DE BRIEF Invloed van Nederlandse immigranten op de Australische levenswijze Samenkomsten ter opwekking Elke Zaterdag acht pagina's hij alle edities van Haarlems DagbladOprechte Haarlemsche Courant Grimeur Mie hels zestig jaar Vloeibaar potlood Voor spelden en vingerhoed KERKELIJK LEVEN 12 FEBRUARI 1955 Expositie van Engelse landschapsschilders Over Hollandse keukens en café's-met-een-zitje Er woonden eens twee keurige man netjes in een keurig huisje met een keu rig tuintje met keurige bloemetjes erin, in een helemaal niet zo erg keurig stad je. Dat waren de mannetjes Tip-Top. Het stadje was een heel gewoon stadje met gewone mensen erin, alleen zul je de naam ervan niet op een gewone kaart in een atlas vinden. Tja, wat was er eigenlijk te vertellen over de mannetjes Tip-Top? Als je er de mensen in hun stadje naar vroeg, zeiden ze meteen: O, dat zijn keurige mannetjes en dan moes ten ze heel lang nadenken of ze nog iets over hen vertellen konden. Ze noemden je alles op wat ik je ook al verteld heb: het keurige huisje, de keurige tuin en de keurige bloemen. Maar verder was er helemaal niets over hen te vertellen. Want de mannetjes Tip-Top deden de hele dag en hun hele leven niets anders dan zorgen dat zij zelf, hun huis en hun tuintje er keurig uitzagen. Denk nu niet dat ze met stoffer en blik of met een hark werkten, want hoe kun je daar keurig bij blyven? Nee, daar hadden ze weer andere mannetjes voor. Ook één om hun haar te kammen, om hun jas jes te borstelen en hun mooie lange baarden te wassen en te poetsen. Want die baarden, dat was het voornaamste dat ze hadden. Als ze 's morgens opston den vroegen ze niet: heb je lekker ge slapen Tip? Of: heb je gehoord hoe mooi de vogels vanmorgen zongen, Top Nee nee, ze vroegen: hoe is het met je baard Tip OfIs' mijn baard niet ge kreukeld onder de dekens, Top? Verder gebeurde er nooit iets en het zou allemaal zo gebleven zijn als op een goeie dag niet het jongetje Boender in hun huisje was gekomen. Het jongetje Boender moest Oom zeggen tegen de mannetjes Tip-Top en omdat zyn vader een zeeman was en zijn moeder eens een poosje moest uitrusten van alle streken, die Boender uithaalde, kwam hij loge ren bij de mannetjes Tip-Top. Hij was nog geen vijf minuten in huis of de man netjes hadden hem al in hun grote bad kuip gestopt en ze keken hoe hij door de jassen-en-baarden-poetser met zeep werd ingesmeerd. „Maar ik ben vanmorgen pas in het bad geweest", zei het jongetje Boender. „Dan ben je nu toch al lang weer vuil, van de trein en de straat en je spoor kaartje vasthouden", zeiden de manne tjes Tip-Top. Toen het jongetje schoon was, ging hij in de tuin. Uit zijn koffer had hij zijn bal gehaald. De mannetjes Tip-Top tikten met hun schone witte vingers tegen de ruit. „Niet met die bal", riepen ze. „Een bal is iets ver schrikkelijks". Het jongetje Boender liep toen maar met zijn handen in zijn zakken langs de keurige paadjes. Ach ter hem aan liep de tuinman, want die moest overal de grond weer bijharken, waar het jongetje gelopen had. De man netjes Tip-Top keken met bange ge zichten achter het raam of Boender nergens een sprietje plattrapte. Hij kreeg het er gewoon benauwd van. En toen ze even niet keken, omdat ze net voor de spiegel stonden om te zien of hun baard nog mooi zat, nam hij een sprong over het tuinhekje heen en kwam op straat. Daar vond hy een he leboel gewone jongetjes, net als hy, die, T/p.7op graag met de bal wilden spelen. Maar toen de mannetjes Tip-Top zagen dat Boender niet meer in de tuin was, stuur den ze de jassen-en-baarden-poetser