„De man aan de top" franse paragraaf Bij het deurtje van het ijzeren gordijn Een transatlantische stem Een geval van toewijdinj Litteraire Kanttekeningen Weerzien met Finland Knappe film naar een mooi boek De schilderijen uit Auvers NIEUWE ROMAN „DE THUISWACHT" VAN DOLA DE JONG Twee toneelstukken van Iloornik in première Sovjet-film-festival AFGEZIEN VAN WAT binnengeslopen amerikanismen en zo hier en daar een on hollandse zinswending zou niet gezegd kunnen worden dat „De Thuiswacht" de derde roman van Dola de Jong de sporen draagt van haar langdurig verblijf in de Verenigde Staten, of het moest de geserreerdheid van haar schrijfwijze zijn. Maar die zakelijkheid, dat kernachtig noteren, dat verstrakken van elke emotionaliteit tot de feitelijke mededeling, die geladen contractie korom, is een zo kenmerkende trek van haar schrijverschap, dat zelfs in dat opzicht de emigratie aan de consolidatie van haar zich vormend talent niet in het geringste schade heeft gedaan. In tegendeel. Voor zover het klimaat van haar woonplaats Greenwich Village de artistenwijk van New York en als zodanig enigszins een geestelijke enclave in het machtsgebied van het materialisme haar dan al beïnvloed mag hebben, is het haar werk door een nóg radicalere distantie van elk traditionalisme ten goede gekomen. Aan die kordate onafhankelijkheid, aan dat vrij in de wereld staan, hebben we of Dola de Jong de uitspraak van haar confrater-landverhuizer Leo Vroman: „lie ver Heimwee dan Holland" wel of niet onderschrijft dan toch maar een unieke roman te danken als deze „Thuiswacht" uniek van structuur, van toon, van ni veau en in zekere zin ook van eerlijkheid. Ik doel daarmee niet zozeer op de eer lijkheid om een delicate realiteit als de Lesbische liefde tot 'romangegeven te kie zen; er is immers onder het mom van on conventionele openhartigheid al met zoveel raffinement gespeculeerd op infantiele binnenpretjes van het fatsoen-op-z'n-Zon- dags, dat al dat „nu-maar-er-eens-zonder- blikken-of-blozen-zeggen-waar-het-op- staat"- een modieus-litteraire „aangelegen heid" is geworden, die nauwelijks meer Lawrence van Hermans of Miller van Van het Reve weet te onderscheiden. Wat Dola de Jong's nieuwe roman van al die smetten vrij doet zijn, wat er de kracht van de overtuiging aan geeft, is de èchtheid van haar oprechtheid: echtheid in haar persoonlijke verhouding tot haar onderwerp, tot haar romanfiguren; echt heid in haar deernis met de ontredderde mens, de mens als slachtoffer van zijn lot, zijn tekort, zijn, tijd. Die echtheid van haar werk is en dat betekent de proef op de som één en ondeelbaar: ze bepaalt de warme terughoudendheid van haar stijl, haar soberheid van détail, haar discretie, haar angstvallig ontwijken van elke zweem naar het sensationele en sentimentele, van alle litteraire franje. Al noterend getuigt ze. En getuigend schreef ze een boek van het leven, van het problematisch geworden leven, waarin de onschuld worstelt met de gecodificeerde moraal, de schuld met het menselijk verantwoordelijkheidsgevoel, de goede wil met de slechte mogelijkheden, de verlangde zuiverheid met de „verwar ring der gevoelens" en de vrije keuze met het noodlot. Daardoor ook krijgt de verbijzonderde tragiek van haar boek een algemeen ka rakter, wordt de problematiek van „De Thuiswacht" symptomatisch voor de ac tuele impasse van ons menszijn, zoals dat ook al het geval was met haar vorige ro man „En de akker is de wereld", die in Dit voorjaar Het bekroonde toneelstuk „Kaïns Ge slacht" van de Nederlandse dichter Ed. Hoomik zal zijn première beleven op 25 Mei ter opening van de