Zang en Vriendschap" 125 jaar Léo Ferré of de harde waarheid in chansons Hei &cALp GOEDE RAI IS DUUR ARBEIDSRHYTHME Van burgerlijke gezelligheid tot echt beleven der zangkunst Ellen en Albert Vogel treden samen op „Gebed en voorbede" Onze Puzzle Beurtelings onbewogen opererende chirurg en vertederd gevoelsmens „Floris ende Blancefloer" HET BEGON in het revo lutiejaar 1830 als een vredige, burgerlijke idylle: er werd in Haarlem op 20 Februari een „liedertafel" gesticht. Een klein groepje zanglustige lie den negen man kwam bij elkaar ten huize van een dezer, op de toen nog niet ge dempte Smalle Oude Gracht nabij het Spaarne en legden er de grondvesten van de mannenzangvereniging, die thans haar 125ste verjaardag viert en er terecht trots op gaat dat zij de oudste van Nederland is. Het doel van het jonge gezelschap was natuur lijk in de eerste plaats de samenzang te beoefenen en zulks naar de begrippen die men in Duitsland en Zwitser land zich daaromtrent had gevormd als „Liedertafel" of „Liederkranz". Bij dat zingen hoorde tevens het gezellig verkeer, bij ta bakspijp en bierstoop, ook net als aan de andere zijde van de Rijn gewoonte was, ty perend voor de romantische, lezelligheid dier dagen. Wie weet hoe lang er reeds over geprakkizeerd was en hoeveel woorden er reeds over gewisseld waren in de sme derij aan de Grote Houtstraat van de hoefsmid J. E. Schmitz, die de eigenlijke oprichter en dertig jaar lang de directeur van het Haarlems „Zangmin nend Gezelschap" zou worden, eer de oprichting een feit werd. Want de idee moet in de hoofden van de promotors toch al een tijd genesteld zijn geweest, eer het plan tot rijp heid kon worden uitgebroed. Waarschijnlijk gaf de oprich ting van „Toonkunst" in 1829 de doorslag nu ook maar met de beoogde „liedertajel" van wal te steken. Negen man, de muzikale hoefsmid J. E. Schmitz aan de kop, verklaarden volgens het eerste notulenboek, dat zij hadden „goed gevonden en besloten om een Zang Gezel schap binnen deze Stad op te régten" enzovoorts. Een week nadien werd als kenspreuk gekozen: „Het doel van ons verenigd pogen, is Zang door Vriendschap te verhoogen". In het eerste notulenboek is dat alles netjes calfigrafisch vast gelegd. Deze tekening van de ook lid van „Zang en Vriendschap" geweest zijnde „schimmen- schuiver" Ko Donker herinnert op geestige wijze aan de adembenemende voorberei ding in de tijddat de concoursraoc heerste. HET ZOU ongeveer dertig jaar duren eer, onder drang der spraakmakende ge meente, officieel de naam „Zang en Vriendschap" gevoerd werd. Toen de jonge liedertafel een half jaar na haar oprichting elf leden telde, werd dit aantal plotseling tot zes terug gebracht, want vijf zangers trokken als schutters op naar de grenzen om tegen de oproerige V Bélgen te vechten. De schaduw, die poli- 4 tieke spanning al zo gauw over het vreed- als 6ast blJ het ondertussen ook honderd met het ontroerendste „Wilhelmus' dat zaam bestaan van de jonge zangvereni- geworden „Caecilia" barstte de ooit geklonken had. Zingen was nu een ging legde, werd blijkbaar gecompenseerd bom- De directeur en een aantal leden ver- werkelijk beleven geworden, door de vaderlandse geestdrift, die een b*ten en Vriendschap". der leden de heer A. van der Eist een korte overgangsperiode onder DE JONGSTE PERIODE begon toen, naar de pen deed grijpen om liederen te leiding van Fred. J. Roeske, die zich be- een jaar na de bevrijding, Frits Schuurman dichten, die door de ijverige directeur tot schikbaar stelde tot op korte termijn een als directeur ontslag nam en opgevolgd liedertafelstukjes verwerkt werden. Want °pv°lger voor Duvosel zou zijn aange- werd door Jack P. Loorij, die er