Voorjaar Ook £ente in Kennemerland Plantsoenen in voorjaarstooi Fotograferen in de Lente in hef Frans Halsmuseum lira een SATERDAG 26 MAART 1949 De vreugde van de vroege lente rietmat bruinzwart glimmend en K 'et lichtgroene strepen van de l\Znslag slaan de bomen in mijn ren harde wind. die met hevige •ï1"' fuitschietdrijft er telkens nieu- Z'rêgenvlagen tegenaan. En om liet heel eerlijk te zeggen: het is """Z huilen en eigenlijk weinig lente- Zie Maar Wie alleen op de tempera- ra liet weer in het algemeen let, Kt toch nog het ware van de vroege Se „iet begrepen. nm te beginnen het aloude spreek- ""'Z van de Maartse buien, die beduiden 2"i wmer aan komt kruien om ons "Êafvlel m«rnnog dan deze vaak iet fsfhrale troost zijn er de dieren en de .on die ons van de naderende lente Heeft U ze dan niet gehoord van- iertl toe u opstond, de lijsters, de vm- EÜm de mezen, die liet hoogste lied uit- k lang voor het olficiele uur van !0°8 i-nmst' En geniet u niet intens van ffit onder de vogels, van de i men die met een welhaast onbegrip S levensvreugde zitten te sputteren allerlei andere vogels 11a te apen in de fi. takken terwijl de ijskoude regen op f' dinstercnde verenpak klettert? On- Jraerd ziin ze. precies zoals de grote S, ze in zijn Ex Libris tekende. On- JSSnerd en vol vertrouwen op de naaste ti: laat u niet verleiden door de Jme kachel als het eenmaal Zaterdag- Sg of Zondag geworden is, maar trek S naar buiten. Zoek het evontuur, dat du» mee, en achteraf bent u blij dat ii niet thuis bleef. Het begint al met de elzen aan een «lootkant. Blad hebben ze nog niet, maar 'r hangen legio losse katjes aan te benge- L Katjes, die als het maar even droog 'rdt hele wolken geel stuifmeel op de wind laten meewaaien. Zomaar in het wilde wee en op hoop van zegen. Zeker, het overgrote deel van al die millioenen stuif- meelkorrels zal hopeloos verloren gaan. naar enkele ervan komen wel terecht op de heel kleine donkerrode propjes, die aan dezelfde takken zitten. Dat zijn de vrou welijke bloemen van de elzen en dank zij dat stuifmeel zullen zij straks gaan uit groeien en vruchten voortbrengen. Tientallen botergele sterretjes. Aan dezelfde slootkant zitten tussen het pas tientallen botergele sterretjes, de ftèmen van het speenkruid, dat het ook i van het vroege voorjaar hebben moet Maar je vraagt je af waarom eigenlijk. Want liet is niet de gewoonte der Sfsenkruidbloemen om zaad voort te brengen, En toch vermeerderen de plant jes ach altijd goed, maar dat doen ze door middel van nieuwe knolletjes die zich in de loop van de voorzomer in de oksels o'er bladeren ontwikkelen. In Juni zijn alle delen van deze kleine plan afgestorven. De nieuwe knol letjes liggen dan ergens tussen het gras verborgen en in het volgend voorjaar zulen lij jonge planten leveren. Van de sappige weide naar de binnen- cuinrand is bij ons in Kennemerland maar één stap. En een slap, die de moeite waard is! Onze voorouders hebben er hun „aan name bosschagiën" geplant en daar tikea wij nu de vruchten van. Want al fehen zij vrijwel uitsluitend voor de talen (en hoogstens wat struiken) ge- Wilgenkatjes f-ld, de natuur heeft er met milde hand fel Ze^ ^gedaan. Dieren en planten - .en zich in de loop der eeuwen ge- d in deze omgeving, die steeds aan- grotere en wat lichtere korfbijen laten zich niet onbetuigd. Ga er maar gerust vlakbij, ze zijn zo druk in de weer dat ze u niets zullen doen. Kijk eens goed hoe ijverig dat insecten volk hier aan de arbeid is en u zult meteen gewaar worden, waar deze dieren hun vrachtje bergen. Sommige soorten nemen het stuifmeel mee naar huis als dikke gele klontjes aan hun achterpoten en weer