In zeven dagen een „mooie reis" van 1650 kisten haring en f 22.500.- Over Duitsers, die elkaar de weg wijzen naar de haringwandjes „NOG VIJF METER" „Hij waaide een bocht in de mast" 19 /"""Op de Kanaal visserij I Betaling abonnementsgeld per giro Politieke tweespalt in zending op N. Guinea Onderzeebootjager „Holland" in dienst VRIJDAG 31 DECEMBER 1954 HET GEHELE JAAR DOOR is het voor de opvarenden van de trawlers uit IJmuiden, van de loggers en kotters uit Scheveningen, Vlaardingen en al die anders vissersnesten een bezoeking geweest op zee. Aan de wal heeft men daar bijna geen weet van, maar in de Noord bij de zestigste» breedtegraad stormde het toen de vloot daar op verse vis uitging, bij 't Zand stormde het, bij de Doggersbocht en in het Kanaal kwam er nog een schepje boven op. Aan de wal las men in de kranten over een gestrand schip, van de zo veelste vermiste kustvaarder en van een enkele dijkdoor braak. Daarna ging meh weer aan het veilige, gewone werk op kantoor, bij de reiniging, op de akker of in welk bedrijf dan ook. Op de trawlervloot ging het feest verder; steken tegen hoge zeeën, werken onder alle weersomstandigheden, met overkomend water, dat bevroor op de brug en aan dek, bijna geen slaap of tot rust komen, bij dag en nacht vissen als het even kon tussen de stormen door om toch nog met een schip vis in IJmuiden binnen te komen. Van de eerste reisdagen van de „Vios" vertelde ik u al. Vier dagen viste de trawler nog tamelijk gelukkig. Acht honderd kisten haring kwamen scheep. Dinsdag bleet het stormweer en deden we trekken van een of of twee pakken haring en was er een uitschiet bij van zeven pakken haring. Woensuag was dan eindelijk een mooie dag met matige wind. Maar die dag wilde de visserij weer niet. Van 's morgens zeven uur tot in de nacht viste en stoomde de trawler voor een kleine 200 mandjes haring. En om een lang verhaal kort te maken: de Donderdag met stormweer maakte het goed met slechts vijf trekken van zeven, zes en twee pakken haring. Die dag haalden de mannen ruim vier honderd manden scheep. De Vrijdag maakte de 1650 kisten haring, die we in IJmuiden aanvoerden, vol. Er werden nog twee trekken gedaan en één daarvan leverde 300 manden op. Toen begon de thuis- stoom; op moeders aan. Er zat weer een reis op. De „Vios" was 180 uur op zee geweest om 1650 kisten of 82.500 kg kostbaar voedsel uit zee op te halen. Van die 180 uur werd slechts veertig uur gevist, dertig gestoomd op de visgronden en werden vierentwintig uur aan de uit- en twaalf uur aan thuisstoom besteed. In totaal hadden we dus vierenzeventig uur liggen steken, drijven öf voor anker gelegen in de paardenstal voor stormweer. Nu kwam het nog op de markt aan. De opvangprijs bedroeg nog f 10 per kist, zodat een trawler als de „Vios" net aan een redelijke eindbesomming zou toekomen, wanneer de markt die dag flauw was. Ge middeld moet ef zeker 2500 tot 3000 per visdag worden besomd om een grote trawler met zeventien man en een kolenverbruik van tien ton per dag te kunnen laten varen. DINSDAGMORGEN OM half zeven was de „Vios I" de paardenstal al weer uitge kropen; een zware en moeilijke zee tege moet. Een Duitser Viste al en waarschuw de, dat er flinke zwarte wandjes op het echolood verschenen. We zetten vlak bij de „Stralsund" uit cn trokken achter de „Tzonne" aan. Die samenwerking tussen verschillende nationaliteiten in het Kanaal is veelal beter dan bij de Hollanders onder elkaar. „Uiteraard," zeggen de mannen er van, wanneer je er naar vraagt. „Die Duit sers kunnen makkelijk met vijf of zes haringboten tegelijk in Duitsland aan de markt verschijnen. Dan moet je in IJmui den komen. Is