al gauw de zanglievende hoefsmid J. E. Schmitz wezen, kreeg Jrits Schuurman in 1931 jn siaagde 6en eigen stempel op de muzi- was als componist ook zeer actief. Toen in (iegelijk met de directie van de Ha).V.) kaje verrichtingen der Liedertafel te druk- 1832 voor het eerst een uitvoering ge- ?ok die van de „Koninklijke Liedertafel ken. Er is hard gewerkt in deze negen jaar geven werd, bestond de helft van het pro- 10 fnJ™- nu. ee" riskant geval, en menige uitvoering gaf blijk van een bij van de directeur. want Schuurman was inzake koordirectie zonder intensieve instelling van het koor, onervaren. Maar dank zij zijn muzikaliteit ook met een open kijk de toekomst. en zijn persoonlijke eigenschappen wist hij zich op korte tijd tot een volwaardig diri- Maar van al deze prestaties heugt my gramma uit compositi En in de loop der jaren schreef hij menig gezellig koorstukje met pianobegeleiding waaruit een betrekkelijke handigheid in dit gemoedelijke genre blijkt. In 1859 leg- ge"t, ,0b l| toch vooral het optreden in 's Hertogen- Onder Schuurmans leiding heeft „Zang bosch waar, ter gelegenheid van het jubi- en Vriendschap" de oorlog gedeeltelijk leum van het Koninklijk Nederlands Zan- ondergedoken, maar steeds paraat door- gersverbond, in het bijzijn van H. M. de gemaakt. Zolang het nog „mocht" zonder Koningin, een concert gegeven werd, dat aangesloten te zijn bij de Kultuurkamer, om zijn zuiver artistiek cachet en zijn trad men in het openbaar op en beleed zijn feilloos beheerste vertolking, grandioos TOT MEN in 1883 manmoedig de ba- trouw aan de Kroon van zijn wapenschild mocht heten. kens verzette. Aan Willem Robert Sr. i Gezicht op de Smalle Oude Gracht bij het Spaarne waar in 1830 de heer M. van der Eist gewoond moet hebben en de Lieder tafel haar ontstaan beleefde. de Schmitz er het bijltje bij neer. De ver eniging telde destijds 24 leden, zij was een bescheiden liedertafel gebleven. Gezellig amateurisme kenmerkte even eens haar bestaan in de volgende jaren. werd de muzikale leiding toevertrouwd en deze benoeming luidde de glansrijke periode in die „Zang en Vriendschap" een internationale faam bezorgde en haar, na schitterende successen op zangwedstrüden, het praedicaat „Koninklijk" deed verwer ven. Dat was in 1890, toen zij haar zestig ste verjaardag vierde. De grootste triomfen op het gebied der concoursen moesten toen nog bevochten worden: onder meer de „Keizerprijs" te Keulen (1901) met algemene stemmen toe gekend, de overwinning te Amsterdam op de zo gevreesde „Mastreechter Staar" (1902) en het laatst door Robert gediri geerde concours te Amsterdam (1912). HET TACHTIGJARIG bestaan gaf in 1910 aanleiding tot het uitschrijven van een driedaagse wedstrijd. Dit feit zij hier vermeld, niet omdat het in de levensloop van de Koninklijke Liedertafel van zo bui tengewone betekenis was, maar als typerend voor de brillante concoursperiode, die toen haast ten einde liep. Het aanzien van „Zang en Vriendschap" was in dit tijd perk echter ook gestegen door wintercon- certen met medewerking van het Resi dentie-Orkest en van het Utrechts Stede lij k-Orkest. In Februari 1914, dirigeerde Robert zijn laatste concert. Met medewerking van het U.S.O. zong het koor scènes uit de Fritjof- Bage. Drie weken nadien overleed de ge vierde dirigent, die „Zang en Vriendschap" in het licht van die tijd gezien groot, machtig en roemrijk gemaakt had. EEN NIEUW TIJDPERK begon onder leiding van Fred. J. Roeske, die van Sep tember 1914 tot eind December 1922 het koor stabiel op peil hield. De concoursrage behoorde tot het verleden. „Zang en Vriendschap" teerde op haar fraam en wist haar waardigheid op te houden. Toen Roeske