anderen bergen het tussen de dichte be haring van hun achterlijf. Maar de bijen hoeven het niet alleen van de wilgen te hebben. Er is al wat meer keus voor ze. Loopt u maar een eindje verder, dan ziet u het wel. Alweer gele bloemen, nu op een zandige plek. Het lijken wel Klein hoefblad bos gaan kijken? Daar is een half bescha duwde wei naast een laan van zware beu ken. En. in die wei wemelt het van de grote gele madelieven. Ze zitten op licht' beschubde steeltjes zo om en nabij een ene lijkt het wel of er een heel stel pas decimeter boven de grond; ook zij blijken t r0.nf 00!"i fals u 'i„ dichterbij komt ziet u ineens, dat het wer- zoals ze daar ^taan stralen in de voor kelijlc bloemen z«n- Sleutelbloemen ofwel jaarszon. Klein hoef Mad is hun Mrf "S daaruit besluit u natuurlijk direct, met een ^?n J a a" Z'Jn„ te"SenVan hEt gr°te h0°£blad te-maken "'bied behandelen. Maa? Set dit batte Inderdaad ze horen tot dezelfde familie, gaat het nogal eens mis wanneer de finan- Tno-,7. r,,,„ „„„„„„.(.„„i,,,.; ciën in het spel komen. Zo stonden de toch weer niét verwantschap primula-s cen vijf en twintig jaar geleden bij -duizenden in het Naaldenveld. Maar nu Dat kleine hoefblad zal dank zij het uit- staan daar een stuk of wat mooie en min- voerige insectenbezoek binnen enkele cler mooie villa's; en de Primula's zijn op weken prijken met pluizige zaadkoppen, zijn zachtst gezegd gedecimeerd, zoals u die ook van de gewone paarde- Over een kleine zandweg gaan we weg bloemen kent. Dan komen ook de eigenlijke van de sleutelbloemenwei. Het is nog al- bladeren van de plant tevoorschijn, ver- door zonnig al drijven er ook verdachte kleinde uitgaven van de grote „rhabarber- wolken door de lucht. Een kleurige vlinder, bladen" en voor sommigen een (weinig) een kleine vos, dartelt langs de bosrand, aangename herinnering aan de oorlogs- Even later gaat hij op een steen zitten jaren toen ze zich hebben laten verleiden zonnen met wijd uitgespreide vleugels, om dit spul in hun pijp te stoppen.. „Er waaruit vosbruïn, zwart, geel, wit en he- worden ook asthma-sigaretten van ge- melsblauw ons tegenflonkeren. En dan maakt" had een vriend ze verteld, maar weten we het, u en ik en ieder die maar hij had er niet bij gezegd, dat het bocht ondernemend genoeg is om er op uit te onrookbaar en alleen als medicijn te „ge- trekken: dit is de ene zwaluw, die nog wel nieten" wasMaar dat is nu allang geen zomer brengt, maar die ons toch ter- weer vergeten en vergeven. dege vertelt, dat de lente begonnen is in Zullen we tot besluit van onze lentewan- Kennemerland. deling nog even in het oude binnenduin- KEES HANA. Haarlem plantte 50.000, Heemstede 120.000 bloembollen HAARLEM draagt zijn naam van bloe menstad met ere. De dienst voor de Hout en de Plantsoenen streeft er dan ook naar de plantsoenen tot ware lustoorden te maken. Daarvoor is het evenwel nodig de bloemen en planten geregeld te ver vangen, omdat er slechts weinig zijn die gedurende voorjaar, zomer èn herfst een lust der ogen zijn. In de lente hebben natuurlijk de bloem bollen voorrang. In de parken zijn er nu 50.000 uitgeplant. Over enige weken zullen zij kleur en schoonheid brengen in het stadsbeeld. Onze bolwerken zijn mooi. maar de groene achtergrond van bomen en heesters vraagt een kleurig accent op de voorgrond en daarvoor lenen rode en gele tulpen zich uitstekend. Vooral indien zij gecombineerd worden met violen, vergeet- mij-nietjes en andere voorjaarsbloemen. Haarlem heeft 10.000 tulpen ten ge schenke ontvangen van het Centraal Bloembollen Genootschap (fonds voor on persoonlijke reclame). Deze zijn geplant in het Kenaupark. Het zijn oranje-rode tul