Washington geeft toe dat „vliegende
schotels99 echt kunnen zijn
Shakespeare's Romeo en Juliaals film
„Kalm blijven
Eerbied voor het kunstwerk
Onthulling van kolonel Donald Keyhoe
Vraag
„Waarom blijft
de Luchtmacht zwijgen?
Ideale liefde niet tekort gedaan
Prachtig van sfeer
Nieuwe interplanetaire speculaties
gebaseerd op officiële rapporten
Betekenis niet overdrijven
>ecn
in Oost'Berlijn
Dierbare vrienden
et gros van zijn voorgangers. Onder de titel
rom open space dient het zich aan als
OPNIEUW IS IN AMERIKA een boek verschenen over het
Vliegende-schotel-probleem, een boek dat bij oppervlakkige
kennismaking een serieuzer en geloofwaardiger indruk
piaakt dan
tlying saucers
een authentiek feitenrelaas, gebaseerd op officiële gegevens
en geschreven door een bij uitstek „deskundige".
NU IS HET WAAR dat de auteur van dit boekwerk, de ge-
pensionneerde kolonel der Amerikaanse marine Donald Keyhoe,
een heel wat rustiger betoogtrant heeft dan de schotel-roman -
Ciers a la George Adamski, van wiens beweerde „ontmoeting
met een Venusman" wij u enkele maanden geleden vertelden.
Keyhoe is namelijk „een nuchter en achtenswaardig officier",
Öie jarenlang een grondige studie van het raadsel der schotels
gemaakt heeft en daartoe zelfs in zeer geheime rapporten wist
door te dringen, die tot nu toe slechts aan de hoogste autori
teiten in de V.S. en het Britse Gemenebest bekend waren.
Vele van die belangwekkende „top secrets" citeert hij uit
voerig in zijn eigen woorden, zoals het geval van het Cornet-
passagiersvliegtuig, dat in de nacht van 2 Mei 1953 met 43 man
aan boord opsteeg van het vliegveld Dum-Dum bij Calcutta
„Terwijl de straalvliegtuigen vuur spogen, verdween het toe
stel snel in de duisternis. Maar zes minuten later werd de Cornet
door iets getroffen. Stukken van het uiteengespatte vliegtuig
vielen brandend uit de regenwolken. Er was geen noodkree<
gehoord op de verkeerstoren van Dum-Dum. Wat er ook ge
beurd was, het-geschiedde zo snel, dat de piloot niet in staat
was, nog een S.O.S. uit te zenden. Zorgvuldig zochten deskun
digen van het Luchtvaartministerie de brokstukken bijeen en
onderzochten ze dagenlang. Tenslotte gaven zij de voorzichtige
verklaring uit, dat de Cornet „getroffen was door een niet-
geïdentificeerd vliegend voorwerp".
Een tweede geval heeft volgens de Amerikaanse „doofpot
rapporten plaats gevonden met een B-29 bommenwerper van
de U.S. Air Force, toen deze op 6 December 1952 van een
nachtelijke oefenvlucht boven de Golf van Mexico naar zijn
basis in Texas terugkeerde. Om zes voor half zes bevond het
Superfort zich nog honderdzestig kilometer bezuiden de kust
van Florida toen de waarnemer, luitenant Sid Coleman, op het
scherm van zijn radartoestel de echo van een onbekend voor
werp zag verschijnen, dat naar een haastige calculatie be-
wees zich met ongeveer achtduizend
kilometer- per uur door de lucht moest
voortbewegen.
DCFARTMCNT OF DCfTNSE
or net or public information
waam i no ton h. d.c.
25 Tébtvarj 1953
Itr. Donald t. bym*
•bllinjttco
dlaaandrla, Va.
