Zang en Vriendschap" 125 jaar
Léo Ferré of de harde waarheid in chansons Hei &cALp
GOEDE RAI IS DUUR
ARBEIDSRHYTHME
Van burgerlijke gezelligheid tot
echt beleven der zangkunst
Ellen en Albert Vogel
treden samen op
„Gebed en voorbede"
Onze Puzzle
Beurtelings onbewogen
opererende chirurg en
vertederd gevoelsmens
„Floris ende Blancefloer"
HET BEGON in het revo
lutiejaar 1830 als een vredige,
burgerlijke idylle: er werd in
Haarlem op 20 Februari een
„liedertafel" gesticht. Een
klein groepje zanglustige lie
den negen man kwam
bij elkaar ten huize van een
dezer, op de toen nog niet ge
dempte Smalle Oude Gracht
nabij het Spaarne en
legden er de grondvesten van
de mannenzangvereniging, die
thans haar 125ste verjaardag
viert en er terecht trots op
gaat dat zij de oudste van
Nederland is. Het doel van het
jonge gezelschap was natuur
lijk in de eerste plaats de
samenzang te beoefenen en
zulks naar de begrippen die
men in Duitsland en Zwitser
land zich daaromtrent had
gevormd als „Liedertafel" of
„Liederkranz".
Bij dat zingen hoorde tevens
het gezellig verkeer, bij ta
bakspijp en bierstoop, ook net
als aan de andere zijde van
de Rijn gewoonte was, ty
perend voor de romantische,
lezelligheid dier dagen.
Wie weet hoe lang er reeds
over geprakkizeerd was en
hoeveel woorden er reeds over
gewisseld waren in de sme
derij aan de Grote Houtstraat
van de hoefsmid J. E. Schmitz,
die de eigenlijke oprichter en
dertig jaar lang de directeur
van het Haarlems „Zangmin
nend Gezelschap" zou worden,
eer de oprichting een feit
werd. Want de idee moet in
de hoofden van de promotors
toch al een tijd genesteld zijn
geweest, eer het plan tot rijp
heid kon worden uitgebroed.
Waarschijnlijk gaf de oprich
ting van „Toonkunst" in 1829
de doorslag nu ook maar met
de beoogde „liedertajel" van
wal te steken.
Negen man, de muzikale
hoefsmid J. E. Schmitz aan
de kop, verklaarden volgens
het eerste notulenboek, dat
zij hadden „goed gevonden en
besloten om een Zang Gezel
schap binnen deze Stad op te
régten" enzovoorts. Een week
nadien werd als kenspreuk
gekozen: „Het doel van ons
verenigd pogen, is Zang door
Vriendschap te verhoogen". In
het eerste notulenboek is dat
alles netjes calfigrafisch vast
gelegd.
Deze tekening van de ook lid van „Zang en
Vriendschap" geweest zijnde „schimmen-
schuiver" Ko Donker herinnert op geestige
wijze aan de adembenemende voorberei
ding in de tijddat de concoursraoc heerste.
HET ZOU ongeveer dertig jaar duren
eer, onder drang der spraakmakende ge
meente, officieel de naam „Zang en
Vriendschap" gevoerd werd.
Toen de jonge liedertafel een half jaar
na haar oprichting elf leden telde, werd
dit aantal plotseling tot zes terug gebracht,
want vijf zangers trokken als schutters op
naar de grenzen om tegen de oproerige V
Bélgen te vechten. De schaduw, die poli- 4
tieke spanning al zo gauw over het vreed- als 6ast blJ het ondertussen ook honderd met het ontroerendste „Wilhelmus' dat
zaam bestaan van de jonge zangvereni- geworden „Caecilia" barstte de ooit geklonken had. Zingen was nu een
ging legde, werd blijkbaar gecompenseerd bom- De directeur en een aantal leden ver- werkelijk beleven geworden,
door de vaderlandse geestdrift, die een b*ten en Vriendschap".