wegging, kwam het tot interne moeilijkheden bij het benoemen van een nieuwe directeur. Lieven Duvosel, een koorcomponist van uitzonderlijke betekenis, kreeg de leiding en het door uittredingen gedecimeerde koor herstelde zich weldra. Bewust ging men zich voorbereiden op een luisterrijke viering van het eeuwfeest. Intussen maakte de Koninklijke Liedertafel een reis naar Londen om er gramofoonplaten van haar prestaties te laten opnemen. En uit deze periode, waarin helaas ook een tijdelijke inzinking van de directeur viel, herinneren wij ons nog levendig de zeer geslaagde krachtproef ener uitvoering van het ge duchte pianoconcert met mannenkoor en orkest van Busoni, waarbij Karei de Jong als solist meewerkte. HET EEUWFEEST werd grandioos ge vierd. ondanks interne spanningen, die na het jubeljaar tot een ingrijpend conflict zouden leiden. Na een concertreis naar Keulen en een uitvoering in Den Haag EN NU ZIJN op 20 Februari de 125 jaar verstreken. Hebben wij ons in bovenstaande rege len hoofdzakelijk beperkt tot 't schet sen van de verschil lende perioden van het „Zanggenoot schap", gekarakte riseerd naar de ver schillende dirigen ten, in eigen kring zal men daarnaast ook de mannen weten te huldigen, die bestuurlijk het roer in handen had den en de „Lieder tafel" door de gol ven van de tijd, veilig wisten heen te loodsen, stormen en windstilten ten spijt. De actrice Ellen Vogel zal van Septem ber 1955 af in een speciaal programma op treden met haar broer Albert Vogel, voor drachtkunstenaar. Het programma zal be staan uit scènes k deux en individuele voordrachten. De muzikale begeleiding zal worden verzorgd door Evertine Vogel. Over het gebed is al heel wat geschre ven. Het boekje „Gebed en voorbede" door dr. E. A. Franken-Duparc, versche nen bij de N.V. W. ten Have te Amster dam, vertelt er weer over. Het kan niet worden ontkend, dat het de moeite waard is er kennis van te npmen, hoewel het nu niet bepaald zoveel nieuws bevat. Het eerste gedeelte werd reeds vóór de oorlog geschreven en uitgegeven, het tweede de voorbede behandelend wordt hier aan thans toegevoegd. Over het gebed lezen we: „Het geregel de gebed is de enige methode om te ko men tot een diep inperlijk leven, dat de verborgenheden leert kennen en dóór dringt tot zekerheden, die ook het gewone leven vastheid verlenen". Over de voor bede luidt het: „Bidden voor een ander is hem in het harte dragen en-hem mee nemen in ons gebed, in onze voorbede voor hem", J. C. A. JOS. DE KLERK DE SMID WAS als de smidse, waar men hem altijd zag: vertrouwenwek kend. Hij was in zijn vak, wat men alleen nog aan kan treffen in die kleine éénmansbedrijven: een alzijdig vakman met een scherpe, haast lichamelijke intuïtie voor de wijze, waarop een nieuw probleem het best kan worden opgelost. Hij was dus een smid. Het knutselbegrip manusje-van-alles heeft nooit met smeden te maken gehad. Driesje, het zoontje van de belendende caféhouder, was altijd in de smidse, om met een open, beetje dom mondje erbij te staan. Driesje vroeg nooit iets, hij stond alles maar in zich op te nemen met een blijkbaar grenzeloos bevattings vermogen of een blijkbaar grenzeloos gebrek daaraan. Driesjes aanwezigheid was ondanks een schijnbare vanzelf sprekendheid slechts moeizaam tot durende stand gekomen. Men spreekt er nog wel eens over hoe vroeger, bijna dagelijks, de smid naar het café kwam gebeend met het schreeuwende Driesje op zijn rug. Dan bleef Driesje een paar dagen weg, die hij doorbracht met de terugkeer te be peinzen. Het was echter alsof de smid aan het jong ging wennen. En tenslotte hoorde Driesje evenzeer bij de smidse als het aambeeld. Dat is te verklaren. De smid had