pen, die in het gazon ongetwijfeld effect maken. In die passende omlijsting zullen zij demonstreren, dat bloembollen in par ken de meest-gewenste voorjaarsbloemen zijn. Vele Nederlanders menen dat zij bloembollen alleen bewonderen op de velden der kwekers en dat het aan de Engelsen, Amerikanen en andere vreem delingen overgelaten moet worden om bollen te kopen voor hun tuinen en par ken. Gelukkig komt er kentering en gaan ook de Nederlanders meer inzien, dat zij ook bollen moeten kopen om hun eigen tuin daarmee te eieren. Bollenvelden zijn ongetwijfeld mooi, indrukwekkend zelfs, maar zij laten alleen kleurenweelde in massa genieten. Ook de tulp, hyacint en crocus komen pas volledig tot hun recht als zij gebruikt worden als tuin-beplan- ting. Een goed aangelegd rosarium laat meer genieten dan een tuin waarop alleen rozen gekweekt worden! De verwachting is dat op 28 April, als de deelnemers aan de Internationale Tul- pen-rallye door Haarlem komen, de bloeiende bollen in onze parken levende advertenties zullen zijn voor ons Neder landse product. De directeur van de Hout en de Plant soenen vroeg ons nog eens een beroep te doen op de bezitters van honden. Haarlem heeft niet het Heemsteedse voorbeeld ge volgd om het laten loslopen van honden te verbieden. Maar als tegenprestatie ver wacht het gemeentebestuur dat de hon- WMIjker voor hen wlrd en nu kunnen den-eigenaars nu medewerken om te vool._ "Naar zomaar "U Uowvnv. nlenWnmi „rni-m-Qlrl vtrnr-- S f"s hoe fors de aren van het grote aan zo'n bossloot staan. Ze zien Van dekou» zoals sommigen Sal JE sportend zeggen, maar ondanks tW' ze toch maar een hele vracht ,3 aan hun toppen. Intussen zijn die L.j mijnen bladschubben aan de ('ei eigenlijke bladeren van de m<jt- Neen, om die in volle glorie ï«tpnu in de 2omei" nog eens terug =4= ^an zijn ze er en in een ^barhPWe- w^e u ze wellicht voor totmaken wegens hun vorm en Öiernff' de omtrek ervan kun je na fn t'hje fantasie wel reusach- £nhoefbla°deVen Zi6n' en vandaar die verderop, aan dezelfde sloot die .n, 'SVörmt tussen de wei en het fe wiiii t I .oude duinlandschap staat éj 'n c?e katjes. Alleen zijn ze k sawmt. ''Svtjs zoals die waarmee in Want a» f de bloemen jongens ventten, tin „0611e,n nu echt met hele bossen %n N^eldraden die ver naar buiten ïïzen L. z.® hebben niet zoals de '"ïvoor Ho d het oog op de wind zorgen pVei'spre'ding van dat stuifmeel tjVen on p 11 .er maar eens bij staan *ïïart ii ;„en mooie zonnige middag, dan vooral /6!1 nhnimum van tijd, dat het Hot'u !nsecten zijn, die een handje rirüii, '0'~h er van de bijen; kleine Qkere wilde bijtjes, maar ook de komen .dat de plantsoenen vernield wor den. Het komt nogal eens voor, in het bijzonder iii het voorjaar, dat honden juist onze parken uitzoeken als plek voor hun dartelheden. Daardoor wordt dan soms veel vernield. Geregeld moeten de werklieden van de Plantsoendienst dan ook beschadigde planten en bloemen ver vangen. Dit kan voorkomen worden als iemand die met zijn hond gaat wandelen het dier in de nabijheid van een plant soen aan de lijn houdt. Met te meer aandrang wordt dit ver zoek gedaan omdat in de laatste tijd het aantal honden in Haarlem vrij belangrijk gestegen is. En hoe meer honden er zijn, hoe groter wordt de kans op vernieling in de plantsoenen. Ook kinderen vernielen veel. Gelukkig is het thans al wat minder dan in vroeger jaren. Het streven om bij de kinderen via het onderwijs liefde voor de natuur bij te brengen had al enig resultaat. In het voorjaar worden de kassen der gemeente lijke kwekerij aan de Kleverlaan ter be zichtiging opengesteld. Dan komen er ook veel kinderen. Het eigenaardige is dat