Toerisme Geschiedenis De beroemde actrice Tïlla Diirieiax schreef de kroniek van haar leven FRANSE PARAGRAAF DE IDEE Vilar als Macbeth Eendelige d/iaado-m^vo-tp Een dolle voorstelling onder Max Rein hardt NIEUWE BOEKEN fa in zakformaat Utrechts pianokwartet „Er zijn tal van omstandigheden geweest die van de Nederlanden een gunstige voe dingsbodem maakten voor het verzet te gen de Spaanse overheersing. Deze om standigheden komen zeker niet alleen op rekening van de tegenstelling katholicis- me-protestantisme, doch moeten ook wor den gezocht m de aftakelende macht van de adel en de toenemende verarming van grote bevolkingsgroepen, terwijl ten slotte het feit, dat de Staten Generaal him on afhankelijkheid bijna geheel hadden moe ten prijsgeven, de strijd voor de vrijheid ten goede is gekomen". Als u denkt, aai uw kinderen voor dergelijke (lange) zin nen ontvankelijk zijn en ook niet terug deinzen voor enkele moeilijke woorden, dan is de „Nieuwe vaderlandse geschiede nis voor de jeugd" door Robert Wieland, verschenen bij De Bezige Bij te Amster dam, een nuttig en anderhoudend cadeau. Hot royaal uitgevoerde boekwerk, met talrijke duidelijke tekeningen en kaarten door J. H. Moesman verlucht, is speciaal bedoeld voor leerlineen van de hoogste klassen van de lagere school. De schrijver heeft vooral de nadruk gelegd op het hoe en het waarom van de ontwikkeling, daar bij naar heel wat meer leven en afwisse ling strevend, dan gewoonlijk met rijtjes jaartallen niet bereikt wordtOm het beeld van benaalde perioden meer kleur te geven nam hij ook acht korte verhalen op. Natuurlijk zijn er ook wel aanmerkin gen. Na een enigszins wonderlijke opsom ming van veel te veel schilders en enkele letterkundigen doet een mededeling: „Als dichter van naam en verrijker van onze taal mag uiteraard Joost van den Vondel in deze galerij van grote mannen niet ontbreken" wel erg onnozel aan. D.K. Het Théatre Natio nal Populaire vai Jean Vilar, de grot< sensatie van hei Holland Festival '54 heeft dezer dagen ii Palais Chaillot 11 Parijs de eerst voorstellingen gege ven van „Macbeth van William Shakes pea re in een zee speciale, op moder ne interpretatie ge richte vertaling. Wi hebben beslag kun nen leggen op twe< exclusieve foto's van fragmenten uit dez( opvoering, die sterf* de aandacht trekt Men ziet Jean Vila. hierboven in de ti telrol met de grote actrice Maria Casa- res als Lady Mac beth en hem hier naast in de scène met de drie heksen. DE FINANCIëLE resultaten van de draadomroep in Nederland blijven ongun stig. Men heeft bij PTT, waaraan de zorg voor de draadomroep is toevertrouwd, be grepen dat de status quo in het aantal aan geslotenen, om van de toeneming daarvan maar te zwijgen, slechts bestaan kan bij de gratie van een intensieve propagandacam pagne, welke op haar beurt gemotiveerd dient te zijn door een perfecte technische outillage. Na de oor log heeft PTT dan ook heel wat kapitaal gestoken in de verbe- betering van de vaak gebrekkige radio- disttibutienetten van particuliere oor sprong. In de technische mogelijkheden schuilt de voornaamste aantrekkelijkheid van de draadomroep, namelijk in de prac- tische rechtstreekse kabelverbinding van studiomicrofoon naar huiskamerluidspre ker. Daardoor worden de vooral in de zo mer vaak hinderlijke atmosferische storin gen even radicaal buitengesloten als het geruis van buurvrouws stofzuiger en het gekraak van buurmans electromotortje. En evenzeer wordt men niet gehinderd door de interferentie van zenders welke zich niet aan de Kopenhaagse golflengte-af spraken houden. Dit alles is echter niet in staat het be langrijkste nadeel van de draadomroep uit te wissen. Niet