£le Micuba in &uAinamt Moderne Vlaamse schilder in Bruegheliaans landschap De moraal van de twijfel DE GOEDE DOOD John Wayne kasmagneet nummer één in V.S. VEEL OPMERKELIJK WERK We blijven in het nieuwe jaar van Frankrijk houden Litteraire Kanttekeningen Land, volk en cultuur van de Antillen in woord en beeld Het verhaal van een „onrustzaaier" Dierbare vrienden Ontplooiing van tfene Driekoningenavond in Willemstad BETER DAN IETS ANDERS herkent men als er tenminste iets te herkennen valt een werk aan zijn toon, zijn gevoelstimbre, dat het rhythmische verloop van de zin, de woordschikking, de accenten, kortom datgene bepaalt wat men stijl noemt stijl die het werk, dat wil zeggen inhoud en vorm inéén, tot een kunstwerk maakt. Hij is er, die toon, of hij is er niet. Hij is als de handdruk waaraan men de mens herkent. Een kennismaking. Een ontmoeting, die besloten wordt met een ja of een neen. Welnu, de eerste ontmoeting met het werk van Willem G. van Maanen met „Droom is 'e leven" was een ja. De tweede met zijn onlangs verschenen „De onrustzaaier"**) is een dubbel ja. Dubbel, omdat het beste van zijn kwaliteiten hierin bevestigd en zelfs versterkt werd en zijn toon vaster. Bij de eerste regels weet mer. met wie en waarmee men te doen heeft: hier, in dit boek, is een mens in tweegesprek met zijn geweten, met ziin menselijk verantwoordelijkheidsgevoel. Een achtenswaardig man, populair inge zetene van een provinciestadje, gaat bij zichzelf te rade. Hij, de notabele notaris Pilaar, is het als voorzitter van het open- baar-lagere-schoolbestuur geweest, die de „onrustzaaier" de onderwijzer Chris (wiens achternaam we om tactische rede nen niet vernemen) heeft binnenge haald, hem heeft willen uitspelen tegen het hoofd van de Christelijke school, hem eerst heeft bewonderd, dan een eindweegs is ge volgd, gaandeweg is gaan vrezen en ten slotte heeft verraden door zijn ontslag voor te bereiden. En nü, terwijl hij hem bij de aanlegplaats op de avondboot ziet wachten, die hem voor het brave stadje voor goed onschadelijk zal maken, begint hij van het Zelfgesprek, van de dialoog tussen zijn zelf genoegzaamheid en zijn verontrusting, dat gene aan te tekenen wat zijn ambivalente eerlijkheid hem in de pen geeft. Een mensenleven lang was de eerbare Pilaar een verlicht man, een tolerant, rechtschapen en „vrijdenkend" burger, „ruim" als het moest, binnen de grenzen Van zijn zelfgenoegzame zekerheden. Had hij ze nóg, hij zou zich nu niet uitputten in zelfbeschuldiging en zelfverschoning. Maar wat eenmaal is gebeurd blijft ge beurd: de onderwijzer Chris, dat binnenge haalde paard van Troje, mag zijn congé hebben gekregen, notaris Pilaar zal geen •tap meer kunnen doen door de Rivier- poort, of hij zal een echo horen die niet van Zijn stap is. Hij zal geen wijntje meer kun- ften savoureren, of het zal een bittere na smaak hebben. Want iéts van die Chris is gebleven in de stad bij enkelen tenmin ste, bij notaris Pilaar het meest. En dat pleit voor Pilaar, voor zover er voor een pian, die de stem van zijn geweten, van fcijn menselijke waardigheid, wél hoort maar niet vólgt bij gebrek aan zedelijke (noed, iets méér kan pleiten dan zijn arm zaligheid. Wat was deze Chris? Een persoonlijk heid. Een man die het met zijn levensbe ginsel, met zijn menselijk verantwoorde lijkheidsgevoel, onder geen omstandigheid op 'n accoordje gooit. Als hij zegt, dat hij de mensen „dingen wil bijbrengen die het leven de moeite waard maken," gevoel voor schoonheid in hen wil wekken, hun leren wil wat „waar is in het leven en wat be- drog is", ook al gaat dat tegen alle dogma, alle sleur, alle gemakzucht, alle zelfbedrog en schijnfatsoen en geveinsde vroomheid in dan dóét hij dat. Hij geeft lezingen, orga niseert toneelvoorstellingen en natuur- excursies, houdt tenslotte „hagepreken". Hij wil „bewustzijn aankweken". Men zou hem een humanist kunnen noe men, als het edel metaal van dat woord niet door overmatige uitgifte tot pasmunt was gedegradeerd. Nu heet hij een „onrust zaaier", een ongewenste kemphaan, die ochtend kraait terwijl men nog slapen wil. Of erger: een satan, een antichrist, zoals zijn tegenspeelster Juffrouw Heidendaal, die met zelotisme een ieder „een nieuw hart" wil aanbieden, hem brandmerkt Juffrouw Heidendaal, die zich fanatiek tegen Chris' levensleer te weer stelt, al hebben de gemeentenaren deze ijveraarster ook al onschadelijk gemaakt door haar voor een malloot te verklaren. Hij, Chris, krijgt aanhangers en hij ver liest ze, op een enkele na. Hij vindt gehoor en men wordt weer doof. Hij, die elke tegenstander respecteert mits hij een over tuiging heeft, die de gezworen vijand is van de fatsoenrakkers en intriganten, de poli tieke raddraaiers en schijnheilige profi teurs, moet het afleggen tegen de casuïstiek van de schijnmoraal. NEW YORK (United Press) Naar ui', een enquête van de „Motion Picture He rald" onder de bioscoopeigenaren is ge bleken, heeft de acteur John Wayne in 1954 het meeste geld in het laadje gebracht. In deze 23ste enquête, welke het blad gehouden heeft en welke zich over de Verenigde Staten en Canada uitstrekte, komen de acteurs Dean Martin en Jerry Lewis als even sterke kasmagneten op de tweede plaats, terwijl de veteraan Gary Cooper eervolle derde werd. Bij de eerste tien behoorden voorts James Stewart, Marilyn Monroe, Alan Ladd, William Hoi- den, Bing Crosby, Jane Wyman en ten slotte Marlon Brando. William Holden, Jane Wyman en Marlon Brando kregen voor de eerste keer een plaats in deze lijst in de plaats van de be kende komiek Bob Hope, de actrice Susan Hay ward en filmster Randolph Scott, die dit jaar minder lucratief voor de bioscoop eigenaren bleken te zijn. „Het ging er om dat meester Chris een figuur was die in onze stad niet paste," overdenkt notaris Pilaar en hij wast als Pilatus zijn handen schoon. Is dat de waarheid? Is de levensleer van Chris de waarheid? Of de fanatieke hartezuivering van Jufrouw Heidendaal misschien? Van Maanen legt de lezers een probleem voor. En al noemt hij het niet met name, ik ver gis me, dunkt me, niet als ik onderstel dat hij daarmee het neteligste en dringendste van alle problemen, een actueel probleem van de eerste orde bedoelt: dat vah de menselijke waardigheid, als rinkelbellende en pluimwuivende ponny al voor zóveel reclamewagentjes gespannen, dat er een rasdraver als deze Chris aan te pas moet komen om op klaarlichte dag door de nacht van een stadje te galopperen door een stadje dat niet eens zó klein is. Nogmaals: is de waarheid van Chris „de" waarheid? De auteur mengt zich niet in de discussie. Hij zegt genoeg als hij notaris Pilaar achterlaat in het volle besef van zijn trouweloosheid en in de onrust van de ver nederende aanvaarding daarvan. Aan de lezer om de moraal van die nederlaag voor eigen rekening te nemen. Kort en goed: ik sla dit tweede boek van Van Maanen hoog aan: om zijn vorm, om zijn evenwichtige dosering van humor, ironie, satire en ernst, om zijn parodistische inslag, zijn puntige stijl en „actuele" inhoud. Ik waardeer het niet minder omdat ik geloof, dat de eerlijke verontrusting heel wat heilzamer is dan begoochelende zekerheden. Ook de twijfel heeft zijn moraal. C. J. E. DINAUX Besproken in de „Litteraire Kanttekenin gen" van 3 April 1954. Versohenen bij N.V. Em Querldo's Uit geversmaatschappij te Amsterdam. (Van onze correspondent in Brussel) QNS WAGENTJE baant zich een weg tussen de hoge bomen Van een diepliggend weiland. Een weg met keien, die waar- ,5' hijnlijk sinds meer dan een eeuw vele assen hebben doen preken, leidt ons naar het oude Franse kasteel Te Outer, niet er van