard
is! Onze voorouders hebben er hun „aan
name bosschagiën" geplant en daar
tikea wij nu de vruchten van. Want al
fehen zij vrijwel uitsluitend voor de
talen (en hoogstens wat struiken) ge-
Wilgenkatjes
f-ld, de natuur heeft er met milde hand
fel Ze^ ^gedaan. Dieren en planten
- .en zich in de loop der eeuwen ge-
d in deze omgeving, die steeds aan-
grotere en wat lichtere korfbijen laten zich
niet onbetuigd. Ga er maar gerust vlakbij,
ze zijn zo druk in de weer dat ze u niets
zullen doen.
Kijk eens goed hoe ijverig dat insecten
volk hier aan de arbeid is en u zult meteen
gewaar worden, waar deze dieren hun
vrachtje bergen. Sommige soorten nemen
het stuifmeel mee naar huis als dikke gele
klontjes aan hun achterpoten en weer
anderen bergen het tussen de dichte be
haring van hun achterlijf.
Maar de bijen hoeven het niet alleen
van de wilgen te hebben. Er is al wat meer
keus voor ze.
Loopt u maar een eindje verder,
dan ziet u het wel. Alweer gele bloemen,
nu op een zandige plek. Het lijken wel
Klein hoefblad
bos gaan kijken? Daar is een half bescha
duwde wei naast een laan van zware beu
ken. En. in die wei wemelt het van de
grote gele madelieven. Ze zitten op licht'
beschubde steeltjes zo om en nabij een ene lijkt het wel of er een heel stel pas
decimeter boven de grond; ook zij blijken t r0.nf 00!"i fals u
'i„ dichterbij komt ziet u ineens, dat het wer-
zoals ze daar ^taan stralen in de voor kelijlc bloemen z«n- Sleutelbloemen ofwel
jaarszon. Klein hoef Mad is hun Mrf "S
daaruit besluit u natuurlijk direct, met een ^?n J a a" Z'Jn„
te"SenVan hEt gr°te h0°£blad te-maken "'bied behandelen. Maa? Set dit batte
Inderdaad ze horen tot dezelfde familie,
gaat het nogal eens mis wanneer de finan-
Tno-,7. r,,,„ „„„„„„.(.„„i,,,.; ciën in het spel komen. Zo stonden de
toch weer niét verwantschap primula-s cen vijf en twintig jaar geleden
bij -duizenden in het Naaldenveld. Maar nu
Dat kleine hoefblad zal dank zij het uit- staan daar een stuk of wat mooie en min-
voerige insectenbezoek binnen enkele cler mooie villa's; en de Primula's zijn op
weken prijken met pluizige zaadkoppen, zijn zachtst gezegd gedecimeerd,
zoals u die ook van de gewone paarde- Over een kleine zandweg gaan we weg
bloemen kent. Dan komen ook de eigenlijke van de sleutelbloemenwei. Het is nog al-
bladeren van de plant tevoorschijn, ver- door zonnig al drijven er ook verdachte
kleinde uitgaven van de grote „rhabarber- wolken door de lucht. Een kleurige vlinder,
bladen" en voor sommigen een (weinig) een kleine vos, dartelt langs de bosrand,
aangename herinnering aan de oorlogs- Even later gaat hij op een steen zitten
jaren toen ze zich hebben laten verleiden zonnen met wijd uitgespreide vleugels,
om dit spul in hun pijp te stoppen.. „Er waaruit vosbruïn, zwart, geel, wit en he-
worden ook asthma-sigaretten van ge- melsblauw ons tegenflonkeren. En dan
maakt" had een vriend ze verteld, maar weten we het, u en ik en ieder die maar
hij had er niet bij gezegd, dat het bocht ondernemend genoeg is om er op uit te
onrookbaar en alleen als medicijn te „ge- trekken: dit is de ene zwaluw, die nog wel
nieten" wasMaar dat is nu allang geen zomer brengt, maar die ons toch ter-
weer vergeten en vergeven. dege vertelt, dat de lente begonnen is in
Zullen we tot besluit van onze lentewan- Kennemerland.
deling nog even in het oude binnenduin- KEES HANA.
