Het wonder van het herstel WEERZIEN MET FINLAND Aandacht voor kerktorens Vijf beroepen Klaas Vaak Elke Zaterdag acht pagina's bij alle edities van Haarlems Dagbladj Oprechte Haarlemsche Courant Men wenst er wel respect tnaar geen medelijden Duke vliegt beter dan hij schrijft KERKELIJK LEVEN Diepere betekenis FINSE AFORISMEN Eén er van was natuurlijk de versiering van het kerkgebouw en van de stad of het dorp. In het landschap kunnen torens eigenlijk niet worden gemist. Ook hield men er rekening mee, dat het goed is om een toren te bouwen voor een helder klin ken der klokken waardoor het geluid zo ver mogelijk over het landschap wordt verbreid. Voorts had men er oog voor, dat, wilde men van de schoonheid van het land- r schap genieten, de torentrans een uitste kende uitkijkpost vormde. En algemeen is het bekend, dat de klokken uit de torens alarm konden maken bij grote branden of dijkdoorbraken en de bevolking haar blijd schap kon uitten onder het feestgelui der klokken Wat zal 'k maken met mijn hamer? vroeg de timmerman. Hobbelpaardje, hobbelpaardje, waar 'k op rijden kan. Hop, hop, rijden als de wind, zei het timmerkind. En hij maakte klop, klop, klop, 't houten paardje hop, hop, hop. Wat zal 'k maken met mijn hamer? vroeg de timmerman. Kattenbakje, kattenbakje, met een rand eran, niet te ruw en niet te glad, zei de timmerkat. En hij maakte klop, klop, klop. 't bakje voor het poesje Mop. Even wachten, zei de hamer, 't Is toch avond nou? Even zitten in de kamer b\j de timmervrouw. Timmerkindje is gaan slapen, timmerkat je zit te gapen Buiten gaat een lichtje aan en dat is de timmermaan. MIES BOUHUYS. fnrynr»-yy>inrvyinnfYV««r%yyYVYYinr»>rmTim n«»i»r»nï» Er zijn echter nog andere dingen, die de bouwmeesters van de kerktorens hebben geïnspireerd. Ook zij zagen natuurlijk het nuttige en fascinerende van deze bouwwerken in, maar zij hadden nog an- dere en diepere betekenissen op het oog. Zo wilden zij door de toren de wijde om trek attent maken op de plaats waar het kerkgebouw stond. Verder mag worden aangenomen, dat zij, er van uitgaande dat in de kerk door de prediking een verheffing is boven het alledaagse, de kerktoren zagen als een te kenend beeld hiervan. In elk geval kon en kan het opzien naar de torenspits de mens brengen to* de gedachte, dat hij slechts een nietige aardbewoner is, die het moet hebben van den Hoge in de hoogte, waar over in "het kerkgebouw wordt gesproken. Dit zijn zo enkele gedachten die in het verleden geleid hebben tot de bouw van de torens. Uitgezonderd die van de oud heid gaan de meeste ook in onze tijd nog ten volle op. Er zijn er nog wel meer te noemen, maar dit te doen zou ons te ver voeren. In ieaer geval hopen we, dat de steeds bestaande belangstelling voor de kerk torens niet zal gaan verdwijnen O OOOQüQüOOQOCXJOUUU UU«» OOOOOOOQCX» Op deze vijf kaartjes staan de namen van vijf mensen. In deze namen staat het beroep van deze mensen. Je moet alleen de letters een andere plaats geven. nog eens, draaide zich toen om en rende zo hard hy kon terug naar de huilende dieren en bomen. „Het is niet waar", juichte hy, „het is niet waar, kom zelf maar kyken!" De dieren holden achter hom aan en de bomen bogen naar de grond om te zien wat het konyntje aanwees. En daar tussen het mos dat nog nat was van tranen wees het konyntje met zyn wit pootje iets aan. Een sneeuwklokje, dat eerst een beetje bang, maar toen heel gelukkig om zich heen keek. Want nog nooit had een sneeuwklokje zoveel blij de gezichten gezien en zulke mooie mu ziek in de takken gehoord als die mor gen, toen iedereen wist dat de winter altyd voorbygaat. MIES BOUHUYS Wat zal 'k maken met mijn hamer? vroeg de timmerman. Eerst een muur en dan een kamer, waar ik zitten kan, dan een dakje voor de kou, zei de timmervrouw. En hij maakte klop, klop, klop, 't huisje met een dak erop. vroegen de dieren nog eens. „Jullie bo men weten toch net zo goed als wy dat het na iedere winter voorjaar wordt. Dat is toch altyd zo geweest. Waarom dan nu niet?" Maar toen ze de treurige stemmen van