daar even te veel aanvoer, dan krijg je niet meer dan 10,voor je haring." Dus: de Hollanders verzwijgen zoveel mogelijk voor elkaar. Van elkaar weet men niet, wat er per dag en tijdens de gehele reis is gevangen. „Eerst moet er maar iets aan de afzet in Nederland wor den gedaan," zeggen de schippers. „Nu is er nog steeds het element van verrassing bij." TROUWENS, de Duitsers hebben éen mooie organisatie in elkaar -gezet om elke avond de vangstberichten van die dag naar de rederij in Hamburg, in Kiel of in Cux- haven door te geven. Iedere avond hebben we er naar geluisterd. Een van de radio hutten van de ruim vijftig trawlers werkte 's avonds als centrale post cn alle meldin gen kwamen daar ordelijk en snel binnen, ©rn later; te worden doorgegeven 'aan Nor- deich-radio. Dinsdagavond had de Duitse trawler „Venus" dienst. Precies om zes uur werd de 94 meter band door de marconist van de „Venus" bezet. De andere schepen zwegen; het onderling verkeer was verbroken. Voor de Duitse schippers en voor de buitenlandse collegae, die dagelijks meeluisterden, was daar het dagelijks terugkerende halfuurtje van de vangstberichten. „Wir wollen jetzt mal anfangen. Erst eine Mitteilung: die Fischereischutzboot „Frithjof" ist bereit für alles was mann will en liegt beim Dijck-Feuerschiff. Wind: «üd bis süd-ost,-seehs verwacht." „Und dann die Müller, bitte." „Hier die „Müller", Tagesfangst 50, Ge- eamtfangst 150. Guten Abend." „Ja, „Müller," 50, 150, Ebenfalls ange- nehme." „Die „Niedersachsen" bitte." „Hier die „Niedersachsen," 150, 2070, Angenehme." En zo ging het verder. De „Mozel," de „Allemania," de „Slesien," de „Tübingen," de „Freiburg," Tagesfangst 200, 0, 0, 50, 50, 150, 50, 50 Korb. Gesamfangst 1300, 600, 1050 en 600. De humor ontbrak nimmer in deze gesprekken, zoals op de Woensdag avond, toen de „Münehen" aan de beurt was: „Hier spricht die kleine „Münehen", 50, 150. Schalt um." „Aha, Kleine „Münehen" von liebe „Venus", 50, 150." Even later meldde de „Mozel" zich. „Hier die Mozel, 300, 1600." „Du, „Mozel", Du tanzt aus die Reihe." En tot de „Bayern", die had gezegd; „Mel- dung spater," merkte de marconist van de „Venus" op: „Was sprichst Du traurig speeeeeeeter." De schepen, die thuisstoomden, gaven ook de totaalvangsten door. Er is vaak be weerd, dat de Duitsers grotere vangsten hebben dan de Nederlandse trawlers. In deze week is dat beslist niet juist geweest. Ik heb de „Bonn" gehoord, die thuis- stoomde met 4000 kisten, de „Otto Mül ler" met 1800 kisten, de „Bayern" met 2450 kisten, maar ook een „Meersburg" met 550 kisten haring en een „Herman Bosch" met 700 kisten. Daarbij dient men niet te ver geten, dat de Duitse trawlers langere rei zen maken dan de Nederlanders. Een Duitse schipper hoeft met zijn schip pas de zeventiende reisdag aan de markt te zijn. Vol of niet vol. Is de trawler na vijf dagen volgevangen, dan wordt de thuisstoom uiteraard vroeger begonnen. De „Bonn" had voor die 4000 kisten twaalf dagen ge vist. In die tijd de thuisstoom meege rekend doet een schip als de „Vios" twee reizen en brengt evenveel kisten aan land. OM NOG EVEN bij de Duitse trawler- vloot te blijven: de samenwerking bij onze buren is dus aanmerkelijk beter dan bij de Nederlandse trawlerschippers. Op de Duitse frequentie was van mmum tot natuurt een of andere schipper van een van de vijftig Duitse schepen te horen, die aan de anderen doorgaf, waar hij haring op het echolood had gezien. Het ging kort af. Luistert u maar mee: „Eckernförde von Kiel, umschalten." „Hier die Eckernförde." „Ja, ein wenig backbord, gute Anzeichen." „Danke, schalt um." En even later, wanneer we op de brug