Haarlem plantte 50.000, Heemstede 120.000
bloembollen
HAARLEM draagt zijn naam van bloe
menstad met ere. De dienst voor de
Hout en de Plantsoenen streeft er dan ook
naar de plantsoenen tot ware lustoorden
te maken. Daarvoor is het evenwel nodig
de bloemen en planten geregeld te ver
vangen, omdat er slechts weinig zijn die
gedurende voorjaar, zomer èn herfst een
lust der ogen zijn.
In de lente hebben natuurlijk de bloem
bollen voorrang. In de parken zijn er nu
50.000 uitgeplant. Over enige weken zullen
zij kleur en schoonheid brengen in het
stadsbeeld. Onze bolwerken zijn mooi.
maar de groene achtergrond van bomen en
heesters vraagt een kleurig accent op de
voorgrond en daarvoor lenen rode en gele
tulpen zich uitstekend. Vooral indien zij
gecombineerd worden met violen, vergeet-
mij-nietjes en andere voorjaarsbloemen.
Haarlem heeft 10.000 tulpen ten ge
schenke ontvangen van het Centraal
Bloembollen Genootschap (fonds voor on
persoonlijke reclame). Deze zijn geplant in
het Kenaupark. Het zijn oranje-rode tul
pen, die in het gazon ongetwijfeld effect
maken. In die passende omlijsting zullen
zij demonstreren, dat bloembollen in par
ken de meest-gewenste voorjaarsbloemen
zijn. Vele Nederlanders menen dat zij
bloembollen alleen bewonderen op de
velden der kwekers en dat het aan de
Engelsen, Amerikanen en andere vreem
delingen overgelaten moet worden om
bollen te kopen voor hun tuinen en par
ken. Gelukkig komt er kentering en gaan
ook de Nederlanders meer inzien, dat zij
ook bollen moeten kopen om hun eigen
tuin daarmee te eieren. Bollenvelden zijn
ongetwijfeld mooi, indrukwekkend zelfs,
maar zij laten alleen kleurenweelde in
massa genieten. Ook de tulp, hyacint en
crocus komen pas volledig tot hun recht
als zij gebruikt worden als tuin-beplan-
ting. Een goed aangelegd rosarium laat
meer genieten dan een tuin waarop alleen
rozen gekweekt worden!
De verwachting is dat op 28 April, als
de deelnemers aan de Internationale Tul-
pen-rallye door Haarlem komen, de
bloeiende bollen in onze parken levende
advertenties zullen zijn voor ons Neder
landse product.
