HcuuAïe ap de (kunlttnaAH Christendom en apartheid Australische expeditie op zoek naar inboorlingen in onbekend gebied Elke Zaterdag acht pagina's bij alle edities van Haarlems Dagbladj Oprechte Haarlemsche Courant Een bang beest Beter laat dan nooit KERKELIJK LEVEN Nu 10.000 voor een Mondriaan TrSppVT naar nomaden in Twee herdenkingen Iedere avond vertelt de oude wijze kraai in de boom, die het dichtst bij de ingang van het park staat, aan alle grote en kleine vogels een verhaal. En zo rumoerig als de spreeuwen en de mussen anders ook zijn, dat is het enige uurtje van de dag dat ze stil zijn En waarover de wijze kraai vertelt? Over alles en nog wat, dat hij in zijn leven heeft gezien en gehoord. En dat is veel, want de oude krr*.i heeft, toen hij nog jong was, bij de mensen gewoond en daarna heetf hij wel meer dan duizend verschillende vogels zien komen en gaan in het park. En iedereen had wel iets te vertellen. Omdat de oude kraai zo wijs was, had hij ook alles onthouden wat ze hem verteld hadden en dat was een heleboel. Met open bekjes luister den de mussen en mereltjes, die pas dit jaar geboren waren. Ze vonden alles altijd even mooi. De verhalen over ka naries en papegaaien, die in gouden kooien bij de mensen woonden, over meeuwen, die nog beter konden vissen dan de mensen en over de zwaluwen, die elk jaar hun lange, lange reis maak ten. Maar nu had hij hun toch iets verteld! Daar waren ze helemaal stom van ver bazing over en al zeiden ze het niet, ze konden eigenlijk niet geloven dat het waar was. 's Winters", zei de oude kraai, „dat is nu, zoals jullie weet, als er geen blaad jes meer aan de bomen zijn en het eten minder wordt, 's winters wil het wel eens gebeuren dat je wakker wordt in een ander land. Een land, waar alles zo wit en zacht is als de veren van duiven: de bomen, de huizen, ja en ook de straat waarop de mensen lopen en rijden." „O, wat mooi, wat heerlijk," riep Spikkeltje, de spreeuw. „Wat moet je doen om in dat land te komen, oom?" „Stil nou even", zei de wijze kraai, „want het is helemaal niet zo mooi en zo fijn als je denkt. Want dat zachte witte spul is zo koud, zo koud als ijs." „IJs?" riep Spikkel. „Wat is dat nou weer?" „Dat is het harde water in de winter, waarop de mensen lopen met ijzeren Maak de hokjes waar een stip in staat zwart. Je hebt dan een groot beest ge- tek<"-d dat bang i« '-oor een kleintie schoenen aan." Daar begreep Spikkel nog minder van, maar hij wilde eerst weten over dat witte land. „Kun je ook weer uit komen?" vroeg hij. „Of moet je heel ver vliegen voor je weer thuis bent?" „Nee nee", zei de wijze kraai, „dat is nou juist het gekke. Opeens gaat de zon schijnen en verdwijnt al dat wit. Dan ben je opeens weer in je eigen land." Spikkel en zijn vriendjes wilden er nog veel meer over horen, maar het werd al donker en hun vaders en moe ders joegen ze naar hun nest. Spikkel kon er niet van slapen. „Mor gen wil ik wakker worden in het witte land, morgen wil ik wakker worden in het witte land", herhaalde hij aldoor maar en hij dacht dat het dan ook ech* wel gebeuren zou. Maar toen hij einde lijk insliep en droomde van witte bomen en witte huizen, gebeurde er niets. Toen hij wakker werd was alles nog net zo grijs als anders: de straat, de bomen, de huizen en de lucht. Spikkel bleef er treurig naar zitten kijken, maar niet lang, want toen kreeg hij een idee. „Als het land dan niet naar mij toekomt," zei hij, „dan ga ik maar naar dat land." Hij ging op zoek. Een hele dag bleef hij rondvliegen en vroeg aan zijn vriendjes of die wisten waar het witte land was. Iedereen lachte hem uit. Dat kan je niet zoeken", zeiden ze. „Dal komt of dat komt niet." Maar Spikkel luisterde niet eens. Hi.i vloog al weer verder. Tot in de drukke straten van de stad ging hij zelfs. En toen de lichten daar al aangingen, om dat het donker werd, was hij nog aan het zoeken. En toen opeens, ontdekte hi> het. Achter de ruit van een grote winke! was een klein stadje gebouwd, helemaa' met huizen en mensen, die allemaal op hare houten latten door een witte we reld liepen. Daar was het! Spikkel