kmwa Wat gaat en blijft Het Pantheon Het Oude Jaar duikt ouder FRANSE PARAGRAAF De transformator Reuzen-Kryptogram met verdubbelde prijzen Hugo van Dalen voltooide nieuwe composities 31 DECEMBER 1954 Oudejaars-overdenking „Wat jammer, wat jammer", zei het Oude Jaar, „mijn laatste uur heeft bij na geslagen en ik had nog zo graag wat bij de mensen gebleven. Wat ben ik toch gauw voorbij". Hij ging nog wat mak kelijker in zijn leunstoel zitten en dacht na over de tijd, dat hij bij de mensen gewoond had. „Ik geloof dat ze mij ook wel een beetje aardig vonden", zei hij tegen zichzelff. „Misschien hadden ze een mooiere zomer willen hebben en minder storm, maar toch mochten ze me wel. Vergeet niet, dat ik ze een heerlijke tijd op het ijs heb laten rij den en ze in de herfst nog in hun dunne jas liet lopen. Nee, ze hebben niet zo veel te klagen. Het kon slechter. Jam mer dat ik nu moet gaan". Hij bleef een hele poos stil zitten na denken. „Moéten?" zei hij toen. „Moe ten? Waarom moét ik eigenlijk? Waar om blijf ik niet gewoon? Als ik nou eens heel stil tussen de mensen bleef wonen? Dat zou niemand merken. Ik doe het. Ik doe het! Ik ga niet weg". Hij pakte een heel klein koffertje met zijn pyjama en zijn tandenborstel en een reep chocola. Meer had hij niet nodig. Hij deed net of hij echt wegging. Hij schudde de hele wereld de hand en zei: „Een goed uiteinde en een prettig begin". En toen hij dat gedaan had 31 De cember was het vertrok hij. Maar niet echt. Hij reisde naar de stilste stad van de wereld en huurde er een heel klein huisje met een tuintje ervoor. Iedereen in de stad had het zo druk met oliebollen bakken, dat niemand op hem lette. Het Oude Jaar richtte zijn huisje in en bekeek zijn tuintje. „In het voor jaar zet ik er tulpen in", zei hij, „en in de zomer rozen". Hij was nog niet eens uitgekeken, toen het donker werd. Overal in de hui- zenn werden de kaarsjes voor het laatst aangestoken en gingen de mensen om de tafel zitten om te wachten op het Nieuwe Jaar. Ze wachtten heel rustig en heel stil, want zoals ik al zei het was de stilste stad ter wereld, waar het Oude Jaar was gaan wonen. Ze deden fluisterend spelletjes en aten fluisterend oliebollen. Het enige wat men hoorde, was het tikken van de klokken in de huizen en op de torens. Elf uur wees de klok. „Kom", zei het Oude Jaar, „nog een uurtje en dan zal er voor mij niets meer te doen zijn. Ik kan eigenlijk best gaan slapen. Wat zou ik in dat laatste uur nog moeten doen?" Hij strekte zich in zijn nieuwe bed uit en viel binnen vijf minuten in slaap. Na. tuurlijk droomde hij van dat hele lange jaar, dat hij bij de mensen Ijad doorge bracht. En de mensen, wat deden die? Over de hele wereld zongen ze, lachten, deden spelletjes en aten oliebollen. Nog even, heel even en dan zouden de klok ken gaan luiden. Op de rand van de wereld stond het Nieuw Jaar al klaar om de wereld in te trekken. Hij wist precies wat hij doen moest. Zo gauw de klokken luiden gingen, mocht hij gaan. Hij kon haast niet wachten. Hij telde de uren en daarna de minuten, toen de seconden. Nog tien seconden dan kwam het Oude Jaar uit de wereld vandaan, het Nieuwe Jaar zou hem een han.I geven en op dat ogenblik zouden dc klokken gaan luiden. „Veertig, dertig, twintig", telde het Nieuwe Jaar, nog tien seconden, dan moest het Oude Jaar uit het donker te voorschijn komen. „Negen, acht, zeven, zes".waar bleef hij nou? „Vijf, vier, drie, twee, één".bim