wel eens bij het afleveren van het kind gezegd: hij komt altijd als ik het net erg druk heb. Maar zoals een tennis speler beter speelt naarmate hij een betere acoustische omgeving heeft, naarmate hij dus beter het geluid van de slagen kan horen en in het rhythme wordt opgenomen, zo kon de smid aan Driesjes stille aanwezigheid de vaart van zijn werk voelen. Als Driesje er was, werkte hij geconcentreerder. Daarom mocht Driesje later altijd komen. De smid werkte er prettig bij. Nu verwacht men van een smid niet, dat hij beseft, waarom zo'n Driesje de bedrijfsproductiviteit opvoert. Dat hoeft ook niet, als hij het maar voelt. Maar wat gaat er in zo'n Driesje om. Op een dag kwam Driesje in het café. Hij gaf zijn vader een dubbeltje. „Wat is dat?", vroeg een klant. „Oh", zei de vader, „hij krijgt elke dag van de smid een dubbeltje en dat doe ik in de spaar pot voor 'm." Ook dat is begrijpelijk, dat zo'n smid een financieel offer brengt voor een verdienstelijk lid van het be drijf. Maar, wat voelt Driesje? „Vind je het leuk bij de smid?", vroeg een klant. „Jawel, meneer," zei het kind. „Ben'de d'r elke dag, jong?", vroeg een ander. „Jawel, meneer," zei Driesje. „Wa ga je nou met die dubbel tjes doen?", vroeg de eerste weer. „D'r koop ik een paard van," zei het kind. „En de smid zal er voor zorgen, hét ie gezeed gehad." „Worde dan zelf geen smid, Dries?", vroeg zijn vader. Driesje draaide wat rond. „Nees" zei hij toen als een groot mens. „Maar wk doe'de dan de hele dag bij de smid?" Dries keek stralend op. „Uit de weeg gaan staon," zei hij. VOLEUR Horizontaal: 1. weerklinkend geluid, 3. nu en dan, 5. vis, 7. bits woord, 9. boom, 11. bekoorlijk gelegen, 13. plaats op Ame land, 15. groente, 16. vertegenwoordiger, 18. grond, die bij een hoeve behoort, 20. richting van een schip, 22. jongensnaam, 23. helemllichaam, 24. jachthond. Verticaal: 1. niet slecht, 2. mens, 3. wa terkering, 4. spadesteek, 6. rivier in Zwit serland, 7, gem. in Friesland, 8. deel van Engeland, 10. nauw, 12. zot, 14. gevloch ten koord, 16. schermbloemige plant, 17. pasgang van een paard, 19. gespannen net tot het vangen van vis, 21. deel van het skelet. Om in aanmerking te komen voor een van de drie geldprijzen ad 7,50, 5, en 2,50, dient men uiterlijk Dinsdag 17 uur de oplossing in te zenden aan een van onze bureaux; in Haarlem: Grote Hout straat 93 err Soendaplein; in IJmuiden: Kennemerlaan 186. De oplossing van de vorige puzzle luidt: Horizontaal: 1. Vere, 5. emoe, 8. nage len, 11. malie, 13. kopal, 15. sta, 17. k.o., 18. lel, 20 o.l.21. Ems, 23. Noord, 25. te der, 27. legende, 29. halo, 30. sein. Verticaal: 2. en 3. ramp, 4. egaal, 5. Eli, 6. mees, 7. on, 9. ellende, 10. akker, 12, sal do, 14. oom, 16. tor, 19. loens, 22. stel 24. orde 26. ego 27. la, 28. ei. Na loting werden de prijzen van de vori ge puzzle als volgt toegekend: W. A. Vonk, Roskamstraat 31, Haarlem 7,50), J. Tromp-Van de Putten, Regulierstraat 30, Haarlem 5,Mevrouw M. W. Letten- meijer, Trompstraat 62, IJmuiden-Oost 2,50). Léo Ferré beschouw ik als de begaafdste auteur-chansonnier van onze tijd. Hij is 38 jaar en Monegask, houdt nog steeds met een zuidelijke warmte van Monaco, maar woont en werkt nu al zolang in Parijs, dat hij wel algemeen als inwoner van die stad van Panam' wordt beschouwd. Een jaar geleden hoorde ik Ferré tijdens zijn optreden in het nu-ter-ziele-zijnde cabaret l'Arlequin, op de Boulevard St.