Amsterdamse Kunstmaand 1955. Het wordt opgevoerd door de Haagse Comedie onder regie van Jan Retèl. De Nederlandse Comedie heeft een ander stuk van dezelfde schrijver op het réper toire genomen, dat „De Zeewolf" getiteld is en waarvan de eerste voorstelling, even eens in de Amsterdamse Stadsschouwburg op 19 Maart plaats heeft. Onder regie van Ton Lutz zullen daarin optreden: Mimi Boesnach, Hedda van der Linden, Ina van Faassen, Joan Remmelts, Fons Radema kers, Philippe la Chapelle en Maxim Ha mel. Het décor wordt door Nicolaas Wijn berg ontworpen. Gedurende de tweede helft van Februari worden in een aantal bioscooptheaters van Amsterdam enkele premières en reprises gegeven van Sovjet-Russische films ter gelegenheid van het door de vereniging NederlandUSSR. georganiseerde film festival 1955, dat beoogt „de kennismaking van het Amsterdamse bioscooppubliek met de Sovjet-filmproductie te hernieuwen en verstevigen". Amerika óndanks zijn voortreffelijke kwa liteiten een „bestseller" werd en terecht werd bekroond met de Prozaprijs voor 1947 van de gemeente Amsterdam. Die Noord- Afrikaanse akker, waar een Hollands echtpaar met tijdens zijn vlucht voor de oorlogscatastrophe opgepikte kinderen een nieuw leven wil beginnen, die akker was een slechte akker: er is een schuld, een medeschuld van de ouderen tegenover de jongeren, van het verleden tegenover de toekomst, die met een goedbedoeld uto pisme niet ongedaan is te maken. Ze is een doem geworden, die zich, hiér indivi dueel, daar massaal, samenbalt tot een on ontkoombare onheilsmacht, die zich aan het slot van deze roman dan ook prompt voltrekt. In „De Thuiswacht" is het een wervel wind van passie, door een gekrenkte jeugd ontketend, die een kostelijk mensenleven prijsgeeft aan de ondergang. Ik zou niet willen beweren dat dit indrukwekkende boek een bewust-existentiële strekking vertoont, maar wel heeft het met het. le vensgevoel van „een in dit bestaan ge- Dola de Jong (gehuwd met Robert H. Joseph) schreef behalve de romans „Dans om het hart" en „En de akker is de wereld" talrijke kinderboeken, benevens in het Engels onder andere „The picture story of Holland" en „Return to the level land". Zij was voor de oorlog onder meer redactrice van een blad voor Europese federalisten en danseres in het corps de ballet van Yvonne Ceorgi, nadat zij op achttien jarige leeftijd haar conservatieve fami lie was ontvlucht om „in Amsterdam carrière te maken". worpen zijn" de confrontatie gemeen met de diepste menselijke driften, met een worsteling tussen zelfvernietiging en -be teugeling, gedrevenheid en verantwoorde lijkheid, zelfzucht en liefde, onttakelend onmachtsgevoel en- menselijke waardig heid. De ambivalente gebondenheid van Bea (de Ik-figuur) aan haar vriendin Erica maakt deze argeloos-zuivere vrouwenge stalte tot een gebiologeerde ooggetuige en tenslotte in zekere 'zin tot een slachtoffer van een jammerlijk in haar impulsen ver strikt wezen, van een opgejaagd mens „l'homme traqué" nog altijd, sinds Carco hem in 1922 signaleerde: een prooi van angst, schuld, begeerte, wanhoop en zelf kwelling, een vergeefs-spartelende vlinder in het web van haar eigen zielsverwarring, een losgeslagene op de vlucht voor zichzelf en tijdens die zinloze vlucht zich bezeten vastklampend aan de figuur op de achter grond, aan Bea, die de „thuiswacht" houdt en, gevangen in de onweerstaanbare ban van aantrekking en afstoting, mede-lijdt en tenslotte mede-kiest. Kiest ze inderdaad of wordt ze gekozen? Wat is in het levenspatroon, dat mens met mens verweeft, wat vrije wil, wat toeval, wat noodlot? Wat is schuld en wat