der leden de heer A. van der Eist een korte overgangsperiode onder DE JONGSTE PERIODE begon toen,
naar de pen deed grijpen om liederen te leiding van Fred. J. Roeske, die zich be- een jaar na de bevrijding, Frits Schuurman
dichten, die door de ijverige directeur tot schikbaar stelde tot op korte termijn een als directeur ontslag nam en opgevolgd
liedertafelstukjes verwerkt werden. Want °pv°lger voor Duvosel zou zijn aange- werd door Jack P. Loorij, die er al gauw
de zanglievende hoefsmid J. E. Schmitz wezen, kreeg Jrits Schuurman in 1931 jn siaagde 6en eigen stempel op de muzi-
was als componist ook zeer actief. Toen in (iegelijk met de directie van de Ha).V.) kaje verrichtingen der Liedertafel te druk-
1832 voor het eerst een uitvoering ge- ?ok die van de „Koninklijke Liedertafel ken. Er is hard gewerkt in deze negen jaar
geven werd, bestond de helft van het pro- 10 fnJ™- nu. ee" riskant geval, en menige uitvoering gaf blijk van een bij
van de directeur. want Schuurman was inzake koordirectie zonder intensieve instelling van het koor,
onervaren. Maar dank zij zijn muzikaliteit ook met een open kijk de toekomst.
en zijn persoonlijke eigenschappen wist hij
zich op korte tijd tot een volwaardig diri- Maar van al deze prestaties heugt my
gramma uit compositi
En in de loop der jaren schreef hij menig
gezellig koorstukje met pianobegeleiding
waaruit een betrekkelijke handigheid in
dit gemoedelijke genre blijkt. In 1859 leg- ge"t, ,0b l|
toch vooral het optreden in 's Hertogen-
Onder Schuurmans leiding heeft „Zang bosch waar, ter gelegenheid van het jubi-
en Vriendschap" de oorlog gedeeltelijk leum van het Koninklijk Nederlands Zan-
ondergedoken, maar steeds paraat door- gersverbond, in het bijzijn van H. M. de
gemaakt. Zolang het nog „mocht" zonder Koningin, een concert gegeven werd, dat
aangesloten te zijn bij de Kultuurkamer, om zijn zuiver artistiek cachet en zijn
trad men in het openbaar op en beleed zijn feilloos beheerste vertolking, grandioos
TOT MEN in 1883 manmoedig de ba- trouw aan de Kroon van zijn wapenschild mocht heten.
kens verzette. Aan Willem Robert Sr. i
Gezicht op de Smalle Oude Gracht bij het Spaarne waar in 1830
de heer M. van der Eist gewoond moet hebben en de Lieder
tafel haar ontstaan beleefde.
de Schmitz er het bijltje bij neer. De ver
eniging telde destijds 24 leden, zij was een
bescheiden liedertafel gebleven.
Gezellig amateurisme kenmerkte even
eens haar bestaan in de volgende jaren.
werd de muzikale leiding toevertrouwd en
deze benoeming luidde de glansrijke
periode in die „Zang en Vriendschap" een
internationale faam bezorgde en haar, na
schitterende successen op zangwedstrüden,
het praedicaat „Koninklijk" deed verwer
ven. Dat was in 1890, toen zij haar zestig
ste verjaardag vierde.
De grootste triomfen op het gebied der
concoursen moesten toen nog bevochten
worden: onder meer de „Keizerprijs" te
Keulen (1901) met algemene stemmen toe
gekend, de overwinning te Amsterdam op
de zo gevreesde „Mastreechter Staar"
(1902) en het laatst door Robert gediri
geerde concours te Amsterdam (1912).
