Tot aan de Helderse kermis toe
trok haring door het Marsdiep
1 i0fm,
Van
een
zeekaken en
weduwe en
slaolie, van
vers brood
Werk genoeg op
Duur betaald
AB DE JONG
Als het kind in de bedstee ligt,
kan er gevaren worden
Een „afhouwer" houwt niet af
Een dijk verdreef haring en vissers
/fi
,i -
Schovenbij kastelein Jan Klein,
dè man met het wisselgeld
De radio kan weer
losbranden
Voedingstoestand op de logger volgens
Voedingsraad niet ideaal
DONDERDAG 2 0 MEI 1954
- -
Druipend
komt het
want uit
de tanerij
Geen vlaggen
li
J
Kg
,-f^j f y- -.
w*
jT"—
H'LKO M££r*o$
99
DE ZUIDERZEEHARING IS ER AL JAREN NIET MEER. En schipper
Hendrik van Dok vaart niet meer. Hij is nu vierenzeventig, maar hij is nog vaak
te vinden op de Helderse kaai en de steigers tussen de visafslag en het naven-
kantoor, waar nu de nieuwe brug naar het pas aangelegde havencomplex wordt
geslagen. Ht leven van Hendrik van Dok heeft om de Zuiderzeeharing gedraaid.
Een nele buurt in Den Helder tussen Bassinggracht en Nieuwstraat leefde er
van. Er waren goede dagen, er waren slechte dagen en die zijn er nu nog steeds.
De haringafslag op het hoofd is er ook nog, maar de haringvletten met elk
dertien vissers en die prachtige haring, die in Maart kwam opzwemmen en tot
de Helderse kermis bleef, zijn uit het havenbeeld van Nieuwediep verdwenen.
Het was de afsluitdijk tussen Wieringen en Friesland, die daar de hand in heeft
gehad. In 1932 is het mis gegaan en waar vroeger haringen werden uitgeteld op
de steiger staat nu een bord over schietoefeningen met torpedo's op het Mars
diep en waar zo'n twintig jaar geleden nog de afslagers de Zuiderzeeharing ver
kochten, troont nu meneer L. Reijer om dranken te verkopen aan passagiers
voor de boot naar Texel. Hendrik van Dok, een van die oude haringtrekkers,
heeft een van oudsher bestaande visserij zien verdwijnen, een vrij en hard
bedrijf, dat door zo'n vijfhonderd bewoners van Den Helder en Huisduinen
werd uitgeoefend. Den Helder heeft nog een paar vletten op de zeedijk liggen.
AL OP ZIJN ZEVENTIENDE jaar voer
Hendrik van Dok als schipper op een eigen
vlet en met een spulletje, dat zijn eigen
dom was.Eind Februari kwamen de haring
trekkers van Den Helder in actie om met
hun dertig vletten op de haring te gaan.
Zuiderzeeharing, die al eind Januari de
zeegaten binnenkwam om de broedplaats
in de Zuiderzee op te zoeken en daar in
minder zout water het voortplantingsproces
te vergemakkelijken. Al honderden jaren
was het zo gegaan. De Huisduiners, Hel-
dersen en Nieuwediepers wisten er van.
En Hendrik van Dok was er ook van op de
hoogte. Toen hij nog kind was, stond het
al voor hem vast: hij zou met de vlet op
de haring gaan, want vader en de broers
en grootvader hadden het ook gedaan.