voor niets vermijdt de ex- ploitante van het draadomroepnet de vroe gere en nog steeds bij het publiek ge bruikelijke aanduiding: radiodistribu tie. Aan het woord distributie is immers de gedachte van beperking, zo niet van schaarste verkleefd. De luisteraar per draadomroep heeft immers slechts de keu ze uit vier programma's, waarvan er uiter aard twee van de beide Hilversums afkom stig zijn. Het behoeft dus geen betoog, dat de keuze uit de buitenlandse uitzendingen voor de twee resterende lijnen uitermate delicaat behoort te geschieden. Wij menen, dat er te dien aanzien wel enige reden is voor critiek te meer omdat het hier gaat om de culturele en politieke beïnvloeding van een slordig half millioen Nederlandse gezinnen. Dat er daarbij voorrang wordt gegeven aan het Belgische programma, dat bijna integraal wordt doorgegeven is niet alleen begrijpelijk, maar ook gewenst. Dat de programma's van de BBC gemiddeld negen uur per dag over de draadomroep zijn te beluisteren is eveneens redelijk. Maar het is ons niet bepaald duidelijk waarom om de afgelopen week als voor beeld te nemen het in de studio's van Hamburg en Keulen gebodene op Zondag gedurende bijna zes, op Maandag geduren de bijna acht, op Dinsdag bijna elf, op Woensdag bijna twaalf, op Donderdag zelfs ruim dertien, op Vrijdag elf en vandaag ruim zeven uur moest worden doorgege ven. Uit Frankrijk afkomstige programma's waren op Zondag, Dinsdag en vandaag in het geheel niet te horen, op de overige da gen varieerde het aandeel van de Franse omroep van een kwartier tot tweeëneen half uur op zijn langst. Op grond van een recent verleden èn van een verantwoord programmabeeld zou men eerder een om gekeerde verhouding hebben verwacht. Daarbij komt nog, dat de Franse bijdragen vrijwei nimmer in het avondprogramma voorkomen, maar dat bijvoorbeeld jongst leden Donderdag het avondprogramma van de vierde lijn van half zeven tot midder nacht geheel van de Noord-West-Duitse omroep afkomstig was. Evenzeer zal het velen verwonderen dat de draadomroep 's avonds tussen zeven en negen uur niet het volledige programma van de Wereld omroep doorgeeft. Misschien dat het on langs nodig gebleken ingrijpen in een uit PARIJS, Januari, Voor allen die het ernstig menen met hun afkeer van de overvolle toeristenplaatsen in de zomer, van slappe hemden, vuile wreven en functioneel gegroefde trekken verdraaid tot blakende grimassen, is Januari de maand om er op uit te gaan. Een gedecideerde koude wind vlak over het lege land, regen in vlagen langs de gepleisterde muren, het verschiet van de weg op korte afstand on duidelijk in de nevel. Geen betere manier om verlost te raken van ongemerkte illu sies over een verleden tijd, toen het pro ductieproces de persoonlijkheid ontwik kelde, het geloof de openbare orde schraag de en tengere snoetjes met een enkel pok- kenvlekje voorbij kwamen achter de raam pjes van deinende karossen. In Januari denkt men eerder aan de natte turf onder de schouw, aan de krakende, onverlichte nachten en aan de woede van uitgemer gelde boeren met hooivorken. Bij de Abdij van Royaumont, veertig ki lometer ten Noorden van Parijs, is de vij ver grijs en glad van koude, op de grens van bevriezen. Onder zulke omstandig heden repten zich de huiverende monniken van bijgebouw naar bijgebouw alleen konden zij in die tijd nog door de grote kapel schuifelen, die in de Franse revolu tie verwoest is en waarvan nog slechts de voeten van de pilaren resten. Uitgestapt op een van de grintlaantjes, wordt men aangeroepen uit een bovenraam: zelfs voor de meest terloopse blik in het rond heeft men de hoede van de gids nodig. Even later steekt de vrouwengestalte