HET TACHTIGJARIG bestaan gaf in
1910 aanleiding tot het uitschrijven van
een driedaagse wedstrijd. Dit feit zij hier
vermeld, niet omdat het in de levensloop
van de Koninklijke Liedertafel van zo bui
tengewone betekenis was, maar als
typerend voor de brillante concoursperiode,
die toen haast ten einde liep. Het aanzien
van „Zang en Vriendschap" was in dit tijd
perk echter ook gestegen door wintercon-
certen met medewerking van het Resi
dentie-Orkest en van het Utrechts Stede
lij k-Orkest.
In Februari 1914, dirigeerde Robert zijn
laatste concert. Met medewerking van het
U.S.O. zong het koor scènes uit de Fritjof-
Bage. Drie weken nadien overleed de ge
vierde dirigent, die „Zang en Vriendschap"
in het licht van die tijd gezien groot,
machtig en roemrijk gemaakt had.
EEN NIEUW TIJDPERK begon onder
leiding van Fred. J. Roeske, die van Sep
tember 1914 tot eind December 1922 het
koor stabiel op peil hield. De concoursrage
behoorde tot het verleden. „Zang en
Vriendschap" teerde op haar fraam en wist
haar waardigheid op te houden. Toen
Roeske wegging, kwam het tot interne
moeilijkheden bij het benoemen van een
nieuwe directeur.
Lieven Duvosel, een koorcomponist van
uitzonderlijke betekenis, kreeg de leiding
en het door uittredingen gedecimeerde
koor herstelde zich weldra. Bewust ging
men zich voorbereiden op een luisterrijke
viering van het eeuwfeest. Intussen maakte
de Koninklijke Liedertafel een reis naar
Londen om er gramofoonplaten van haar
prestaties te laten opnemen. En uit deze
periode, waarin helaas ook een tijdelijke
inzinking van de directeur viel, herinneren
wij ons nog levendig de zeer geslaagde
krachtproef ener uitvoering van het ge
duchte pianoconcert met mannenkoor en
orkest van Busoni, waarbij Karei de Jong
als solist meewerkte.
HET EEUWFEEST werd grandioos ge
vierd. ondanks interne spanningen, die na
het jubeljaar tot een ingrijpend conflict
zouden leiden. Na een concertreis naar
Keulen en een uitvoering in Den Haag
EN NU ZIJN op
20 Februari de 125
jaar verstreken.
Hebben wij ons in
bovenstaande rege
len hoofdzakelijk
beperkt tot 't schet
sen van de verschil
lende perioden van
het „Zanggenoot
schap", gekarakte
riseerd naar de ver
schillende dirigen
ten, in eigen kring
zal men daarnaast
ook de mannen
weten te huldigen,
die bestuurlijk het
roer in handen had
den en de „Lieder
tafel" door de gol
ven van de tijd,
veilig wisten heen
te loodsen, stormen
en windstilten ten
spijt.
De actrice Ellen Vogel zal van Septem
ber 1955 af in een speciaal programma op
treden met haar broer Albert Vogel, voor
drachtkunstenaar. Het programma zal be
staan uit scènes k deux en individuele
voordrachten. De muzikale begeleiding
zal worden verzorgd door Evertine Vogel.
Over het gebed is al heel wat geschre
ven. Het boekje „Gebed en voorbede"
door dr. E. A. Franken-Duparc, versche
nen bij de N.V. W. ten Have te Amster
dam, vertelt er weer over. Het kan niet
worden ontkend, dat het de moeite waard
is er kennis van te npmen, hoewel het nu
niet bepaald zoveel nieuws bevat. Het
eerste gedeelte werd reeds vóór de oorlog
geschreven en uitgegeven, het tweede
de voorbede behandelend wordt hier
aan thans toegevoegd.
Over het gebed lezen we: „Het geregel
de gebed is de enige methode om te ko
men tot een diep inperlijk leven, dat de
verborgenheden leert kennen en dóór
dringt tot zekerheden, die ook het gewone
leven vastheid verlenen". Over de voor
bede luidt het: „Bidden voor een ander is
hem in het harte dragen en-hem mee
nemen in ons gebed, in onze voorbede voor
hem", J. C. A.