Uit de straatjes in die Helderse buurt,
waar de Nieuwedieoers woonden, kwamen
ze dan aangeklost. Ze gingen over het hout
van de Nieuwe Brug, dan de Ankerpark-
brug en onder het hoog geboomte van het
Ankerpark langs het tonnenmagaziin naar
de vletten. Als altoos schreeuwden de
meeuwen boven de vletten, die met twaalf
man geroeid moesten worden. Logge, maar
stevige scheepjes waren dat. Soms verlie
ten zij de haven wanneer het nacht was en
Den Helder sliep. Een andere dag knepen
ze er 's avonds tussen uit, dan weer was
het 's morgens bij regen, dan weer 's mid
dags bij zonnig weer. Hun uitvaren werd
namelijk bepaald door het tijd dat er in het
Marsdiep liep. Als de vloed af was gingen
ze er meestal met de haringvletten op uit
om het langs het strand van Huisduinen,
de Onrust of de overkant bij Texel te pro
beren. Met bruine en witte zeilen, wanneer
er wind stond, roeiend als dat moest. Met
de zegen het net achter in de vlet. En
al die dertien gebronsde kerels geschoeid
in hun hozen hoge broeklaarzen tot on
der de armen.
Trekken langs het strand
WAAR NU HET VUURTJE van Kaap
Vermeulen staat om de schepen te helpen
bij het binnenlopen van het zeegat voor
Den Helder, ging de zegen soms al in zee.
Maar meestal roeiden ze verder, naar de
toren van Huisduinen of verder het strand
langs tot bij Callantsoog. Op het strand
gingen dan de vangarmen van dit Helderse
bedrijf het water in om een trek te doen.
Enige maanden lang kon dit worden voort
gezet. Had je Oostenwind, dan was daar
bij Huisduinen een mooie opperwal wan
neer er bij neergaand getij gevist moest
worden. Een paar haringtrekkers sprongen
dan op het strand en hielden het begin van
de zegen vast. De overigen roeiden van
het strand af en wierpen het net uit de
boot. Er werd in een halve cirkel geroeid
net aan het strand gebracht. De overige
trekkers konden nu het net, dat ongeveer
130 tot 140 vaam lang en dertig tot veertig
voet hoog was, inhalen. Ze liepen er alle
maal tot hun middel bij in het water. Al
de vis binnen de afsluiting kon wel als
gevangen worden beschouwd. Volle mooie
haring was het meestal. Op stroom liepen
de mannen langs het strand met de netten
mee, die vervolgens langs het strand kwa
men te liggen. Soms hebben ze er staan
scheuren aan zo'n twintig last haring in
de zak midden in het net.
Acht last haring kon in elke vlet wor
den geborgen en zodoende was elke vlet er
meestal met een maat, zodat de vangst in
twee vletten was te bergen. Veelal moesten
er echter meer trekken worden gedaan om
de vlet vol te krijgen. Was het getij dan
weer verlopen, dan zag je de vletten onder
langs de dijk terugkeren naar de afslag
bij het Helderse havenhoofd. Waar meneer
Beijer nu koffie en limonade verkoopt.
Vader weinig thuis
ACHT LAST HARING bracht elke vlet
mee, als de vangst goed' was geweest. Een
last heette bij de Nieuwediiepers te zijn
„een vijftig-tal haringen" en een tal harin
gen was weer 220 stuks haringen. Ze gooi
den er dus heel wat in, in die stevige, forse
vletten. Tot de Helderse kermis, in begin
Juni hield de Helderse haringvisserij aan
en daarna kwam de visserij op makreel en
paling en bot. Ze verdienden er wel eens
goed aan, die Heldersen en Nieuwediepers.
De prijs van de haring hing af van de
vangst en de markt en soms moest de boel
weer overboord, wanneer ze geen prijs
kregen.
In die maanden Februari, Maart, April
en Mei gagen ze vader Van Dok weinig
thuis. En moeder Van Dok en de kinderen
vonden het goed, want het betekende dat
hij ze verdiende. Er was eens een week bij
van 208 voor ieder. Al te vaak was het
evenwel heel wat minder. „Sommetjes ging
het er ook wel aardig an toe, daar an het
strand", zegt Van Dok. „Is het niet Moeder
Van Dok? Zoals die keer, dat de vlet van
Hendrik onder water raakte. Er kwam toen
zoveel zwel, dat de boot volliep. De zee
was hard komen aanmeppen en alles was
weg. De vlet kwam weerom, maar de
vangst en de „spulletjes" waren verdwe
nen. Het was daar haast elke dag guur
werk aan het strand. Bij dag en nacht.