bam bom. deden de klokken. „Dan ga ik maar", zei het Nieuw Jaar, „ik kan de mensen toch niet laten wachten? Misschien is het Oude Jaar verdwaald of kom ik hem straks wel tegen". Terwijl de klokken overal vrolijk beierden, liep hij de wereld in. „Hoera", riepen de mensen en ze staken vuur werk af en bliezen op toeters. Behalve in de stilste stad van de wereld. Want daar was het Oude Jaar nog altijd. Al wist niemand dat. Maar de klokken in de torens wilden niet luiden en de men. sen aan hun tafel bleven wachten en wachten tot ze het Nieuw Jaar hoor den komen. Maar het kwam niet. Het sloeg die stad over, want er was geen geluid dat hem de weg er naar toe wees. Zoals ik al zei, waren de klok ken stil gebleven. Die alleen voelden dat er iets mis was. De mensen in die stille stad wacht ten en wachtten. „Het moet nu toch al zo ver zijn", zei iemand. En een klein jongetje dat dit jaar voor het eerst had mogen opblijven, werd ongeduldig en liep naar buiten. In alle huizen zag hij licht branden, want iedereen wachtte nog. Behalve in één huisje, het kleine huisje dat maandenlang leeg had ge staan. Het jongetje liep van huis tot huis en vroeg aan iedereen of hij wist waar het Nieuwe Jaar toch bleef. Maar niemand wist het natuurlijk. Toen het jongetje met een verdrietig gezicht weer naar huis terug liep zag hij dat in het kleine huisje ook een lampje brandde, een heel kleintje maar. Dat was het lichtje naast het bed van het Oude Jaar. „Hé', zei het jongetje, „woont daar iemand? Ik zal eens vragen of hij iets van het Nieuwe Jaar weet". Hij belde aan en even later ging de deur op een kier open. Voor hem stond een stokoude man met een lange sneeuwwitte baard. „Wie bent u?" vreg het jongetje, want hij had die man nog nooit gezien. Het Oude Jaar was zo slaperig dat hij er helemaal niet aan dacht dat nie mand mocht weten wie hij was. „Ik ben het Oude Jaar", zei hij. „Wat?" zei het jongetje, „u mag hier helemaal niet zijn. U hoort niet meer op de wereld. Daarom willen de klok ken bij ons natuurlijk niet luiden en daarom komt het Nieuwe Jaar niet". „Wil je liever dat ik wegga?" zei het Oude Jaar treurig. „We hebben geen hekel aan u", zei het jongetje, „maar u moet naar het paleis van Vader Tijd, waar alle oude Jaren wonen. We zullen nog vaak aan u denken, maar hier blijven, nee, dat kan niet". Het Oude Jaar nam zijn stok en zijn koffertje en vertrok uit de stilste stad en ja hoor, hij was nog maar net de laatste huizen voorbij, of daar begon nen alle klokken te luiden. Voor zich op de weg zag het Oude Jaar iemand aankomen. Hij wist met een wie het was: Het Nieuwe Jaar dat zich haastte om de verloren tijd in te halen. Hij rende het Oude Jaar voor bij en toen was ook de stilste stad van de wereld niet stil meer: vuurwerk, toeters en klokken, alles hoorde je door elkaar, maar daarboven uit hoorde je nog het hardst: „Gelukkig Nieuwjaar, gelukkig Nieuwjaar!" MIES BOUHUYS Voor 1954 wil je natuurlijk graag een nieuwe kalender hebben. Hier is er dan één. Je kunt hem maken van triplex. Teken de drie tekeningetjes over op het hout en zaag ze uit. De cijfers moet je ook uitzagen. Schilder de stukjes in frisse kleuren met plakkaatverf en be vestig met een spijkertje of lijm het konijn en de eend op het schildje boven de cijfers. Een kalenderblokje eronder beves tigen en het is klaar. O Langs welke lijn ontmoeten het Oude en het Nieuwe Jaar elkaar? XXXDOOOOOOOOOOr-* x t OOOOOOOOOCXDOOOnr* 'XXXXXX/OOOOOOOOOOOCXXXXXXXX^ 0 Door de wijde, wijde wereld ging een jongetje op stap, zonder er de weg te weten. Vind je dat niet knap? Zo maar op de koude stenen, midden in de nacht, danste hij op blote voetjes en hij lachte zacht. Vit het donker van de wereld kwam een oude man vandaan, 't Jongetje, dat hem zag komen, bleef verlegen staan. Of het zo was afgesproken, luidden, toen die grijsaard kwam overal de torenklokken: bim bam bom, bim bam. 9 Alle klokken sloegen twaalf. 