om hem terug te roepen. Ze legden kranten over de traplopers en in de gang tot voor de deur van de badkamer. Want het jongetje Boender moest weer in het bad. Zo ging dat door, de eerste, de twee de en de derde dag, dat het jongetje Boender by de mannetjes Tip-Top lo geerde. Wel vijf keer op een dag werd hy in het bad gestopt. Hij mocht ner gens mee spelen en- de mannetjes Tip- Top probeerden de hele dag^om van Boender ook een Tip-Top-mannetje te maken. Maar dat lukte niet. Boender was zo ongelukkig, dat hij er vandoor ging. Dat was natuurlijk ondeugend, vooral omdat hij het aan niemand vertelde, maar een beetje te begrepen was het toch wel. Toen 's middags de keurige tafel met het keurige witte laken gedekt stond, verscheen het jongetje Boender niet. Ze wachtten een hele poos en het eten werd koud en zonder hun handen te wassen liepen ze het tuintje in. Geen Boender... Ze keken over het keurige hekje: geen Boender. „We moeten hem zoeken", zei Tip. „Maar waar?" zei Top. Ze stuurden de tuinman de ene kant op, de jassen-en- baarden-poetser de andere kant en zelf gingen ze de twee kanten op die nog over waren. Pas twee uur later kwamen Tip en Top elkaar weer tegen iit het bos. Maar Boender hadden ze niet gezien. Toch was er iets gebeurd: de mannetjes Tip en Top die nooit gingen wandelen, omdat je schoenen en je kleren daar vuil van werden, hadden, voor het eerst gemerkt, hoe heerlyk lopen is. Vooral in het bos. Ze hadden kleuren op hun wan gen gekregen, hun baarden waren een beétje verwaaid en op hun jasjes zat hier en daar een groene veeg van de bomen. Maar eigenlijk vonden ze het heerlgk. Als ze nu Boender nog maar vonden! Het was al donker, toen ze midden in het bos waren. Ze zeiden niet veel, maar -ze dachten allebei aan hun keurig ge dekte tafel en hun keuken, waar het al tijd zo lekker rook. Opeens zagen ze een lichtje. Toen ze dichterby kwamen ontdekten ze dat het een huisje was. Ze keken door het raam naar binnen. Rond een grote tafel zaten een vader en een moeder en wel acht kinderen en één van die kinderen was Boender, die net als alle anderen een grote spekpannekoek op zijn bord had. De mannetjes renden naar binnen en nog geen twee minuten later zaten ze ieder aan een kant van Boender, ook met een grote spekpannekoek die ze zó maar met hun handen oprolden! „Bent u niet boos?" vroeg Boender, toen hy zijn bord leeg had. De mannetjes Tip- Top schudden met een volle mond alle bei van nee. „Ik wil iedere dag lopen", zei Tip. „En vuil worden", zei Top. „En moe", zei Tip. „En eten", zei Top. „Spekpanne koek", zei Tip. „Ik wil een Boender zijn", zei Top. „En slapen", zei Tip. En toen hij dat gezegd had viel hij met zijn hoofd op de schouder van Boen der in slaap. Top aan de andere kant deed hetzelfde. En als je ze nu zou te genkomen sinds die dag in het bos, zou je niets bijzonders aan ze kunnen zien. Maar o, er is heel wat meer over ze te vertellen. Vraag maar aan Boender, die hun beste vriendje is. MIES BOUHUYS Deze leuke bergplaats voor je vinger hoed en spelden kun je maken van dik vilt. Knip eerst 1 x de grote tekening no. 2 uit, zonder gat in het midden. Daarna knip je deze nog eens uit mèt een gat in het midden, zo groot als de middelste cirkel. Dan heb je nog een stukje nodig zo groot als het cirkeltje waar de 1 in staat. En als laatste: een strookje vilt van 2 centimeter breed on* geveer en 6 centimeter lang, waarvan je de korte kanten schuin afknipt. Naai eerst met een fijn steekje dit strookje op de rand en daarna het klei ne cirkeltje op de bovenkant van de bal. Het stukje vilt, dat je het eerst uitge knipt hebt, bevestig je aan een kant aan de rand van het tweede stukje. Een koordje, wat veertjes en je hoed ls klaar. Aan twie schrijf je Roosmarie, met je tong tussen je tanden en met allebei je handen, kom, vertel het eens aan wie? „Wacht", zegt ze, „hier onderaan moet alleen mijn naam nog even. 