de bomen hoorden en de tranen van de takken zagen druipen, werden ze ook treurig en geloofden het. Er was er maar eentje in het hele bos, die niet treurig was. Dat was het konyntje, dat van alles de schuld was. Toen hy 's mor gens uit zijn holletje was gekropen en het bos nog even kaal als altyd had ge vonden, had hy hardop gezucht. „Ik ge loof dat het nooit meer zomer wordt". Maar dat geloofde hy natuuriyk niet écht, hij zei het alleen maar, omdat hij die winter zo verschrikkeiyk lang vond duren. Maar de kraai, die net overvloog, had gehoord wat hy zei. Hy was naar de braamstruiken gevlogen en had ge krast: „Het konyntje zegt dat het nooit meer zomer wordt". En toen het konyntje al zyn vriendjes en alle bomen zo treurig zag, begon hij ook te geloven dat het waar was. Ondertussen gebeurde er iets onder de grond, waarop al die treurige bomen en dieren stonden. Daar lag een heel klein bolletje te slapen. Het sliep niet echt, het soesde een beetje maar niet prettig soezen hoor: het was een beetje bang. Het moest een boodschap brengen in het bos en nu lag het na te denken over al die dieren en bomen, die veel groter waren dan hy en misschien wel helemaal niet naar hem luisteren wil den. Het was nog zo klein en het wist_ zelf niet goed wat zijn boodschap bete kende. Bovendien had het nog nooit die ren en bomen gezien en het stelde zich voor dat het verschrikkeiyk grote mon sters waren die hem zouden wegjagen. Hoe meer het daar aan dacht, hoe ban ger het werd. En hoe banger het werd, des te minder kon het slapen. Op het laatst was het klaar wakker. Het zal toch moeten, zei het en het rekte zyn magere armpje uit. Maar toen het dat gedaan had, durfde het al niet verder meer. Het wachtte nog maar wat en telkens als het tegen zichzelf zei: het zal toch moeten, stak het zyn armpje een beetje meer de hoogte in. Net zo lang tot het voelde dat het uiterste puntje byna boven de grond was. Toen wachtte het een hele poos. Even, heel even maar kwam de zon door de wolken en scheen op dat ene puntje arm dat net boven de grond kwam. Maar de zon was al weer weg en het bolletje moest tot de volgende dag wachten. Toen kwam de zon voor veel langer en veel warmer terug dan de vorige dag en het bolletje kreeg nu écht moed: het stak ook zijn hoofdje boven de grond. Dat ging zo iedere dag een klein eindje verder. De dieren en de bomen merkten er niets van. ,,Had het ons maar nooit verteld", zei de oude eik tegen het konyntje, dat te gen zijn stam zat gedrukt en meehuilde met iedereen. „Wat verteld?" vroeg het konyntje. „Wel nou nog mooier", snikten de beuken verderop, „als jy het niet ver teld had, hadden we er misschien nooit aan gedacht". „Maar wat heb ik dan toch verteld?" vroeg het konyntje bang. „Dat het nooit meer zomer werd, dat heb jij toch van de wind gehoord en Je hebt het verder verteld aan de kraai, die zijn mond nooit kan houden en het ons allemaal verteld heeft". „Het is niet waar", riep het konijntje, „het is niet waar". Maar niemand wou hem nu meer geloven en ze joegen hem weg. Nog treuriger dan hij eerst was, liep hy met zyn kopje naar de grond door het bos. Maar toen opeens stond hij stokstijf stil. Hij hapte naar adem, keek of hij het goed gezien had, keek Waarom behoort bij een kerkgebouw eigenlijk een toren aanwezig te zijn? Gaat het hierbij eigenlijk slechts om een ver siersel of zijn er andere redenen voor, waarom een toren eigenlijk niet mag ont breken? Nu in onze na-oorlogse tijd zovele ker ken worden herbouwd of voor het eerst verrijzen, zijn dit vragen, waarop men zich heeft te bezinnen. We willen hierbij nu buiten beschouwing laten de kwestie van het al of niet verkrijgen van een ver gunning tot de bouw wan een toren. Het gaat er ons om stil te staan bij de betéke nis van de kerktorens, waarbij men het ons ten goede zal houden, dat we de stille hoop koesteren een steentje bij te dragen tot het verbreiden van de gedachte, dat eigenlijk iedere kerk een toren moet heb ben. Kan men die bij de stichting van een nieuw gebouw niet onmiddellijk meebou wen, dan houde