Oudenaarde, waar Maurice van Saene, de moderne laamse schilder woont. Het landschap is uniek. Hier heeft rueghel vele uren doorgebracht om het Brabantse landschap zich op te nemen, om ermee te vergroeien, omgeving van Brussel is merkwaardig. Naar het Zuiden kan hen verdwalen in de bossen van Waals-Brabant, in het Westen okken de heuvels en bosjes, de kleine beken en riviertjes langs e slechte keienweg van Brussel naar Ninove en Oudenaarde. Xe provincies Brabant en Oost-Vlaanderen zijn daar van elkaar ■scheiden door scherp-getrokken grenzen. Maar hoewel men r zich maar op vijfentwintig kilometer afstand van Brussel be- rindt, kan de vreemdeling nauwelijks bevroeden hoe verschil-' end zowel de mensen als de landschappen zijn. Hier spreekt de nïvolking een door en door Vlaams dialect, dat niets gemeen ieeft met het Brussels taaltje: slecht Vlaams en Frans door Ikaar gemengd. De Brusselaars zijn gemoedelijke lieden. De hensen in het land van de Dender, tussen Ninove en Ouden- arde, zijn daarentegen gesloten van aard, een tikje onvrien- «lijk, de boeren zelfs schraapzuchtig. n dit land, in een van de kleinste dorpen ervan, leeft Maurice ran Saene. een jonge schilder, die van de Belgische regering en studiebeurs heeft gehad om in Spanje nieuwe kracht en 'erbeelding te vinden. Van die reis bracht hij zeer solide in- i ukken mee. Zijn Spaanse landschappen zijn breed uit elkaar ■olvende lijnen, in typisch bruine en gele kleuren. >eze jonge Vlaamse schilder, onlangs belast met de cursus .Vormgeving" in één van de kunstscholen van de Belgische ofdstad, de Sint Lucas Academie, zoekt van tijd tot tijd ook piratie in Nederland: de enorm uitgestrekte landschappen, arover de zeilen van de binnenschepen als het ware een xlschap van hoop uitstrekken, trekken hem aan Het uit eze inspiratie ontstane doek, is nochtans zeer modern van ftllure. Het is een creatie, welke verassend fris aandoet en Waarin Van Saene blijk geeft van een voortreffelijke techniek. Het lijnenspel van het schip en de fijne lichte groene en witte Vlakken geven een indruk van rust en beheersing van het onder werp. Van Saene die tot de beste leerlingen van wijlen Jean Brusselmans. de grote Vlaamse expressionist behoorde, tracht Pen grote soberheid van expressie te bereiken. Hoe Zuidelijk of Frans zijn lijnen en compositie ook aandoen, In één van zijn voornaamste aspecten blijft hij de Vlaming uit één stuk: zijn kleuren zijn namelijk zo levendig en opwekkend, dat niets het typische Vlaamse cachet van dit werk kan ver doezelen. Echter is het een verfijnde Vlaamse stijl. Van Saene wil ook in zijn onderwijs een politiek volgen van: ramen open. Met zijn leerlingen reist hij naar Stockholm om er de moderne architectuur te bestuderen, verder naar het Rotterdams Bouw centrum, het museum van Moderne Kunst te Parijs, enz. Hij gelooft niet in de „abstracte" kunst. Wel kan de moderne schil der iets leren, meent hij, bij de abstracte schilders, namelijk de uitschakeling van nutteloze détails in de compositie. Ik verveel me zonder noot en Mies HIJ HAD dat losse vel in zijn gezicht, dat mits het in de juiste plooien en zakjes valt waarborg is voor een aristocratisch uiterlijk. Hij had de losse manieren van iemand, die geen verras sing meer erkent en in zijn karakter zaten een paar streken los, die de kleine gemeenschap hem al lang had vergeven, de kleine gemeenschap waar deze don kere man uit een of ander Zuidelijk land terecht was gekomen na een of ander Zuidelijk leven. Al dertig jaar dreef hij er zijn kunsthandel en na een paar groteske oplichterijen was hij toch geaccepteerd. Die oplichterijen waren namelijk van zo'n voor die gemeen schap onbegrijpelijke allure, dat hij er nog een aanzien van had overgehou den ook. Hijzelf sprak er het liefst over. Eén man in het dorp was echter zijn