'k Heb de lente een brief geschreven, die logeert hier ver vandaan. Lieve lente, kom toch gauw, alle vogels, alle bomen hopen dat u gauw zal komen. Lente, toe, waar blijft u nou? 'k Wil zo dolgraag zonder jas buiten spelen, hele dagen en mijn witte sokjes dragen, bloemen plukken in het gras. 'k Gooi mijn briefje straks uit 't raam als een grote witte vlinder. m 't Zal u vast wel ergens vinden; iedereen weet toch uw haam. Schrijft u mij maar niet terug, want wat zou u moeten schrijven als u toch nog weg wilt blijven? Komt u liever maar en vlug! MIES BOUHUYS. OOCXXXXJOOOUOOOOOOOL XOQCOCOOOGCOOO Sinds Billy Graham ons land bezocht en dc bekende bijeenkomst gehouden heeft in het Olympisch Stadion in Amsterdam is de belangstelling voor zogenaamde opwek kingsbewegingen toegenomen. Dat het in Amerika ook nog heel anders kan dan Bil ly Graham het pleegt te doen kunnen we lezen in het Amerika-nummer van het So ciologisch Bulletin, het orgaan van het So ciologisch instituut van de Hervormde Kerk. In dit dezer dagen verschenen nummer treffen we namelijk een artikel aan van prof. dr. J. P. Kruyt over „Het kerkelyk- godsdienstig leven in de Verenigde Staten". Daarin wordt ons verteld, dat de grote da gen van de „Revivals" weliswaar vóorbij zijn, maar dat men zowel onder blanken als onder negers nog zeer emotionele diensten kan meemaken. Prof. Kruyt heeft enige daarvan bijgewoond en geeft een beschrij ving, zowel van een byeenkomst van blan ken als van negers. Een bijeenkomst van negers in een (neger) Baptisten kerk In Bir mingham op een avond in de week. Vóór de kerk stonden zeer veel auto's(!) Begon om 7 uur. Toen we om 10 uur weg gingen, was het nog niet afgelopen. Stamp vol, een paar honderd mannen, vrouwen, ook kinderen. Van een orde van dienst was geen sprake. Eén persoon, of een groep, begon soms plotseling te gillen, of te zin gen en dat werkte aanstekelijk. Een rond- trekkende negerpredikant sprak, een poos je verstaanbaar, maar telkens sloeg zijn stem over in een gegil van vreugde over zijn verlossing en dan begon de zaal dade- iyk mee te doen. Het „Hallelujah" en „Glory" en „O Lord, fill me with your holy Spirit" (O God, vervul mij met uw Heilige Geest) waren niet van de lucht. De „leider" naast of achter de predikant staande vuurde voortdurend aan. Wij zagen een achttal personen, meest vrouwen, een aanval van schokken en stuiptrekkingen krygen. Zij werden weggedragen en kwamen soms la ter, gekalmeerd, terug. Na de collecte telde de predikant het geld. Het was niet ge noeg en hy ging persoonlijk de tweede keer rond, ieder zegenend en dankend, die een extra gift gaf. Een Zondagavonddienst in een Church of God, blanken, industrie stadje vlak bij Birmingham. De „gemeente" zat op een groot podium (ongeveer 35, mannen en vrouwen geschei den), het publiek (ongeveer 30) in de zaal. Piano was aanwezig en een „drum". Begon ook weer om 7 uur. Zo mogelyk nog emo tioneler en onordelyker dan de bovenbe schreven dienst. Een vrouw stond op, be gon te praten, liever te krijsen, in een on verstaanbare woordenvloed, tien minuten lang, kennelyk buiten zichzelf. Eindigende in een „fit" weggedragen. Twee jonge mannen en een jonge vrouw uit het „publiek" traden naar voren, ter