men er zoveel mogelijk rekening mee, dat de toren er later bij zal moeten komen. Enkele gegevens omtrent de „torenkwestie" ontlenen we aan het blad van de „Vereniging van Kerkvoog dijen in de Nederlands Hervormde Kerk". Oorspronkelijk hebben de kerktorens 5 en trouwens ook andere) zeker ten alge mene nutte gediend. Vele gemeentebestu ren zagen dat duidelijk in en zorgden er voor het eigendomsrecht te verkrijgen van kerktorens in hun gemeente. Waartoe wer- s den de torens toen gebruikt? In de Bijbel kan men lezen van de wachttorens, waarop «de wachter plaats nam om er van zijn hoge positie op toe te zien, dat geen vijandelijke machten on verhoeds een aanval op de stad konden doen. Voorts neemt men aan, dat men in die tijd gedurende de dag zelfs met hoorn geschal het verloop der uren aankondigde. Dit gebeurde dan of door het geregeld schaduwverloop dat door de toren op de naaste omgeving was geworpen, óf het werd mogelijk gemaakt door de zonnewij zers, welke aan de torens bevestigd waren. Reeds een tweetal eeuwen voor Christus berekende een natuurkundige te Alexan- drië uit de lengte van de schaduw, die een verticale slang op de grond wierp, de omtrek der aarde. Later bleek, dat zijn berekening vrijwel juist was! In Athene vindt men nog een uit de eerste eeuw voor Christus daterende toren, waarvan de ge veltoppen de resten van de oudste verti cale zonnewijzers dragen. Inderdaad, de torens hebben er in de loop der eeuwen niet voor niets gestaan! Maar er zijn nog andere redenen waarom ons voorgeslacht in latere tijden torens bouwde. „Het is verschrikkelijk", zuchtten de zilveren berkjes en ze rilden van ver driet „Naar, naar, naar en nog veel erger dan naar", ruisten de hoge beukebomen. „Zou het nou wel echt waarp zijn?" zei de oude eik met zijn diepe'*" stem, maar binnen in zijn stam hoorde je hem kreunen van treurigheid. Hij geloofde het dus ook. „Natuurlijk is het waar, natuurlijk is het waar", sisten de braamstruiken, „We hebben het toch zelf gehoord van de zwarte kraai, die altyd alles weet. En hij had het gehoord van het konijn tje. En die heeft zulke lange oren dat hy het heel goed gehoord moet hebben". „Maar van wie heeft het konijntje het gehoord?" vroeg de oude eikenboom, die het nog niet opgaf. „Dat weet ik niet, dat weet ik niet", zei de braamstruik. „Misschien wel van de wind. Met zulke oren vang je immers alles op". Dat moest de eik wel toegeven en toen ook hy het vreseiyke bericht ge loofde, barstten alle bomen in tranen uit. Het droop gewoon van de takken, zodat de dieren, die er onder liepen, kletsnat werden en verbaasd naar bo ven keken. „Wat is er aan de hand?" riepen ze. „Het wordt nooit meer zomer", snik ten de bomen. „Nooit meer? Hoe kan dat nou?" zei den de dieren die al eens eerder een win ter hadden meegemaakt. „Het is heus waar", ruisten de ber ken. „Wy weten het van de kraai en de kraai weet het van het konyntje en dié heeft het met zijn lange oren van de wind gehoord". „Weet je het nou heus wel zeker?" Dit stukje kun je uit triplex zagen. Trek het met behulp van carbon (door drukpapier) over op het hout en zaag het uit. De zwarte vlakken kun je ook uitzagen. 5 FEBRUARI 1955 Erbij IN DE BAR van de nieuwe Finse boot „Aallotar" heerste een nogal gemoedelijke stemming. De afstand van Stock holm naar Helsinki is nog geen dag varen, maar toch heeft iedereen de gelegenheid door het kopen van cigaretten en alcohol de belasting te ontduiken. En dat schijnen mensen van alle nationaliteiten graag te doen. Edoch, plotseling hoorden wij temidden van die opgewekte Babylonische spraakverwarring de wat vinnige woorden: „En jij wilt dus niet van mij aannemen, dat het Mannerheimkruis de hoogste orde is, die wij tijdens de oorlog konden krijgen?" „Neen", zei de aangesprokene zeer beslist. „De hoogste onderscheidingen, die een Fin kon krijgen en die vandaag nog waarde hebben, zijn de littekens van onze verwon dingen". Van dit argument had de eerste spreker niet zo vlug terug. Men zag hem denken. Maar nog voor hij zich kon verde digen, kwam een derde