onont koombaarheid? Wat verspeeld geluk, ge wonnen leed? Dola de Jong oordeelt niet. Ze laat en ook dót is tekenend voor de bovenpersoonlijke draagwijdte van haar boek het noodlot (en wat is weer het noodlot van dat noodlot?) als een klas sieke deus ex machina in deze tragedie ingrijpen: het is oorlog geworden, bezet tingstijd, en de giftige Nazispin.fi ie in het hart van het grote onheilsweb loert, slaat toe. Wat we van Erica nog te horen krij gen is dat ze is overleden. In een concen tratiekamp. Aan „longontsteking". Bea blijft alleen achter, op de „gekozen" weg. Er zijn veel eenzamen op deze wereld. Waar bleef de eenvoud van het onpro blematische leven, de goede stilte, het open menszijn, de eerbied eerbied voor het leven? Het klinkt misschien onaanne melijk als besluit van een beschouwing als deze: maar ze zijn één voor één in dit boek: in datgene wat er niét staat geschreven. C. J. E. DINAUX. Dola de Jong: „De TTiuiswacht" (N.V. Em. Querido's Uitgeversmaatschappij te Amsterdam) 99 (\'an onze correspondent in Scandinavië) ER ZIJN ACHTERDEURTJES in het ijzeren gordijn. Een ervan leidt van Helsinki naar Leningrad en voor het eerst zijn gewone toeristenreizen van Finnen naar de Sovjet-Unie toegelaten. Deze geschieden weliswaar onder regie van de Fins-Russische ver eniging, maar zij staan ook open voor niet-leden. In Januari namen «97 Finnen aan deze reizen deel. Een vertegenwoordiger van een niet-communistisch reisbureau vertelde ons, dat zich onder anderen een dame had aangemeld, die van te voren had verklaard niet als toeriste naar Rusland te willen gaan, maar slechts om kennissen te bezoeken, die zij sinds 1918 niet meer had gezien. Ook zij kreeg het visum. Het feit, dat verscheidene reizigers nog over „Petersburg" spreken, is trouwens kenschetsend voor hun politieke instelling. DE VRAAG kan worden gesteld of degene die uit nieuwsgierigheid of met va- cantie naar Rusland gaat, in het eigen land niet als com munist zal worden aangezien Maar in Finland is dit niei het geval. Er zijn bijvoorbeeld reizigers die alleen aan deze tocht willen deelnemen om, al is het voor nog zo kort, toch even het gebied te zien, dat eens tot Finland heeft be hoord, namelijk Karelië. Van Amerikaanse zijde ziet men deze tochten niet graag. Nog onlangs zouden de leer lingen van de laatste klas van de Noorse hogeschool voor landbouw te Aas via Finland naar Rusland reizen. Omdat men van bepaalde geruchten had gehoord, vroeg men eerst de Amerikaanse ambassade te Oslo schriftelijk om advies Volgens niet weersproken persberichten zouden de Ame rikanen hebben geantwoord dat de leerlingen nooit toe stemming voor een studietocht in de Verenigde Staten krij gen, als zij een bezoek aan Rusland zouden brengen. Een koude oor log dus ook op toeristisch gebied? Inmiddels krijgt men in Finland toch al een voorproefje van het Oosten: in Hel sinki bijvoorbeeld werden wij soms gees telijk verplaatst naar het Rusland van de vorige eeuw. Daar stonden de chauffeurs hun tijd immers te verkorten met een spelletje, dat de koetsiers van de Tsaar al hebben gekend en dat dan ook „koetsiers vuurtje" wordt genoemd. In hun lange, met schaapsvel gevoerde jassen stonden zij op een armlengte afstand en met recht geplaatste voeten tegenover elkaar. Het ging er dan om wie het hardst tegen de uitgestrekte handen van de overbuurman kon slaan en wie de klap het best kon op vangen, Een eeuwenoud spel om warm te worden De invloed van het Oosten merkt men ook in enkele restaurants, waar Russi sche bladen liggen. En het warenhuis Stockmann staat in heel West-Europa be kend om zijn zeer