vloog er op af, maar hij bonsde met zijn kopje tegen de ruit. Au, zei hij. Hij probeerde het weer en nog eens riep hij au. Nog eens en nog eens, toen begreep hij dat er een ander maniertje moest ziin om in die witte wereld te komen. Hij zag net een man door de deur naar binner gaan. Spikkel er achteraan. Hij vloog zo maar de witte wereld in, hij pikte in het witte goedje op de huisjes en de boompjes. „Bah" zei hij, „bah, ik dacht dat het brood was." Het viel hem allemaal verschrikkelijk tegen. Toen hoorde hij opeens een ver schrikkelijk lawaai; lachen en bonzen en harde stemmen. Hij keek op: aan de an dere kant van de witte wereld, waar hij straks tegenop was gevlogen stonden wel honderd mensen te kijken naar die spreeuw in de étalage van de winkel, waar Spikkel was binnengegaan. Wat werd hij bang! En toen hij omkeek, stonden achter hem ook mensen die waren uit de winkel. Wat kreeg hij het benauwd. Hij vloog piepend 'heen en weer, net zo lang, tot een mijnheer hem met een schepnet ving en hem buiten de deur weer vrijliet. Als een pijl uit een boog schoot hij weg naar het veilige park, waar de wijze kraai net zijn ver haal begon. „Vertel nog eens wat over de sneeuw", riepen de vriendjes van Spikkel. Maar opeens keken ze allemaal verschrikt op, want achter hen klonk een bang stem metje: „Nee, niet over sneeuw, dat vreemde witte goedje! Nee nee, alsje blieft niet, oom Kraai!" En wie dèt vroeg, dat weten jullie net zo goed als ik. Of niet soms? MIES BOUHUYS. Wat wensen deze kinderen jullie? Begin bij het pijltje en volg de stippel lijn van letter tot letter. Daar staal Keesje van de Broek naast het schoolbord in de hoek. In zijn eentje voor de klas, omdat hij ondeugend was. Juf las een verhaaltje voor. Keesje kwebbelde maar door. 't Hielp niet, ook al werd juf boos, daarom zei ze na een poos: „Wie niet luistert als ik lees, zal ik luisteren leren, Kees! 'k Denk dat jij daar bij het bord wel een brave jongen wordt". En als juf weer verder gaat, net of Kees niet meer bestaat denkt hij over wat juf zei, en zo kruipt de tijd voorbij. Dan, met tranen van verdriet roept hij: „Juf ik kan het niet. 'k Word niet braver dan ik was, ook al sta ik voor de klas". „Altijd braaf zijn", zegt de juf, zou vervelend zijn en suf. Wees het dus zo nu en dan en het liefst op school als 't kan". MIES BOUHUYS. UWJUUUXXXXXXI OOOOOOOUCXJOOUUOUOOOUOUOUUm •juiooooooooooocojoaoocox) oorxjucxxjm Voor de eerste keer sedert de spannin gen op rassengebied acuut zijn geworden in Zuid-Afrika, zyn alle (niet Hoorns-Ka tholieke) kerken er byeen geweest om de gemeenschappeiyke problemen onder het oog te zien. Een in Johannesburg gehouden conferentie heeft verschillende resultaten opgeleverd. Op deze inter-rassenconferentie van ker kelijke leiders, die door ongeveer tweehon derd afgevaardigden, waaronder een zestig tal van de Bantoekerken, werd bijgewoond, z(jn nieuwe wegen geopend, zowel wat de rassenverhoudingen als wat de onderlinge samenwerking tussen de kerken betreft. De conferentie, die door de Nederduitse Hervormde Kerk, de grootste kerkelijke gemeenschap in Zuid-Afrika, brjeen was geroepen, mocht zich in een grote publieke belangstelling verheugen. Onder de spre kers bevonden zich een vertegenwoordiger van de Internationale Zendingsraad en een van de Wereldraad van Kerken, die beiden de oecumenische aspecten van de aan de orde gestelde vraagstukken behandelden. Twee van de andere belangrijke toespraken werden gehouden door Bantoe-predikanten. Het grote belang van deze conferentie was reeds bij voorbaat verzekerd, namelijk door het feit, dat ze gehouden kan worden. Tot dusver was er tussen al deze kerken geen enkel orgaan van overleg, terwijl van samenwerking niet veel te bespeuren viel. Zowel op het gebied van de taal als van het beleid zyn de kerken van verschillende Europese oorsprong Engelse en Neder landse zeer verdeeld; ze hebben slechts weinig contact met elkaar. De twee „blan ke" kerken leven in een zeker isolement van de kerken van inheemse Afrikanen (de Iïantoe's) en van de kleurlingen. Slechts door het werk der zending wordt