De directeur van de Hout en de Plant
soenen vroeg ons nog eens een beroep te
doen op de bezitters van honden. Haarlem
heeft niet het Heemsteedse voorbeeld ge
volgd om het laten loslopen van honden
te verbieden. Maar als tegenprestatie ver
wacht het gemeentebestuur dat de hon-
WMIjker voor hen wlrd en nu kunnen den-eigenaars nu medewerken om te vool._
"Naar zomaar "U Uowvnv. nlenWnmi „rni-m-Qlrl vtrnr--
S f"s hoe fors de aren van het grote
aan zo'n bossloot staan. Ze zien
Van dekou» zoals sommigen
Sal JE sportend zeggen, maar ondanks
tW' ze toch maar een hele vracht
,3 aan hun toppen. Intussen zijn die
L.j mijnen bladschubben aan de
('ei eigenlijke bladeren van de
m<jt- Neen, om die in volle glorie
ï«tpnu in de 2omei" nog eens terug
=4= ^an zijn ze er en in een
^barhPWe- w^e u ze wellicht voor
totmaken wegens hun vorm en
Öiernff' de omtrek ervan kun je
na fn t'hje fantasie wel reusach-
£nhoefbla°deVen Zi6n' en vandaar die
verderop, aan dezelfde sloot die
.n, 'SVörmt tussen de wei en het
fe wiiii t I .oude duinlandschap staat
éj 'n c?e katjes. Alleen zijn ze
k sawmt. ''Svtjs zoals die waarmee in
Want a» f de bloemen jongens ventten,
tin „0611e,n nu echt met hele bossen
%n N^eldraden die ver naar buiten
ïïzen L. z.® hebben niet zoals de
'"ïvoor Ho d het oog op de wind
zorgen pVei'spre'ding van dat stuifmeel
tjVen on p 11 .er maar eens bij staan
*ïïart ii ;„en mooie zonnige middag, dan
vooral /6!1 nhnimum van tijd, dat het
Hot'u !nsecten zijn, die een handje
rirüii, '0'~h er van de bijen; kleine
Qkere wilde bijtjes, maar ook de
komen .dat de plantsoenen vernield wor
den. Het komt nogal eens voor, in het
bijzonder iii het voorjaar, dat honden
juist onze parken uitzoeken als plek voor
hun dartelheden. Daardoor wordt dan
soms veel vernield. Geregeld moeten de
werklieden van de Plantsoendienst dan
ook beschadigde planten en bloemen ver
vangen. Dit kan voorkomen worden als
iemand die met zijn hond gaat wandelen
het dier in de nabijheid van een plant
soen aan de lijn houdt.
Met te meer aandrang wordt dit ver
zoek gedaan omdat in de laatste tijd het
aantal honden in Haarlem vrij belangrijk
gestegen is. En hoe meer honden er zijn,
hoe groter wordt de kans op vernieling
in de plantsoenen.
Ook kinderen vernielen veel. Gelukkig
is het thans al wat minder dan in vroeger
jaren. Het streven om bij de kinderen via
het onderwijs liefde voor de natuur bij
te brengen had al enig resultaat. In het
voorjaar worden de kassen der gemeente
lijke kwekerij aan de Kleverlaan ter be
zichtiging opengesteld. Dan komen er ook
veel kinderen. Het eigenaardige is dat op
de kwekerij geen bloemetje of plantje
door een kind vernield wordt. Juist daar
om is het zo onbegrijpelijk dat dit nog wel
gebeurt in de plantsoenen.
Ook Heemstede besteedt veel zorg aan
zijn plantsoenen. Zorg en geld. Er zijn
daar veel plantsoenen en alles ziet er
Steeds best-verzorgd uit. In de raad is
meermalen tevredenheid uitgesproken
over het werk van de betrokken dienst.
In Heemstede zijn dit jaar niet minder
dan 120.000 bollen uitgeplant; 100.000 tul
pen en 20.000 hyacinten. In Groenendaal
vindt men bovendien nog veel verwilder
de narcissen als een herinnering aan de
„Flora" van 1935.
Heemstede kreeg de bollen ook uit het
Surplus-fonds. Aan de Dreef en de plant
soenen die daaraan grenzen zijp in het
bijzonder veel bollen geplant. Het zal in,
het einde van April niet nodig zijn om
naar 't centrum der bloembollencultuur te
trekken; reeds een wandeling over de
Dreef zal een genot zijn.
Vroege voorjaarsavond
Het ongelezen boek viel b(j hem neder,
Hij streek langs de ogen met een vage hand
En keek naar buiten: t eerste lenteweder
Betoverde het schemerende land.
Er was een waas van het aanvank'lijk lover
Om het afzonderlijke, zwarte hout,
En iets als zoelte zweemde de avond over,
Maar waar de wind zijn vleugel sloeg
was 't koud.
De lenten gingen en de lenten komen
De wereld is een onvergank'lijk oord,
Waaraan de harten, eenmaal opgenomen,
Niet meer ontwijken dan door de ene poort.
Waarom dan zich in dromeii te vergeten?