-Germain. Zijn programma bestond uit een keur van eigen chansons en ik was zo gegrepen door tekst en muziek, door de beurtelings sarcastische en quasi-romantische voordracht, dat ik na afloop met hem in gesprek trachtte te komen. Dat is vrijwel mislukt, omdat hij zich, in alle schijn bare vriendelijkheid, had gestoken in een harnas van afwerende ironie, dat ik niet heb kunnen doorbreken. Hij wilde niet over zichzelf spreken: „Mijn chansons zeggen genoeg van mij en de rest hoort u wel van mén Hij wilde niet over zijn werk spreken„Mijn chansons spreken hun figen taal en mijn klassieke oeuvre eveneens, voor de weinigen die er naar willen luisteren. Bovendien sta ik met mijn hebben en houden op de zwarte lijst van de Radio- Diffusion eh voila!" (Dat plaatsen op die zwarte lijst is een half jaar geleden ongedaan gemaakt). Hy wilde niet over zijn huis en zijn liefhebberijen spreken: „Zoekt u mijn adres maar uit en tracht mijnehwoning te vinden, dan kent u meteen mijn liefhebberijen". En daarmee moest ik het doen! Het gesprek zat mij toch dwars en toen ik het glas geurige Rosé naar mijn lippen tilde, zag ik boven de randen van de roemer de rimpellach van het sterke, intelligente gezicht met de spottende mond en de bebrilde, tintelende ogen HET ZAT ME dus dwars en ik ging op ondapzoek uit naar zijn adres.... met de métro tot Porte Maillot, Place de Verdun oversteken, dwars door het Lunapark en langs de in aanbouw zijnde bouwwerken van het ministerie van Binnenlandse Za ken, dan.vragen, zoeken tussen de ga rages en oude huizen bij die Noord-West punt van het Bois de Boulogne. En waar lijk,oergens bij een soort vuilnisbelt stond een bistrot en daarnaast, aan een deur, hing een aanplakbiljet: Léo Ferré! Tot mijn schande moet ik bekennen dat ik niet hoger ben gekomen dan de eerste treden van de uitgeslofte smalle trap, want in het schemerdonker staarde mij een grotesk negermasker aan, dat mij de hartslag naar de keel bracht. Daaronder stonden twee levende honden van een enorm formaat mij begerig aan te staren. Op dèt moment leek het mij beter een glas ondefinieerbaar slechte koffie te gaan drinken in de aftand se bistrot. Ferré heb ik nóg steeds niet ge-inter- viewd. Maar ik heb duizend-en-één ver halen over hem gehoord, die ik in het kort weergeef om uw nieuwsgierigheid te dem pen en het beeld, dat u van Ferré gaat die een welhaast volmaakte stem en voor dracht heeft voor deze liederen. Onbarmhartig confronteert hij de mens met zijn feilen. Hen, die zich verbergen achter grote woorden, een welvoorziene garderobe, of valse gevoelens, zet hij spier naakt in een zoeklicht. (Vitrines, Et des Clous. Judas, Graine d'Ananar, Merci mon Dieu, Monsieur William). De geest van de duivel, die men hem toedicht, vlamt op in zijn teksten en zijn muziek, terwijl zijn weinig fraaie, trillende stem, die zo moei lijk is te imiteren, zich daarbij wonderwel aanpast (l'Homme, le Parvenu, Nous les Filles, Barbarie, Paris Canaille). Hij maakt het de niet-Parijzenaar door een overmatig gebruik van „argot" hierbij niet gemakke lijk. Anderzijds kan Ferré chansons bren gen die elke rauwheid missen, die ontroe rend zijn door romantiek, óp zonnig-melo- dieuze melodieën, soms weemoedig, dan weer gemengd met een vriendelijk tikje lichte spot (Les Amoureux du Havre, La Chambre, Le Piano du Pauvre, Sur la Sei ne, l'Ile St. Loüis). Maar èlle chansons, of die nu zijn van de onbewogen opererende chirurg van het dagelijks leven óf van de vertederde gevoelsmens, dragen het zeer kenmerkende stempel van Léo Ferré, een groot kunstenaar. B. LEVI Cathérine Sauvage vormen, te completeren. In 1950 is hij ge trouwd en zijn vrouw, Madeleine, is zijn onmisbare hulp geworden èn zijn inspira tie. Zijn weinige vrienden heeft h(j ver loren, toen hij de beide honden, die mij hadden verjaagd, als huisvrienden accep teerde. De reu heet Arkel en de teef Ca naille. De kamer,.waar zij met zijn vieren wonen, biedt