Dear Kr. leyfaot
The data co "flyln* saueqr* alghtlnga and tha
•nawera to your other queries Indicated on the attaohed list*
vera secured froa the Air Force Intelligence files and
released to you for publication purposes, as par your request*
Albert U. Chap
AUl FCRCX MZ8S DESK
Deze brief van A1 Chop, vooriicnungsofficier der Ameri
kaanse luchtmachtstaf Washington, vormt het bewijs, dat
kolonel Donald Keyhoe voor de documentatie van zijn
boek sommige officiële rapporten heeft kunnen raad
plegen, die tot dan toe geheim waren. De vertaling van
de brief luidt: „De gegevens over waarnemingen van
„Vliegende schotels" en de antwoorden op uw andere
vragen, vermeld op aangehechte lijst, werden ontleend
aan de archieven van de Inlichtingendienst van de Lucht
macht en werden op uw verzoek vrijgegeven voor publi
catie". De reproductie is overgenomen uit „Vliegende
schotels slaan ons gade" dezer dagen in Nederlandse
vertaling verschenen bij de N.V. Servire in Den Haag.
NAUWELIJKS BEKOMEN van
verbazing, zag Coleman, hoe zich opnieuw
Nauwelijks was dit gebeurd of een „Wij hebben het ding getimed," zei Co-
tweede groep „onbekenden" kwam aan- leman. „U zult het niet geloven, maar het
stormen. Coleman pakte zijn stopwatch en vloog met meer dan veertienduizend kilo
zijn riep hardop de tijden en afstanden af. meter per uur!"
Boven in de stuurhut hield Harter zijn
HET BOEK VERMELDT tientallen van
van mi-
een dergelijke schim op zijn toestel afte- blik gericht op de beeldbuis voor zich, HET rofk vfrmft tit tik
kende, spoedig gevolgd door verschillende waarop opnieuw viif mysterieuze machi- a ,e\ boek v ERMELD T tient.
andere die met razende snelheid de bom- n«Opdoemden kruLndopèenzesTig k - vreemdet ontmoetingen
menwerper tegemoetsnelden. Opgewonden lometer afstand van de bommcnwèrper. litaire Vhe*?rs, ™et witte groene, blauwe
pakte de luitenant zijn microfoon en riep Plotseling echter wijzigden zii hun koers °ï\anJe schotels- vuurbollen en „sigaren
de gezagvoerder op: ..Harter, kijk eens op en kwamen recht ofde B-29 aan die z ?l®, ,nanofuv[erend met fantastische
uw radarscherm. We worden genaderd binnen drie seconden genaderd waren. snelheden en b|J hct accelereren of afrem-
door vier onbekende vliegtuigen met een Harter verstijfde van schrik maar voor hii uï®n veelvoltlltL gelijk kameleons, van
snelheid van meer dan 5000 mijl!" iets kon doen gebeurde er ieS hee! merk- 5 T ye4randerend- Het vertelt o°k. hoe er
„Dat is onmogelijk", klonk de stem van waardigs De op hem aanstormende licha- laatste twee jaar honderden straalja-
commandant. „Ik zou dat apparaat men stapten plotseling en pasten hun snel- f "lnt® T infBtuurd 'n.
maar eens gauw opnieuw ijken." heid aan bil die van de hommenwerner po«,n«en- de vreemde verschijningen te
Terwijl Coleman haastig aan het werk Tien seconden bleven zn g^ï^p vSn onderschePP,e" f,n hoc dc schotels en vuri-
ging, ontdekte de tweede bestuurder, lui- toen versnelden zij hun vaart en vlogen g® "S,'gar*n telkcns weer gelijktijdig ge-
tenant Cassidy, de schimmen ook op zijn weg Op hetzelfde ogenblik zagen de Ame- «Jgnaleerd werden door waarnemers en ra-
beeldbuis. Toen de waarnemer zijn toestel rikanen eenenorrSfïcho ?p hun radar- ^'-operateurs op ver uiteen iggende
herijkt had, waren er vier schaduwen op schermen verschijnen waarin de schotels 8tandPlaatsen- A1 die gegevens ontleent de
het scherm zichtbaar. In de stuurhut keek nog steeds met meer'dan achtduizendki- fchr^ver *onder twiJfel aan de hem *e"
commandant Harter ongelovig naar de lometerper uurToortrazen^^^^ °?nde °ffici*'e ..d°<>fpot"-rapporten en
Vier radarstipjes, tot plotseling de kreet op te lossen Direct daarop trok de grote V Z°V®r 2U" b°®k dUS waarschÜnIÜk
SeJ" SChim °P ®n verdween met een snefheid V°,k0men huwbaar.
gwchü^nren a«n H 7 "aa,r de die de mannen in de B-29 naar adem deed
geschutstoren aan de rechterkant en staar- hijgen, van het beeldscherm.
de gespannen in de donkere nacht. Hij zag
een blauwig licht met razende vaart langs-
schieten, van voor naar achter. Het vloog
zo snel, dat er niets anders te zien was dan
een blauwwitte streep, die onder de vleu
gel van de B-29 verdween.