't Oude en het Nieuwe jaar dat had je vast al geraden gingen uit elkaar. Even keken alle mensen 't oude jaar nog na, maar voor 't Nieuwe dat er aankwam riepen ze hoera! MIES BOUHUYS. XXXO000CrO0000CCX30000(XXXT0'T> PARIJS, December. - - Als het op de Noordzee stormt, waait het in Parijs vrij hard, op een onregelmatige, ongeoefende manier. De eerste slagen van de wind in de nacht worden telkens gevolgd door on gewone geluiden achter het huis, alsof iemand zakken vol laagwaardige munten leegstortte op de stenen van de binnen plaats en dan met zwaar hout op hout sloeg. Op verscheidene verdiepingen gingen lichten op; de bewoners stonden in de open ramen en tuurden naar het donker be neden. Er was niets te zien en de volgende morgen resteerde alleen een onzekere her innering aan soort intimiteit op een afstand tussen de voorovergebogen buurtbewoners, die zonder acht op elkaar te slaan naar een zelfde opheldering zochten. De wind bleef aan: kleine laatste blaad jes werden losgejonast van hun takken, bolle markiezen rukten koppig aan win kelpuien en de wandelaars op de trottoirs zetten hun gezicht in een afwerende grimas. Een dag van in zichzelf gekeerde vrolijk heid, om ongemoeid om te lachen; alleen viel er af en toe een kleinmoedige najaars regen, uit veel te zwarte onweerswolken. Zulke omslagen in de weersgesteldheid laten zich op een discrete manier vertegen woordigen in het Pantheon, de voormalige kerk die het Erkentelijke Vaderland nu heeft bestemd om de resten van zijn grote mannen te ontvangen. Het geweldige ge bouw, midden op het plein waar de Rue Soufflot licht hellend naar toe leidt, is min der innemend van zijn indrukwekkende voorkant met pilaren, fronton en de koepel, die er midden op staat daar bovenuit, dan van opzij, als men de gesloten zijwanden van groot recht-afgesneden natuurstenen ziet en de kruisvorm kan onderscheiden. Het plein heeft zelfs aan de rechterkant, waar er een hoge moderne bebouwing langs staat, iets van de achttiende eeuwse natuur, die aan de lagere, oudere, andere zijden het duidelijkst is. De brede weg die het Pantheon omsingelt ziet er altijd leeg uit, al staan er hier en daar auto's geparkeerd. Als de hemel bleekblauw met witte vlekken is kijkt men precies naar een strakke acht- tiende-eeuwse prent, waarop men zelf op treedt als het ene mannetje, dat ter ver gelijking voor de maten dient. In dezelfde rol verschijnt men binnen, waar de kerk nog groter is dan buiten: een figuurtje op de uitgestrekte kruisvormige vloer, onder de tachtig meter hoge koepel. De vensters van de koepel laten een mat daglicht door, totdat de zon langs de wolken schijnt; dan groeit een breed geel licht snel naar bene den, maar even later heeft het zich onge merkt teruggetrokken. Het Pantheon werd kort voor de Franse revolutie voltooid als kerk van Sainte Ge- neviève, beschermheilige van Parijs. In 1793 werd het ontruimd en aan de grote vader landers