„Schoven" bij Klein
ZILVER VAN DE HARINGBUIT was
hun vlet, wanneer het Wierhoofd werd ge
rond en een plaatsje aan de met wier be
groeide steiger voor de afslag werd gezocht.
Ontbering, volharding en opoffering was er
voor nodig geweest, om de haring hier bij
en de lijn werd aan het uiteinde van het het hoofd aan wal te krijgen. Van Bosman
Druipend, komt het
want uit de tanerij -
het katoenen drijfnet
wordt geducht gepre
pareerd, voor het
straks, Woensdag
avond tegen zonson
dergang, tvordt ge
schoten, is het uit de
tanerijen gerold. Kat
wijk heeft vele kilo
meters fijnmazig ha
ring want klaarge
stoomd voor de nieu
we teelt en de netten-
wagens hebben weken
lang af en aan gere
den tussen de schuren
en de schepen.
5
t DEN HELDER vlagt Zaterdag niet. In
l de haven van Nieuwediep zullen geen
8 opgepoetste loggers liggen te wachten,
tot Dinsdag het feest van de haring-
jagerij zal beginnen. Er liggen grauwe
oorlogsschepen en op een plukje in de
bocht van de haven bij de visafslag een
twintigtal kotters die van Bais en Van
de Slotjes. Zaterdag zullen er geen men
sen naar komen kijken, want de Nieu
wediepers varen niet meer op de haring. 8
Nog slechts twintig jaar geleden was 8
dat anders. Dan begon in Maart al de
jacht op de haring. Niet met loggers,
maar met forse vletten, bemand met p
twaalf of dertien roeiers. Van die vis
serij en van haar verdwijning wordt in
nevenstaand verhaal verteld door onze
verslaggever, die in Den Helder bij een
van deze oude vissers, Hendrik van Dok J
uit de Brouwerstraat 46 op beziek was.
<xoocooocxxx»xioooooooooooaxxxDOOoooo(xcoocciooooociooooo(p
werden tafels gehuurd die had daar een
aardig bedrijfje in gezien om de harin
gen te tellen. In het smalle lange bouwsel-
tje werd de haring dan afgeslagen door Piet
Oetelmans, of door Jan Goedknecht, Tee-
kelenburg en De Boer. En elke dag waren
er tot begin Juni nieuwe vangsten; dag in
dag uit kwamen ze langs de dijk aange
roeid met de haring, die in Den Helder
werd gerookt of in een mandje van hon
derd stuks naar Parijs ging.
De rekening van Bosman voor die
tafels kwam aan het eind van de week,
wanneer de bemanning van elke vlet ging
„schoven" bij kastelein Jan Klein, in het
café van Piscar of aan het hoofd bij Vin
ken, ook een kastelein. Na een haringreis
waren ze er ook vaak te vinden voor een
slokje van vijf of zes cent, of een grote
van een dubbeltje. Bij het „schoven" na
een week vissen het afrekenen gingen
de slokjes van de besomming af. En er
werd in zo'n café afgerekend, want een
kastelein is toch de man, die over aardig
wat wisselgeld weet te beschikken.
Was er geen plaats op zo'n Zaterdag, dan
trokken de mannen van de vlet van Van
Dok met de glaasjes naar de Brouwer
straat om daar het geld te verdelen. De
vrouwen zijn toen keer op keer wezen
kijken, want die dachten dat ze daar bij
Van Dok thuis zaten teMaar dat
deden ze niet, ze lusten er wel een, och
kom, maar dat was dan alles.