Maar dan oaat de auteur conclusies trek-
«aar i„, li. j ken die niet door die rapporten gedekt
verbl]Ster"nd°g',ej, v.„ Coteman over de rLf J-'J "ZOUT* "cha°m" "°i de
„intercom."
Commandant, hebt u dat gezien?"
„Ja ja, ik heb het gezien,'
Harter er met moeite uit.
bracht
Comet deed verongeukken was voor hem
ongetwijfeld een vliegende schotel, de
enorme schim om het radarscherm van
dc B-29 een ..schotelmoederschip",. Hij is
er heilig van overtuigd, dat deze verschij-
De stroom van nieuwe
schotel-meldmgen uit vele
laciden en de onmacht der
wetenschap, een afdoen
de verklaring voor dit
fenomeen te geven, is
zelfs in kerkelijke krin
gen niet zonder invloed
gebleven.
Zo opent het tijdschrift
„De Hervormde Kerk"
zijn laatste nummer met
een artikel „Vliegende
schotels eai theologie",
dat is overgenomen uit
het Franse Protestantse
tijdschrift „Reforme" en
waarin onder meer ge
zegd wordt:
als men het bestaan
zou aannemen van vlie
gende schotels en deze
toe zou schrijven aan re
delijke wezens van andere
planeten, don moet men
99
X000C®0CCCO000^ ningen en het gros der overigen, waarvan
de stukken in het luchtmacht-archief rep
pen, van buitenaardse oorsprong zijn en
waagt zelfs een speculatie waar zij van
daan komen: „Misschien van Mars, of van
Venus, mogelijk zelfs van verschillende
planeten binnen of buiten ons eigen zonne
stelsel".
toegeven dat daarmee het
Christelijk geloof voor
een ernstig probleem ge
steld zou zijn. Wat voor
schepselen zouden dat
dan moeten zijn, en wel
ke plaats zouden zij in
't geschapen heelal moe
ten innemen? En hoe
zouden zij aan de verwor
penheid zowel als aan de
verzoening der wereld
deel kunnen hebben? Zoo
het niet schijnen, alsof
hun bestaan het absoluut
enige karakter van de
heilsgeschiedenis op losse
schroeven zou zetten? De
kwestie, te weten waarom
het onze aarde was,
waarop de zoon van God
nederdaalde, komt er wel
in een heel ander licht
door te staan.
Uit deze moeilijkheden de
coneiusie te trekken dat
het bestaan van derge
lijke wezens tot de onmo
gelijkheden behoort, zou
natuurlijk averechts zijn.
De wijsheid Gods is wij
zer dan de mensen.
Daarom is het voldoende
wanneer de Christenen
kalm en voorzichtig blij
ven. Hij die de liefde
Gods kent, weet dat deze
kennis voldoende is in al
les en dal de antwoorden,
die op deze vragen nodig
zijn, zullen worden gege
ven op hun tijd".