stonden, zagen we de trawler „Eckern förde" naar bakboord zwenken en achter de trawler „Kiel" aan vissen. Andere Duit sers en Nederlandse trawlers volgden. Ook de posities van „zwarte wanden" en haringscholen werden door de Duitse schippers uitgewisseld. Het was dan zaak door deze aangegeven posities te vissen om zoveel mogelijk profijt van een uur trekken voor stroom te hebben. OVERIGENS WAS DAT niet altijd mogelijk, want het is moeilijk manoeu vreren in het Kanaal. Een Nederlandse schipper heeft het daar druk: de gehele dag sprinten op de brug van bakboord naar stuurboord om uit te kijken, van de kaar- tenkamer met de decca kaarten naar het echolood en de detector, van de zender en ontvanger naar het echolood en weer terug naar de kaartenkamer. De vangstberichten van andere schepen werden gevolgd en de gehele dag stond de luidspreker op de brug bij om de vangsten van andere schepen te vernemen. Je kon immers nooit weten, of ergens een goed visserijtje zat. Bij de Duit sers is op de brug een kapitein, een eerste stuurman, een marconist, een tweede stuur man en zelfs soms een derde stuurman aan te treffen. De laatste speciaal voor het geven van leiding aan het dekpersoneel. 'Bij de-Nèderlahdse schepèn. moet de schip per alles alleen doen en er worden dezelfde resultaten van verwacht. Iets, dat niet altijd kan opgaan. Wil een Duitse trawler 's nachts doorvissen, dan is dit te doen, daar men over meer mensen beschikt en er in een.bepaald ploegensysteem kan worden gewerkt. V LAAT IK VAN de visserij op de Duitse trawlervloot met haar moderne grote sche pen afstappen. „Je kunt een oorlog beter verliezen," zeiden de mannen van de „Vios" voorin. Er werd een borrel geschon- zegd, allemaal van de trawler af, zo gauw ze iets aan land kunnen vinden en ver dienen „Want dit is geen leven meer", zei den ze me verder. „Van de ene storm in de andere." Aan de wal kunnen de vissers moeilijk een baan vinden. Ze kunnen slecht wennen, want van jongs af aan zijn ze gewend aan dit leven. De meesten va ren al van. het twaalfde jaar af op de logger of de trawler, maar zoveel stormen als er de laatste jaren achter elkaar zijn -3- Reportage en foto's van een onzer verslaggevers geweest is iets ongekends. Goed, vroeger waren er ook stormen, maar dan waren er ook maanden van goed weer. De verdiensten zijn goed op de vloot, maar dat mag ook wel in dit continu bedrijf. Een van de matrozen' was ruim ander half jaar aan wal, tot hij hoorde van een rits goede besommingen. Hij ging weer. naar de Zuidzij, kreeg een boot en pakte de laarzen en het velletje. Hij voer weer op de trolder. Rust krijg je bijna niet op de trawler. „Vis dan in ploegen", zeggen ze, „met twee man meer doe je al heel wat"; Ze hebben me nog meer gezegd. Ovër het hom- en kuitgeld, waar zij vroeger voor peesden en dat extra werd verdiend.- Over de voe ding, die een heel eind achter staat bij de koopvaardij. Over IJsland, dat naar hun mening beter kan zinken, wanneer de Ne derlanders er weer moeten gaan vissen. HET IS DEZE REIS weinig voorgekomen, maar zo kan het ook zijn in het Kanaal: een schoon lijnensvel van opstomende of vissende trawlers, duizenden stipjes en vlekjes van meeuwen en Jan van Genten en een glinsterende zee, die heel even rustig is. We hebben het in die zeven dagen slechts één maal mogen beleven. Dat was bij de thuisstoom. Links op de foto: de Duitse trawler „Darmstadt" ken, want er was iets te vieren. Matroos Van Beelen was juist van de brug terugge komen: een telegram via Scheveningen Radio met als inhoud „Een zoon geboren, alles wel." Daar zat je dan als matroos op een traw ler in het stormweer van het Kanaal. Daar