aartsvijand: de gemeentesecretaris had hem eens een originele tekening van Van Gogh laten zien. „Daar maak ik in Zwitserland negenduizend gulden voor", had de kunsthandelaar gezegd. Nu wil de de gemeentesecretaris juist naar Zwitserland om zijn broer een kuur te laten maken. De kunsthandelaar ver trok met de tekening, bleef vier maan den weg en kwam toen terug met het slechtste nieuws dat ooit een gemeente secretaris overkwam: men had hem bij de smokkelarij van de tekening betrapt en vier maanden in het gevang gezet. „Ik zól je in het gevang.schreeuw de de ontwrichte secretaris, maar de bur gemeester, hoofd der politie, raadde hem elke actie af, want smokkelarij is smokkelarij. De kunsthandelaar liet toen weten, dat ook hij maar afzag van zijn plan om schadevergoeding van de ge meentesecretaris te eisen. Het dorp had er een jaar plezier om. Een noodcollecte bracht geld op voor de reis van de broer van de gemeentesecretaris. De kunsthandelaar werd het facto tum van het dorp en sleet zijn jaren met opvallend te verbeteren. „Als de oplich ter in me dood is leef ik ook niet lang meer", zei hij meermalen. Hij werd dan ook ziek en de ijlings geroepen dokter gaf hem niet lang meer. Op een avond vroeg de zieke de gemeentesecretaris bij zich. Deze kwam, onder druk gezet door de arts. dit verzoek niet te weigeren. „Hij wil je nog eenmaal spreken voor hij sterft". De gemeentesecretaris ging naast de zieke zitten en hoorde de be kentenis aan: de bekentenis van een groot oplichter, de biecht van een be keerde. De tekening was wèl verkocht, nog voor dertigduizend gulden ook, en nog nooit had de oplichter zo verheven geleefd, nog nooit ook, had de oplichter zo'n wroeging gehad, een wroeging die nu zo kwelde, dat hij sterker was dan de dood. Nog voor de secretaris woor den van vergeving kon spreken, haalde de stervende een brief onder het kussen vandaan. „In de map bij het raam zit een tekening van Rembrandt, dit is de verklaring van echtheid, hou de teke ning, ik bid het je en roep nu de pastoor want ik sterf". Hij stierf groot. Hij legde zijn sigaar op de asbak, nam nog een slok cognac, schikte het kussen en ging liggen. Een glimlach van geluk was rond zijn mond en de pastoor pinkte een traan weg. „Ik heb nog nooit iemand zo verzoend en zo gelukkig zien sterven", zei hij. De gemeentesecretaris bleef nog even vol deemoed voor de dood zitten cn ging toen zijn tekening halen. Het was een fraaie reproductie en in de hoek stond geschreven: Voor mijn vriend, de gemeentesecretaris, van Ra fael Cortoli, oplichter (met een streep eronder). Later bleek, dat de naam ook niet klopte. VOLEUR (Van onze correspondent in Paramaribo) HET WERK VAN de Stichting Culturele Samenwerking, gewoonlijk Sticusa genoemd, is voor Suriname van grote betekenis. Kort na het einde van de tweede wereldoorlog werd deze stichting in Nederland in het leven geroepen om de ontwikkeling van de cultuurwaarden in de overzeese gebieden te stimuleren en de uitwisseling er van te bevorderen. Haar werkzaamheden worden door Nederland geheel uit begrotingsgelden gefinancierd. Van ver schillende zijden is, vooral in de beginperiode, net werk van de Sticusa nogal eens aan critiek onderworpen. Ons bepalend tot Suriname moeten wij echter vaststellen, dat er veel nuttig werk is verricht en dat de ontvouwing van de hieraan ten grondslag liggende idee een opmerkelijke ontplooiing vindt. TOT DE SURINA- MERS, die zich met enthousiasme achter de zaak van de Sti cusa hebben ge schaard, behoort zeker de directeur van het Cultureel Centrum Suriname, die buiten zijn drukke werk zaamheden als plaat selijk bedrijfsleider van een groot Ame rikaans concern, nog de tijd vindt om zich hier met hart en ziel aan te geven, daarin bijgestaan door een raad van bestuur. Dit centrum beschikt thans over een mo