ccöxxxoecooooocoocxxicxxxxxxxxxxxiüoocoooooocoocecoooctjoocciocxxxicoc
Om te „bewijzen" dat de schotels „echt"
zijn, somt Keyhoe dan een ganse reeks van
argumenten op tegen alle andere theo
rieën. „Noch de luchtspiegelingen, noch de
reflecties of temperatuur-inversies die de
geleerde betweters aanvoeren, kunnen de
verschijnselen verklaren, want geen van
deze drie heeft men ooit kunnen peilen
door gelijktijdige radar-metingen van de
grond af en vanuit de lucht. Vogels en
meteorieten konden in tal van gevallen
ook uitgeschakeld worden als veroorza
kers der vreentde verschijnselen. In het
licht der thans bekende feiten en waarne
mingen blijft er dan ook slechts een con
clusie over, en wel die, dat wij hier te
maken hebben met bestuurbare en beman
de luchtschepen uit de wereldruimte, die
met onbekende bedoelingen onze aarde
komen verkennen"
EN NU HIJ TOCH eenmaal aan het
verklaren is heeft kolonel Keyhoe meteen
maar een aantal hypothesen opgesteld
over die onbekende bedoelingen van de
„schotelmensen". De rapporten van de
Luchtmacht hebben hem onthuld, dat zij
vooral belangstelling hebben voor strate
gische doelen: de atoomfabrieken van Los
Alamos en Oak Ridge, de militaire en ci
viele vliegvelden in de V.S., Alaska,
Groenland, Duitsland, Hawaii, Japan en
Korea, de marnebases der grote mogend
heden en de meeste grote steden in Ame
rika. „Maar dat behoeft nog niet te bete
kenen, dat zij aggressieve plannen koeste
ren", zo voegt hij er hoopvol aan toe,
„want het is evenzeer mogelijk, dat de
ruimtemensen de gevolgen van onze
atoombommen vrezen en daarom eens
poolshoogte komen nemen. Befaamde ge
leerden geloven namelijk, dat gelijktijdige
waterstofbomexplosies de aarde uit zijn
baan zouden kunnen slingeren of mis
schien zelfs tengevolge van hevige ket
tingreacties geheel zouden kunnen ver
nietigen, hetgeen rampzalige gevolgen zou
kunnen hebben voor de andere planeten
van ons zonnestelsel. Indien de bewoners
van Mars of Venus door eigen onderzoe
kingen op de hoogte gekomen zijn van dit
gevaar, zou het alleszins verklaarbaar zijn,
dat zij zichzelf van de toestand op aarde
komen overtuigen".
Een andere mogelijkheid is, dat „het on
bekende ras zelf gebruik maakt van
atoomenergie, maar dat hun voorraad ura
nium begint op te raken. In dat geval zou
den onze A-bomexplosies hun aandacht
gevestigd kunnen hebben op een nieuwe
bron, die zij met hyper-gevoelige Geiger-
meters ontdekt kunnen hebben. Dit zou te
vens de verklaring vormen voor de bizon-
dere voorkeur der schotels voor Amerika,
omdat men daar immers het verst is met
de atoomsplitsing".
AFGEZIEN VAN de kwade kans dat het
schotelvolk inderdaad een gewelddadige
verovering van de aarde beraamt „in
welk geval iedere verdedigingspoging zin
loos te achten is" zien de „deskundi
gen" nog naar twee mogelijke andere mo
tieven: ofwel de schotelmensen villen
vriendschappelijk contact met dit onder
maanse maken zodra zij overtuigd zijn
van onze goede bedoelingen, of zij ver
kennen de aardbol louter uit nieuwsgierig
heid, zonder plannen te koesteren tot
nauwere relaties ten goede of ten kwade.
Kolonel Keyhoe hoopt kennelijk, dat zij
als vrienden komen, maar is toch ook niet
blind voor de andere mogelijkheden. „Nie
mand kan weten, wat hun beweegredenen
zijn en de kans op een invasie zit er
altijd in, zo zegt hij, maar wat men wel
kan doen, dat is open kaart spelen. Uit
vrees voor een paniek heeft de Ameri
kaanse Luchtmacht vier jaar lang struis
vogeltje gespeeld met alle rapporten en
bewijzen waarover zij beschikte, totdat ik
haar bewoog tot de officiële erkenning dat
de schotels inderdaad afkomstig kun
nen zijn van een andere planeet. Maar
zij kunnen dat niet alleen, zij z ij n het
ook en naar uit vele waarnemingen valt
op te maken, nadert hun langdurige ver
kenning nu haar climax. Wat hun volgen
de operatie zal zUn. laat zich slechts gis
sen. Daarom ben ik met vele officieren
van de luchtmacht van mening, dat de
mensheid thans op de hoogte gebracht
dient te worden van de feiten. Een offi
cieel toegeven dat de schotels echt zijn,
zal, tot de eerste schok voorbij is, wellicht
aanleiding geven tot een uitbarsting van
hysterie. Maar vroeg of laat zal het be
wijsmateriaal toch aan de openbaarheid
moeten worden prijsgegeven. Als het tot
een crisis zou komen, is het beter dat wij
de feiten nu kennen, dan kunnen we ons
voorbereiden. Bovendien zou dit ons hei
pon, overhaaste stappen te verhinderen die
een vredig contact zouden kunnen veran
deren in een wereldomvattende tragedie.