een uitzondering gevormd. Al met al mag wel gezegd worden, dat wel een zeer unie ke conferentie in Johannesburg werd ge houden. Uitbreiding van het Koninkrijk Als thema van de conferentie had men gekozen „De uitbreiding van het Konink rijk Gods in de uit vele rassen bestaande bevolking van Zuid-Afrika". In de discussies vond men elkaar vooral in de gemeenschappelijke zorg voor betere zendingsarbeid onder het niet-christelijke deel van de Bantoe-bevolking. Dit werk ondervindt vooral moeilijkheden door de verbreiding van nieuwe secten onder de in heemse bevolking. Er bestaan nogal wat van deze organisaties: er zijn er meer dan twaalfhonderd bekend, terwijl dit^ aantal nog steeds regelmatig groeit. Permanente commissie We aarzelen niet om als voornaamste re sultaat van de conferentie te noemen het besluit om een permanente commissie op te richten als orgaan van overleg en sa menwerking in zaken die door de kerken nodig werden geacht. In deze commissie hebben zeven afgevaardigden zitting, die de Engels-sprekende, de Afrikaans-spre kende en de Bantoe-kerken vertegenwoor digen. De bedoeling is, dat zij ten minste eens in de drie Jaren een dergelijke conferentie bijeen roept. De commissie heeft toestem ming gekregen om over bepaalde aangele genheden overleg te plegen, om de vorming na te gaan van interkerkelijke studiegroe pen ter bestudering van de uitvoerbaar heid van een opleiding van kerkelijke ar beiders uit de Bantopkerken om het ge sprek te beginnen met de separatistische groepen onder de Bantoebevolking. Voorts besloot men om ieder jaar een evangelisa tie-campagne te houden door de kerken en om een verzoek tot de regering te richten om jaarlyks tien millioen pond beschikbaar te willen stellen voor de sociale, economi sche en industriële ontwikkelingvan de Bantoes en van de gekleurde bevolkings groepen Een aangelegenheid, die momenteel in het centrum der belangstelling staat, te weten die van de Bantoe-onderwijswet, waarover in de kerken verschillend wordt gedacht, verkreeg geen beslissing. Wel werd uitge sproken, dat de kerken een open oog moe ten hebben voor het werk onder de jeugd. Van grout belang was, dat men zich openlijk uitsprak. De Afrikaans sprekende en de Engels sprekende afgevaardigden slaken niet onder stoeien en banken, dat men verschillend denkt over de apartheid. Er waren meer uiteenlopende meningen, maarmen sprak kennelijk „in liefde" met elkaar. Tenslotte werd een resolutie aangeno men. Hierin wordt een beroep gedaan op alk' C hristenen om ieder mens te beschou wen en te behandelen met «Ie eerbied, waar toe inen ais Christenen verplicht is en om Iedere gelegenheid aan te grjjpen om met elkaar tot waurlyk Christelyke gemeen schap te komen. 8 JANlJARI 1955 Erbij Inboorlingen uit West-Australië met boemerang en werp- speer. De Abo links staat op typische wijze in de ruststand (op één been). Ze zijn niet zo gevaarlijk als zij <er uit zien. NEW. YORK (United Press) - In de „Saturday Review" schrijft de expert James Thrall Soby over de opvallend hoge prijzen, die de laatste tijd geboden wor den voor werken van Franse schilders uit de tijd na het iin- pressionnisme. Hij constateert dat de prijzen van schilderijen van Braque, Dufy, Matisse, Mo- digliani, Rouault en Seuret met sprongen omhoog zijn geigaan. Soby noemt het geval van een werk van Henri Matisse, dat in een periode van vijfentwintig jaar van 20.000 dollar tot 75.000 dollar is opgekommen. De prijzen voor werken van Picasso verto nen een soortgelijk verschijnsel De financiële waardering van schilderijen van Matisse, Picasso, Rouault en Bonnard is sedert de oorlog ongeveer verviervoudigd. Verder vertelt Soby, dat een Kandinsky, die in 1930 duizend dollar waard was, thans ongeveer acntduizend dollar opbrengt. Een Piet Mondriaan, waarvoor twin tig jaar geleden ongeveer vier honderd dollar werd neergeteld, haalt nu bijna tienduizend en een Paul Klee, eens verkocht voor minder dan vijflhonderd dol lar, thans zeker tienmaal drie prys. Hij hecht geringe waarde aan de theorie, dat de scherpe stij ging van de prijzen voor kunst werken haar