dern gebouwencom plex, door de Sticusa bekostigd, waarin zijn ondergebracht: een voortreffelijke biblio theek met meer dan drieduizend, zowel wetenschappelijke als belletrische boeken, leeszalen voor vol wassenen en voor kinderen, benevens een fraaie en goed ingerichte concertzaal. De activiteiten, welke van dat centrum uit worden geleid, zijn van velerlei aard. In de eerste plaats zijn er de uitstekende amateurconcerten, welke gegeven worden door het Philhar- monisch Orkest, waarvtin de reeds genoem de CCS-directeur niet alleen de oprichter, maar ook de dirigent is. De Sticusa schonk de instrumenten, inclusief een concertvleu gel, voor dit ongeveer vijftig man sterke orkest, dat reeds met bekende solisten, als de gebroeders Juda, Richard Odnopossof en Ellabella Davis, optrad. Ook buiten de landsgrenzen verwierf het trouwens veel bekendheid: het gaf op uitnodiging een reeks concerten te Trinidad, Curacao cn Aruba. De concerten vonden een enthousiast pu bliek. Men liet zich uit dankbaarheid en waardering tot roerende gevoelsuitingen verleiden. Vooral in de zustergebieden Cu racao en Aruba uitte de geestdrift zich ook buiten de concertzaal en was men onuit puttelijk in zijn onthaal van de individuele De amateurtoneelvereniging „Emma- stad" op Curacao heeft deze week haar twintigjarig bestaan gevierd met een opvoering van „Driekoningenavond" van Shakespeare in een vertaling van dr. L. J. A. Burgersdijk, onder regie van Henk van Ulsen, door de Sticusa uitge zonden om het toneelleven in de Neder landse Antillen te stimuleren. De cos- tuums en décors waren uitgevoerd naar modellen van de Old Vic te Londen. De première, tevens jubileumvoor stelling, in de Club Asiento te Willem stad oogstte veel succes. Parijs - - Frankrijk is aan het nieuwe jaar begonnen. Wij hebben elkaar de ca deautjes gegeven, die in andere landen met Sinterklaas of met Kerstmis worden uitgewisseld. Wij hebben voor het laatst visite-kaartjes met goede wensen verzon den, want de P.T.T. heeft deze ondermaatse poststukken nu buiten de wet gesteld. Wij hebben, om ons geweten te verlichten, vijfhonderd francs naar de „Figaro" ge stuurd voor de évacués uit communistisch Noord-Vietnam. En daarna zijn wij over gegaan tot de orde van 1955. Bezield met goede hoop en voortrefelijke voornemens. Want wij zijn er allemaal van overtuigd, dat nu toch eindelijk de zaak-Dominici tot een definitief einde zal komen en dat er misschien zelfs aan het eind van dït jaar geen oorlogsmisdadigers meer te berech ten zullen zijn want de bevrijdln-g is dan toch elfeneenhalf jaar geleden. Aan het eind van het jaar zullen overal genoeg huizen staan, zodat de métro-sta tions 's nachts onbeslapen kunnen blijven en de abbé Pierre zijn zaken kan liquideren cn dan zo populair is, dat hij zijn zetel in het parlement terug krijgt. Wij zullen rn alle auto's van Parijs de vinger van de toeter weghouden en bij de hoeken onze snelheid verminderen tot vijftig kilometer als het glad is zelfs tot veertig. Bovendien gaan wij de tramrails weghalen, omdat de tram nu toch al sinds 1932 niet meer rijdt. En nu de gemeente raad besloten heeft het viaduct langs de hele lengte van de Boulevard Exelmar.s te slopen, gezien het feit dat dit vanaf 1938 reeds als bloemenkwekerij wordt gebruikt, gaan wij het dóén ook. Gezamenlijk gaan wij hopen, dat Louison Bobet de Tour dit jaar weer zal winnen en dat Fausto Coppi halverwege in een niet al te diep ravijn valt. Maar wij zijn wat bezorgd, want Bobet is op het ogenblik aan het skieën en zijn paladijn Hassenfor- der ligt al met een hersenschudding in het ziekenhuis. Wij hebben ons vast voorgenomen, dat wij bij alle voetbal- en rugbywedstrijden even sportief blijven als altijd tegen da tegenstander, maar dat w(j van nu af aan ook de scheidsrechter omzichtig zullen be