„De eerste ontmoetingen met een volk van
een andere planeet kunnen het grootste
avontuur van alle tijden worden. Wij moe
ten echter op onze hoede zijn tegen vrees,
paniek of gewelddaden van onze eigen
mensen, opdat vriendschappelijk-gezinde
bezoekers niet door een tragische blunder
onze doodsvijanden worden".
Met deze suggestieve tirade eindigt dan
het nieuwste boek over het raadsel der
schotels een boek, dat boeiende lectuur
Is, maar waaraan men stellig geen over
dreven betekenis moet toekennen. Verhel
derend zijn alleen de gewaarmerkte waar
nemingen uit de geheime rapporten die de
schrijver Aanhaalt, maar de conclusies die
hij daaraan verbindt, zijn in feite even
ongerijmd en onbewijsbaar als de zotte
beweringen van de namaak-professor
Adamski uit Mount Palomar. En zo zijn
w|J tenslotte nog niets wijzer geworden.
H.C.
waaraan hij was gebonden, nergens faalde.
Zijn vertaling is hoofs en mooi. Ja, de film
bewijst Shakespeare de eer, die hem toe
komt. Ze voert Romeo en Julia van de
schouwburg naar de bioscoop met zoveel
eerbied en talent, dat ik u allen opwek haar
te gaan zien. Ge zult zeker ergens worden
geraakt. Dat ene moment kan u duurzame
vreugde verschaffen!
P. W. FRANSE.
Scène uit Romeo en Julia". In de cel van
broeder Lorenzo, Julia vraagt om hulp.
BERLIJN (United Press) De Oost-
Berlijnse pers heeft bericht, dat het
schoolkinderen verboden is kermis te
nemen van zogenaamde „horror co
mics" of gruwel-beeidrcimans.
Volgens de Berliner Zeitung" hebben
sprekers op een ouderavond van een
school gezegd, dat de boekjes, die laten
zien hoe men zonder ontdekt te worden
kan stelen en moorden, door de Ameri
kanen worden uitgegeven ter opleiding
van een „generatie van moordenaars".
Geen dichter bezong de ideale liefde treffender dan Shakespeare in zijn tragedie
„Romeo en Julia", dat schoolvoorbeeld van alles wat het menselijk bedrijf schijnt
te verheffen boven zijn eigen plan, de verheerlijking van de opperste trouw, de
trouw der liefde tot in de dood. Zelfs wie het drama nooit gelezen heeft of gezien
weet wat de gelieven van Verona is overkomen. Hij gist er onmiddellijk de on
sterfelijke, hart en zinnen vervoerende, liefde achter, die de edelste uitdrukking
wordt van 's mensen pogen zichzelf weg te schenken in onbaatzuchtige min. Hij
weet, dat er één dichter is, die dat in weergaloze verzen en met een machtig drama
tisch vermogen heeft gedaan. Zo hij dat niet weet of er de gelegenheid toe heeft
gemist kan hij alsnog zijn achterstand inhalen. Het drama van Shakespeare is
namelijk verfilmd. Het heeft een filmische herschepping gekregen, die de dichter
niets tekort doet en de filmmaker niets te veel. Want het is Shakespeare, die uit
het filmbeeld tot u spreekt en herschepper Renato Castellani stelt zich niet op de
voorgrond, blijft Shakespeare's nederige en meesterlijke dienaar: zijn medium.
Daarmee is niet gezegd, dat de film het
toneelstuk zou overtreffen, want als men
één ding sterk ervaart bij het zien van de
film dan is het wel, dat het dichterlijk
woord op zichzelf al zo beeldrijk is dat het
het concrete beeld van de film niet nodig
heeft. Film is taal van beelden, die uw
aandacht geheel voor zich opeisen en, wan
neer zij ondergeschikt worden aan het
woord, feitelijk al niet meer aan hun doel
beantwoorden. Het woord moet hun bege
leiding zijn of zijzelve de uitdrukking, be
klemtoning, interpretatie van het woord.