opgedragen. Na nog twee keer in beide richtingen van bestemming veran derd te zijn, is het nu sinds de dood van Victor Hugo in 1885 onafgebroken voor aards eerbetoon in gebruik, maar het ziet er nog steeds uit alsof men het over de inrichting niet eens heeft kunnen worden. Achter de pilaren op de wanden scènes uit het leven van Geneviève, die in de vijfde eeuw de Parijzenaars inspireerde tot hun verzet tegen de Frankische koning Clovis, voordat die zich bekeerd had. Hier en daar een groepsmonument, soms alleen marme ren lijsten met namen. De luide woorden van de werklieden, die op steigers aan een paar van de pilaren bezig zijn, carambo leren tegen de muren en rollen in valse sa menklank over de vloer. Beneden, in de krypte, zijn de grote man nen begraven. Voorin links Voltaire, rechts Rousseau, wiens tombe een weelderige hon denhok lijkt. Daar voorbij twee gangen, van waaruit men door getraliede deuren in de kleine ruimten kan zien, waar de andere grafkisten staan, terzijde en zonder orna menten. Behalve die van Voltaire en Rous seau zijn er negenenvijftig, veertig van hoogwaardigheidsbekleders in het Eerste Keizerrijk en negentien van lateren. De verzameling is zo onvolledig, dat men minder door de grootheid van de Franse historie wordt beziggehouden dan door het kwart-licht dat in de gangen schemert, waar men zich zonder moeite de schimmen van de doden in kan voorstellen, na het sluitingsuur zwijgend en ontroostbaar heen en weer zwevend. Boven teruggekeerd, ziet men in de don kere hoek bij de ingang de juffrouw van de kassa en die van de tafel met boekjes en brochures reeds haar boeltje pakken. De Haagse pianist-componist Hugo van Dalen heeft zijn derde en vierde piano concert voltooid, benevens een twaalftal préludes voor piano. De werken zullen op een nader te bepalen tijdstip in Amsterdam ten doop worden gehouden. MORGEN is het Nieuwjaar, een vluchtheuvel in de tijd. Ieder zal mor gen trachten het zijne op de tijd te ver overen, op het leven, misschien op zich zelf. Het leven betrappen, het leven ont nemen wat het het minst gaarne schenkt, omdat wij het het sterkst be geren, dat maakt allen tot voleur, tot de dief die wij moeten zijn. In het afgelopen jaar heb ik enkele maanden voor u getracht het levende in die kleine facetten te betrappen, die een lichtpunt zouden kunnen zijn op 't grote projectievlak, ons aller toneel een lichtpunt, maar met de kleuren van het spectrum in zich. Op Oudejaar schijnt het leven zich niet meer in die kleine facetten te willen laten vangen, het lichtpuntje verdwijnt en het hele spec trum loopt open. Daarom wil ik u dit maal vergasten op een sprookje, dat niet als secondewijzer de dag doet vermoe den, maar als misschien de uren- wijzer. Een dief er was eens een dief. had zoveel verdiend, dat hij rustig kon gaan werken aan een pomp-apparaat, die hij op de tijd zou kunnen aansluiten. Toen het hem eenmaal gelukt was een transformator te construeren, die van tijd zeewater maakte, was de pomp kin derspel. De man sloot de transformator op de tijd aan, de machine op een stang en die slang kwam in een emmer uit. Hij begon te pompen en de tijd liep als zeewater in de emmer. De man po pte een uur snel en een uur langzaam, beide uren kwam er evenveel water in de emmer. Hij rustte uit en ontdekte tot zijn ontzetting, dat het water doorliep. Hij greep de transformator, gooide hem weg en ging weer uit stelen. Zo wil ik u, vrienden, een