JOS. DE KLERK
DE SMID WAS als de smidse, waar
men hem altijd zag: vertrouwenwek
kend. Hij was in zijn vak, wat men
alleen nog aan kan treffen in die kleine
éénmansbedrijven: een alzijdig vakman
met een scherpe, haast lichamelijke
intuïtie voor de wijze, waarop een
nieuw probleem het best kan worden
opgelost. Hij was dus een smid. Het
knutselbegrip manusje-van-alles heeft
nooit met smeden te maken gehad.
Driesje, het zoontje van de belendende
caféhouder, was altijd in de smidse, om
met een open, beetje dom mondje erbij
te staan. Driesje vroeg nooit iets, hij
stond alles maar in zich op te nemen
met een blijkbaar grenzeloos bevattings
vermogen of een blijkbaar grenzeloos
gebrek daaraan. Driesjes aanwezigheid
was ondanks een schijnbare vanzelf
sprekendheid slechts moeizaam tot
durende stand gekomen.
Men spreekt er nog wel eens over hoe
vroeger, bijna dagelijks, de smid naar
het café kwam gebeend met het
schreeuwende Driesje op zijn rug. Dan
bleef Driesje een paar dagen weg, die
hij doorbracht met de terugkeer te be
peinzen. Het was echter alsof de smid
aan het jong ging wennen. En tenslotte
hoorde Driesje evenzeer bij de smidse
als het aambeeld.
Dat is te verklaren. De smid had wel
eens bij het afleveren van het kind
gezegd: hij komt altijd als ik het net
erg druk heb. Maar zoals een tennis
speler beter speelt naarmate hij een
betere acoustische omgeving heeft,
naarmate hij dus beter het geluid van
de slagen kan horen en in het rhythme
wordt opgenomen, zo kon de smid aan
Driesjes stille aanwezigheid de vaart
van zijn werk voelen. Als Driesje er
was, werkte hij geconcentreerder.
Daarom mocht Driesje later altijd
komen. De smid werkte er prettig bij.
Nu verwacht men van een smid niet,
dat hij beseft, waarom zo'n Driesje de
bedrijfsproductiviteit opvoert. Dat hoeft
ook niet, als hij het maar voelt. Maar
wat gaat er in zo'n Driesje om.
Op een dag kwam Driesje in het café.
Hij gaf zijn vader een dubbeltje. „Wat is
dat?", vroeg een klant. „Oh", zei de
vader, „hij krijgt elke dag van de smid
een dubbeltje en dat doe ik in de spaar
pot voor 'm." Ook dat is begrijpelijk,
dat zo'n smid een financieel offer brengt
voor een verdienstelijk lid van het be
drijf. Maar, wat voelt Driesje?
„Vind je het leuk bij de smid?", vroeg
een klant. „Jawel, meneer," zei het
kind. „Ben'de d'r elke dag, jong?",
vroeg een ander. „Jawel, meneer," zei
Driesje. „Wa ga je nou met die dubbel
tjes doen?", vroeg de eerste weer. „D'r
koop ik een paard van," zei het kind.
„En de smid zal er voor zorgen, hét ie
gezeed gehad."
„Worde dan zelf geen smid, Dries?",
vroeg zijn vader. Driesje draaide wat
rond. „Nees" zei hij toen als een groot
mens. „Maar wk doe'de dan de hele dag
bij de smid?" Dries keek stralend op.
„Uit de weeg gaan staon," zei hij.
VOLEUR
Horizontaal: 1. weerklinkend geluid, 3.
nu en dan, 5. vis, 7. bits woord, 9. boom,
11. bekoorlijk gelegen, 13. plaats op Ame
land, 15. groente, 16. vertegenwoordiger,
18. grond, die bij een hoeve behoort, 20.
richting van een schip, 22. jongensnaam,
23. helemllichaam, 24. jachthond.