De dichterlijke taal leeft geheel op en van
zichzelf. Men geniet ervan als van een af
gesloten geheel. Ze is begrensd. De film,
die deze begrenzing verbreekt, praat met
zijn beelden in de ruimte. Nochtans kan
men zoveel van Shakespeare in filmvormen
herscheppen zonder dat het woord prae-
valeert dat men een prachtige film
krijgt, die de geest van de dichter ademt
en de karakters, die hij schiep, de sfeer,
die hij opriep, het totaal van gevoelens en
gedachten, dat zijn drama behelst, ervaar
baar maakt. Dat is gelukt aan de scenarist
en draaiboekschrijver van „Romeo en
Julia", het is ook gelukt aan de belicha
ming van die orde van herscheppende
geesten in de film, die de regisseur is.
Renato Castellani heeft „Romeo en Julia"
indrukwekkend en zeer zuiver tot film ge
maakt.
Wat daartoe vooral bijdraagt is zijn weer
gave van de sfeer. Niet alleen dat hij daar
toe de passende omgeving koos: de oude
Italiaanse steden als Verona, Sina, Mon-
tagnana. en gebruik maakte van de weelde
en riikdom van het costuum en decorum
der Renaissance, hij paste deze ook toe als
middel tot zijn doel. Hij werkte er bewust
mee en liet ze bijdragen tot de schoonheid
van het geheel. Herhaaldelijk wordt men
getroffen door schilderachtige tafereeltjes,
die de tijd krijgen op u in te werken. Men
aanschouwt bewonderend en leeft zich in.
Het is of ge burger wordt van Verona, kind
van Romeo's tijd. En heel zijn vurigheid,
heel ziin temperament wordt dan aan u
meegedeeld. De bloedige vete tussen de
Capulets en Montagues wordt begrijpelijk.
De eeuwen vallen terug. Ge ziet mensen,
geen vracht van een rijke verbeelding. In
sterke mate is dat wel het geval met de
figuur van broeder Lorenzo, tot wie de
gelieven zo vaak hun toevlucht nemen. De
man wordt geplaatst in de omgeving waar
hij hoort: het klooster. Zijn eenvoudige
werkzaamheden krijgen er relief tegen deze
achtergrond. Zijn persoonlijkheid groeit er
in. De broeder wordt reëel. Op deze wijze
voegt de film iets toe aan het toneelstuk
of beter: zo verwezenlijkt de film wat de
dichter zag doch niet op het toneel kon
laten meespelen. Het 's deze zinvolle en
creatieve medewerking der omgeving, die
aan de film „Romeo en Julia" zoveel be
koring verleent, niet slechts uiterlijke,
maar wel degelijk een op het innerlijk ge-
richte charme, of, in overeenstemming met
de ontwikkeling van de tragedie, dreiging
of noodlotssfeer. De scènes aan het slot in
kathedraal en grafkelder bijvoorbeeld zijn
zulke staaltjes van prachtige werking der
sfeer, die de omgeving oplevert.
Er zyn maar weinig ogenblikken, dat ge
u door de film voelt teleurgesteld. Eén zo'n
ogenblik ligt in hei begin, wanneeT ge
Romeo voor het eerst ziet in gesprek met
zijn neef Benvolio. Alle actie omtbreekt en
die zin der woorden dringt niet tot u door,
omdat het beeld niet in 6taat bliikt de
dialoog te ontleden of te vertalen. Het
wordt echter goedgemaakt door de
scènes, die van minder bespiegelend,
meer actierijker hoedanigheid zijn. De
befaamde balcomscène echter verloopt
weer niet zo traditioneel als men
het zich heeft voorgesteld en valt mo
gelijk wat tegen door het opzettelijk laten
meespelen van de trappenconstructie, die
Romeo wel dicht, maar niet bij Julia
brengt. Dat is een remmend bezwaar. On
vergelijkelijk mooi is de scène waar de
gelieven voor het eerst zijn verenigd. En
zeker het slot van de film geeft ons de
volle maat, ontroerend en indrukwekkend.