omvangrijke afdeling Toen de schrijver van deze reportage zich echter bij genoemde vereniging meldde voor een dergelijke trip, verwonderd kij kend naar de moderne rekenmachines en schrijfmachines, die hier stonden als stille getuigen van de daar sluimerende ener gie, liet met hem tal van aanvragen uit andere landen zien, die allemaal negatief werden beantwoord. Voorlopig zijn blijk baar alleen Finnen in de Sovjet-Unie welkom. Maar het begin is er en niemand kan zeggen of Rusland niet vroeg of laat ook zijn poorten voor Nederlandse vacantiegangers zal openen. Ook Zweden en Denen hebben trouwens gedurende de vorige zomer de gelegenheid gehad om aan een verbroederingsreis naar de Sovjet-Unie deel te nemen. Dat was echter een zeer dure liefhebberij. Voor vijf dagen in Leningrad en voor de twee dagen durende reis van Helsinki werd namelijk 25.000 Finse marken gevraagd, dat is vierhonderd gulden. Hoog in het Noorden hebben de Finnen krachtstations gebouwd, aldus de moge lijkheid scheppende om ook daar te industrialiseren. van moderne Russische litteratuur. Wij kochten daar een Russische schoolatlas van 1953 voor nog geen anderhalve gul den. De Russen passen namelijk op dit ge bied een dumping toe. Uit het kaartje van Oost-Europa bleek ons dat de Sovjet- jeugd de OderNeisse-lijn reeds als DuitsPoolse grens aangeduid krijgt. De Finnen krijgen ook bezoek uit Rus land; dit kunnen economen en politici zijn, kunstenaars of sportlieden. DE POLITIEK van Finland, met zijn vier millioen zielen, is thans: zo voorzich tig mogelijk. Finland zal niet het minste doen om wantrouwen in Rusland te wek ken. Ja, men accepteert niet eens de uit nodiging .van de Noordse raad, het thans in Stockholm bijeengekomen lichaam, dat de regeringen van de Scandinavische lan den van advies dient aangaande samen werking op cultureel, economisch, sociaal en juridisch gebied. Pen waarschuwing in de Iswestija", het orgaan van het Russi sche ministerie van Buitenlandse Zaken, is dienaangaande duidelijk genoeg geweest. Toch mag men niet veronderstellen, dat Finland bang is voor de machtige buur. Het wil in vrede en vrijheid leven en is desnoods bereid een stuk land prijs te ge ven, maar nimmer een landgenoot. Men laat zich door de Russische propaganda dan ook evenmin omver praten als men zich in vredestijd door een Rus onder de tafel laat drinken. Als de wereld weer eens in brand zou staan, vertrouwen alle Finnen op de imaginaire verdedigingslijn, die niet, zoals men dacht, op de kaart, maar in de harten der Finnen staat ge tekend. liet hieronder besproken boek „Grand Man, memories of Nor man Douglas" door Nancy Cunard, is bij Seeker ó- Warburg te Londen ver schenen. Norman Douglas, een En gelse schrijver van Schotse afkomst, is vooral bekend door zijn luchtige en onderhoudende reisschetsen. On der de naam G. Norman Douglass publiceerde hij vijf biologische wer ken. How about Europe" uit 1930 is een schertsend requisitoir door een auteur, die men herhaaldelijk met Voltaire en Lucianus, met Stuift en Anatole France vergeleken heeft. GERUIME TIJD GELEDEN heeft in „Erbij" een summiere bespreking gestaan van een voortreffelijke roman uit de Ame- brengt, pas goed bewust worden. Gepro nonceerd treden de karakters uit het web van ontzag en eerbied voor de opperste rikaanse zakenwereld. Het ging om Came- chef. Al spoedig tekenen de verhoudingen ron Hawley's boek „De man aan de top", waarin de strijd om de leiding over een enorm concern wordt beschreven, aanvan gend op het ogenblik, dat de grote Avery Bullard, president-directeur, sterft. Zijn dood blijft vooralsnog onbekend aan