gelukkig nieuwjaar toewensen. Als de tijd zicht baar is als water, verdrinken we in ademnood. Als we hem niet zien, stroomt hij toch gelijkmatig over ons heen en schrikker^we er niet zo van. Ik bedoel maar: laat ons rustig voortleven en trachten van de tijd en van het leven te stelen wat we kunnen. Maar krijgen we er meer door? En gaat er iets van de grote hoop af? Ik weet het niet en daar om hoop ik ook het volgend jaar te zijn uw dienstwillige dienaar, VOLEUR. Zo begint het nieuwe jaar op de „Weekkalender van Nederland" met over het algemeen bijzonder mooie fo to's van stad en land door Cas Oorthuvs, die bij de uitgeverij Contact in Amster dam en Antwerpen verschenen is. Om de puzzleliefhebbers onder onze lezers door de laatste, soms erg lang val lende uren van het jaar heen te helpen, hebben wij een zeer omvangrijk raadsel samengesteld. Ter beloning van de extra moeite, die de oplossing zal vergen, zijn de prijzen ditkeer verdubbeld tot respectieve lijk vijftien, tien en vijf gulden. Het is een kryptogram, dat wil zeggen: een kruis- woordpuzzle met wat ongewone omschrij vingen. Meestal is de gevraagde betekenis twee keer in één zin omschreven, soms zelfs drie keer. Maar men zal al zijn com binatievermogen nodig hebben om er ach ter te komen. Gaandeweg zal men steeds gemakkelijker de soms listig verborgen sleutelwoorden vinden, want ook hier baart oefening de benodigde kunst. Reeds gevonden letters kunnen trouwens veel helpen om uit de problemen te komen. Alle verdere bijzonderheden en het in te vullen diagram vindt men op pagina 7 van dit nummer van „Erbij". Daar is ook de oplossing van de Kerst- puzzle aügedrukt. De prijswinnaars van de vorige keer zijn: J. Barthel, Heussensstraat 32 Haarlem 7.50), mevrouw J. van MuiswinkelSikkel, Prins Mauritslaan 30, Haarlem 5) en E. P. Carstens, Beet- hovenlaan 35, Heemstede 2.50). En nu maar met nieuwe moed aan de reuzen-opgave van deze week. Maak er een goed begin van het nieuwe jaar van. De oplossingen dienen in ons bezit te zijn: uiterlijk Dinsdag 4 Januari 17 uur aan onze bureaux in Haarlem: Grote Hout straat 93 en Soendaplein, in IJmuiden: Kennemerlaan 186. Op Oudejaarsavond is de mens geneigd zich af te vragen wat er veranderd is en. wat zichzelf gelijk blijft. Zo zijn in de af gelopen twaalf maanden de verbindings wegen van Den Haag met Haarlem en Am sterdam weer aanzienlijk verbeterd. In 1955 zal ook bij de Haagse Schorw die rustieke p.eislerplaats de situatie gewij zigd worden. Niet voor de eerste keer ove rigens. Kijk maar eens naar de foto (hier onder) van de huidige toestand en naar de ets (hierboven) van de in 1945 gestorven Heenisteedse kunstenaar H. Heuff, nog pas een kleine dertig jaar geleden gemaakt. ER IS KENNELIJK iets veranderd wat betreft de wijze, waarop de mens van vandaag de Oudejaarsavond beschouwt Cn beleeft. Men kan dit concluderen uit het bezoek aan de kerken op die avond. Vroeger, laat ons zeggen een twintig jaar geleden, konden de kerken op de Oudejaarsavond de kerkgangers nauwe lijks bevatten. Er waren in ons land dui zenden, die slechts éénmaal per jaar een dienst bijwoonden en dat gebeurde dan op de laatste avond van het jaar. Er heeft, speciaal sinds de oorlogjaren, een zekere verschuiving plaats gevonden. De massale kerkgang ziet men nu in de Kerstnacht en op de Kerstmorgen. Ook de uitzendingen voor de radio en de Inhoud en opmaak van kranten en tijd schriften hebben langzaam