Men kan niet anders zeggen dan dat Castel
lani voor zijn film van Shakespeare het
wezenlijke heeft genomen: hij is er inder
daad in geslaagd de gelieven van Verona
onsterfelijk te maken in de zin, waarin zij
door de dichter van Stratford on Avon zijn
geadeld.
Maar prijst men Castellani, niet ten on
rechte zal men ook de prestaties van de
filmacteurs en actrices hoog aanslaan.
Merkwaardig genoeg zijn zij Engelsen. Hun
Italiaanse regisseur trof in hen een bezet
ting, die ziin film alleen maar imposanter
maakte. Zo'n speelrol als van Romeo is
ongelooflijk dankbaar, maar ook ongeloof
lijk moeilijk. Wat Laurence Harvey ervan
te genieten geeft, aan mimische bewogen
heid in het bijzonder, zal u bij blyven. Zijn
Romeo is evenwel geen volledige. De film
staat in deze hii het toneelstuk ten achter.
Maar een verwijt daarvoor past Hervey
niet. De couDures in de tekst zijn er oor
zaak van. Zijn wanhoopsscène aan het graf
van Julia alleen al toont zijn groot talent.
De vertolkster van Julia, de jeugdige
Susan Shentall, die nog nimmer toneel of
film had gespeeld, wordt voornamelijk be
speeld. Door Castellani. Zij heeft alle fris
heid en natuurlijkheid van haar jeugd en
in de weergave daarvan kan men in hef
ideaal, dat zij vertegenwoordigt, geloven.
Een fraaie typering is er dan nog wegge
legd voor Flora Robson als de voedster, in
de ogenblikken van haar verschijning even
speels als geraffineerd, aanhankelijk en
vindingrijk. Een knappe speelrol!
Aan haar zijde scharen zich de familie
leden van de Capulets en Montagues en
niet te vergeten broeder Lorenzo, aan wie
de filmverwerkelijking van Romeo en Julia
eveneens haar succes ontleent. De vertaling
van de tekst geschiedde door Jan Spier-
diik. die zijn taak: het dichterlijk woord
verstaanbaar te maken voor een breed
publiek, zeer ernstig heeft opgevat en trots
alle beperkingen (van tekstbreedte vooral)
Het is beter ongelikt (lan onbemind te zijn.
ER IS TE WEINIG eerbied voor het
kunstwerk. Men is vaak zó lichtvaardig in
zijn oordeel, dat men dan vergeet wat het
zeggen wil iets van schoonheid tot stand
te brengen. Ik betrek hierin nu niet die
toppunten uit de verschillende perioden
der geschiedenis als een Missa Papae Mar-
celli van Palestrina
of een Mattheus-Pas-
sie of de Symphonie
in g van Mozart,
maar ik heb die wer
ken op het oog, die
naar alle waarschijn
lijkheid niet met deze
hoogtepunten kunnen
vergeleken worden,
doch die in ieder ge
val, door welke in
nerlijke krachten dan
ook, hun maker heb
ben overleefd en nog leven. Werken dus
die alleen al door hun levenskracht bewij
zen van waarde te zijn.
En ik bedoel ook die nieuwe werken,
die voor menigeen nog teveel moeilijk
heden opleveren, maar waarvan afgewacht
moet worden of ze later niet een kostbaar
bezit zullen zijn. Twee categorieën van
kunstwerken dus, oude en nieuwe, die ge
woonlijk gevaar lopen met een snel en zelf
verzekerd oordeel van Jan en alleman die
zich kenners of muziekminnaars noemen,
te worden gekleineerd of veroordeeld.
Alexander Schmuller, een geestig en
scherpzinnig kunstenaar, zei mij indertijd,
toen een opera van een sedert enkele
jaren overleden Nederlands componist
ook een dergelijk lot trof: „Er is iets wat
ze niet weten en dat is: om een lelyke
opera te kunnen componeren moet men al
een hele knappe kerel zijn." Als men dit
nu een 'wél wist, of liever, als men nu eens
zoveel respect had voor de vele capacitei
ten die vereist worden om een kunstwerk
re scheppen waarvan men vaak niet weten
kan, of het snelle oordeel er over niet her
zien zal moeten worden, als men dus zoveel
ware liefde voor de kunst en zijn kunste
naars bezat, dat men althans voor het
werk, dat zij verricht hebben, eerbied zou
hebben menig oppervlakkig oordeel zou
dan anders uitvallen.