opdagen. „En weten jullie, wat ik de hoogste beloning noem? Dat is het simpele feit, dat ons vaderland weer is opgebouwd". DE VOLGENDE MORGEN moesten wij weer aan deze woorden denken. Toen het schip in Abo (in het Fins: Turku) aan de kade lag het had nog heel wat moeite gekost om het ijs (e verwijderen zagen wij een nieuwe sneeuwploeg. De douane en de agenten, die wij ontmoetten, waren gekleed in nieuwe uniformen. De stoffen waren van prima kwaliteit en de bontmutsen even nieuw als de grote laarzen, en ook de bus, die ons spoedig naar de honderd vijf en zeventig kilo meter verwijderde hoofdstad bracht, was van jonge datum. Slechts de vrijwel geheel lege trein, die door het Russische gebied leidt, zag er ouderwets uit. Zoals de lezer waarschijn lijk weet, worden op het laatste Finse station bruine luiken (van blik) van buiten voor het raam geschoven en afge sloten. Dan komt in iedere wagen een Finse conducteur en zo gaat het, door een Russische locomotief, die een lawaai maakt als een schip in dikke mist, door het driehonderdtachtig vierkante kilometer grote Porkkala-ge- bied, dat vyftig jaar door dg Russen be zet zal blijven. Of de Russen hier werke lijk een vesting hebben aangelegd? Neen. zeide men ons later in Helsinki, de Rus sen hebben slechts op enkele eilanden acti viteit ontplooid. zeer degelijke en comfortabele woonwij ken. De woningnood is er al niet groter dan in Stockholm meer. Natuurlijk mogen wij dit beeld niet overdrijven. Op bepaal de gebieden is er zeker nog gebrek. Als de meerderheid het al weer vrij goed heeft, wil dat nog niet zeggen, dat er in het ge heel geen armoede meer is te vinden. Maar wij zagen niet meer de naoorlogse verschijnselen als bijvoorbeeld een deur mat, die met een ketting tegen diefstal was verzekerd! Enkele autoriteiten hebben ons met veel cijfers laten zien, hoe de opbouw zo vlug mogelijk is geweest. Het ging daarbij over twee perioden. De eerste liep tot de afbetaling van de oorlogsschuld aan Rus land: op 18 September 1952, een datum welke men in Linland niet zo vlug ver geet, was hieraan voldaan. Er waren goe deren geleverd ter waarde van 226.5 mil- lioen dollar. De (denkbeeldige) trein met Het ziekenhuis voor tuberculose-patiënten Finse herstelbetalingsproducten zou een IN HELSINKI, meer nog dan in Abo, werden wij verrast door de ontwikkeling gedurende de laatste twee jaar. In April 1953 waren wij er voor het laatst geweest. Toen zag men achter enkele kostbare fa cades nog de armoede van de bevolking. Thans viel ons oog op de goed geklede, trots kijkende Finse dames en op de vele nieuwe auto's van haast alle merken: de Studebaker en de Moskowitsj, de Saab en de Skoda. Ver buiten de stad verrijzen nieuwe, te Tampere in Finland. 'engte hebben gehad van ongeveer 3400 De kerk in Rajamaki is een voorbeeld van moderne Finse architectuur. kilometer. De tweede periode bracht de moeilijkheid met zich mee om werk en af zet te vinden voor de producten van de in dustrie, die men had opgebouwd om te kunnen voldoen aan de zo hoog gestelde Russische eisen. Ook daarin is men ge slaagd en in 1954 bedroeg de Finse uitvoer honderdzestig milliard Finse marken, te gen een invoer van honderdvijftig milliard Finse marken. HET FINSE WONDER spiegelt zich ook af in het geld. En zo zijn thans alle bil jetten van onder de honderd mark door munten vervangen. De eigenlijke verklaring voor „het won der" kregen wij echter op een cocktail party, waar de talrijke dames door charme en kleding opvielen. Want toen iemand voorstelde, om na afloop het feestje nog in kleinere kring voort te zet ten. stuitte dat op veel tegenstand. Haast Neville Duke is de man die het vliegen- sneller-dan-het-geluid populair heeft ge maakt door zijn talrijke demonstratie vluchten boven vele vliegvelden in Euro pa, onder meer boven Soesterberg. Bo vendien maakte hij deel uit van een En gels team, dat het wereldsnelheidsrecord verbeterde. Hoe dit allemaal in zijn werk ging heeft hij in zijn boekje „Testpiloöt" beschreven, dat in de Nederlandse vertaling van Hugo Hooftman