in schort met omslagdoek het grasveld over om hem wakker te gaan schudden. Verderop op nieuw een vrouw aan het huishouden, nu in een deuropening, ontoegankelijk overi gens voor onbevoegden, want in dit deel van de gebouwen is een cultureel centrum gevestigd: zij trekt zich terug met het air van iemand die voornemens is het geval in het oog te houden achter de glas-in- lood ramen is alleen wat geelbruin licht te onderscheiden, dat doet denken aan een bibliotheek met aardig uitgegeven boeken over onderwerpen die men niet van plan is geweest te bestuderen. Achter de gebou wen helt een gazon naar een grens waar misschien de bouwlanden beginnen, die 's zomers wuiven en zoemen in de zon; nu zijn ze onzichtbaar in de regen en men haast zich dan ook terug naar de uitgang, verschopt; van de gids geen spoor, noch van de vrouw die hem ging zoeken. Verder naar het Noorden, iets voorbij Chantilly, liet de vroeg-Gothische kerk van Saint-Leu-d'Esserent, die zwaar bescha digd is in de oorlog. Er wordt aan de res tauratie gewerkt en de toegang is verbo den, maar er zijn alleen stemmen te horen van achter een muur; men wandelt vrij rond op de opgebroken vloer en ziet uit het koor, waar de wind naar binnen komt door gewrongen roestige ramen zonder glas, neeer op het plaatsje cn op het land schap, waar de spoorbaan in de richting Nederland loopt. Een deel van het meubi lair staat opgetast in de hoeken: vermolm de bidstoelen, een paar vlaggen, een Jean ne/i'Arc in de vertrouwde heroïsche hou ding en met het gezichje van een vroeg wijze zuigeling. Eigenlijk gin? het om Beauvais, waar de meest ambitieuze van alle 'Gothische ka thedralen staat: een koor van achtenveer tig meter hoogte, met een transept, maar verder is het niet gekomen. Drie eeuwen na de bouw. in de tijd van de Reformatie, zijn er nog plannen geweest om er een schip aan toe te voegen; maar hoewel paus Leo X. die verder niet veel kon doen om dat hij zich met de bouw van de St. Pieter bezig hield, de bisschoppen van Beauvais het recht verleende door middel van af laten het geld te verwerven, kwam er niet voldoende beschikbaar. Waar het schip had moeten zijn is de kathedraal nu afge sloten met lelijke zwarte luiken, tot een tiental meters boven de grond, waar de af sluiting overgenomen wordt door het schip van een kleine oudere Romaanse Kerk, dat men maar heeft laten staan. En groot deel van Beauvais is in de oorlog ook vernield. De bebouwing van het hele centrum is geordend en van een nieuwe crème kleur. Langs sommige stra ten is het bouwen nog aan de gang, maar in de kathedraal zijn de koorramen met planken afgesloten en door het dak lekt het over een ruime oppervlakte op de vloer. Het begrip boven-zijn-krachten-grijpen zou niet concreter geïllustreerd kunnen worden dan door deze kerk met zijn haar scherpe spitsbogen, die na een uiterste in spanning misschien over tien jaar in zijn oude onvoltooidheid hersteld zal zijn. Men ondervindt onverwacht de behoefte om de bevolking ouderwets onder de belasting te zetten en het werk toch nog af te maken. Keulen afkomstig programma van film muziek, waarin ook Naziliederen ten beste werden gegeven, degenen die voor de pro grammasamenstelling van de draadomroep verantwoordelijk zijn aanleiding geeft tot een ander beleid. J. H. B. O ALS IN EEN voortdurend scheppings proces ging het reeds ware verhaal de stad rond, het verhaal van het grote neuzen- en pettenfecst, het feest waarop de „Club van Honderd" de aankoop van een nieuw servies zou vieren, het servies dat het oude zou vervangen, dat op het vorige feest gesneuveld was, gesneuveld omdat men gaarne een nieuw servies wou kopen, kopen omdatoch, vult