op de kwekerij geen bloemetje of plantje door een kind vernield wordt. Juist daar om is het zo onbegrijpelijk dat dit nog wel gebeurt in de plantsoenen. Ook Heemstede besteedt veel zorg aan zijn plantsoenen. Zorg en geld. Er zijn daar veel plantsoenen en alles ziet er Steeds best-verzorgd uit. In de raad is meermalen tevredenheid uitgesproken over het werk van de betrokken dienst. In Heemstede zijn dit jaar niet minder dan 120.000 bollen uitgeplant; 100.000 tul pen en 20.000 hyacinten. In Groenendaal vindt men bovendien nog veel verwilder de narcissen als een herinnering aan de „Flora" van 1935. Heemstede kreeg de bollen ook uit het Surplus-fonds. Aan de Dreef en de plant soenen die daaraan grenzen zijp in het bijzonder veel bollen geplant. Het zal in, het einde van April niet nodig zijn om naar 't centrum der bloembollencultuur te trekken; reeds een wandeling over de Dreef zal een genot zijn. Vroege voorjaarsavond Het ongelezen boek viel b(j hem neder, Hij streek langs de ogen met een vage hand En keek naar buiten: t eerste lenteweder Betoverde het schemerende land. Er was een waas van het aanvank'lijk lover Om het afzonderlijke, zwarte hout, En iets als zoelte zweemde de avond over, Maar waar de wind zijn vleugel sloeg was 't koud. De lenten gingen en de lenten komen De wereld is een onvergank'lijk oord, Waaraan de harten, eenmaal opgenomen, Niet meer ontwijken dan door de ene poort. Waarom dan zich in dromeii te vergeten? Laat het boek ongelezen. Wie dien 't deert? Er is maar één ding dat wij zeker weten: Dat eens de lente ons nimmer wederkeert. J. C. BLOEM Kleine simpele motieven zijn dankbaarder dan grote overladen onderwerpen F«r zijn al aardig wat lentes j over mijn hoofd gegaan sinds ik in een lentemaand het leven zag, Van dat laatste feit heb ik waarschijnlijk mijn liefde voor het voorjaar overgehouden. Hetgeen weer niet betekent dat ik van de voorjaars schoonmaak houd. Toch is die (niet bij mij hoor!) nodig om de stof eens weer af te wissen van ons foto-apparaat, dat in de winterse dagen van weinig licht vaak weer geruime tijd op non-actief was gesteld. De traditionele negen zomerse dagen in Maart (als zij komen) wekken ideeën van vrijheid en blijheid. En dat niet alleen. Het gras wordt groener. De berken, elzen en andere vroegbloeiers trekken met hun tere jonge lover weer de aandacht en het zou fout zijn als ik in onze „bollenstreek" ver zuimde crocussen en ander „kleingoed" te noemen.Een deskundiger pen dan de mijne beschrijft elders in dit nummer de schoon heid der ontbottende natuur, daarom zal ik het daar niet'verder over hebben. Toch is de Lente het seizoen bij uitne mendheid voor de fotograaf-natuuiiiefheb- ber. De zomer mag boeien met zijn over daad van daverend licht en volle groei, het najaar door mooie wolkenmassa's en herfst tinten, de winter weer door zo nu en dan sneeuw en ijs, het prille voorjaar levert toch eigenlijk de mooiste en dankbaarste motieven. Het tere licht geeft karakter aan een foto van een vroeg lammetje, van de ontbottende planten, ja van een nieuwe baby, door een jong moedertje in een liefst nieuwe kinderdagen voortgeduwd in de parken van onze mooie stad. In de omgeving komt dat ook voor, dit zij even geconstateerd om de jonge moeders daar niet tekoi-t te doen. Het door de nog laag staande zon zachte licht in het voorjaar, maakt dat ook ama teurfotografen die nog niet ver in de kunst zijn gevorderd, mooie plaatjes kunnen ma ken. Toch moet men er om denken dat het voorjaar geen tijd is voor grote landschap- Voorjaarsschoonheid, geconcentreerd in een takje perébloesem PASSEND in dit Lentenummer biedt de Directie van het Frans