oorsprong zou vin den in de grote hoeveelheid geld, die in omloop is. De kunstmarkt woidt in het buitenland gemaakt, zo constateert hij, met Parijs als centrum van de internationale markt. De Europeanen beschou wen moderne schilderijen als be leggingsobject, verkopen doen zij zeiden, aldus deze medewerker van de „Saturday Review". „Het is onzin te beweren, dat schilderijen van de beroemdste kunstenaars uit de impression istische tijd zo duur zijn omdat de Amerikanen „op hol geslagen zijn" of niet genoeg kunnen vin den om te kopen", zo constateert hij. „De wezenlijke reden voor de hausse in de kunstprijzen is dezelfde als die welke dikwijls aan de stijging van aandelen of obligaties ten grondslag ligt, na melijk schaarste". (Van onze correspondent in Australië) DE REGERING van West-Australië heeft een expeditie uit* gerust om nieuw land te ontdekken in het Noorden, een deel van de ruwe, vrijwel onbekende Kimberleys, waarvan de in boorlingen nog nooit een blanke hebben gezien. De expeditie bestaat uit zeventien leden, onder wie een geoloog, een bota nicus, een econoom en enige technici. Met deze expeditie wordt voor het eerst een werkelijk georganiseerde en goed voorbereide poging ondernomen om dit deel van Australië, ook wel Tasman-Kimberleys genoemd, te onderzoeken een gebied, dat zo groot als België is. Maar de weg erheen, van de hoofdstad Perth uit, is een afstand Amsterdam—Moskou. HET FEIT dat de regering van de.staat West-Australië zich cr achter heeft gezet, is een bewijs van het grote belang dat zij hecht aan de mogelijkheid om in de Kimberleys nieuwe terrei nen te ontdekken, die gebruikt zouden kunnen worden voor de veeteelt. De expeditie zal doordringen tot plekken, waar een blanke nog nooit een voet heeft gezet. Zij zal door een streek trekken, waar tot nu toe alleen een enkele zendeling of een woudloper zich heeft gewaagd. Gehoopt wordt, dat de expeditie na enige maanden met belang wekkend materiaal zal terugkeren, zowel wat betreft de flora, als de inboorlingen. Het leven van de Abo's biedt nog altijd, ondanks de vele studies die er over zijn verschenen, nieuwe facetten, verklaring niet is gevonden. De eth- rfe tjl löSQll WOCStll H nologie van dit deel van Australië waar de stam der Myalls woont, bevindt zich in een jong sta dium. De leden van de expeditie hebben de waarschuwing van de re gering gekregen zich nooit alleen in de rimboe te wagen, omdat Myalls, die nog nooit een blanke hebben ontmoet, wel eens een vijandige houding kunnen aannemen. Een Abo van een andere stam, zendeling geworden, is kort geleden diep in het binnenland van de Kimberleys doorgedrongen om het woord Gods aan zijn zwarte broeders te verkondigen en ontmoette er een groep Myalls, wier bestaan tot heden toe onbekend was. Deze behoren tot de stam der Luritja of woestijn-Abo's. Mannen, vrouwen en kinderen leiden er een nomadenleven, zoals God hen heeft geschapen. Er zijn tal van andere plekken, waar het leven der zwarten nog precies hetzelfde is als toen Tasman en later James Cook het vijfde werelddeel ontdekten. ER ZIJN VELE stammen van Abo's. Het aantal talen, dat zij spreker, i navenant. Elke stam heeft een eigen naam, zoals de Arunta, die bekendheid heeft gekregen, doordat Albert Namatjira, die een beroemde kunstschilder is, er deel van uit maakt. Verder zijn er de Lirutja, Pitchenturra, Aranda enzo voorts, elk met een eigen taal en eigen gewoonten. Afgezien van de stammen in het uiterste Noorden en in de weinig betreden gebieden, zoals met de Kimberleys het geval is, zijn de meeste Abo's op de een of andere wijze met de blan ken in contact gekomen. Bij de ene stam is de aanraking met de blanke beschaving echter verder en dieper doorgedrongen dan bij de andere. De blanke beschaving heeft misschien alleen maar de boemerang als curiositeit en enkele Abo-ambachtspro- ducten en schilderijen overgenomen, maar ookontelbare bijna onuitsprekelijke namen voor plaatsen en riviertjes. De Abo vormt nog altijd een probleem voor de Australische maatschappij, al is het niet zo ingrijpend als dat van de natu rellen in Zuid-Afrika.Dit