u maar in wat u wilt, want u begrijpt al dat de „Club van Honderd" een vreemde instelling was. En nu zou dat petten- en neuzenfeest komen, omdat ieder graag uit de vaste burcht van „pet en neus" het belachelijke schouwspel wilde zien van een massa met „pet en neus." Het was jammer dat het nu komen ging, want men had zich al jaren met de idéé vermaakt; men kon eigenlijk nauwelijks meer afstand doen van de idéé ten bate van de verwezenlijking. Zo kwam het dat twee vrienden elkaar beloofden niet op het feest te lachen; zo zouden zij de idéé temidden der over zichtelijke werkelijkheid staande hou den; zo konden zij ook jaren later nog genieten van de gedachte hoe heerlijk men zou kunnen lachen om de gestalte van een massa met pet en neus. De afspraak ging rond als een voort durend scheppingsproces. Iedereen hoorde er van en het werd één grote stille afspraak in de „Club van Hon derd"; niemand mocht lachen. Bij de'opening van het feest sprak de voorzitter: „Voordat gij petten en neuzen opzet, moet ik u van de verantwoorde lijkheid doordringen, dat de lach van zelfs maar één uwer het einde van de idéé betekent en het vorm krijgen van deze voorbijgaande grappen makerij." Toen zette hij pet en neus op en keek koel bezwerend de zaal in. Dat was het teken. Ieder zette pet en neus op en een doodse stilte viel onder de geweldige druk van niet te mogen lachen, de plicht tot handhaving der idée. Enkele moesten heel hard met de armen door de lucht zwaaien om deze schier levensaanslag te verduren. Aderen zwollen dik op gezichten, die in de kracht der aankomende lach ver stijfden tot weerzinwekkende maskers. De feestneuzen trilden als de rode kamers van een mysterieus hart op de gelaten. Het feest kon beginnen de eerste seconde was men levend door gekomen. Zo verliep het feest: geen woord werd gezegd, de mond kon immers niet geopend worden: men zou lachen, gillen tot het binnenste buiten was. Zo eindig de het feest: de voorzitter klom op het podium, met laatste kracht rukte hij neus en pet af. Dat was het teken, alle neuzen en petten gingen af. Men wilde de muren-slechtende lach uiten, maar slechts één zucht klonk als de adem van een zeer oud en groot dier. Zonder iets te zeggen kwamen allen de zaal uit: het feest was gelukt. De volgende dag hield de „Club van Honderd" een praehistorisch feest. Men lachte ypn onder tot boven, zonder enige onderbreking en sprak van het grote feest dat men zou kunnen hebben, als men neuzen en petten droeg. VOLEUR DE INTERNATIONAAL vermaarde ac- trict Tilla Durieux, die tot haar negen tiende jaar de familienaam Godeffroy droeg, heeft onder de titel „Eine Tür steht offen" Een deur staat open haar mémoires geschreven, die onlangs werden gepubliceerd in een fraai boek werk, waarvan het omslag een gedeelte laat zien van het portret, dat Renoir in de bloei harer beste jaren van haar schil derde. Het is een buitengewoon belang wekkend document geworden en een vaak onthullend relaas van een bewogen tijd. Hier is een vrouw aan het woord, dat zij met grote openhartigheid gebruikt, die er geenszins op uit is geweest een monument van zelfverheerlijking op te richten, doch die erin slaagde een van bijzondere sch^-pzinnigheid van waarneming getui gend beeld te geven van het culturele leven van Duitsland, tot aan de ondergang daarvan onder leiding van Adolf Hitler, wiens bewind zij aan de zijde van haar derde echtgenoot, Ludwig Katzenellen- bogen, ontvluchtte. Deze levenskroniek is waarlijk niet al leen hoewel toch uiteraard iu de eerste plaats voor liefhebbers van het theater interessant. Vooral door haar tweede hu welijk (haar eerste man was de schilder Eugen Spiro) met de bekende