handelen. En Frankrijk wint natuurlijk het rugby-tournooi van de vijf landen. Als Mendès-France lang genoeg aan da regering blijft, zullen wij mischien ook gaan denken dat melk toch niet zó onge zond kan zijn en dat wij op kunnen hou den de kinderen briefjes mee te geven na*r: school, met de mededeling dat ze tot geea prijs melk mogen drinken. Dat wijn veal beter voor hen is. Maar we moeten ook niet te weinig wijn drinken, want via een hele hoop economische omwegen zien wij dan weer als gevolg, dat de wijnbouwers bar ricades op de wegen gaan bouwen. Wij zullen dit jaar de kinderen tot da laatste dag voor de grote vacantie 09 school houden en niet met ons allen twea dagen eerder weggaan om de verkeer»*» drukte te ontlopen. Het helpt toch nie^ als wij het allemaal doen. Op 14 Juli gaan wij ons netjes gedragei| ook op de Place de la Bastille, war daar hebben onze voorouders tenslotte 166 jaar geleden een oproer gemaakt. EiJ de politie slaat tegenwoordig net zo harq terug. Over de politiek hebben wij ons nog niets voorgenomen, want dat is te moeilijk. Maar wij gaan wel wat belasting betalen. En wij gaan nooit meer denken, dat om te zeggen dat wij iets gaan doen, eigenlijk bijna net zo goed is als het echt te doen. Op de warmste en stilste dag van Augustus zal geen enkele krant meer een foto plaatsen van een eenzame poes mid den op de Place de la Concorde en bij da radio zal de nieuwslezer af en toe ook eens iets zeggen over de oppositie. En wij blijven allemaal van Frankrijk houden, van ganser harte, want zou iemand willen tegenspreken dat het zo'n heerlijk land is om te wonen? En te leven? En soms ook te werken? Ik niet. A. S. H. Cezicht op Paramaribo aan de Surinamerivier. die onlangs in Nederland terugkeerde en thans door Henk v. Ulsen opgevolgd is. IN HAAR EERSTE poging om het cul tureel leven in Suriname tot ontwikkeling te brengen, beijvert de Sticusa zich voor namelijk tot het zenden van Nederlandse artisten op het gebied van muziek en toneel, van cabaret en schilderkunst. Maar allengs is men toch een andere weg inge slagen en meer en meer frordt nu getracht het volkseigen tot ontplooiing te brengen. Arnold Juda bewerkte bijvoorbeeld een paar populaire volksdeuntjes tot geestelijke cantates voor mannenkwartet. En aange zien er in Paramaribo een uit Surinaamse orkestleden. Enige bladqn spraken er vol doening over uit, dat het orkest door zijn Creolen samengesteld mannenkwartet be samen.stelling zowel de democratische als staat, dat zeer goed is, werden deze can- de rijksgedachte uitdroeg onder de tates met succes uitgevoerd. Behalve ge- medespelenden vindt men namelijk ver- noemd kwartet is er nog een groot gemengd tegenwoordigers van alle tassen en alle j600rt dat onder leiding staal van de heer klassen van de Surinaamse bevolking. Heineman, die indertijd een beurs heeft ge- De Sticusa bekostigt verder permanent in kregen om een jaar koorzang in Nederland de eerste plaats een beroepsmusicus om als te studeren. adviseur van het muziekleven op te treden. paui storm bracht het toneelstuk „De Tot voor kort was dat Arnold Juda, die ark van Noach" in de Surinaamse volks- hier hard gewerkt heeft, maar thans, nu sfeer Voor het voetlicht en vervolgens werd zijn contract is afgelopen, naar Amerika met veel succes opgevoerd „Grazige Wei- emigreerde. Ten tweede een schilderes den" in een uitmuntende bewerking van (Nola Hatterman) voor adviezen op het Albert Helman, die zelf Surinamer van ge- gebied van de beeldende kunst. Ten derde boorte is, door Edwin Thomas geregisseerd, een balletlerares, tot voor kort Coby van Niet minder dan vijfenzeventig spelers zijn der Hoeven, die echter met Arnold Juda is er voor de opvoering van dit stuk nodig, gehuwd en met hem naar Amerika vertrok. En als men nu weet dat negenenzestig van Tenslotte