bekering. Met zingen, handengeklap, voe tengetrappel, gillen, werd de „Heilige Geest" al spoedig by de jonge mannen op geroepen, zich openbarend in schokken en rillingen. By de jonge vrouw, die zich al maar vermoeid over het hoofd streek, luk te het niet. Toen wy ongeveer om tien uur vertrokken, was zij nog niet „klaar", on danks de versterking van het lawaai door de trom in te schakelen en ondanks het feit, dat er enkelen op het podium als slan gen over de vloer begonnen te kruipen. De liederen, die onderwijl werden gezongen, begeleid door een vrouw aan de piano, had den een opwindend karakter, met veel stac cato's en kwamen maar niet aan een eind. Zondagmorgendiensten, die wij bijwoon den, waren veel meer geordend, maar had den toch nog een emotioneel karakter, met name het om de haverklap beamen van wat de predikant in zijn preek zei, niet door één, maar door velen onder het gehoor, door korte uitroepen als: Right!, Hallelu jah, Yes, yes!, Amen!, So it is! en derge lijke, voorts dezelfde staccato-achtige lie deren, weer door een piano begeleid; dan doordat, vóór de eigenlijke dienst begon, enige broeders en zusters op de voorste banken reeds begonnen met zingen, getui gen, bidden; tenslotte doordat de predikant na zijn preek de zondaars opriep naar vo ren te komen, waaraan niet altijd gehoor werd gegeven. Eens. bij een Zondagavond-doopdienst in een Baptistenkerk, in een arbeiderswijk te Birmingham, toen de dominee zich verwij derde om zijn hoge badlaarzen aan te trek ken (de doop is die door onderdompeling en by volwassenen) nam een broeder het tijdelijk over en hield het gehoor bezig: „Nu gaan we eens ftfn zingen wat voor lied? Goed, nummer zoveeleerst de vrouwen mooi. nu de mannen prach tig, nu allemaal!" enzovoorts. Uit de aard der zaak moeten deze op wekkingssamenkomsten sterk onderschei den worden van de gewone kerkdiensten. Deze tonen veel meer overeenkomst met de ons bekende erediensten. Erbij Koptj< puppen. .y oepualden hel leven van Herman Michels, de Amster damse toneelgrimeur en fabrikant van étalagefiguren, die Maandag zestig jaar wordt. Over zijn zeldzame carrière kunt ge lezen op de vierde pagina van „Erbij". Hier ziet u hem zelf op inspec tie in zijn beeldenfabriek. Door een Amerikaanse maatschappij worden thans vulpotloden gefabriceerd, die inplaats van een vaste stift een kolom vloeibaar grafiet hebben. De maatschappij is zo zeker van het succes van de nieuwe potloden dat zij de productie van de ge wone vulpotloden heeft stopgezet en nog alleen het nieuwe type vervaardigt. Met de vloeibare kolom kan zesmaal zo lang geschreven worden als met een stift en natuurlijk komt het slijpen van het tradi tionele potlood met houten omhulsel te vervallen. De kern wordt gevormd door een capsule vloeibaar grafiet van ongeveer dezelfde afmeting als de normale stift. De grafiet blijft tot het eind toe vloeibaar en stroomt naar een punt, die iets weg heeft van de punt van een „ballpoint". Hel vloeibare grafiet geeft een zelfde letter als het vaste grafiet van een normaal pot lood en heeft bovendien het grote voordee' dat het niet vlekt. .In Maart en April zullen in het museum Bovmans te Rotterdam ruim zeventig werken van Engelse landschapsschilders onder anderen van Constable, Turner Gainsborough en Wilson, allen behorende tot de periode 17401850, worden ten toongesteld. De expositie wordt georganiseerd dooi de British Council, het overheidslichaam dat de culturele betrekkingen tussen Engeland en het buitenland onderhoudt. Het initiatief ertoe is van het museum Boymans uitgegaan. De