Er kwam een dijk
VREES IS ER WEL EENS geweest bij
deze mannen. „Met zeilen en roeien kom je
altijd thuis", heeft Van Dok gezegd tot die
mannen en ze kwamen er altijd. Van Dok
heeft jarenlang op de reddingboot gevaren
en zeeloods Jaarsma van de Zuidstraat
heeft er een mooi schilderij voor hem van
gemaakt: „De reddingboot bij de stomer
„Turmoil" op de gronden voor Den Hel
der". Van Dok denkt nog wel eens aan die
storm, maar nog meer gaan zijn gedachten
terug naar die jaren, toen de Afsluitdijk
werd gelegd. De afsluiting van de Zuider
zee zou hun nederlaag worden.
Een groot, verlies.
En dat werd het.
Het was gebeurd met de paling, de bot,
de makreel en ook een paar jaar later met
de haring, want drie jaar na de dichting
was er geen haring meer bij Den Helder.
Er kwam armoede en ellende van in de
twee vissersbuurten. De nevenbedrijven en
de visserij kwamen danig in de knel en
daarbij werden vier tot vijfhonderd vissers
werkloos. Die mannen zwalkten overal
naar toe. De een ging naar de grote visserij
bij Den Helder en verhuisde naar IJmui-
den, een ander kreeg een betrekking op de
werf in Den Helder. Er lopen er nu nog
veel van rond in Den Helder. Ze staan
vaak bij het PEN-huisje op het Konings
plein, of in een groepje op de zeedijk naast
de windwijzer van het K.N.M.I. of bij de
paar vletten op de dijk bij het lyceum. In
de visbuurt vind je ze bij de winkels van
Kalsbeek en 's morgens bij de visafslag,
waar de Helderse kotters aan de markt
verschijnen. Daar halen die mannen nu
's morgens hun braadje vandaan en hoofd
schuddend hebben ze laatst het bericht ge
lezen in hun plaatselijke courant, dat meld
de, dat Engelse drifters nu Zuiderzeeharing
vangen in een baai aan de Westkust van
Engeland. W. N.
De hele winter hebben de radiozend- en
ontvangtoestellen van de haringvloot een
beschut onderkomen gevonden in de
werkplaatsen van Radio Holland, maar
toen de eerste toebereidselen tot het
„graaien" werden getroffen, zijn ook de
monteurs aan de slag gegaan, om deze
hoogst-belangrijke apparatuur weer op
peil te brengen. Door het mooie weer, dat
vlot schilderwerk op de vloot mogelijk
maakte, is het omvangrijke karwei van het
opnieuw inbouwen dit jaar vlot verlopen:
tien monteurs hebben alleen al in IJmui-
den gezorgd, dat het belangrijkste commu
nicatiemiddel van elk schip op zijn plaats
terug kwam desnoods met een nieuw
verfje en altijd „als nieuw" wat het elec-
trische gedeelte betrof.
Radardemonstratic
Radio Holland is van plan ten gerieve
van de visserij op Vlaggetjesdag in haar
étalage aan de Trawlerkade een demon
stratie te geven met een kleine radar-
apparatuur.
ln menige kooi, achter
in de logger of in de voor
uit, ligt het kind. Het
kind in de bedstee, ofwel
het flesje met doorschij
nend vocht, dat 's avonds
wordt opgegraven voor
een onschuldig proppie
- het glas na het werk,
uitgeschonken in een mi
nuscuul product onzer
nationale glasindustrie,
waaraan meestal de voet
ontbreekt.
Het is een klein onder
deel van de fouragering
der loggervloot, dat kind in
de bedstee, maar niet onbe
langrijk.
De shipchandlers, de
„stores" zogezegd, die de
kruideniers, de confectie
magazijnen en de raad
gevers van de visserij zijn,
hebben het maar druk in
deze laatste dagen voor
vlaggetjesdag. Want Zater
dag moeten de schepen toch
hun voorraad aan boord
hebben. Dat wil niet zeggen,
dat de Maandag daarop stil
gaat worden, want dan ko
men de bemanningen even
oplopen voor de laatste per
soonlijke inkopen: een
snoepje, wat biscuit, tabak,
een flesje-vol. En kleren. Ze
krijgen de raad er bij: kwak
de oliejas niet nat in een
hoek, maar hang hem uit;
vele oliejassen zijn echter
na een paar reizen totaal
bedorven.