Verticaal: 1. niet slecht, 2. mens, 3. wa
terkering, 4. spadesteek, 6. rivier in Zwit
serland, 7, gem. in Friesland, 8. deel van
Engeland, 10. nauw, 12. zot, 14. gevloch
ten koord, 16. schermbloemige plant, 17.
pasgang van een paard, 19. gespannen net
tot het vangen van vis, 21. deel van het
skelet.
Om in aanmerking te komen voor een
van de drie geldprijzen ad 7,50, 5,
en 2,50, dient men uiterlijk Dinsdag 17
uur de oplossing in te zenden aan een van
onze bureaux; in Haarlem: Grote Hout
straat 93 err Soendaplein; in IJmuiden:
Kennemerlaan 186.
De oplossing van de vorige puzzle luidt:
Horizontaal: 1. Vere, 5. emoe, 8. nage
len, 11. malie, 13. kopal, 15. sta, 17. k.o.,
18. lel, 20 o.l.21. Ems, 23. Noord, 25. te
der, 27. legende, 29. halo, 30. sein.
Verticaal: 2. en 3. ramp, 4. egaal, 5. Eli,
6. mees, 7. on, 9. ellende, 10. akker, 12, sal
do, 14. oom, 16. tor, 19. loens, 22. stel 24.
orde 26. ego 27. la, 28. ei.
Na loting werden de prijzen van de vori
ge puzzle als volgt toegekend: W. A.
Vonk, Roskamstraat 31, Haarlem 7,50),
J. Tromp-Van de Putten, Regulierstraat 30,
Haarlem 5,Mevrouw M. W. Letten-
meijer, Trompstraat 62, IJmuiden-Oost
2,50).
Léo Ferré beschouw ik als de begaafdste auteur-chansonnier van onze tijd. Hij is
38 jaar en Monegask, houdt nog steeds met een zuidelijke warmte van Monaco,
maar woont en werkt nu al zolang in Parijs, dat hij wel algemeen als inwoner van
die stad van Panam' wordt beschouwd.
Een jaar geleden hoorde ik Ferré tijdens zijn optreden in het nu-ter-ziele-zijnde
cabaret l'Arlequin, op de Boulevard St.-Germain. Zijn programma bestond uit een
keur van eigen chansons en ik was zo gegrepen door tekst en muziek, door de
beurtelings sarcastische en quasi-romantische voordracht, dat ik na afloop met hem
in gesprek trachtte te komen. Dat is vrijwel mislukt, omdat hij zich, in alle schijn
bare vriendelijkheid, had gestoken in een harnas van afwerende ironie, dat ik niet
heb kunnen doorbreken. Hij wilde niet over zichzelf spreken: „Mijn chansons zeggen
genoeg van mij en de rest hoort u wel van mén
Hij wilde niet over zijn werk spreken„Mijn chansons spreken hun figen taal
en mijn klassieke oeuvre eveneens, voor de weinigen die er naar willen luisteren.
Bovendien sta ik met mijn hebben en houden op de zwarte lijst van de Radio-
Diffusion eh voila!" (Dat plaatsen op die zwarte lijst is een half jaar geleden
ongedaan gemaakt). Hy wilde niet over zijn huis en zijn liefhebberijen spreken:
„Zoekt u mijn adres maar uit en tracht mijnehwoning te vinden, dan kent
u meteen mijn liefhebberijen".