moet je even bij heben gestaan, toen deze jonge matroos met de schipper in de radio hut stond. „Ik heb een telegram voor U," had het meisje van Scheveningen Radio ge zegd. „Brengt U het maar," zei Korbee. En toen het lieve stemmetje weer: „Het is be stemd voor matroos Van Beelen, aan boord trawler Vios, en de inhoud: Zoon geboren, alles vyel." „De eerste?", heb ik hem ge vraagd. Ja, de eerste en hij stommelde weg door het gangetje naar de brug, waar hij al had staan wachten, toen hij van een tele gram voor de „Vios" had gehoord. Een zoon geboren, had hij niet heel even in Katwijk willen zijn? De commentaar aan dek en later vooruit was ongezouten. Er kon een handdruk af en er moest een bor rel op genomen worden. Twee minuten later stonden ze weer in de last. Haring scheppen en via de goot in het ruim laten glijden. Willem Visser sprenkelde zout. Van Beelen stond tot de knieën in de haring. Zoon geboren, alles wel. Een vloek van de stuurman. Kijk uit. Gooi los dié plank. NA HET VERWERKEN van de haring van de laatste trek hebben we voorin zitten praten. Over de stormen, over de IJslandyisserij, over de Duitsers, enfin over tal van problemen in de visserij. Ze stappen er allemaal af, hebben ze me ge- IN DE DINSDAGAVOND hebben we nog getracht in de duisternis te vissen. De vloot lag al in de paardenstal voor anker en een snoer van lichtjes was tegen de Franse kust te zien. Ook de Scheveningse „Janny" ploegde toen nog rond tussen de banken van de Sandettie en de Ruytingen. Er kwamen van twee trekken bijna hon derd manden aan dek en dat loonde toch de moeite. „Bij duisternis kun je geen haring vangen, dan zit de haring te hoog en niet bij de grond", beweerden de schip pers altijd. Weliswaar was de vangst ge ring, maar die honderd manden hadden we dan toch maar weer scheep. Met 1000 kisten haring in totaal zochten we die avond laat de paardenstal nog op. „D'r zit een berg haring, man, maar je komt er niet bij", hoorden we van een van de schippers over de radio. „Ik geloof dat ik onverschillig wordt", antwoordde schipper Vooys van de „Mary". DE LAATSTE DAGEN van de reis bra ken aan. Woensdag vroegen de mannen al wanneer de „Vios" aan de afslag zou zijn. Deze week nog? Vrijdag of Zaterdag? Er werden al weddenschappen afgesloten; op een rondje bij Ome Dirk. De Woensdag leverde niet veel op, al genoten v,e dan van bladstil weer, ofwel stilte voor de nieuwe storm. In de avond begon het al briezerig te worden en om kwart over negen Donderdagmorgen was de vriende lijke stem van de telefoniste van Scheve ningen Radio weer te beluisteren op de brug-. Matige tot krachtige wind deelde zij namens het KNMI aan de in het Kanaal vissende trawlers uit. Op de IJmuidense trawlervloot zijn ze daar toen allemaal van geschrokken. Schipper A. Vooys van de „Mary" liet het er niet bij: hij riep Scheveningen Radio aan. „Juffrouw, wat had u voor verwachting voor het Kanaal." „Matige tot krachtige wind uit het zuid westen." „Nou zegt u dan maar tegen de baas in De Bilt dat het hier stormt. Over en slui ten." En het was stormweer, voor de zoveel ste. maal. Het buiswater sloeg ongenadig tegen de brug. De „Vios" stampvoette op een vuil grijs geworden zee. Op een meter afstand van de brug trok een bruin-grijze meeuw mee, dalend én stijgend. Een van de duizenden meeuwen in het Kanaal, hongerig als op elke dag. „Noord Oost half Oost" klonk het op de brug. Uitzetteeeeeeee. WOEST WATER gingen we Donderdag morgen tegemoet toen de „Vios" weer de paardenstal uitkroop voor de laatste maal, zeiden ze voorin om tegen half acht de eerste trek te doen. Pe meeste schepen bleven voor anker liggen, waar onder