Laat het boek ongelezen. Wie dien 't deert?
Er is maar één ding dat wij zeker weten:
Dat eens de lente ons nimmer wederkeert.
J. C. BLOEM
Kleine simpele motieven zijn dankbaarder
dan grote overladen onderwerpen
F«r zijn al aardig wat lentes
j over mijn hoofd gegaan sinds ik in een
lentemaand het leven zag, Van dat laatste
feit heb ik waarschijnlijk mijn liefde voor
het voorjaar overgehouden. Hetgeen weer
niet betekent dat ik van de voorjaars
schoonmaak houd. Toch is die (niet bij mij
hoor!) nodig om de stof eens weer af te
wissen van ons foto-apparaat, dat in de
winterse dagen van weinig licht vaak weer
geruime tijd op non-actief was gesteld.
De traditionele negen zomerse dagen in
Maart (als zij komen) wekken ideeën van
vrijheid en blijheid. En dat niet alleen. Het
gras wordt groener. De berken, elzen en
andere vroegbloeiers trekken met hun tere
jonge lover weer de aandacht en het zou
fout zijn als ik in onze „bollenstreek" ver
zuimde crocussen en ander „kleingoed" te
noemen.Een deskundiger pen dan de mijne
beschrijft elders in dit nummer de schoon
heid der ontbottende natuur, daarom zal ik
het daar niet'verder over hebben.
Toch is de Lente het seizoen bij uitne
mendheid voor de fotograaf-natuuiiiefheb-
ber. De zomer mag boeien met zijn over
daad van daverend licht en volle groei, het
najaar door mooie wolkenmassa's en herfst
tinten, de winter weer door zo nu en dan
sneeuw en ijs, het prille voorjaar levert
toch eigenlijk de mooiste en dankbaarste
motieven. Het tere licht geeft karakter aan
een foto van een vroeg lammetje, van de
ontbottende planten, ja van een nieuwe
baby, door een jong moedertje in een
liefst nieuwe kinderdagen voortgeduwd
in de parken van onze mooie stad.
In de omgeving komt dat ook voor, dit
zij even geconstateerd om de jonge moeders
daar niet tekoi-t te doen.
Het door de nog laag staande zon zachte
licht in het voorjaar, maakt dat ook ama
teurfotografen die nog niet ver in de kunst
zijn gevorderd, mooie plaatjes kunnen ma
ken.
Toch moet men er om denken dat het
voorjaar geen tijd is voor grote landschap-
Voorjaarsschoonheid, geconcentreerd in een takje perébloesem
PASSEND in dit Lentenummer biedt de
Directie van het Frans Halsmuseum de
lezers een onverwelkbare bouquet, ge
kweekt in het atelier van Hans Bollongier.
Deze kunstenaar werd omstreeks 1600 in
de Spaarnestad geboren en in 1623 in het
St. Lucasgilde alhier ingeschreven. Hij
moet hier werkzaam zijn geweest tot na
1644, het jaar, waarin het hier gereprodu
ceerde werk ontstond. Dit fraaie paneeltje
werd in 1898 geschonken door de Vereni
ging tot Uitbreiding der Verzameling van
Kunst en Oudheden in het Frans Hals
museum:
Van de vruchtbare traditie, die ook aan
dit bloemstilleven ten grondslag ligt, moge
het navolgende een summier beeld geven.
Evenals !n de voor- en vroeg Christelijke
tijden, bloeiden de bloemen in de hof dei-
Middeleeuwse schilderkunst als symbolen.
In de stillevens van
kunstenaars, waartoe
ook Bollongier behoor
de, bleef die symboli
sche achtergrond nog
bestaan, zij het ook dat
deze symboliek allengs
een andere strekking
kreeg dan in de gewij
de taferelen der primi
tieven, om tenslotte ge
heel te verdwijnen voor
het „bloemportret".