En daarmee moest ik het doen! Het gesprek zat mij toch dwars en toen ik het glas
geurige Rosé naar mijn lippen tilde, zag ik boven de randen van de roemer de
rimpellach van het sterke, intelligente gezicht met de spottende mond en de bebrilde,
tintelende ogen
HET ZAT ME dus dwars en ik ging op
ondapzoek uit naar zijn adres.... met de
métro tot Porte Maillot, Place de Verdun
oversteken, dwars door het Lunapark en
langs de in aanbouw zijnde bouwwerken
van het ministerie van Binnenlandse Za
ken, dan.vragen, zoeken tussen de ga
rages en oude huizen bij die Noord-West
punt van het Bois de Boulogne. En waar
lijk,oergens bij een soort vuilnisbelt stond
een bistrot en daarnaast, aan een deur,
hing een aanplakbiljet: Léo Ferré! Tot
mijn schande moet ik bekennen dat ik niet
hoger ben gekomen dan de eerste treden
van de uitgeslofte smalle trap, want in het
schemerdonker staarde mij een grotesk
negermasker aan, dat mij de hartslag naar
de keel bracht. Daaronder stonden twee
levende honden van een enorm formaat mij
begerig aan te staren. Op dèt moment leek
het mij beter een glas ondefinieerbaar
slechte koffie te gaan drinken in de aftand
se bistrot.
Ferré heb ik nóg steeds niet ge-inter-
viewd. Maar ik heb duizend-en-één ver
halen over hem gehoord, die ik in het kort
weergeef om uw nieuwsgierigheid te dem
pen en het beeld, dat u van Ferré gaat
die een welhaast volmaakte stem en voor
dracht heeft voor deze liederen.
Onbarmhartig confronteert hij de mens
met zijn feilen. Hen, die zich verbergen
achter grote woorden, een welvoorziene
garderobe, of valse gevoelens, zet hij spier
naakt in een zoeklicht. (Vitrines, Et des
Clous. Judas, Graine d'Ananar, Merci mon
Dieu, Monsieur William). De geest van de
duivel, die men hem toedicht, vlamt op in
zijn teksten en zijn muziek, terwijl zijn
weinig fraaie, trillende stem, die zo moei
lijk is te imiteren, zich daarbij wonderwel
aanpast (l'Homme, le Parvenu, Nous les
Filles, Barbarie, Paris Canaille). Hij maakt
het de niet-Parijzenaar door een overmatig
gebruik van „argot" hierbij niet gemakke
lijk. Anderzijds kan Ferré chansons bren
gen die elke rauwheid missen, die ontroe
rend zijn door romantiek, óp zonnig-melo-
dieuze melodieën, soms weemoedig, dan
weer gemengd met een vriendelijk tikje
lichte spot (Les Amoureux du Havre, La
Chambre, Le Piano du Pauvre, Sur la Sei
ne, l'Ile St. Loüis). Maar èlle chansons, of
die nu zijn van de onbewogen opererende
chirurg van het dagelijks leven óf van de
vertederde gevoelsmens, dragen het zeer
kenmerkende stempel van Léo Ferré, een
groot kunstenaar. B. LEVI
Cathérine Sauvage
vormen, te completeren. In 1950 is hij ge
trouwd en zijn vrouw, Madeleine, is zijn
onmisbare hulp geworden èn zijn inspira
tie. Zijn weinige vrienden heeft h(j ver
loren, toen hij de beide honden, die mij
hadden verjaagd, als huisvrienden accep
teerde. De reu heet Arkel en de teef Ca
naille. De kamer,.waar zij met zijn vieren
wonen, biedt geen enkele bewegingsvrij
heid: er staan een schrijftafel, een divan,
een vleugel, een klein harmonium. Wat
dan nog aan ruimte overschiet wordt opge
vuld met een enorme hoeveelheid boeken
over muziek of filosofie en met de rond
dwarrelende klanken van een nieuw chan
son, een wordende opera, of een ontstaan
de symphonie, onttrokken aan zijn muziek
instrumenten of prijsgegeven door zijn vi
brerende stem.
Zijn klassieke composities, omvattep on
der meer een Symphonie Interrompue, het
oratorium Le Mal-Aimé (op een gedicht
van Apollinaire) voor tachtig musici en
twee grote koren, een Honderd-één-en-
vijftigste Psalm (Koning David maakte er
150, Ferré de 151ste!) voor orkest, koren
en een sprekende vrouwenstem. Dan is hij
bezig met een Cantique des Cantiques, een
Hooglied dus.