De shipchandlers voeren
een niet geringe concurren
tiestrijd. De inkoop voor de
nieuwe teelt is geen geringe
zaak en als de reder het
aan de schipper overlaat, is
het zaak die schipper eens
extra onder de kin te strij
ken: hij wordt in deze da
gen door menige fourageur
dan ook met eerbied be
handeld.
Op het laatste ogenblik
komen altijd nog een paar
vergeetachtige broeders
binnenvallen: als de vloot
om zes uur va-ren gaat, lo
pen er te vier ure al een
paar klanten op een drafje
naar de store om een laatste
aanvulling van hun reis-
fourage. Of om dat kind in
de bedstee. Wat niet altijd
Zeer Oude hoeft te zijn,
maar op menig schip plaats
heeft moeten maken voor
een paar flessen goede zoe
te wijn.
De reep. het zware touw dat de 50 drijfnetten straks op moet houden, wordt op
gelijke afstanden omwoeld om er straks de seizings aan te bevestigen: werk is er
genoeg op de nettenzolders der klaarmakende vissershavens.
VISSEN IN VERBODEN WATER
De Noord-Friese vissers klagen er ook dit
voorjaar over, dat buitenlandse vaartuigen bij
nacht de Duitse territoriale wateren voor de
Noordzeekust van Slees wijk-Holstein binnen
komen en daar vissen. Bij dag houden zij zich
echter juist buiten de territoriale wateren op.
De zeepolitie heeft de laatste dagen talrijke
vissersvaartuigen uit Nederland en België ge
zien. Zij is er evenwel niet in geslaagd, een
dezer bij het vissen in Duits water te betrappen.
dcx*xicocococxxxxxxxxxxdocxxxxxxx*xcocoooocx»ooooo
VIS WORDT DUUR BETAALD,
lijkt een dooddoener, maar het is
een waarheid als een walvis. Op zolder
bij de N.V. Doggersbank in Vlaardingen
hebben we het ons laten voorrekenen:
de kosten van uitmonstering van één
enkele stoomlogger, een oud beestje uit
het jaar 1903, dat een dikke 50 ton kolen
en vijftig netten meeneemt en dal een
hele kruidenierswinkel aan boord heeft.
Waar achttien mensen een harde boter
ham op moeten verdienen, waar een
kostbare reep en kostbare jonen mee
naar zee gaan. Deze oude Vlaardinger,
de VL 196 mag op deze ploafs het voor
beeld worden van de hele visserij, die
met ,.goud belaên" binnen moet komen,
wil zij het hoofd boven zee kunnen
honden.
;i Vijftig ton kolen: de trawlvisserij weet,
wat ze kosten. Vijftig drijfnetten: twee
honderd gulden per stuk samen dus
tienduizend gulden want. Onder elk net
komt dertig kilo reep: kosten per halve
vleet een vierhonderd gulden. Op elk
net een blaas van tien harde guldens
op elke vleet twee jonen van f 30 elk.
Zal het een vijftienhonderd gulden per
dag gaan kosten, met alles en alles in-
8 begrepen?
4 LS een logger ter haring gaat, is er een ganse grutterij aan boord: zes weken
- leeftocht voor de bemanning. Het zijn respectabele waslijsten, die de wal-
scliippers van al die schepen in deze laatste dagen van het „graaien" door hun
handen laten gaan: lijsten, een groothandelaar in kruidenierswaren waardig.
Onwillekeurig gaan daarbij de gedachten een dikke vijftig jaar terug, toen de
bommen in het voorjaar van het Noordzeestrand zee-in gingen ter haring en
óók hun voorraadje meenamen. En dan valt de vergelijking wel heel gunstig
uit voor de schepen van thans.