Naast de gewijde bloem
symboliek der Middel
eeuwen, bestond een
,code" voor de diverse
bloemen en planten,
waaraan door het volk
een bepaalde betekenis
werd gegeven. Deze
traditie bleef zich nog
lange lijd hechten aan
't bloemstilleven, daar
zij ook geaccepteerd
kon worden door de
Reformatie, die uiter
aard brak met de ker
kelijke tradities. Nu
echter trad het morali
serende element op de
voorgrond: de schoon
heid der bloemen en de
prachtige harmonie der
klem-en mogen voorde
kunstenaar aanleiding
zijn geweest om veel
soortige bloemen tot
bouquetten te vereni
gen, zij gedijden zo
gunstig in het Calvinis
tisch „klimaat", omdat
het sterk levende ver
gankelijkheidsbesef een vruchtbare bodem
bood. In tegenstelling tot de bloemen, die
in de hof der primitieven bloeiden als hulde
aan de Schepper of de heiligen ter ere,
menen wij achter de bloemstillevens uit het
einde der 16e en de eerste decennia der 17e
eeuw het waarschuwend „memento" te be
luisteren, dat de bloemen tot symbolen
maakte der vergankelijkheid.
Naast het moraliserende element was er
nog een factor, die het schilderen van
bloemstillevens stimuleerde: het cultiveren
van bloemen in tuinen. De tuin-aanleg had
zijn bakermat gevonden in 4iet Italië der
15e eeuw en verbreidde zich gedurende de
16e eeuw ook over Vlaanderen en Brabant.
De uitgeweken Vlamingen wisten voor deze
„luxe" in de Noordelijke Nederlanden be
langstelling te wekken en zo ontstonden
ook hier tuinen, die in de geest der rari
teiten-kabinetten kweekplaatsen waren
van de meest uiteenlopende bloemsoorten.
Dat de tulp hieronder een vooraanstaande
plaats innam, bewijst het veelvuldig voor-
komen van deze bloem in haar talrijke va
riëteiten op de 17e-eeuwse bloemstillevens.
Overbekend is de actie der Floristen, die
de tulpenbollen tot objecten maakten van
de dolste speculaties. Zo bracht het zuiver
naturalistische element, gesteund door de
hobby van bloemliefhebbers, die hun tui
nen als een „verzameling" verzorgden en
aanvulden, de bloemhof der schilderkunst
tot grotere vruchtbaarheid.
Het zal de aandachtige beschouwer op
vallen, dat de bouquetten van onze schil
ders (zoals ook hier bij Bollongier het geval
is), dikwerf een samenstelling vertonen van
bloemen, die in verschillende seizoenen
bloeien. Het vlinder-tere beslaan van bloe
men, die daarom tot zulke treffende sym
bolen werden der vergankelijkheid, maakte
het de kunstenaar niet mogelijk het ob
ject zijner inspiratie lange tijd tot model te
hebben. Dit noopte tot gebruikmaking van
bloemtypen in effigie, zoals ornamentpren
ten, voorbeelden- en „Kruidboeken" deze
boden. Behalve het samentreffen van bloe
men uit verschillende seizoenen, verklaart
dit het feit, dat de bloemen, in bonte hoe
veelheid tot een compact arrangement ge
drongen, dikwijls geen natuurlijk verband
hebben met de vaas of pot, waarin de kun
stenaar ons suggereert dat zij haar steun
punt vinden. Het gebruik maken van ge
noemde voorbeelden hield het. gevaar in,
dat de kunstenaar niet zelden vervreemdde
van de natuur, hetgeen de meer decoratieve
opvatting verklaart in de ontwikkeling van
het bloemstilleven.
Het ontstaan van het bloemstilleven ligt
betrekkelijk in het duister, aangezien de
vele invloeden die over. en weer gewerkt
schijnen te hebben, aan onze waarneming
ontglippen, In het algemeen kan echter ge
zegd worden, dat de ontwikkeling van dit
genre, zoals deze zich ook voltrok in het
werk van Hans Bollongier, haar krachtig
ste stoot ontving uit Vlaanderen en met
name door de kunst van de jongste zoon
van de Boeren Brueghel, Jan, bijgenaamd
de Fluwelen Brueghel, die in 1568 te Brus
sel werd geboren.