in de serie „Avontuur en Ont dekking" van de N.V. Uitgeverij „Da Kern" te Amsterdam is verschenen. Hy vertelt daarin van zijn ervaringen als „squadron"-Ieider bij de RAF, in welke hoedanigheid hij niet minder dan achten twintig vijandelijke vliegtuigen boven West- en Zuid-Europa en Noord-Afrika neerschoot. Na de oorlog werd hy testpi loot en in deze functie had hij een belang rijk aandeel in de ontwikkeling van het vliegen met toestellen, die sneller dan het geluid gingen. Uit „Testpiloot" is overigens overduide lijk bewezen, dat Duke beter vliegt dan schrijft. Dit boekje is een aaneenschake ling van vliegprestaties van de schrijver zelf, in een byzonder droge vorm verteld. Slechts zelden maakt hij zich los van zijn recordtijden en vliegtuigmerken, daarby vrijwel geen rekening houdend met de le zer, die nu zo graag eens zou willen we ten wat er omgaat in het brein van de piloot, die met duizelingwekkende vaart door het luchtruim vliegt. Hoe het ook zij: diegenen, die zonder al te veel moeite een „Gloster" van een „Hawker" en een „Convair" van een „Avro" kunnen onderscheiden, zullen zeer zeker de prestaties van Duke, die door de schryver in het geheel niet onder stoelen of banken worden geschoven, met belang stelling volgen. Achttien foto's fleuren de dikwijls droge tekst enigszins op. H. d. G. CONGRES VAN VOLKSKUNDE De „Conseil Général" van de wereld organisatie „Commission International des Arts et Traditions Populaires" zal in 1955 (van 2124 September) voor het eerst in Nederland vergaderen en wel in het Rijks museum voor Volkskunde, „Het Neder lands Openluchtmuseum" te Arnhem. De mooiste en laatste kunst en het geheim van de geniale politicus is: misleiding door absolute eerlijkheid. Het is bedroevend maar waar, dat het de domste mensen zijn die bepalen wat „verstandig" is. Analyseert men nauwkeurig zijn ontstemming, dan zal men zien, dat de oorzaak steeds is gelegen in verwonding van eigenliefde. Laten wy onze kinderen op voeden door hun goede ouders te geven. Met slag/woorden zijn meer mensen gedood dan met welk ander wapen. Het is tienkeer beter steeds en steeds weer bedrogen te wor den, dan altijd wantrouwen te koesteren. iedere dame heeft immers naast haar be roep en haar representatieve plichten, nog een huishouding te verzorgen. „Mijn jon gen is nu al kwaad, dat ik een uur later thuis kom", verklaarde er één, die vader en moeder tegelijk moest zijn. En even later was toen het cocktailgesprek geko men op het familieleven. Niet alleen de lage salarissen, maar vooral de wil oin weer in een normale, vooroorlogse maat schappij te kunnen leven, heeft oud en jong, man en vrouw, doen aanpakken. En er is werk genoeg. Het prettige van de Finnen is daarby dat zij leed en last even gemakkelijk we ten te dragen als een schooljongen bij het maken van zijn sommen. Zy wensen bo vendien.geen medelijden. Wel daarentegen respect. Wij zien nóg de blinde man, die in een cafetaria kwam. De bedienden in hun wit te jassen hadden het druk. Maar toen de blinde gast door iemand van de garde robe naar een plaats was geleid, kreeg hy het menu voorgelezen en het eten zo neer gezet, dat hy zich geheel zelf kon redden. En geheel ongevraagd kreeg ook de hond een extra hapje. Dat alles ging vanzelf sprekend. Niet één der aanwezigen sloeg hem verder gade. Eigenlijk wilde zelfs de vrouw van de garderobe de royale fooi niet hebben. Z,y accepteerde die echter tenslotte toch met veel dank, want hoe deprimerend zou het niet voor de blinde zyn steeds met medelijden te worden be jegend! De ware beleefdheid, zo zegt de com ponist Erkki Melartin, is tact. En tact is fantasie. Wij moeten aanvoelen, hoe onze handelingen door de ander worden opge vat. Een schema bestaat er voor beleefd heid niet. De Finnen spreken derhalve waarschyn- lijk ook niet veel over hun verliezen en zorgen. Maar hun mooie ziekenhuizen ge tuigen ervan, dat zij veel over hebben voor de mensen, die niet meer aan de op bouw van hun land kunnen deelnemen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1955 | | pagina 13