geen enkele bewegingsvrij heid: er staan een schrijftafel, een divan, een vleugel, een klein harmonium. Wat dan nog aan ruimte overschiet wordt opge vuld met een enorme hoeveelheid boeken over muziek of filosofie en met de rond dwarrelende klanken van een nieuw chan son, een wordende opera, of een ontstaan de symphonie, onttrokken aan zijn muziek instrumenten of prijsgegeven door zijn vi brerende stem. Zijn klassieke composities, omvattep on der meer een Symphonie Interrompue, het oratorium Le Mal-Aimé (op een gedicht van Apollinaire) voor tachtig musici en twee grote koren, een Honderd-één-en- vijftigste Psalm (Koning David maakte er 150, Ferré de 151ste!) voor orkest, koren en een sprekende vrouwenstem. Dan is hij bezig met een Cantique des Cantiques, een Hooglied dus. TOT HET MAKEN van chansons is hij gekomen uit bittere noodzaak: „Je les ai faites et je les ai chantées pour gagner ma vie, voila tout...." Vrijwel alle chansons zijn op de plaat opgenomen, hetzij gezon gen door Ferré hetzij door anderen, waar bij ik in het bijzonder wijs op de twee Odéon-langspeelplaten van hemzelf en de twee van Philips door Cathérine Sauvage, De première van „Floris ende Blance floer" in de bewerking van Paul De Keyser wordt door de toneelgroep „Theater" op 19 Februari in Arnhem gegeven. Dit abele spel zal worden gevolgd door de i één-acter van „De gelukkige reis" van 1 Thornton Wilder. NU DE VERKEERSSTATISTICI mij steeds navranter voorrekenen hoeveel op- de-hoeveel kansen ik heb, mijn loopbaan opeens op de rijbaan te eindigen, is het duidelijk, dat ik met gemengde gevoelens naar al die bakbeesten op de R.A.I. heb gekeken. Mijn gevoelens waren zich trou wens voor de ingang van dit mooie lage gebouw al gaan vermengen toen mij een schotschrift uitgereikt werd met de waar schuwing: „Hoe mooi de fantastische ver halen van al deze als heer vermomde per sonen ook mogen klinken, gaat er niet op in!" De man, die het mij gaf, deed zelf geen enkele poging om méér dan een ge woon persoon te schijnen, hij was zelfs morsig gekleed. Dt gaf zijn waarschuwing zóveel kracht, dat daarbinnen het wan trouwen bij geen enkele stand geheel van mij is geweken. Ik heb mij nóch door een bekende Amerikaanse automobielenfa- briek, nóch door Duitse krachtwagen- gezelschappen iets op de mouw laten spel den. De waarschuwing, die voor de deur was uitgereikt bleek overigens bestemd te zijn voor bezoekers van veilingen van ge bruikte automobielen; er moet dus een vergissing in het spel zijn geweest. Er hing een lucht van goede smeerolie, waarin zich de geuren van hyacinthen mengden. Het geheel riep associaties op aan een drukke Bollenzondag en vooral de Friezen en Groningers gedroegen zich alsof zij een dagje uit inplaats van er- op-uit waren. Ik zag de verrassing op het gezonde gezicht van een hunner toen hij een fraai wit gehoorapparaat vond. Het lag in een bloemperk rondom een vitrine met een langzaam wentelende motor er in. Het ding bleek aan een draad vast te zitten, zodat het niet kon worden meegenomen. Op advies van omstanders bracht de Groninger het eens aan zijn oor. „Heden toe maar", zei hij verwonderd en daarna niets meer. Hem werd medegedeeld hoeveel gulden per kilometer hij kon be sparen door een bepaalde service toe te staan. Het kwam bij ons op, dat het luisterapparaatje wel eens met dat doel in de omringende groenstrook kon zijn neer gelegd en dat er mjsschien nog wel meer verborgen lagen. Wij vonden er nóg vijf en luisterden geduldig want de Groninger had ons gezegd, dat ra de droge smerings theorie een aardig stuk fanfare zou volgen. En er was ook reden tot deze fanfare want „chauffeurs zijn enthousiast, niet alleen