bijna de gehele Duitse vloot en de Polen en Fransen. Die dag vluchtten tal van andere trawlers Dover, Boulogne en Calais binnen om te schuilen. De wind gierde en floot die ochtend hevig rond het schip, de elf raampjes in de brug gingen danig te keer. Het werd weer triest op zee. „Het loopt vandaag ook weer hele maal fout", zei Cor van der Leek van de trawler „Toronto", „Helemaal fout, het water blijft dik". Maar voor de schepen, die met deze windkracht tussen negen en tien konden blijven vissen, zou het die dag meezitten. Ondanks de door een storm opgezweepte zee en het dikke water, waarin geen ha ring is te vangen. Haring vangen in apen- weer, noemde matroos Modder het. Over de radio sprak schipper Groen van de „Thorina" met de „Otterbank", een Franse trawler. „No detection, most of the ships, eh, drijven. No herring, but high." En de Fransman ratelde terug: „Eh, bien compris". DIE DAG vond Cor Korving van de „Onderneming 3" de haring. De „Haar lem" brak op dat moment de reis af om huistoe te gaan, maar Korving meldde een trek van twee en een half uur voor veertig kantjes, We stoomden in zijn rich ting zuid over en zetten tegen een uur üit voor de derde trek van die dag. Na een uur was de veronderstelling, dat in dik water géén haring is te vangen, finaal kapot geslagen. Er kwamen zeven pakken uit, zeven maal dertig manden haring van het mooiste soort. Schipper Korbee lachte me eens toe. „Nou?" zei ik. En hij begreep die vraag. „Och zei hij; als we' niets vangen, heb ben we altijd wel een verklaring. Maar je weet het: met de hapjng is hel a' altijd een mysterie geweest en dat zal het wel blijven." Die haring is werkelijk een wonderlijk beestje, want de trawlers die de Donder dagmiddag bleven vissen en dat waren re slechts enkelen haalden in drie trek ken van 400 tot 600 manden haring boven water. Hoe er door de mensen aan dek gewerkt moest worden in overkomende zeeën, is bijna onbeschrijflijk. De foto, die hierbij gaat, nam ik op dat ogenblik van de last. Het water rookte die middag van de zeeën; het was op en top rauw weer. Maar er was visserij en na een uur sto men tegen zware zeeën, stormweer en stromen in werd weer uitgezet. In de avond werd de boel opgeruimd en lagen we met het gatje in de storm. „Voor de paardenstal is het ook geen weer," meende de schipper, „we blijven maar op de ruimte". Later in de avond draaide de storm wat bij en ging de Vios toch nog ten anker in de stal. 's Nachts kwam de wachtsman om half vier waar schuwen. Het anker was doorgegaan, het „krabde". Het was anker op en halve kracht zijn we die nacht gaan liggen op steken naar het Dijck vuurschip toe. „Een vuile smerige storm", zei Ouwehand me. VRIJDAGMORGEN was de walschipper van de rederij van de „Vios" aan de lijn via Scheveningen Radio. De walschipper, de heer Nieuwenhuizen kwam eens infor meren, hoe de zaak er bij stond. „Goede morgen allemaal, hier de VEM IJmuiden." „Wat hebt u op uw gemoed", vroeg schipper Korbee. „Ik heb er niks van verstaan, er zat een ander op de lijn." „Wat hebt u op uw gemoed." „Nou schipper, hoe staat het er bij, hoe gaat het vandaag." EEN MOOIE TREK. Er kwamen acht pakjes, ofwel 240 manden haring (9600 kg) uit het net. Telkens wordt een pakje van de langszij liggende kuil opgetrokken oth na het ver wijderen van de strop los tc barsten in de last. Stuurman Gijs Duindam en matroos Arie Modder uit IJmuiden staan hier tot over de knieën in drie pak haring. Bij de verschansing- wordt aan het scheep halen van het vierde buideltje gewerkt. Een riskant werk. wanneer de trawler dwars op de zee moet liggen en het water in het gangboord de mannen soms tot het middel