zijn mededirecteuren, waardoor wij de gele genheid krijgen de ommekeer te zien plaats grijpen in ieder hunner, wanneer zij zich van de revolutie, die Bullards dood mee- DE HERINNERINGEN van Nancy Cu nard aan Norman Douglas, die zij gekend heeft van 1923 tot aan zijn dood op 83- jarige leeftijd in 1952, hebben een zonder ling boek opgeleverd, dat men graag beter had willen zien. Douglas, van driekwart Schotse en een kwart Oostenrijkse afkomst, heeft van zijn dertigste jaar af voorname lijk in Italië gewoond, op Capri, in Flo rence en opnieuw op Capril. Het eiland doet onder de naam Nepenthe dienst als achtergrond in zijn bekendste roman, South Wind, het boek waarin „alle bekende zon den optreden en eeiw»antal die nieuw ver zonnen zijn". Er is bijvoorbeeld de moordgeschiedenis: een visser vertelt, dat hij indertijd een personage, waarvan niemand de onaange naamheid betwistte, van een rots de dood in heeft geduwd, waarbij hij nog steeds zich precies af. De man, die uit hun mid den wordt gekozen, is de juiste man. Hoe zij dat zelf ontdekken en welke gebeurte nissen deze verkiezing bewerkstelligen, daarin schuilt voor een groot deel het succes, dat Hawley's boek in Amerika had en daarin schuilt ook het succes van de film, die het de toeschouwer duidelijk maakt: deze verkiezing is de enig juiste. Men houdt van spanning de adem in, om dat het net allemaal niet zo dreigt te gaan als men wel zou willen. Tot aan het slot van het boek en film blijft er een factor van onzekerheid. De onmiskenbare leiders gaven van de geschikte candidaat treden evenwel zo duidelijk aan het licht, zijn be- Zoveel ongeremde devotie aan haar per- slissende sprong naar de top is zo goed ge- sonage weet ook deze schrijfster niet te verenigen met een passende toewijding aan timed, zozeer een exclamatie van zijn per soonlijkheid, dat hem te passeren niet meer haar tekst. Tenslotte is er ten hoogste een mogelijk is. De man aan de top kan alleen kwart van haar betuigingen dat voor de deze man maar zijn. lezer enige betekenis krijgt. Een moeilijk te onderscheiden beeld van Douglas, ter zijde van de tekst wordt door de rest over stelpt. „En wat is: the Douglas touch? Kan ik het misschien zo definiëren: een kleine HET BOEK HEEFT VOOR op de film, dat het de figuren stuk voor stuk beter kan uitwerken, hun daden en woorden inval, die bij niemand anders opgekomen plaatsen tegen de achtergrond van hun ver zou zijn die naar buiten komt met een draai eraan als de snede op een tennis balEen grappige definitie, althans een grappige vergelijking maar „the Dou glas touch" kan de lezer er niet aan voelen. GELUKKIG WORDT er nog al eens ge citeerd, uit de brieven van Norman Dou glas zelf en uit zijn conversatie. Bovendien komen dan in het tweede deel van het begint te lachen van genoegep als hy er boek de herinneringen aan de ontmoetin- I-a tti a.i i nn aan terugdenkt. Hoewel zoiets natuurlijk niet te pas komt, is het duidelijk dat de auteur er ook plezier in heeft en wie niet, bij de gedachte aan een wereld, waar de ongedwongen levenslust zonder inge wikkelde scrupules, bijbedoelingen en rechtvaardigingen, de overhand heeft? Engeland verveelde Douglas, hij vond het te groen en te tam. Niettemin kan men hem zich slecht voorstellen zonder het solide Engeland van zijn jeugd op de ach tergrond. Hij bracht, met de Italiaanse levenslust tot voorbeeld, een soort Engels man tot stand die zich bevrijd had van zijn makke en keurige moraal, maar dat er niettemin een evenwicht en een reserve tegenover zijn eigen passies aan ontleende waardoor ongelukken werden voorkomen. Geen wonder dat hij het