Halsmuseum de lezers een onverwelkbare bouquet, ge kweekt in het atelier van Hans Bollongier. Deze kunstenaar werd omstreeks 1600 in de Spaarnestad geboren en in 1623 in het St. Lucasgilde alhier ingeschreven. Hij moet hier werkzaam zijn geweest tot na 1644, het jaar, waarin het hier gereprodu ceerde werk ontstond. Dit fraaie paneeltje werd in 1898 geschonken door de Vereni ging tot Uitbreiding der Verzameling van Kunst en Oudheden in het Frans Hals museum: Van de vruchtbare traditie, die ook aan dit bloemstilleven ten grondslag ligt, moge het navolgende een summier beeld geven. Evenals !n de voor- en vroeg Christelijke tijden, bloeiden de bloemen in de hof dei- Middeleeuwse schilderkunst als symbolen. In de stillevens van kunstenaars, waartoe ook Bollongier behoor de, bleef die symboli sche achtergrond nog bestaan, zij het ook dat deze symboliek allengs een andere strekking kreeg dan in de gewij de taferelen der primi tieven, om tenslotte ge heel te verdwijnen voor het „bloemportret". Naast de gewijde bloem symboliek der Middel eeuwen, bestond een ,code" voor de diverse bloemen en planten, waaraan door het volk een bepaalde betekenis werd gegeven. Deze traditie bleef zich nog lange lijd hechten aan 't bloemstilleven, daar zij ook geaccepteerd kon worden door de Reformatie, die uiter aard brak met de ker kelijke tradities. Nu echter trad het morali serende element op de voorgrond: de schoon heid der bloemen en de prachtige harmonie der klem-en mogen voorde kunstenaar aanleiding zijn geweest om veel soortige bloemen tot bouquetten te vereni gen, zij gedijden zo gunstig in het Calvinis tisch „klimaat", omdat het sterk levende ver gankelijkheidsbesef een vruchtbare bodem bood. In tegenstelling tot de bloemen, die in de hof der primitieven bloeiden als hulde aan de Schepper of de heiligen ter ere, menen wij achter de bloemstillevens uit het einde der 16e en de eerste decennia der 17e eeuw het waarschuwend „memento" te be luisteren, dat de bloemen tot symbolen maakte der vergankelijkheid. Naast het moraliserende element was er nog een factor, die het schilderen van bloemstillevens stimuleerde: het cultiveren van bloemen in tuinen. De tuin-aanleg had zijn bakermat gevonden in 4iet Italië der 15e eeuw en verbreidde zich gedurende de 16e eeuw ook over Vlaanderen en Brabant. De uitgeweken Vlamingen wisten voor deze „luxe" in de Noordelijke Nederlanden be langstelling te wekken en zo ontstonden ook hier tuinen, die in de geest der rari teiten-kabinetten kweekplaatsen waren van de meest uiteenlopende bloemsoorten. Dat de tulp hieronder een vooraanstaande plaats innam, bewijst het veelvuldig voor- komen van deze bloem in haar talrijke va riëteiten op de 17e-eeuwse bloemstillevens. Overbekend is de actie der Floristen, die de tulpenbollen tot objecten maakten van de dolste speculaties. Zo bracht het zuiver naturalistische element, gesteund door de hobby van bloemliefhebbers, die hun tui nen als een „verzameling" verzorgden en aanvulden, de bloemhof der schilderkunst tot grotere vruchtbaarheid. Het zal de aandachtige beschouwer op vallen, dat de bouquetten van onze schil ders (zoals ook hier bij Bollongier het geval is), dikwerf een samenstelling vertonen van bloemen, die in verschillende seizoenen bloeien. Het vlinder-tere beslaan van bloe men, die daarom tot zulke treffende sym bolen werden der vergankelijkheid, maakte het de kunstenaar niet mogelijk het ob ject zijner inspiratie lange tijd tot model te hebben. Dit noopte tot gebruikmaking van bloemtypen in effigie, zoals ornamentpren ten, voorbeelden- en „Kruidboeken" deze boden. Behalve het samentreffen van bloe men uit verschillende