komt grotendeels door het feit dat er goed geteld niet meer dan zestigduizend inboorlingen zijn, de halfbloeden meegerekend tachtigduizend. De Australiër vindt de Abo over het algemeen een mens voor wie hij eer medelijden dan verachting koestert. Verachting voor hem is er echter on tegenzeggelijk in de kleine plaatsen in het binnenland. Terwijl de Abo in de grote steden vrijwel geen haarbreed in de weg wordt gelegd en hij ook op de schapenstations en boerderijen als goede en onmisbare arbeidskracht wordt beschouwd, valt hem in die kleine plaatsjes een paria-behandeling ten deel: in de bioscoop wordt hem een van de blanken afgescheiden plaats aangewezen, sommige kappers weigeren hem de toegang tot de salons, dikwijls kan hij moeilijk een taxi krijgen en in de café's mag hij niet komen, omdat sterke drank voor de Abo ver boden is. Eigenlijk zou men onderscheid moeten maken tussen Abo's, die geciviliseerd, half-geciviliseerd en helemaal niet gecivili seerd zijn. Tot deze laatsten behoren de nomaden-Abo's. Een 33-jarig lid van het West-Australische parlement, Bill Grayden, heeft de stoute schoenen aangetrokken om de blanke Austra liërs wakker te schudden door het lot van deze nomaden-Abo's te onthullen. Hij heeft daartoe de verbijsterende moed getoond de Gibsonwoestijn in te .trekken, slechts vergezeld door twee Abo's. die hem tot gids dienden. Zij maakten een tocht van bijna vijfduizend kilometer door een gebied, dat in geen twintig jaar door een blanke was betreden op de grens van West-Australië Zuid-Australië en het Noordelijk territorium. Grayden ontdekte er de hartverscheurende toestanden, waar onder deze Abo's van het stenen tijdperk leven in de Gibson woestijn, waar overdag de zon de lucht doet trillen van de hitte en de nachten steenkoud zijn en waar zelfs de Dingo's (wilde honden) van honger sterven. Maar Abo's zijn merkwaardige mensen. Zij staan bekend als de beste plantkundigen ter we reld, zien met het blote oog verder en duidelijker dan zelfs de beroemde Comanchen van Amerika en hebben een sterk ontwik keld reukorgaan. Zij zijn ook uitstekende spoorzoekers. Waar een blanke van honger en dorst zou sterven, daar weet de Abo nog enig voedsel te vinden. Hij eet honingmieren en rupsen. Er is vermoedelijk geen primitiever volk op aarde te vinden. De Abo trekt nog door de woestijn als de kangeroe haar al lang heeft onvlucht, omdat er geen droge grasspriet is te vinden. Onze medewerker Willem Andriessen wijdt deze week zijn muzikale rubriek aan de nagedachtenis van zijn op de laat ste dag van 1954 gestorven vriend en collega dr. Peter van Anrooy, van wie wij hier een betrekkelijk recent portret pu bliceren. Zie verder pagina 2. DE U.N.O. HEEFT onlangs haar tevredenheid betuigd in een officieel rapport over de behuizing, die „bevredigend" werd genoemd. Dit is sleohts ten dele waar. Duizenden inboorlingen leven nog in mensonterende omstandigheden. Frank Robertson zelf een Abo, die evangelist is geworden, zegt: „Alleen al in Nieuw-Zuid-Wales leven honderden Abo's in krotten, gemaakt van suikerzakken, boterkisten en olieblikken, aan de buitenkant van kleine steden en dorpen. De vernederen de woningtoestanden leiden tot een lage morele levenswijze en sociale verbanning door de blanken". Een andere (blanke) geestelijke, H. A. Graham, zegt dat zolang Abo's, die niet meer in natuurlijke staat leven, het volle Austra lische burgerschap wordt onthouden, de door Robertson aan de kaak gestelde toestanden zullen blijven bestaan. Vele Abo's ver dienen goed geld en zoeken afleiding in spel en drank. Op pagina 5 van dit nummer van „Erbij" schrijft C. J. E. Dinaux in de Litteraire Kanttekeningen over August Vermeylen, ter herdenking van diens sterfdag en naar aanleiding van diens „Verzameld werk" (in zes delen, ingeleid door prof. dr. F. de Backer en prof. dr. De Smaele, versohenen hij de uitgevers- maaschappijen A. Manteau te Brussel en Em. Querido te Amsterdam). Het portret hierboven is een reproductie van een krijttekening door Leon de Smet.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1955 | | pagina 13