Zo levert dit aantrekkelijke stilleven we
derom het bewijs van de vruchtbare invloed
die het vaderland van Frans Hals op de
artistieke ontplooiing der Haarlemse schil
derschool heeft uitgeoefend.
Bloemstuk van Hans Bollongier
Lente.
De zon is verschenen!
De aarde straalt
Zij heeft een verdwenen
Geluk in mijn ogen gehaald.
Ik ben alles vergeten
Wat ik zoeven wist
Ach, wat is 't dat we weten?
Wat is 't! Wat is 't!
Wat is 't dat we willen,
Dan de kranke aarde in 't
Zonlicht te tillen
Als een arm ziek kind!
C. S. ADAMA VAN SCHELTEMA
pen. De détails zijn juist in de lente het
meest aantrekkelijk. Er wordt toch al te
veel op de meeste foto's gezet. Wie zichzelf
er toe kan brengen juist de kleine schoon
heden op te merken en die op de juiste
wijze te fotograferen, beleeft van zijn lief
hebberij het meeste plezier.
Aangezien het licht in de eerste plaats
nodig is, de voornaamste factor dus, zou
men zo zeggen dat de rest bijzaak wordt.
Maar zie, dames en heren die met boxje of
een „volwassen" camera werken, dat is nu
juist anders. Het fotomateriaal, vooral voor
het negatief-procédé, is nog slechts in be
perkte mate aanwezig. Om van kleuren
films nog maar te zwijgen. Hetgeen weer
noopt tot zuinigheid. Spaar de films, neem
geen „kiekjes", kijk eerst uit of het onder
werp de moeite wel loont. Het zal u opval
len hoe vaak u tot de conclusie komt dat
lijnen, vorm en belichting van het onder
werp niet ideaal zijn. Als gij twijfelt, foto-
tografeer dan niet. „In dubiis abstinae", bij
twijfel onthoudt u, zeiden de ouden reeds,
al kenden zij de fotografie nog niet.
Het grote nut van het speuren naar goede
beelden is, dat wij er vanzelf aan wennen
de schoonheid in vorm en lijn te zoeken.
Dat laatste is het wezen van de betere
amateurfotografie.
Wie de dure, de zeer dure en ook zeer
ingewikkelde, foto-apparaten van nu niet
kan of wil betalen, beginne met een een
voudig toestelletje. Wat er ook veranderd
moge zijn, de vrouw of man achter de
camera was, is en blijft het voornaamste.
Van bijgaand plaatje zou ik nog dit wil
len zeggen: de fotograaf heeft op zeer aan
trekkelijke wijze een „close-up" gemaakt
van een takje perebloesem. Zo'n mooie
witte bloeiende boom is prachtig. Als er
veel van die bomen bij elkaar staan heet
dat een boomgaard en een bloeiende boom
gaard is het einddoel van vele gezelschap
pen in grote autobussen.
En tochprobeert u eens zich bij het
maken van een foto te concentreren op zo'n.
kleinigheidje, zo'n enkel takje. Ik durf niet
te zeggen: hoe kleiner het takje, hoe groter
de „beeldwerking". Maar toch zult u zien
dat „hoe groter de tak, hoe onbevredigen
der foto" vrij zeker uitkomt.
Ik hoop dat de lentedagen met het lente
weer spoedig komen.
v. O.
Voorjaar
Het licht vlaagt over 't land in stoten
wekkend het kort en straf geflonker
der blauwe wind-gefronscLe sloten;
het gras gloeit op, dooft uit, is donker.
Twee lammeren naast een stijf grauw
schaap
staan wit, bedrukt van jeugd in 't gras.