uitgever en kunsthandelaar Paul Cassirer kwam zij in contact met alle vooraanstaande figuren op artistiek gebied. De herinneringen aan die ontmoetingen, met Franz Wedekind en Ernst Toller bijvoorbeeld, die zij ook uit de sfeer van haar eigen werk kende, be horen tot de beste gedeelten van het boek. die men vaak niet zonder ontroering leest. Ook talrijke kunstenaars van andere na tionaliteiten paseerden de revue van haar schoksgewijze tussen geluk en wanhoop, roem en vervolging verlopen leven. Hier volgt een passage uit een onderhoud tij dens het poseren voor Renoir in 1914, toen de Franse meester nog slechts in een rol stoel kon werken: „Tragiek", zei h\j op een middag tegen mij, „tragiek wordt altijd verkeerd begre pen. Zolang er tranen vloeien is het top punt van verdriet nog niet bereikt. Pas als de mens weer glimlacht, dan is de smart onoverwinnelijk en oneindig geworden". Ik staarde hem aan, want dat was het wat ik dof en onbewust altijd gevoeld had en wat ik altijd als een fout van mijn natuur beschouwde. Maar kan dus wel degelijk emoties hebben, al verbergt men die en maakt men niet van iedere ervaring een feuilleton. „Kijk maar eens goed naar de gothische figuren", zo vervolgde hij. „Het glimlachje om die lippen, dat ons zo on doorgrondelijk lijkt, is boven alle aardse zorgen verheven, heeft het doorgemaakte ver achter zich gelaten, een teken van pure veredeling van het leed". TILLA DURIEUX heeft haar gezonde kijk op menselijke verhoudingen door te leurstellende ondervindingen heen ver- Vorven. En zonder enige zweem van sen satie vertelt zij daarover op een vrijmoedi ge wijze, die men niet zou verwachten van een vrouw, die zoals zij zelf opmerkt in de eerste regels van haar boek werd opgevoed volgens het Victoriaans begin sel: „Een fatsoenlijk meisje heeft een hoofd en twee handen en verder niets. absoluut niets!" Zij was niet wat men „een schoonheid" noemt. Het publiek had eer der oog voor haar begaafdheid dan de cri tici, die maar moeilijk konden wennen aan haar onpathetische, realistische vertolkin gen. Maar zij heeft gespeeld onder de grootste toneelleiders van haar tijd, zoals Otto Brahms en Max Reinhardt, in de grootste rollen van het wereldrépertoire. Men is zo gauw geneigd het verleden romantisch te overschatten. Zulke ruiter lijke mémoires als die van Tilla Durieux kunnen er veel toe bijdragen een geflat teerd beeld recht te zetten. En mede daar om is het wel aardig, hier eens haar ver haal te laten volgen van een voorstelling onder laatstgenoemde beroemdheid, wiens glans daardoor overigens geenszins zal verbleken: REINHARDT nam een stuk op het ré pertoire „Een Dokteradilemma" van Shaw dat één van de langdurigste suc cessen in serie zou worden. Paul Wegener was één van de artsen. Dubedat werd door Alexander Moissi gespeeld en ik was diens vrouw. In het eerste seizoen werd het tachtig keer opgevoerd. Het succes maakte Reinhardt overmoe dig en nonchalant. Het theater liep steeds vol, maar om de opvoeringen na de pre mière maakt niemand zich nog druk. Zc Vier leden van het Utrechts Stedelijk Orchest: Johan de Molenaar (piano), Frits Knol (viool), Erno Steler (altviool) en Louis Werner (violoncel) hebben zich ver- - enigd tot een ensemble, dat zal optreden J onder de naam Utrechts Pianokwartet. werden zodoende steeds slechter en slech ter. Doordat wij twee schouwburgen in Berlijn moesten bedienen, de Kammer spiele cn het Deutsches Theater, deden zich dikwijls complicaties voor en was men af en toe gedwongen hele scènes weg te laten. Vaak las men op één avond de zelfde naam op verschillende affiches. Zo gebeurde het een keer dat Camilla Eiben- schütz in het Deutsches