Vet vormde een weeldeartikel in die
dagen van de bomschuit. Als er eens een
vaatje werd meegegeven, was het een soort
onschadelijk wagensmeer, dat de pan uit-
bruiste tegen het moment van bakken en
dan kwalijke dampen verspreidde in het
benauwde logies. Er waren zelfs reders,
die een half vaatje boter meegaven. Dat
waren de besten.
Aangezien koffie en thee tot de genot
middelen gerekend moesten worden en
niemand voor zijn genoegen met een bom
vertrok, werd er met deze dranken uiter
mate zuinig omgesprongen. Eén builtje
thee voor een reis van dertien weken. En
een handvol koffie. Op de kachel in het
ADVERTENTIE
NOG ENKELE MAANDEN en dan wordt
„DE ZAAK MET HET ACHTEROM"
BOEKHANDEL - KANTOORBOEKHANDEL
LEESBIBLIOTHEEK
EDISONSTRAAT 11 IJMUIDEN
verplaatst naar
„het centrum in de Kennemerlaan"
EEN AFHOUWER is
iemand die afhouwt.
Hij houwt niet. Hij
houdt af, om het
taalkundig helemaal
juist te zeggen. De
afhouwer komt voor
in gezelschap van de
reepschieter en bei
den zijn zij te vin
den op elke haring-
logger. Ze zijn jong
en onervaren en de
schipper is hun zee
vader. Wat een af
houwer doet?
Hij klimt Donder-
dagochtend vroeg bij
het sein: „haaalèèè"
slaperig uit zijn kooi,
rookt een sigaretje
waar hij prompt
misselijk van wordt
en gaat afhouden.
Dat wil zeggen, dat
hij de binnenkomen
de reep, die door de
reepkluis door de
loggerwinch aan dek
wordt gesjord, net
jes geleidt. De reep
schieter schiet die
reep op in het reep-
ruim.
Het zijn twee on
misbare kleine man
nen op elk haring
schip. Ze weten het
wel en handelen er
naar. Moet u ze
straks langs de ha
ven zien spankeren.
De meisjes van Kat
wijk mógen die kleine
dappere vissers wel!
cxxxxx>oooocxxxxxxxxxxxx)ccooc<xxooococoooooooooococooocco
Voor de samenstelling van dit speciale
Vlaggetjesdag-nummer van de IJmuider
Courant mochten we veel medewerking
ondervinden van het Visserij-archief
Arie van der Veer en van de afdeling
Vis van het Voorlichtingsbureau van de 3
Voedingsraad te IJmuiden. Voorts werd
een artikel samengesteld aan de hand
'i van gegevens uit het maandblad „Alle
Hens", dat ter interne voorlichting van
het personeel van de Koninklijke Marine j.
i verschijnt.
OOOXXXXXX>OOCXXXOOCOtXXCCOC*DOCCOCOCOOOCCCCOOCCCCCOOCCCCO
logies van de bom werd dan 's morgens
door de jongste een knaap van een ketel
geplant, die te gelegener tijd zachtjes aan
ving met zingen ten teken, dat er koffie in
kon. Op Maandag ging er dan ook inder
daad een zuinig beetje koffie te water en
de domme jongste, die deze ketel vóór de
Zaterdag daarop dorst om te spoelen, kon
op een hevige schrobbering van de schip
per rekenen. Dat zetseltje koffie verwijlde
dus de hele week onderin die telkens weer
aan de kook gebrachte ketel en als het dan
tegen Donderdag wat al te flauw in de
mond begon te worden, was er altijd nog
zoiets als chigorei.