Een opgeblazen knoeier behoeft men niet
te ontzien. Maar een componist, die zijn ar
beid verricht met alle capaciteiten die zijn
werk eist, heeft reeds evenals elke andere
■irbeider recht op respect voor zijn werk.
Max Roger verwonderde er zich over, dat
men Richard Strauss niet waardeerde in
verhouding tot zijn betekenis en schreef
aan de musicoioos Schreyer: „Alleen al het
fabelachtige kunnen van deze man zou die
lieden moeten imponeren."
Het is heel gemakkelijk, te beweren dat
een componist als Mendelssohn voor onze
tijd niets meer betekent; maar hebben al
degenen die dit zelf gevonden hebben of
anderen napraten, weieens een orkestparti
tuur van bijvoorbeeld de Italiaanse Sym
phonie nauwkeurig bekeken? Zij zouden
vreugde hebben gevonden aan de vlekke
loze makelij, het subtiele evenwicht in de
klankverhoudingen, de onderlinge tegen
stellingen tussen de delen zonder dat de
eenheid van de totaalkleur er onder leed.
En nu spreek ik met opzet niet over an
dere eigenschappen, zeals de hoge artistie
ke cultuur die er uit
opklinkt, want ik
wilde my bepalen
tot datgene, waar ik
nu waardering voor
vraag. Dat is: voor het
edele handwerk, ver
bonden aan de uitoefe
ning van de composi
tiekunst. Om nog dui
delijker te zijn: ik liet
dus nog even buiten
beschouwing om wel
ke persoonlijk-artis
tieke redenen Mendelssohn tot de grote
componisten uit de negentiende eeuw dient
te worden gerekend, maar vestigde alleen
de aandacht op een kant van zijn kunnen,
die op zichzelf reeds respect verdient. Ook
als zijn Italiaanse Symphonie gemist zou
hebben wat haar thans tot een onbetwist
baar meesterwerk stempelt: de inspiratie,
de fantasie, de persoonlijke visie op het
onderwerp, de uit elke bladzij sprekende
eruditie, de innerlijke bewogenheid van de
auteur, waarmee hij het werk zijn stralen
de glans schonk. Dit is geen pleidooi voor
Mendelssohn, ik nam een voorbeeld uit vele
andere. Dit is geen pleidooi voor Mendels
sohn, ik nam een voorbeeld uit vele an
dere. Ik had ook een componist als Saint-
Saëns kunnen kiezen, die men gewoonlijk
„niet interessant" vindt, waarmee het dan
afgelopen is. Maar een partituur als de
Tweede Symphonie, vol esprit en élégance,
is met een beheersing van de materie ge
schreven die verdient bewonderd te wor
den. En in de Derde Symphonie is deze
beheersing, in grote stijl, opnieuw een be
wijs van het enorme kunnen van de Fran
se meester.
„Mogen we dus niet eens meer zeggen,
wat we mooi of niet mooi vinden?" hoor ik
al iemand opmerken. Noemt u gerust een
prul een prul, als dit zo is en als u dit ze
ker weet. Mijn betoog is echter gericht
tegen die wijze van veroordelen, die vol
komen zonder respect en liefde de geeste
lijke arbeid let wel: de arbeid van
echte kunstenaars miskent. En het is ge
richt tegen iedereen die zich hieraan
schuldig maakt, of hij vakman is of leek.
Het is niet hetzelfde, hoe en waar men
zijn mening uitspreekt. De vakman moet
bedenken, dat hij tegen ouderen en inge
wijden anders kan spreken dan tegen ar
tistiek onvolwassenen, dat hij, schrijvend,
rekening moet houden met de mate van
ontwikkeling van zijn lezers. Want hij
moet niet alleen de waarheid dienen, maar
ook de verdediger zijn van de kunst en
haar beoefenaars. Een verdediging, die
zonder de liefde, alle warmte en gloed zou
derven. WILLEM ANDRIESSEN