collectie is afkom stig uit musea en van particulieren. De tentoonstelling wordt op 5 Maart door de Britse ambassadeur Sir Paul Mason geopend. Op de laatste dag, 28 April, zal zij worden bezichtigd door Ko ningin Juliana, Prins Bernhard en het Zweedse koninklijke paar. (Van onze correspondent in Australië) NU DIT JAAR ten einde spoedt, word ik er als vanzelf aan herinnerd, dat er voor vele Nederlanders in Australië een lustrumjaar aanbreekt, want in 1950 is eigenlijk pas een goed begin gemaakt met de emigratie van onze landgenoten naar de rand der wereld. In dat jaar verlieten Neder landers namelijk voor het eerst „bij duizenden" het vaderland om hun toekomst te zoeken in het Zuidland (9000). In Australië heeft zich sinds de aankomst van deze pioniers (de 3000 uit de jaren 1946-1949 niet te iwrgeten) veel gewijzigd, dat met recht aan hun invloed en natuur lijk ook, maar dan toch in de tweede plaats, aan de vele tienduizenden die na hen zijn gekomen is te danken. Die eerste twaalfduizend hebben ech ter het spits afgebeten. Zij, die na hen kwamen, hebben daarvan de vruchten kunnen en mogen plukken. AUSTRALIë is als beschavingsland jong. Ds. Jac. de Vries, van de Presbyteriaanse kerk te Mirboo in North Victoria, zei dezer dagen hieromtrent: „Men kan niet ver wachten dat ze hier dezelfde sociale voor zieningen hebben als die welke in Neder land door de lange jaren heen gegroeid en bevochten zijn". Zo is het ook met verschei dene andere dingen des dagelijksen levens. De eerste duizenden Nederlandse pioniers lieten vele materiële, geestelijke en cultu rele uitingen van het leven van alle dag in Nederland achter zonder gelijkwaardige vormen daarvan in het nieuwe vaderland aan te treffen. Wanneer we nu echter een blik achter ons slaan en zien welke wijzigingen dit „dagelijkse leven" in Australië heeft on dergaan, waarop vooral in het afgelopen jaar een bekroning is gezet, dan staat men .verbaasd hoe snel toch eigenlijk de Austra liërs en de immigranten naar elkaar zijn toe gegroeid. Van de assimilatie, die de Australiërs eisten, is het ongemerkt een integratie geworden. In enkele gevallen zou de Australiër gek opkijken, als hij er op werd gewezen dat niet de immigrant, maar hij, de Australiër, geassimileerd is. Ik doel hierbij niet op sociale voorzie ningen. Zij vormen een hoofdstuk apart. Het gaat om de dagelijkse levenswijze en de uitingen daarvan. Het sprekendste voor beeld daarvan is het „eten" een onder werp, dat geen mens voorbij kon gaan en vooral onder de immigranten heel wat ton gen heeft losgemaakt, maar in de afgelo pen jaren juist^ ook de Australiërs zelf tot revolutionnaire daden heeft verleid onder invloed van de „Naussies" of nieuwe Australiërs. HET AANTAL EUROPESE restaurants is sterk gegroeid. Verslaggevers van Australische kranten in Sydney en Mel bourne zyn er door hun hoofdredacteuren op uitgezonden ze allemaal te bezoeken en er te eten. Europese schotels. Resultaat: ellenlange artikelen in de bladen,* waarin de loftrompet wordt gestoken over de bij zondere kookkunst van de buitenlandse koks (immigranten) en over de gerechten die zo sterk afwijken van de Australische. Niet langer zijn het alleen de Chinese eethuizen, die hier al sinds jaar en dag in overvloed aanwezig zijn en een bijzondere attractie vormen, maar ook de Hongaarse, Griekse, Italiaanse en Hollandse restau rants, waar de Australiërs tot de regel matige klanten behoren. Sommige Holland se restaurants hebben zelfs vermaardheid gekregen. Daaronder bevinden zich er en kele, die nauwelijks drie jaar geleden hier