werk van D. H. Lawrence niet verdragen kon, waarin de sexualiteit met de strakke moraal ook het evenwicht verspeeld heeft, dat hij een po ging onderneemt om zelf de wet te gaan stellen. MAAR AL STELT MEN vast dat Dou glas' veiligheid-op-de-achtergrond aan de betekenis van zijn werk onder de tegen woordige omstandigheden afdoet, zijn ro buuste, geciviliseerde verhalen zijn toch goed genoeg om de belangstelling naar persoonlijkheid op te wekken. Het is nu niet zo dat die door Nancy Cunard's boek in geen enkel opzicht bevredigd wordt, maar het had vele malen beter gedaan kun nen worden en er was veel meer over de held te zeggen geweest. „Held" is een woord dat altijd gebruikt kan worden voor de hoofdpersonen van romans en biogra fieën, maar dat zelden zo goed op zijn plaats is als in dit geval. Nancy Cunard gen in Italië, aan een Tunesische reis in 1938 en aan Douglas' verblijf in Engeland zolang de tweede wereldoorlog duurde, be nevens op Capri van 1946 tot zijn dood. Daar komt iets meer van de grote man bij te zien: zijn charme, zijn grapjes, zijn on willigheid om zich uit te spreken over wat hem verveelde of niet convenieerde, zijn zorg voor goed eten. Maar wat een wonderlijke en penibele vorm heeft Nancy Cunard gekozen om deze herinneringen te presenteren: een brief aan Norman, alles gericht aan de overledene en dan nog niet eens bestaande uit bijzonderheden die nieuw voor hem hadden kunnen zijn, maar alleen verhalen die hij zelf al zou hebben gekend. Het enige wat hierdoor wordt ge toond is dat het zeer moeilijk is om een lofzang belangwekkend te makerv Men zou ook teleurgesteld zijn in Norman Douglas als men overtuigd werd dat hij dit alles, had hij nog iets kunnen zeggen, zonder sputteren aangehoord zou hebben. Nu dat hem niet mogelijk is, moet men zich tevreden stellen met de indruk dat hij de devotie eerlijk verdiend had. Die in druk wordt versterkt door het beeld van een innemende oude heer, dat men op de foto's aantreft en nog meer door de bij dragen van vijf vrienden, die aan het eind van het boek zijn opgenomen. Een daar van is Kenneth McPherson, die van een ochtend ten huize Douglas in zijn laatste jaren op Capri vertelt: de stoel altijd van het uitzicht over de zee afgekeerd, het mopperen over de gezondheid, de moeilijk heden bij het blieven schrijven nu zijn han den stijf worden, de zorgvuldige keuze van sigaren, waarvan er twee na een enkele trek afgekeurd worden. Een MacPherson brengt ook iets van de klank over van een be leden en uit honderden détails de persoon lijkheden opbouwen. Het boek vertekent ook niet een figuur als van de verkoopsleider Dudley, die in de film door de financiële directeur en ge wiekste dinger naar het presidentschap, Shaw, op een rendez-vous met zijn vrien din wordt betrapt. Het boek laat Shaw wel het denkbeeld krijgen Dudley op deze manier aan zich te binden, maar vol ver achting voor zichzelf verwerpt Shaw de gedacht^ De film maakt op deze manier van Dudley een vreesachtig en weinig ka raktervol man en van Shaw een schoft. De film vereenvoudigt de figuren en werkt sterker met sympathie en antipathie. Het boek doet dat helemaal niet. De lezer merkt wel, dat ik dus meer bewondering begint met een Essay on Douglas, over zijn minnelijke, kort aangebonden manier van karakter, gewoonten en werk, dat louter spreken. Maar van een karakterisering uit bewonderende en enthousiaste notities komt het natuurlijk in die vijf korte bij- bestaat. „Wat moet daar nog aan toege- lagen ook niet. S. M. voegd worden?" roept zij uit, als zij hal- verwege haar eerste hoofdstuk gekomen Het vereiste quorum is