TOT HET MAKEN van chansons is hij
gekomen uit bittere noodzaak: „Je les ai
faites et je les ai chantées pour gagner ma
vie, voila tout...." Vrijwel alle chansons
zijn op de plaat opgenomen, hetzij gezon
gen door Ferré hetzij door anderen, waar
bij ik in het bijzonder wijs op de twee
Odéon-langspeelplaten van hemzelf en de
twee van Philips door Cathérine Sauvage,
De première van „Floris ende Blance
floer" in de bewerking van Paul De Keyser
wordt door de toneelgroep „Theater" op 19
Februari in Arnhem gegeven.
Dit abele spel zal worden gevolgd door de
i één-acter van „De gelukkige reis" van
1 Thornton Wilder.
NU DE VERKEERSSTATISTICI mij
steeds navranter voorrekenen hoeveel op-
de-hoeveel kansen ik heb, mijn loopbaan
opeens op de rijbaan te eindigen, is het
duidelijk, dat ik met gemengde gevoelens
naar al die bakbeesten op de R.A.I. heb
gekeken. Mijn gevoelens waren zich trou
wens voor de ingang van dit mooie lage
gebouw al gaan vermengen toen mij een
schotschrift uitgereikt werd met de waar
schuwing: „Hoe mooi de fantastische ver
halen van al deze als heer vermomde per
sonen ook mogen klinken, gaat er niet op
in!" De man, die het mij gaf, deed zelf
geen enkele poging om méér dan een ge
woon persoon te schijnen, hij was zelfs
morsig gekleed. Dt gaf zijn waarschuwing
zóveel kracht, dat daarbinnen het wan
trouwen bij geen enkele stand geheel van
mij is geweken. Ik heb mij nóch door een
bekende Amerikaanse automobielenfa-
briek, nóch door Duitse krachtwagen-
gezelschappen iets op de mouw laten spel
den. De waarschuwing, die voor de deur
was uitgereikt bleek overigens bestemd te
zijn voor bezoekers van veilingen van ge
bruikte automobielen; er moet dus een
vergissing in het spel zijn geweest.
Er hing een lucht van goede smeerolie,
waarin zich de geuren van hyacinthen
mengden. Het geheel riep associaties op
aan een drukke Bollenzondag en vooral
de Friezen en Groningers gedroegen zich
alsof zij een dagje uit inplaats van er-
op-uit waren. Ik zag de verrassing op
het gezonde gezicht van een hunner toen
hij een fraai wit gehoorapparaat vond.
Het lag in een bloemperk rondom een
vitrine met een langzaam wentelende
motor er in. Het ding bleek aan een draad
vast te zitten, zodat het niet kon worden
meegenomen. Op advies van omstanders
bracht de Groninger het eens aan zijn oor.
„Heden toe maar", zei hij verwonderd en
daarna niets meer. Hem werd medegedeeld
hoeveel gulden per kilometer hij kon be
sparen door een bepaalde service toe te
staan. Het kwam bij ons op, dat het
luisterapparaatje wel eens met dat doel in
de omringende groenstrook kon zijn neer
gelegd en dat er mjsschien nog wel meer
verborgen lagen. Wij vonden er nóg vijf
en luisterden geduldig want de Groninger
had ons gezegd, dat ra de droge smerings
theorie een aardig stuk fanfare zou volgen.
En er was ook reden tot deze fanfare want
„chauffeurs zijn enthousiast, niet alleen
vanwege de soepele motor, maar soms nog
meer om het ongelofelijke lichte schake
len van zijn kraakvrije synchromesh-bak".
Op de achtergrond stond een zitje met een
paar slapende mannen er in, kennelijk
vermoeid van hun enthousiasme.
Het staan bij zoveel sluimerende paarde-
krachten vergt veel van de standhouders.
De bezoeker kan doorlopen, maar zij moe
ten stand houden en daarbij óók nog hun
stand ophouden.