komt. „Hallo VEM IJmuiden, hier de Vios I. Vanmorgen nog een trek gedaan van half makreel. Grote resultaten heb ik vandaag nog niet gehoord." „Wat heb je nu totaal aan boord?" „Nou, de totale vangst is goed 1400 kisten." Schipper Nieuwenhuizen zou eens infor meren naar de kansen voor een goede markt op de Zaterdag. Een uur later riep hij de „Vios" weer aan: „Kom maar naar huis schipper, laten we kijken wat er van te maken is." „We komen die kant op, we vissen nu nog", antwoordde Vios' schip per. Die laatste trek werd ook de grootste van de hele reis: er kwamen 300 manden haring uit de kuil, die aan dek werden schoongespoeld en in de last bewaard. „Dat geeft meer in de markt", zei de roer ganger. KWART VOOR ACHT VRIJDAG AVOND passeerden we Goeree vuurschip. De mannen stonden weer als herboren in de verblijven en op de brug; het nette pak aan. De brug was schoon gemaakt, de verblijven hadden een goede beurt ge had. Thuisstomen, het beste van de hele reis, op moeders aan. Er gingen wat roep- jes over de radio: „Tegen half twaalf kun nen we er zijn". En het werd een uur of half twaalf. Toen draaide de „Vios" de IJmuidense haven binnen. Een lange stoot op de fluit; de zeven en twintigste reis lag achter de rug. Twee maal acht en veertig uur naar huis met de eerste Zondag van het jaar er bij en dan Maandag weer naar zee. Een schijnwerper van het havenkantoor liet de straal door de duisternis boren. „Achter de „Toronto"," kwam er van het donkere figuurtje naast het eind van de lichtbundel. Op de bak stonden de matro zen al klaar om de tros te beleggen en aan wal te gaan. Langs de hal naderde een rits lichtjes. „Dat zijn de dochters", zei Korbee me. De vrouw stond er al en nog wat familieleden van de opvarenden waren ook gekomen. „Stop" ging de telegraaf met enig bel len na. Een handdruk op de wal. De traw ler lag stil en even later was alles ver dwenen. In de machinekamer waren de stokers en machinisten nog even bezig. „Kan nog wel een uurtje duren", zeiden ze me, toen ik van boord klom en de wachtsman er aankwam. Twee uur later zouden de havenarbei ders komen om de haring uit het ruim te^ scheppen. Alles in kisten de hal in om tegen zeven uur de groothandelaren te ontvangen. VOOR DIE 1650 kisten haring werd f 22.500 besomd. Dat was verdiend, dubbel en dwars. Zo is dat, zouden de mannen van de „Vios" en de hele vloot antwoorden. Voor OCÖOCXDOCOOOOOOOOOOCOOOOOOOOCOOCOCOCOOOCOOOOOOOOOOOCOOOOOOO^^ De trawlers van tal van nationaliteiten kunnen liet elkaar danig lastig maken met het manoeuvreren in het Kanaal. Daar is bijvoorbeeld die be levenis van de mannen van de trawler „Thorina", waarvan R. Groen schipper is. I De Thorinaook een schip van de VEM viste in een bepaalde koers 8 cn had op het echolood mooie plekken haring „aangeboord". Koers hou den, recht zo, was het bevel. Een Franse trawler, die in de nabijheid van de „Thorina" viste besloot juist op dat moment te gaan. Een lange en 8 een korte stoot op de stoomfluit waren daar de waarschuwing voor. De Thorinaging opzij, maar tot verbazing van schipper Groen zette de Fransman de visserij voort. Op de school haring, die de „Thorina" nu j kwijt was. Even later was de Franse collega bepaald ook de school kwijt, wat hij blies opnieuw. Hij ging halen. Schipper Groens besluit stond vast: hij ging niop zij. De Fransman kwam evenwel toch op de „Thorina" aandraaien en zou de IJmuidense 8 trawler opzij hebben gedrukt, als er niet iets was gebeurd. Schipper Groen was de brug in gesprint en had uit zijn hut een geweer gepakt; een instru- ment, waarmee reddingslijnen worden overgeschoten. Daarmee verscheen i hij op de brug. Nog vijf