Theater als Gret- chen in „Faust" van Goethe en bij de Kammerspiele daarnaast tegelijkertijd Wendla in „Lente-Ontwaken" van Wede- kind moest spelen. Dit berustte op een vergissing, die men zo laat bemerkte, dat er niet meer voor een vervangster gezorgd kon worden. Ze moest dus beide rollen vertolken, maar dat was onverenigbaar met het tijdschema der voorstellingen. Door de lange pauzes werd het publiek in de Kammerspiele tenslotte ongeduldig en daarom vertoonde men ten einde raad de scène bij Wendla's graf maar voor die van haar verleiding, welke de verblufte toe schouwers nu pas na haar dood te zien kregen.... De acteurs, door het dagelijks optreden afgemat, haalden bovendien dik- kijk staan. Men liet mij geen ogenblik tot verkleden, duwde mij slechts de map met tekeningen onder de arm en daar hoor de ik al mijn wachtwoord vallen, veel vroeger dan anders. Hogelijk verbaasd verscheen ik op het toneel, waar ik door Wegener werd ontvangen met de woor den. „Aha, u bent mevrouw Dubedat en u wilt dat ik uw man behandel. Zegt u maar niets, laat u die tekeningen maar rusten die ken ik al van andere avonden". Toen kwamen er nog een paar absoluut onmis bare zinnen en kon het doek vallen. De tweede acte voltrok zich in hetzelfde Ijl tempo. Na het derde bedrijf stelde ik Moissi bij wijze van scherts voor om deze avond eens niet te sterven, natuurlijk niet kunnende vermoeden, dat dit voorstel in vruchtbare bodem zou vallen. De vierde acte brengt namelijk Moissi als Dubedat, stervende in een rolstoel zittend, slechts in een nacht hemd gekleed en met een deken over zijn benen, op het toneel. Alle doktoren, die zijn dood verwachten, komen om hem heen staan. Zijn vrouw slaat troosteloos en bezorgd iedere uitdrukking op zijn ge- Tilla Durieux, gefotografeerd in zes spelmomenten, waarbij men haar in enkele glansrollen ziet. Op de bovenste rij van link» naar rechts: als Potiphar in „Josephs legende" van Richard Strauss, als Franziska in het gelijknamige werk van Frank Wedekind (Wenen 1924) en als Jokaste in de bewerking door Hugo von Hofmann- sthal van „Koning Oedipus" van Sofocles (Berlijn 1910). Op de onderste rij ziet men haar achtereenvolgens als Wassilissa (tezamen met Albert Bassermann) in „Nachtasyl" van Maxim Gorki, als de czarina in „Raspoetin" van Aleksej N. Tolstoj (onder regie van Erwin Piscator in 1927) en tenslotte als het bloemenmeisje Eliza in „Pygmalion" van Bernard Shaw in 1913. wijls de grootste onzin uit en het publiek, dat hier veel meer dan in enig ander thea ter betaalde, slikte alles want het was „Reinhardt" en dat moest alles goedma ken. Op een avond zou Eleonora Duse als gast optreden.... maar deze werd vlak voor de voorstelling onwel, zodat plotse ling „Een Doktersdilemma" ingezet moest worden. Wegener en ik, die ook In het laatste bedrijf optraden, hadden al andere, dringende afspraken gemaakt en daarom bedacht ik het zonderlinge excuus dat de japon, die ik daarin dragen moest, bij de stomer was. De directie antwoordde daar op genereus: „Dan laten we de vijfde acte weg, die is per slot van rekening toch niet meer dan een naspel en kan best gemist worden". Mijn eerste entrée kwam normaliter on geveer kwart voor negen. Om kwart over acht was ik dan ook, stipt als altijd, In mijn kleedkamer. De eerste scène van me vrouw Dubedat is een kostelijk gesprek tussen de dokter en deze schildersvrouw, die hem verzoekt haar man te behandelen. Om zijn belangstelling voor de patiënt te prikkelen brengt zij de tekeningen van haar echtgenoot in een grote map mede. Meer overtuigd door de charme van haar persoon dan door het talent van de schil der zegt de arts zijn medewerking toe. Toen ik