vanwege de soepele motor, maar soms nog meer om het ongelofelijke lichte schake len van zijn kraakvrije synchromesh-bak". Op de achtergrond stond een zitje met een paar slapende mannen er in, kennelijk vermoeid van hun enthousiasme. Het staan bij zoveel sluimerende paarde- krachten vergt veel van de standhouders. De bezoeker kan doorlopen, maar zij moe ten stand houden en daarbij óók nog hun stand ophouden. MEN KAN met verschillende bedoelin gen naar de RAI gaan. Men kan willen uit zoeken door welke bedrijfsauto men zich wil laten dienen of zoals een bejaarde voetganger venijnig opmerkte door wel ke men zich wil laten „overrijje". Men kan ook het aantal hierbij opgestelde secreta ressen niet willen misseh of het aantal uit gereikte folders. Vooral dat laatste is zeer aanzienlijk. Tenslotte kan men er niet een meer aanpakken zonder er drie te laten vallen, maar het voornemen om ze thuis nog eens door te Jezen (dus niet alles ter plaatse te hoeven verwerken) maakt de tred lichter. In een zijvleugel het werk van de toe- leverings-industrieën overschouwend er wordt inderdaad heel wat op zo'n auto toe geleverd werd ik aangeklampt door een dame, die ofschoon haar uiterlijk dat maar ternauwernood verried, een lakfabriek vertegenwoordigde en mij in een kleur- enquête wilde betrekken. „Stelt u zich eens voor dat u ineens een nieuwe wagen krijgt, welke kleur zou u die dan geven?", vroeg zij zakelijk. Nu is dit een mogelijkheid, waar ik nog steeds onvoldoende rekening mee houd, zodat ik niet onmiddellijk kleur kon bekennen. Met auto's van brandweer corpsen en uitvaartverzorgingen doen zich wat dit aangaat geen problemen voor, maar met een eigen auto kan men alle kanten uit. Het hangt er allemaal vanaf, welke kleuren andere automobilisten hun wagens geven. En dan nóg zou ik ongelukken ma ken, wanneer ik alle auto's, wier kleur met die van de mijne vloekten, achter mij wil de laten. Men kan maar het best een zach te pasteltint nemen, dan blijft nog enige harmonie in het straatbeeld mogelijk. Het verkeer zal zich daarbij wellicht ook kalmer blijven gedragen. Mijn generale in druk van de be drijfsautotentoon stelling van de RAI moet wel lui den, dat ik nog nimmer zoveel zwaar wegverkeer op zo'n kleine plaats bijeen heb gezien, zonder dat er ongelukken van kwamen. De voor naamste oorzaak daarvan was ge loof ik wel, dat er niet mee gereden werd. Op die voor waarde heb ik goe de hoop, dat het Nederlandse we gennet de ver- keerstoeneming in de komende jaren zal kunnen ver werken. KO BRUGBIER DE ZEE, men weet het van oudsher, geeft en neemt. Tot haar gaven behoort bijwijlen een ietwat al te snel aangevoerde hoeveelheid frisse lucht, in de wandeling storm geheten. Dit verschijnsel biedt de mens weinig voordelen, of ze moesten van morele aard zijn: een onverzettelijk hel dendom, dat zich met knuisten en schou ders te weer stelt en overwinningen be haalt of nederlagen lijdt. Van nederla gen zij hier echter niet gesproken, er is wat dat aangaat te veel droevigs te boek staven en reeds geboekstaafd. Deze regelen zijn uitsluitend gewijd aan een overwinning van menselijke onderne mingsgeest en vernuft. Want de zee heeft, met een van haar norse flankuitvallen, een wonder verricht door een schip neer te zetten pal vóór een van die Nederlandse kustplaatsjes, welker bewoners drie d vier maanden 's jaars zwoegen en gedurende de overige tijd rusteloos met hun duimen draaien, alsof ze niets anders konden. Ze kunnen echter we! degelijk anders. Ze ver langen niets liever dan hun onvrijwillige winterslaap te onderbreken. En dan komt daar zo'n schip onder volle stoom uit het Niet van een stormnacht opgedoemd en ligt in de onzekere