seizoenen, verklaart dit het feit, dat de bloemen, in bonte hoe veelheid tot een compact arrangement ge drongen, dikwijls geen natuurlijk verband hebben met de vaas of pot, waarin de kun stenaar ons suggereert dat zij haar steun punt vinden. Het gebruik maken van ge noemde voorbeelden hield het. gevaar in, dat de kunstenaar niet zelden vervreemdde van de natuur, hetgeen de meer decoratieve opvatting verklaart in de ontwikkeling van het bloemstilleven. Het ontstaan van het bloemstilleven ligt betrekkelijk in het duister, aangezien de vele invloeden die over. en weer gewerkt schijnen te hebben, aan onze waarneming ontglippen, In het algemeen kan echter ge zegd worden, dat de ontwikkeling van dit genre, zoals deze zich ook voltrok in het werk van Hans Bollongier, haar krachtig ste stoot ontving uit Vlaanderen en met name door de kunst van de jongste zoon van de Boeren Brueghel, Jan, bijgenaamd de Fluwelen Brueghel, die in 1568 te Brus sel werd geboren. Zo levert dit aantrekkelijke stilleven we derom het bewijs van de vruchtbare invloed die het vaderland van Frans Hals op de artistieke ontplooiing der Haarlemse schil derschool heeft uitgeoefend. Bloemstuk van Hans Bollongier Lente. De zon is verschenen! De aarde straalt Zij heeft een verdwenen Geluk in mijn ogen gehaald. Ik ben alles vergeten Wat ik zoeven wist Ach, wat is 't dat we weten? Wat is 't! Wat is 't! Wat is 't dat we willen, Dan de kranke aarde in 't Zonlicht te tillen Als een arm ziek kind! C. S. ADAMA VAN SCHELTEMA pen. De détails zijn juist in de lente het meest aantrekkelijk. Er wordt toch al te veel op de meeste foto's gezet. Wie zichzelf er toe kan brengen juist de kleine schoon heden op te merken en die op de juiste wijze te fotograferen, beleeft van zijn lief hebberij het meeste plezier. Aangezien het licht in de eerste plaats nodig is, de voornaamste factor dus, zou men zo zeggen dat de rest bijzaak wordt. Maar zie, dames en heren die met boxje of een „volwassen" camera werken, dat is nu juist anders. Het fotomateriaal, vooral voor het negatief-procédé, is nog slechts in be perkte mate aanwezig. Om van kleuren films nog maar te zwijgen. Hetgeen weer noopt tot zuinigheid. Spaar de films, neem geen „kiekjes", kijk eerst uit of het onder werp de moeite wel loont. Het zal u opval len hoe vaak u tot de conclusie komt dat lijnen, vorm en belichting van het onder werp niet ideaal zijn. Als gij twijfelt, foto- tografeer dan niet. „In dubiis abstinae", bij twijfel onthoudt u, zeiden de ouden reeds, al kenden zij de fotografie nog niet. Het grote nut van het speuren naar goede beelden is, dat wij er vanzelf aan wennen de schoonheid in vorm en lijn te zoeken. Dat laatste is het wezen van de betere amateurfotografie. Wie de dure, de zeer dure en ook zeer ingewikkelde, foto-apparaten van nu niet kan of wil betalen, beginne met een een voudig toestelletje. Wat er ook veranderd moge zijn, de vrouw of man achter de camera was, is en blijft het voornaamste. Van bijgaand plaatje zou ik nog dit wil len zeggen: de fotograaf heeft op zeer aan trekkelijke wijze een „close-up" gemaakt van een takje perebloesem. Zo'n mooie witte bloeiende boom is prachtig. Als er veel van die bomen bij elkaar staan heet dat een boomgaard en een bloeiende boom gaard is het einddoel van vele gezelschap pen in grote autobussen. En tochprobeert u eens zich bij het maken van een foto te concentreren op zo'n. kleinigheidje, zo'n enkel takje. Ik durf niet te zeggen: hoe kleiner het takje, hoe groter de „beeldwerking". Maar toch zult u zien dat „hoe groter de tak, hoe onbevredigen der foto" vrij zeker uitkomt. Ik hoop dat de lentedagen met het