deze avond op de gewone tijd arriveerde, vond lk de kleedster en de in spiciënt zenuwachtig naar mij op de uit zicht gade. En daar verklaarde Moissi plotseling energiek niet te willen sterven. De doktoren beten zich op de lippen om niet te lachen en fluisterden: „Moisi, denk eraan, dit is je sterfscène!" „Ik wil niet sterven!" riep Moissi en hij herhaalde het steeds luider tegen de opge wonden vermaningen van zijn collega's in. Tenslote zei hij: „Hier wil ik in geen ge val sterven. Breng mij naar de kamer hiernaast misschien overlijd ik daar". Algemene radeloosheid. Ik verliet ijlings het toneel, want ik kon mij niet langer goedhouden. Toen ik na enkele ogenblik ken de deur opende en de krampachtig lachende doktoren Moissi daardoor weg werkten, zag ik plotseling het totaal lege toneel en bedacht ik mij, dat er toch een besluit aan het bedrijf diende te komen. En daarom riep ik uit alle macht, zodat ieder een in de zaal het zou kunnen horen: „Mijn arme man, hij sterft, hij sterft!" Maar Moissi stond op uit zijn rolstoel, wierp de deken van zich af, liep naar de deur, liet zich in nachtgewaad aan het pu bliek zien en verklaarde doodleuk: „Nee, ik ben niet dood!" Intussen was een der andere acteurs zo verstandig een toneel knecht opdracht te geven het doek te laten vallen om aan deze potsierlijke vertoning een eind® te maken. Of wij nog applaus kregen, weet ik niet. Ik betwijfel het". DEZE ANECDOTE kan als een op zich zelf staand geheel beschouwd worden en leek mij curieus genoeg om u een indruk te geven van de eerlijke schrijftrant van deze kroniek, die overigens helemaal niet op schandaal is gericht. Integendeel: de vrijmoedigheid, waarmee Tilla Durieux over zichzelf en anderen vertelt, mag een extra prikkel voor de belangstelling zijn. men zal niet minder getroffen worden, geheel anders uiteraard, door de weerslag van het wereldgebeuren op dit door een veelheid van ervaringen gezegende en ge teisterde vrouwenleven. In enkele der laatste hoofdstukken vindt men ook de sobere vermelding van haar aandeel in de verzetsbeweging in Zagreb, waar zij thans nog woont. Terwille van de volledigheid zij nog vermeld, dat zij lange tijd een eigen villa in Noordwijk als vacantieverblijf heeft ge had en ook nog in Haarlem een eigen huis kocht, waarvan zjj zegt dat het destijds door een „directeur van de Oost-Indische Compagnie" gebouwd was. Zij was een be wonderaarster van de werken van Franfl Hals, speciaal van de regentenstukken, di6 toen nog in het raadhuis hingen en in d4l Baedeker van kort voor de eerste wereld oorlog vermeld stonden als „Zwakke, on* voltooide schilderijen van de oude mees ter". Iedereen, die belang stelt in het theater, zal veel stof tot overpeinzing vinden ii* deze autobiografie van een actrice, die er gens opmerkt: „De kunstenaar is een ex hibitionist uit deemoed Voor de waarheid'*. DAVID KONING TOT DE STEUNPILAREN van de Amerikaanse pocketbook-industrie mag men de auteurs James 11 Cain. Erskine Caldwell. James T. Farrell en John O'Hara zeker wel rekenen. Regelmatig ko men in de bekende series nieuwe titels van hun hand uit en de verkoop daarvan loopt direct in de tienduizenden. Van recente datum ztjn. „Jealous woman" Cain, met als thema liefde en moord in het ..echtscheidingscentrum" Reno, „We are the living" (Caldwell), een verzameling kortè verhalen van het soort waaraan de de auteur zijn faam te danken heeft en .This man and this woman" (Farrell een uitstekende beschrijving van een op de klippen lopend huwelijk. „Hope of heaven" van O'Hara zit wel wat losjes in el kaar, maar is toch het product van een ras-ver teller. Richard Wright geeft in zijn roman „Savage holiday" het