wintermorgen als een gigantische walvis voor de duinvoet. Terstond fs het met de lijdelijkheid der dorpelingen gedaan. Ze Zijn mensenken ners, ze weten dat een schip in de haven of aan de kade een volkomen ander ver schijnsel is dan een schip aan het strand. Voor iets, dat men alle dagen kan waar nemen, verzet men geen honderd stappen. Voor een gestrande boot snelt men met alle benen en wielen, waarover men be schikt, naar het eind van het land. En men dat zij erkend heeft gelijk. Want als u het my vraagt, moet ik antwoorden, dat zo'n uit zijn koers geweken boot diepzin nige gedachten oproept. Over de wissel valligheid des levens. Over de ontoerei kendheid van alle menselijk streven. Over hét toeval, dat een handvol lieden van ergens op onze planeet neerzet juist op deze plaats, wemelend van naar bedrijvig heid snakkende neringdoenden. De boot dan had om zo te zeggen nog geen weet van haar eigen stranding, toen reeds de eerste patates-frites-en-warme- worst-kraam by het toegangspad naar het strand haar geuren door de nog steeds stormachtige ruimte verspreidde. Ik vond het wel een mooi verschijnsel, dat kraam pje dat. als men zich op het juiste punt plaatste, vrolijk afstak tegen het hoge schip, dat rook en roet bleef uitbraken, alsof het pogingen deed om aan zijn bal lingschap te ontkomen. Gelukkig vooi'0 de kraampjesman leverden deze pogingen geen enkel resultaat op. Ik richtte mijn schreden huiswaarts en passeerde een winkelraam, waarachter een serie foto's naar het leven van het ge strande schip was bevestigd. Prijs: een gulden de serie, in onze tijd van loonron- des zeer schappelijk, meende ik. Nog pein zend over 's mensen wakkerheid trok ik mij in mijn woning terug en deed wat myn hand te doen vond. De buitenwereld, met schip en al, schoof naar een verre achter grond en het was enige malen avond en morgen geworden, eer ik mij weer in de inmiddels gekalmeerde buitenlucht begaf. Wat ik daar te aanschouwen kreeg, be zorgde mij een der grote verrassingen van mfjn leven. Mensen zonder tal stroomden te voet of per voertuig strandwaarts. Win kels en melksalons puilden uit van bezoe kers. Geagiteerde zakenlieden, die ge zien de personeelsschaarste ijlings nich ten, oma's en achterneven als hulptroepen hadden aangevoerd, roerden al hun lede maten om de clientèle te bedienen en de winst in hun lade te strijken. De grote oorzaak van dit alles rees nog steeds roetbrakend boven de kust uit, maar nu met een voorhoede van zes, zeven, tien kraampjes en wagens. Ik kon ze zo gauw niet tellen, de massa maakte het mij trou wens onmogelijk. Zwarte rijen stroomden heen en weer, het strand, uit den hoge be schouwd, gaf een wriemelende maden- troep te zien, die daar schijnbaar doelloos in de weer was, maar die men bij enig nadenken wel een grote mate van levens vuur moest toeschrijven. Hoe zou het haar anders mogelijk zijn geweest koude en wind te trotseren en niet te verslappen in haar aandacht voor een zo statisch ver schijnsel als het aangespoelde schip? Hoofdschuddend keerde ik om en baan de mij moeizaam een weg tegen nieuwe aanstromende scharen in. Op het parkeer terrein zag ik tussen luxe-voertuigen sim pele vrachtauto's en bestelwagens, die blij kens de opschriften toebehoorden aan meu beltransporteurs, tegelzetters, straalkachel- fabrikanten en andere nijvere lieden, allen blijkbaar, in navolging van het schip, uit hun koers geraakt. Bij de bushalte stonden honderden te wachten. Misschien wachten ze nog. Ik weet het niet. Ik kom pas weer te voor schijn, wanneer de krant mij meldt dat het schip aan de einder is verdwenen. M. MOK.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1955 | | pagina 15