Ik had vergeten hoe het was
en dat de lente niet stil bloeien,
zacht dromen is, maar hevig groeien,
schoon en hartstochtelijk beginnen,
opspringen uit een diepe slaap,
wegdansen zonder te bezinnen.
M. VASALIS
SCHRIJF WAT OVER DE Lc;NTE -
hadden ze gezegd; alsof je Heinrich
Heine's»aan de lopende band kunt kweken.
Bovendien miskent zo'n opdracht eigen
lijk het diepste-zelf van dat seizoen: die
niet te omschrijven loomheid in hoofd en
voet, die ons pi-actisch voor iedere maat
schappelijke activiteit ongeschikt maakt.
De routine decreteert dan dat men zijn
toevlucht zoekt tot de beproefde vormen
der journalistiek: het interview en de en
quête. Het is evenwel merkwaardig hoe
weinig mensen enig u -nul hebben van de
indeling in jaargetijden. Men houdt een
willekeurige voorbijganger staande met de
vraag: „Wat dunkt u van de lente?" Als
men dan een ambtenaar van de Burger
lijke Stand of van het Huisvestingsbureau
of een handelaar in schoonheidsartikelen
of een drukker van visitekaartjes of
een veehouder treit, dan zal men in ieder
geval de prozaïsche weerklank van een
dichterlijk gevoel te horen krijgen, maar
schiet men met dezelfde formule eens een
functionaris van het kadaster, van het
spoor of van de vakgroep vuurwerk aan:
zij staan met de mond vol tanden en ein
digen met de hand tegen het voorhoofd te
slaan. Het jonge vrouwvolk, dat de admi
nistratieve vertrekkf- van onze econo
mische instellingen vult of achter de toon
banken van onze neringdoenden verwijlt,
hult zich naar onze ervaring in de ijle
mantel van het Raadsel met de hooghar
tige reactie: „Zal ik jou aan je neus
hangen".
Vroeger moet dat allemaal anders ge
weest zijn. Toen waren de mensen nog
echt blij met de lente. Zij gaven daaraan
uiting door een stro-pop te verbranden of
door op houten hoorns te blazen dat het
schalde. Kom daar nu eens om. Er is altijd
wel een Hinderwet of anti-lawaai-veror-
dening, die zulk vreugdebetoon verbiedt.
Nee, de klad is in de lente gekomen.
Vroeger zei men als op 21 Maart de
hagel de ruiten inpetste vergoelijkend:
„Ach ja hè, Maart roert zijn staart" of als
de zon het presteerde drie dagen lang met
succes tegen de regenwolken te vechten
dankbaar: „Maart droog en April nat,
geeft veel koren in het vat". Maar nu is
het: „Of het nooit zomer wordt" in het
eerste en „Als het zo blijft zullen we in
Juli er wel van lusten" in het tweede
geval.
In sommige streken van Brabant, waar
men geneigd is de zaken minder somber
te bezien, viert men nog wel ue terugkeer
van de zwaluwen, doch de Hollander
gromt in zijn aangeboren scepticisme:
„Hm, één zwaluw maakt nog geen zomer".
Wij zijn geneigd te geloven dat al die
onlustgevoelens het gevolg zijn van het
feit, dat de lente de voorbode van de zo
mer is. Van de vacantie, van lui liggen
aan een dijk of op ^en duin. Van het los
zijn van school en werk. We voelen die
heerlijkheden al binnen ons bereik, maar
we kunnen er nog net niet bij en dat ver
hevigt ons verlangen. En als reactie wordt
de één verliefd en gaat de ander vita-
mientjes slikken, naar gelang karakter en
leeftijd voorschrijven. En als we zelf niet
zo gevaarlijk door de lente-loomheid wa
ren aangetast, dan gingen we over dat
interessante psychologische verschijnsel
een dikke turf schrijven. Nu laten we het
bij deze summiere overwegingen.
J. H, B4