bewijs dat zijn talent niet beperkt is tot het onderwerp rassendiscriminatie Een vrijgezel geraakt op de eerste dag. dat hij van zijn pensioentje geniet, door allerlei omstandig heden in een netelige positie ten opzichte van een juffrouw van niet onbesproken gedrag, tnet als resultaat beider totale ondergang. Het ver volg op „The Amboy Dukes" van Irving Shul- man: .The big brokers" is momenteel leverbaar, terwijl het derde deel „fry tough" ter perse is. Shulman is een knap auteur, sociologisch ge schoold. die in bovengenoemde boeken de groot scheeps georganiseerde misdaad, zoals Amerika dié kent, aan de kaak stelt. „U heeft er zelf om gevraagd" verontschuldi gen zich de samenstellers van „Modern Writing No. 2", tot stand gekomen met medewerking van de redactie van het Amerikaanse litteraire tijdschrift ..Partisan Review". Zevenentwintig Amerikaanse en Europese auteurs leverden proza en poézie voor dit nieuwe nummer. EEN INTERESSANT experiment is de uitgave van .Pocketbook Magazine", dat zich ten doel stelt onderwerpen van uiteenlopende aard. zoal» kunst, wetenschap en politiek, ter discussie aan deskundigen en publiek voor te leggen Er zal elke maand een deeltje verschijnen. Het enige standpunt van de redactie Is dat van volslagen onpartijdigheid Lijnrecht tegenover elkaar staan de opvattingen kunnen vrijelijk naar voren ge bracht worden. Er is natuurlijk wel veel zulver Amerikaanse problematiek aan de orde in de af deling politiek. DE UITGEVERS van de Franse serie „U llvre poche" hebben een groot publiek verrast met d« goedkope herdruk van Colette's befaamde „Olgl», Een betere reclame dan de film-en-toneelbewef- ktngen met Audrey Hepburn. Evelyne Kerr eif Danielle Delorme in de hoofdrollen had dit char mante boekn let kunnen hebben. In Frankrijk U het inmiddels uitverkocht, terwiil ook de voor iaden in ons land sterk teruglopen. Wie nle» teleurgesteld wil worden, dient dus haast tq maken' Overigens is er genoeg keus in uitste kende Franse romans. Binnen de perken van het waarschijnlijk blijvende romantiek en exo- tiek vindt men in „Le chatelaine du I.lban" var\ Pierre Benoit, „La vole royale" van André Male raux en in „Le récif du coratl" van Jean Wartel, Het hoeft geen betoog dat Malraux met kop e« schouders boven de twee anderen uitsteekt De®* ondanks blijven zij ook in de schaduw van Mal raux zeer leerbare auteurs. „Les silences du Colonel Bramble", „Les dis cours du Dr O'Gradv" en „Nouvmus dlsrours dd I)r O'Grady" van André Maursis kan men zieft nu in een ééndelige uitgave aanschaffen. Men neemt ze met een glimlach van herkenning ter hand. deze biina vijfentwintig Jaar oude boekert over de oorlog 1914—1918 en het is alsof men z® gisteren pes gelezen heeft. H«»e tam lijkt zo n oorlog waarin te velde dergelijke beschouwingen gehouden konden worden. Roland Dergelés keel» in 1928 ook nog eens op die jaren terug. In zijn „Le cabaret de la belle femme" voert hij eet} groot aantal uiteenlopende figuren ten tonele. Zelf dupe van een menselijke verdwazing maak» hij van een ontstellende tragedie de oorlog, een trieste klacht. De Franse litteratuur kent een aantal uitste kende luchtvaartromans. Joseph Kessel schreef de eerste: „1'Equipage", een psychologisch zeef geslaagd verhaal over vliegers, vrouwen en vliegtuigen in oorlogstijd (19141918). Voor hebbers van oorlogslitteratuur is het misschien interessant dat van Remarque's „Brie Kamera den" een Amerikaanse vertaling verkrijgbaar ls en dat het zeer avontuurlijk relaas van Richard Pape „Boldness by me friend" over enige weken eveneens in zakformaat zal verschijnen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1955 | | pagina 13