De kaak, die meeging als onmisbaar on
derdeel van de fourage was tegen het mid
den van de reis al niet meer met een bijl
te benaderen. Zulke kaak moest dus duch
tig voorgeweekt worden in de slappe thee,
wilde ze geen gebitten kraken. Maar het
kwam nogal eens voor, dat er tijdens deze
langdurige wekerij aan dek wat te doen was
en dan bleef die zeekaak onaangeroerd op
de bodem van de mok liggen: mooi voor
vanmiddag. De matroos stond inmiddels
aan dek met een lege maag.
Voor de zestien tot zeventien man. die
de loggers van nu bemannen, is meer en
deugdelijker voedsel aan boord: 21 kilo
koffie, 20 onzen thee, 51 kilo suiker, 206
blikken melk, 100 flessen melk, 36 liter
slaolie, 120 kilo kaak en 180 kilo bloem
plus rozijnen en krenten voor de Zaterdag
se pannekoek, plus kleinigheden als peper,
nootmuskaat, azijn en koffiestroop, 36 kilo
margarine, 20 pond kaas, 20 kilo vet, 94
blikken groente (van alles wat), 70 stuk
ken zeep, 50 blikken gehakt, 8 blikken
worst, 81 blikken pastei, twee verse bro
den de man (en op twee-derde deel van de
vloot wordt onderweg brood gebakken),
68 kilo vers vlees en spek, 14 pakjes
zware shag „van de weduwe" en sigaren.
En toch heeft het rapport, dat de Voe
dingsraad uitbracht aan het College van
Rijksbemiddelaars over de voedingstoe-
itand aan boord van onze loggers uitge
wezen, dat de mannen tijdens de reis
waren afgevallen. Nu moet daar direct
bij worden opgemerkt, dat dit rapport
voorlopig gebaseerd is op slechts één
reis naar de Engelse wal en dat het dus
niet „maatgevend" genoemd mag wor
den.
Ef ontbreekt dus toch nog ergens iets
aan de voeding.
Dit vraagstuk kan van verschillende
kanten benaderd worden: de lerares in de
voedingsleer zal zeggen, dat het dieet aan
boord niet volgens de regelen der kunst
wordt samengesteld en te weinig vitaminen
bevat (vers fruit bijvoorbeeld moet op
eigen rekening worden meegenomen)
terwijl bovendien niet alle schepen be
schikken over een kok; de praktijkman zal
u verklaren, dat men aan boord wel eens
te veel naar het lekkere en te weinig naar
het voedzame kijkt. Erwten en bonen bij
voorbeeld gaan er lang zo grof niet meer
in als vijftig jaar geleden. Men klaagt over
gebrek aan variatie. Kan de zeeman daar
echter zelf veel aan doen?
Ja, natuurlijk, indien hij uit eigen beurs
bij betaalt, wat de kok op kosten van de
rederij niet heeft kunnen meenemen.
Maar dan komt onmiddellijk het punt
van de uitrustingskosten voor elk beman
ningslid om de hoek kijken. Want vergeet
niet, dat elke matroos voor een paar hon
derd gulden „materiaal" meebrengt be
roepskleding, die door de wrede omstan
digheden op zee niet lang mee gaat en hem
telkens voor nieuwe onkosten zet.
Wilt ge een lijstje? Twee oliejassen per
teelt, twee paar gummilaarzen, een vel, een
zuidwester, wanten, klompen, een dissel
(van 17.50) en zo kunt ge nog wel even
doorgaan.
Dat er echter ten opzichte van de om
standigheden, waaronder aan boord ge
leefd en gewerkt wordt, enorm veel ver
beterd is, staat als een paal boven water.
Dat er aan de andere kant nog redelijke
verlangens zijn overgebleven voor degenen,
die week in-week uit over het zilte nat
zwerven en veel moeten missen van wat de
man-aan-de-wal als normaal beschouwt,
is evjmeens waar.
ADVERTENTIE
Voor schrijf -
Tel- en Rekenmachines
ONDERHOUD REVISIE - REBUILT
Alle soorten Kantoormeubelen
WIJK AAN ZEEëRWEG 4