lente weer spoedig komen. v. O. Voorjaar Het licht vlaagt over 't land in stoten wekkend het kort en straf geflonker der blauwe wind-gefronscLe sloten; het gras gloeit op, dooft uit, is donker. Twee lammeren naast een stijf grauw schaap staan wit, bedrukt van jeugd in 't gras. Ik had vergeten hoe het was en dat de lente niet stil bloeien, zacht dromen is, maar hevig groeien, schoon en hartstochtelijk beginnen, opspringen uit een diepe slaap, wegdansen zonder te bezinnen. M. VASALIS SCHRIJF WAT OVER DE Lc;NTE - hadden ze gezegd; alsof je Heinrich Heine's»aan de lopende band kunt kweken. Bovendien miskent zo'n opdracht eigen lijk het diepste-zelf van dat seizoen: die niet te omschrijven loomheid in hoofd en voet, die ons pi-actisch voor iedere maat schappelijke activiteit ongeschikt maakt. De routine decreteert dan dat men zijn toevlucht zoekt tot de beproefde vormen der journalistiek: het interview en de en quête. Het is evenwel merkwaardig hoe weinig mensen enig u -nul hebben van de indeling in jaargetijden. Men houdt een willekeurige voorbijganger staande met de vraag: „Wat dunkt u van de lente?" Als men dan een ambtenaar van de Burger lijke Stand of van het Huisvestingsbureau of een handelaar in schoonheidsartikelen of een drukker van visitekaartjes of een veehouder treit, dan zal men in ieder geval de prozaïsche weerklank van een dichterlijk gevoel te horen krijgen, maar schiet men met dezelfde formule eens een functionaris van het kadaster, van het spoor of van de vakgroep vuurwerk aan: zij staan met de mond vol tanden en ein digen met de hand tegen het voorhoofd te slaan. Het jonge vrouwvolk, dat de admi nistratieve vertrekkf- van onze econo mische instellingen vult of achter de toon banken van onze neringdoenden verwijlt, hult zich naar onze ervaring in de ijle mantel van het Raadsel met de hooghar tige reactie: „Zal ik jou aan je neus hangen". Vroeger moet dat allemaal anders ge weest zijn. Toen waren de mensen nog echt blij met de lente. Zij gaven daaraan uiting door een stro-pop te verbranden of door op houten hoorns te blazen dat het schalde. Kom daar nu eens om. Er is altijd wel een Hinderwet of anti-lawaai-veror- dening, die zulk vreugdebetoon verbiedt. Nee, de klad is in de lente gekomen. Vroeger zei men als op 21 Maart de hagel de ruiten inpetste vergoelijkend: „Ach ja hè, Maart roert zijn staart" of als de zon het presteerde drie dagen lang met succes tegen de regenwolken te vechten dankbaar: „Maart droog en April nat, geeft veel koren in het vat". Maar nu is het: „Of het nooit zomer wordt" in het eerste en „Als het zo blijft zullen we in Juli er wel van lusten" in het tweede geval. In sommige streken van Brabant, waar men geneigd is de zaken minder somber te bezien, viert men nog wel ue terugkeer van de zwaluwen, doch de Hollander gromt in zijn aangeboren scepticisme: „Hm, één zwaluw maakt nog geen zomer". Wij zijn geneigd te geloven dat al die onlustgevoelens het gevolg zijn van het feit, dat de lente de voorbode van de zo mer is. Van de vacantie, van lui liggen aan een dijk of op ^en duin. Van het los zijn van school en werk. We voelen die heerlijkheden al binnen ons bereik, maar we kunnen er nog net niet bij en dat ver hevigt ons verlangen. En als reactie wordt de één verliefd en gaat de ander vita- mientjes slikken, naar gelang karakter en leeftijd voorschrijven. En als we zelf niet zo gevaarlijk door de lente-loomheid wa ren aangetast, dan gingen we over dat interessante psychologische verschijnsel een dikke turf schrijven. Nu laten we het bij deze summiere overwegingen. J. H, B4

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1949 | | pagina 9