maar zeker een wijziging ondergaan. Het is alles minder „stemmig", minder gevoelig, misschien moeten we zeggen minder sentimenteel. Blijkbaar is de moderne mens een nuchter mens geworden. Wy kunnen dit bepaald niet betreurens waardig noemen. Nuchter zijn is nog niet hetzelfde a!s alleen kil en koel en zakelijk. In de nuchterheid ligt een brokstuk gezond realisme. Iedere avond is oud en iedere morgen is nieuw. En wij kunnen, behoren zelfs, elke dag „overdenken". Dan blijft ons ook eerder het Oudejaarsavond-misver stand bespaard, waarbij wij denken, dat de tijd voorbij gaat. De tijd gaat niet voorbij. Wij gaan voorbij. Toch schrijven wij een typische Oude- jaarsoverdenking. Want ondanks alle nuch terheid komt deze avond ons toch iets an ders voor als de avond van achttien April of twintig October. Wij móeten een ogen blik stilstaan, of wij willen of niet. De ge dachten worden ons opgedrongen over wat gaat en blijft. Het antwoord hierop lezen wij in de Bijbel. Daar staat: de gedaante, de uiterlijke verschijning van deze wereld gaat voorbij. Eigenlijk wordt er hier een toneelterm ge bruikt. Men zou het woord van Paulus zo mogen omschrijven: de stand van zaken op het toneel gaat voorbij, het wereldto neel. Wij spelen allemaal een rol, anderen zijn figuranten. In zekere zin is ieder mens tegelijk hoofdrolspeler en figurant. Het is een gewirwar op het toneel. Elke dag ko men er nieuwe figuren op en worden er uitgespeelde spelers weggedragen. En steeds schuift ieder een eindje op naar de uitgang. Op deze avond denken wij er aan, dat wy een jaar zijn opgeschoven en dat is een heel eind. Wij moeten deze termijn niet onderschatten. Eenmaal zal voor on3 het doek vallen. De Bijbel zegt, dat dit eens ten aanzien van de gehele wereld zal gebeuren. Wij gaan voorbij. De wereld gaat voorbij. Maar er wordt ook gesproken van iets wat blijft. Of eigenlijk niet een iets, maar een Iemand. Wjj denken nu weer aan een woord van Paulus: Jezus Christus is gisteren en he den dezelfde en tot in eeuwigheid. Hij staat daar, om zo te zeggen, midden op het wereldtoneel. En Hij gaat daar niet vandaan. Overigens staat Hij daar niet star en onbewogen. Hij is niet een standbeeld. Hij leeft. „Hóe leeft Hij dan en wat dóet Hij?" vragen wij ons onwillekeurig af. Pau lus zegt: Hij leeft nu, zoals gisteren. Op de klank van het woord „gisteren" afgaande, denken wij onwillekeurig aan het Kerst feest, waar wij met Hem geconfronteerd werden. Daar was Hij het Kind, dat ten be hoeve van ons verscheen, om ons gelukkig te maken en te redden. ALS ZODANIG staat Htf nu, op de Oude jaarsdag 1954, temidden van ons. Hy blijft en kijkt naar u en mjj, terwijl wij bezig zijn met ons levensspel vol verwachtingen en teleurstellingen, zonnige dagen en zwar te nachten, zorgen en zonden. Hij kijkt naar ons, opdat wij naar Hem zouden kij ken. Hij wil ons helpen en zalig maken, nu, zolang wij nog op het toneel staan en straks wanneer wij achter de coulissen ver dwijnen. Hebben wij nu de nuchterheid, waarop wij zo gesteld zijn, nog wel bewaard Daar kunt u van op aan! Want „Jezus Christus" is niet een ander woord voor stemming of sentiment. Hij is er even werkelijk als dat u er bent. Het is goed om een oud jaar met Hem te besluiten en om een nieuw jaar met Hem te beginnen. Het is goed om met Hem te leven en met Hem van dit leven afscheid te nemen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1954 | | pagina 25