een regisseur, eerst enige jaren hen voor het eerst op de planken stonden Paul Storm, het laatste jaar Edwin Thomas, en dat er gedurende negen maanden hon derdvijftig repetities moesten worden ge houden, vaak tot diep in de nacht, dan moet men wel diep respect hebben voor hen die met zoveel geestdriftige toewijding de leiding op zich hebben genomen en het instuderen tot een goed einde hebben ge bracht. Het moet een grote voldoening zijn geweest, dat het resultaat voor het publiek werkelijk een openbaring mocht worden genoemd. Een zeer belangrijke activiteit van het Cultureel Centrum is, vooral het laatste jaar dank zij de leiding van Lou Licht veld (Albert Helman) de Volksuniver siteit, die tal van cursussen organiseert en daarvoor tot nu toe prima sprekers heeft weten te vinden. De cursussen worden druk bezocht en zij zullen er aldus stellig toe bij dragen de gezichtskring van de bevolking van het geïsoleerd liggende Suriname te verwijden. ooooaoooooooooooooooociooooooooooooocxxxjoooocooooooooooocc HET PROCES va.n de zelistandigwor- ('jing van de West is wellicht nèt iets te degelijk en beredeneerd gegaan om meer dan gebruikelijke belangstelling voor die gebiedsdelen te wekken en het moet gezegd warden, dat de vele offi ciële stukken en voorlichtingspraatjes die de aandacht er voor vroegen, daar toe niet altijd sterk prikkelden. Het blijft een bijzondere visie vereisen om allerlei historische, geografische en so ciologische gegevens, waar het tenslotte om gaat zó in de stof te verwerken, dat de iezer of toehoorder ze niet als on verteerbaar voorgezet krijgt, maar zo, dat hij ej- nieuwsgierig naar wordt. Daarin ligt juist de verdienste van een boek als „De Nederlandse Antillen Land, Volk, Cultuur" van J. van de Walle, uitgegeven bij Het Wereldven ster te Baarn, dat en- door zijn half-be- sohrijvende, half-beschouwelijke in houd wel degelijk ki slaagt deze over zeese rijksdelen in hun vaak storm achtige, maar nooit ontwrichtende ont wikkeling, in hun heterogene, maar nergens kortsluitende bevolkingssamen stelling suggestief weer te geven. De accenten van Van der Walle's be schrijving liggen uiteraard bij de twee belangrijkste „Benedenwindse" eilan den, Curasao en Aruba, die beide hun Tweeërlei schoonheid van de Antillen: hierboven een portretstudie van een Curacao's meisje en hieronder het laat ste punt bij het afscheid van het eiland St. Maarten - illustraties uit het hierbij besproken boekwerk. bedrijvigheid en welvaart zijn gaan ontlenen aan hun gunstige ligging ten opzichte van de olie-aanwinninig bij het meer van Maracaïbo ln Venezuela. Lezenswaardig is het bock ook om dat niet onveranderlijk het glimmend staal van de Katalysatoren en cylinders der raffinaderijen de lezer tegemoet blinkt en alles zo ongeveer wordt toe geschreven aan de olie. Daarvan heeft Van der Walle zich kunnen distan- ciëren. Véél uitvoeriger beschrijft hij bijvoorbeeld de vroeg-kolomale ver houdingen en hun restanten, de Pro testantse en Portugees-Joodse groepen onder de kolonisten (wat woonplaats m Willemstad aangaat gescheiden in do wijken Otraibanda en Poerata) en die Afrikaanse en Iberische invloeden 001- dier de kleurlinger.bevolking, wier cul tuur hij met liefde beschrijft. Ook aan de staatkundige ontwikkeling wordt enige aandacht geschonken, waarbij diverse voor de Antillen verdienstelijke figuren als Henri Hubert van Kol, A. M. Chumaceiro, da Costa Gomez en anderen op de voorgrond worden ge haald. En dat allemaal in kort bestek, want een Engelse vertaling (van J. A. van der Steen) vult de andere helft van dit boek, dat mede door de vele voor treffelijke foto's en etsen en de aan trekkelijke uitvoering alle aandacht waard zijn. HJ. >^,7OOO(X)OCXa^OOOOOOOOOOOOOOOOO0OOI

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1955 | | pagina 13