aanwezig. Shaw is. En dan gaat zij op dezelfde voet verder, (rechts) drijft de verkiezing door tegen de wil van de jongste directeur (links). heb voor het boek dan voor het scenario. Dat neemt niet weg, dat ik in de filmver werkelijking veel vind te bewonderen. De karakterisering der figuren op de eerste plaats. De knappe montage en het spel met het beeld, vooral in de dialoog, daarmee samenhangend. De inzet van de film is wellicht wat ver warrend, omdat de camera de plaats in neemt van Avery Bullard, vlak voor zijn dood. Het duurt wel even voor de bioscoop bezoeker, die het boek niet heeft gelezen, begrijpt, dat de man op straat gestorven is en van welke portee dat sterven moet zijn. De financiële transacties, die er onmiddel lijk het gevolg van zijn, blijven in hun uit werking nog vrij onschuldig, zolang de toe schouwer niet in de geheimen van de pre sidentsverkiezing is ingewijd. Voor wie "met zulke zakelijke affaires niet is vertrouwd, moet de film wel wat mager zijn. Ze wordt pas goed, wanneer de verschillende directeuren in het beeld verschijnen. Een hele rij sterren besteedt er haar krachten aan. Zo ziet men Frederic Mtrrch als de sluwe, in cijfers denkende Shaw, Paul Dou glas in zijn creatie van geplaagde Dudley, Walter Pidgeon als weifelende en niet .tegen de situatie opgewassen directeur Alderson, William Holden als de sympa thieke jongste directeur. EEN BELANGRIJKE ROL speelt in het boek ook de echtgenote van laatst genoemde. In de film krijgt June Ally- son wat minder te doen, maar haar rol in het leven van haar man wordt toch wel fraai gesuggereerd. Een lepe speculant blijkt voorts een kolfje naar de hand van Louis Calhern, terwijl tenslotte Barbara Stanwyck de haast onmogelijke taak kreeg de figuur van Julia Tred way te creëren, een vereenzaamde vrouw, die alles aan de gestorven directeur heeft te danken, die hem liefhad, maar geen wederliefde ont ving. Met veel kracht wordt haar drama tische positie aan u voorgehouden. Zij speelt knap, maar de sterke expressies, welke haar zijn toebedeeld, hebben toch niet die uitwerking, welke blijkbaar werd verondersteld. Mysterieus ware zij mij lie ver geweest. Bullard's secretaresse zou ik tenslotte als een wel heel goed vertolkte bijrol willen noemen, welke vooral om de sfeer dient geprezen. Robert Wise voerde de regie van „De man aan de top". Hij heeft zijn spel met het beeld goed gespeeld. Of een groot pu bliek het ook zo zal waarderen hangt voor een goed deel af van zijn kennis van en vertrouwdheid met de financiële kanten aan het onderwerp. Parijs, Februari - - In de Orangerie, het gebouwtje op de hoek van de Place de la Concorde dat als uitloper van het Lou vre voor tijdelijke tentoonstellingen dient, zijn op het ogenblik de schilderijen van Van Gogh et „Les Peintres d'Anvers-sur- Oise" te zien. Een plaatsje zoals talrijke andere, Auvers, vooral als men het maar een enkele keer vluchtig gezien heeft op een leeggelopen regendag. In het* café tegenover het stadhuis, dat naar Van Gogh genoemd is, waren de jongelieden in het verzorgd 'donkerblauw aan het biljarten. Op de helling tussen de hoofdweg en de rivier worden stevige rode huisjes ge bouwd, maar boven de hoofdweg, links van de kerk, is het oude dorp nog, met de huizen die zich terzijde tegen de weg aan klemmen en een toevallige viersprong. Rechts van de kerk loopt de weg omhoog het land in. Een paar honderd meter ver der is daar de begraafplaats, een vierkan te dicht bezette ruimte binnen een kleur loze muur: tegen de linkerwand iets voor bij het midden de effen grafstenen van Vincent van Gogh en zyn broer Theo. Het