gevestigd zijn, zoals Uncle Peter's restau rant in Sylvania aan de hoofdverkeersweg tussen Sydney en Melbourne. Piet Schruyver uit Den Haag, die in 1951 emigreerde, is er de eigenaar van. Zijn door hem zelf gebouwde zaak, waar nu de Australische en Nederlandse vlag naast elkaar wapperen, is officieel gerang schikt onder de eerste-klas-zaken. Niet al leen de keuken is gerenommeerd, zodat er bezoekers komen uit een omtrek van meer dan drieduizend kilometer, maar ook de „drive-in" voor auto's, die vóór de tuin met parasols en zitjes kunnen parkeren, is iets geheel nieuws voor dit land. De Australische huisvrouw is erg ge brand op een goede keuken. De grote dag bladen besteden elke week een hele blad zijde aan recepten. In de damesweekbla den met een oplaag van een millioen, wor den de recepten geïllustreerd met prachtige foto's in de schitterendste kleuren, om te watertanden. „Hollandse erwtensoep" en „visschotel met mosterdsaus" (allebei on vertaald) waren de vorige week een grote attractie in de Sydney Morning Herald, het grootste dagblad van Nieuw-Zuid Wales, met een oplage van zeshonderd duizend exemplaren. Met de koekjes in de winkels is het al net zo: Hollandse specu laas, Hollands roggebrood, Hollandse be schuit, hagelslag, vroeger totaal onbekend, zijn nu in een ongekend aantal winkels te koop, dank zij de Hollandse bakkers, die zich in Sydney, Orange, Perth en vele an dere plaatsen in Australië hebben geves tigd, eigen zaken drijven en hun produc ten uitsturen naar verre streken. Cafés met zitjes, zoals in Nederland waren er in 1950 niet, maar nu duiken er steeds meer op. Er zijn biertuinen geko men, waar men onder parasols kan zitten aan tafels met banken of rieten stoelen. Nederlandse immigranten, die in Neder- 'and in cafés en hótels hebben gewerkt, 'lijn er „schuldig" aan, dat de Europese ge- 'achte ook op dit gebied hier doorwerkt. IN DE MEUBILERING der woningen is het van hetzelfde laken een pak. Vier jaar geleden stonden de Hollandefs hier ver baasd te kijken voor de étalages, daar de 'afels, stoelen en vooral de slaapkamer ameublementen, zo uit grootvaders of ivergrootvaders tijd gekomen schenen ta lijn. Ruim drie jaar geleden schreef ik dat \ustralië vijftig jaar ten achter was, thans ■■chter prijken in diezelfde étalages dejno- iernste meubelen in stijlen die Europees en Nederlands zijn. In Sydney is een meu belzaak, door Hollandse immigranten op gericht. Zij geniet grote bekendheid door opvallende advertenties niet alleen, maar <ok (en meer nog) door de opvallende mo- lerne stijl van de geëtaleerde meubels. In de woningbouw valt hetzelfde ver schijnsel op. Kleine ramen maken plaats voor grote ruiten. Grote openslaande gla zen deuren komen steeds meer in trek. Openslaande ramen waren een extrava gantie, tegenwoordig is een huis niet hy permodern meer als ze schitteren door af wezigheid. Hollandse ramen zijn nu de nouveauté voor de bouwers. De Parijse straatzangers en rondtrek kende muzikanten hebben al vele tekst dichters geïnspireerd. Wat men „de poëzie van de straat" zou kunnen noe men, vindt men bijvoorbeeld terug in „Les Forains" van Léo Ferré, aan wie onze medewerker B. Levi, specialist op het gebied van het Franse Chanson„ elders in dit nummer van „Erbij" een beschouwing wijdt. Deze fraaie foto en het daarbij afgedrukte portret van Cathérine Sauvage zijn overgenomen uit het oulangs bij de Editions du Seuil in de serie „Peuple et culture" versche nen boekje „Regards neufs sur la chan son".

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1955 | | pagina 13