meter", schijnt hij te hebben geroepen, dreigend en richtend 8 naar de Franse schipper. De Fransman week snel. Op de achter de „Thorina" vissende trawlervloot is er om gebulderd. ocxxxxxx<xxcoooccocooooocooooocoooa?OQOooooooc^xxiococfi^coooo(XoooQOOoaMc500cocococo(5coooococo30ooooooooezx^xje<Ko mij eindigt hier het reisverhaal; de stor men en de zee bij dit weer, maar bovenal jullie, die het werk moesten doen, zal ik niet gauw vergeten. Dank voor al jullie vriendschap en het allerbeste voor allen van voor tot achter. En over en sluiten dan maar. W. N. -"oocooooocooooooooaonnnoooonnr U kunt het Uzelfgemakkelijk maken door het abonnementsgeld voor het volgende kwartaal te voldoen op onze postgirorekening no. 273107 ten name van Haarlems Dagblad. U bespaart daarmee incassokosten en vermijdt geloop aan dët deu'r. Het te gireren bedrag is 6.50, post- abonnés f 7. U kunt het ons gemakkelijk maken door Uw giro-opdracht te verzenden vóór het eind van de maand. Wij behoeven-dan geen kwitanties uit te zenden. Voor automatische girobetalingen (het allergemakkelijkste) zijn for mulieren op aanvraag gaarne ter beschikking. DE ADMINISTRATIE Tonoocioooooory ïoooooooooocx o ooocxxx^cjooanrarxxxxxjooocoooó DJAKARTA (P.I.A.) De Protestant se Kerk in de Molukken heeft een beroep op de Christenen in dat gebied gedaan bijdragen te geven voor het bekostigen van de prediking van het Evangelie in West-Irian, aldus meldt dë correspondent van P.I.A. te Ambon. Het beroep werd gedaan in verband met het besluit van het Nederlands bestuur in Nieuw-Guinea om met ingang van 1 Januari een Scheiding door te voeren in de financiële hulp aan de kerk aldaar. Dit besluit werd medege deeld door de voorzitter aan de Molukse protestantse kerk in Nederland, dominee Mataheru. De verbreiding van het Evangelie in West-Irian werd reeds voor de oorlog door de protestantse kerk van de Moluk ken in Ambon verricht. Na de souvereini- teitsoverdracht werd de verbinding tus sen de Molukse kerk en die van West-Iraci moeilijk. Om de verbreiding van het evangelie te kunnen verzekeren, stelde de Molukse kerk de Nederlandse dominee Gysberg aan als afgevaardigde. „Door het Nederlandse bestuur in Nieuw-Guinea," zo meldt deze P.I.A.-cor respondent, „is thans een nieuw kerke lijk lichaam gevormd, narnelijk de „Ver eniging Nieuw-Guinea Zending", die tot taak heeft de werkzaamheden bij de ver breiding van het evangelie in dat gebied van de Molukse kerk over te nemen. De Vereniging Nieqw-Guinea Zending ver zocht twee jaar geleden aan de Molukse kerk haar taak en haar rechten aan de vereniging over te dragen, hetgeen de Molukse kerk weigerde. Voor de bekosti ging van de. prediking heeft men thans een bedrag van ruim 150.000 rupiah nodig. Donderdag is bjj de Rotterdamse Droog dok Maatschappij de onderzeeboptjager „Holland", de eerste van een twaalftal voor de Koninklijke Marine, in dienst ge steld. In 1614 was er reeds een oorlogsbodem met de naam „Holland". Dit schip is het twaalfde met deze naam. De staatssecretaris van Marine, vice-ad- miraal H. C. W. Moorman, zei in een toe spraak, dat de „Holland" het 23ste schip is, dat in dit kalenderjaar aan de sterkte van de Koninklijke Marine wordt toege voegd. De staatssecretaris ontkende dat het noodzakelijk zou zijn geweest af te wachten tot moderner apparaten geïnstal leerd hadden kunnen worden. De ontwik keling zal nooit ophouden. Als men daarop wacht zal men nooit vo'einden^ De „Holland" is de eerste van een serie van vier A-klassè .onderzeebootjagers, die spoedig gevolgd zal worden door acht B-klasse jagers. 1

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1954 | | pagina 21