glooiende donkere land zonder bo men en de regenlucht zwijgen over het leven, alles is steen en beenderen zonder verdriet: teruggekeerd in het dorp krijgt men niet eens meer de indruk, dat het zich stil houdt om zijn eigen verleden niet te verjagen. Auvers, dat zijn roem in de geschiedenis van de schilderkunst in de eerste plaats te danken heeft aan zijn naburigheid aan Parijs en aan het toeval, is verder alles verschuldigd aan le docteur Gachet, wiens trekken iedere tentoonstellingsbezoeker vertrouwd zijn van het portret door Van Gogh, met het kleine witte zeilpetje. De schilderijen, die in de Orangerie getoond worden, zijn voor een groot deel uit zijn verzameling afkomstig, vroeger of later door hem of door zijn zoon cadeau gedaan aan het Louvre (bijna de enige manier waarop het museum ze had kunnen krij gen, want het beschikt over te weinig geld om op grote schaal aankopen te doen en de Franse regering moedigt schenkingen niet eens aan met een gunstige belasting regeling). Van Gogh heeft, zoals men weet, alleen de laatste twee maanden van zijn leven in Auvers doorgebracht, toen hij uit het ge sticht van St. Rémy-en-Provence ontsla gen was. Aangemoedigd door de dokter, die enigermate gespecialiseerd was in geestes ziekten en die hem verwoed werken aan beval als middel tegen de krankzinnigheid, vervaardigde hy in die periode zeventig schilderijen (het andere uiterste van de tentoonstelling is een gezicht op een open plek met koeien in het bos, door Théodore Rousseau, begonnen in 1846 en dr'e jaar later voltooid verklaard). Het meeste van wat men uit die tijd hier vindt is ook al in Nederland tentoonge steld in 1953, maar er zijn enkele stukken die pas kort geleden uit den huize Gachet gekomen zijn: een gezicht in en uit de tuin van het huis, een ander van de tuin met Mademoiselle Gachet in het midden. Het opmerkelijkste van alle is misschien dat van de hutjes in Cordeville, dat na in 1905 getoond te zijn geweest in Parijs en Am sterdam nu voor het eerst weer te zien is. Een van de sterkst overblijvende her inneringen aan de tentoonstelling is die aan deze vlammen in de koele kleuren van het Noorden. Al lang voordat hij Van Gogh onder zijn hoede nam en zich onderscheidde door da delijk zijn genie te herkennen, had Gachet vriendschap gesloten met andere schilders op weg naar de beroemdheid: met Cézanne, die in 1873 in Auvers woonde, van wie men behalve het langer bekende Huis van de Gehangene ook een aantal voor het eerst geëxposeerde schilderijen ziet, waaronder de viersprong van de Rue Rémy in Auvers; met Pissarro, die twaalf jaar lang vlakbij in Pontoise woonde, van wie men hier voor het eerst de Kastanjebomen in Louvecienes vindt: via Pissarro met Renoir, Monet en Sisley, van wie hij ook werk bezat. Het is een verbazingwekkende collectie geweest, met zelfs een zó uniek stuk erin als een schilderij van Constantin Guys, die als te kenaar beroemd was in de tijd van het Tweede Keizerrijk (er was vorig jaar een tentoonstelling van zijn werk in zijn ge boortestad Vlissingen): een cadeau van Edouard Manet. De Franse regering is aan de gerechte straf voor haar karigheid met credieten ontkomen: als dit alles vrij ver handeld was, zou er niet veel van in Europa zijn gebleven. JEUGDTONEELSCHOOL Dezer dagen is opgericht de „Haagse Jeugdtoneelschool". Het doel is de jeugd, ongeacht de leeftijd, op te leiden voor toneel en eventueel cabaret. Aan de school zal ook een beroepsklasse worden verbon den. Van tijd tot tijd zullen uitvoeringen P. W. FRANSE worden gegeven.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1955 | | pagina 14