MEN KAN met verschillende bedoelin
gen naar de RAI gaan. Men kan willen uit
zoeken door welke bedrijfsauto men zich
wil laten dienen of zoals een bejaarde
voetganger venijnig opmerkte door wel
ke men zich wil laten „overrijje". Men kan
ook het aantal hierbij opgestelde secreta
ressen niet willen misseh of het aantal uit
gereikte folders. Vooral dat laatste is zeer
aanzienlijk. Tenslotte kan men er niet een
meer aanpakken zonder er drie te laten
vallen, maar het voornemen om ze thuis
nog eens door te Jezen (dus niet alles ter
plaatse te hoeven verwerken) maakt de
tred lichter.
In een zijvleugel het werk van de toe-
leverings-industrieën overschouwend er
wordt inderdaad heel wat op zo'n auto toe
geleverd werd ik aangeklampt door een
dame, die ofschoon haar uiterlijk dat maar
ternauwernood verried, een lakfabriek
vertegenwoordigde en mij in een kleur-
enquête wilde betrekken. „Stelt u zich eens
voor dat u ineens een nieuwe wagen krijgt,
welke kleur zou u die dan geven?", vroeg
zij zakelijk. Nu is dit een mogelijkheid,
waar ik nog steeds onvoldoende rekening
mee houd, zodat ik niet onmiddellijk kleur
kon bekennen. Met auto's van brandweer
corpsen en uitvaartverzorgingen doen zich
wat dit aangaat geen problemen voor, maar
met een eigen auto kan men alle kanten
uit. Het hangt er allemaal vanaf, welke
kleuren andere automobilisten hun wagens
geven. En dan nóg zou ik ongelukken ma
ken, wanneer ik alle auto's, wier kleur met
die van de mijne vloekten, achter mij wil
de laten. Men kan maar het best een zach
te pasteltint nemen, dan blijft nog enige
harmonie in het straatbeeld mogelijk. Het
verkeer zal zich
daarbij wellicht
ook kalmer blijven
gedragen.
Mijn generale in
druk van de be
drijfsautotentoon
stelling van de
RAI moet wel lui
den, dat ik nog
nimmer zoveel
zwaar wegverkeer
op zo'n kleine
plaats bijeen heb
gezien, zonder dat
er ongelukken van
kwamen. De voor
naamste oorzaak
daarvan was ge
loof ik wel, dat er
niet mee gereden
werd. Op die voor
waarde heb ik goe
de hoop, dat het
Nederlandse we
gennet de ver-
keerstoeneming in
de komende jaren
zal kunnen ver
werken.
KO BRUGBIER
DE ZEE, men weet het van oudsher,
geeft en neemt. Tot haar gaven behoort
bijwijlen een ietwat al te snel aangevoerde
hoeveelheid frisse lucht, in de wandeling
storm geheten. Dit verschijnsel biedt de
mens weinig voordelen, of ze moesten van
morele aard zijn: een onverzettelijk hel
dendom, dat zich met knuisten en schou
ders te weer stelt en overwinningen be
haalt of nederlagen lijdt. Van nederla
gen zij hier echter niet gesproken, er is
wat dat aangaat te veel droevigs te boek
staven en reeds geboekstaafd.
Deze regelen zijn uitsluitend gewijd aan
een overwinning van menselijke onderne
mingsgeest en vernuft. Want de zee heeft,
met een van haar norse flankuitvallen, een
wonder verricht door een schip neer te
zetten pal vóór een van die Nederlandse
kustplaatsjes, welker bewoners drie d vier
maanden 's jaars zwoegen en gedurende
de overige tijd rusteloos met hun duimen
draaien, alsof ze niets anders konden. Ze
kunnen echter we! degelijk anders. Ze ver
langen niets liever dan hun onvrijwillige
winterslaap te onderbreken. En dan komt
daar zo'n schip onder volle stoom uit het
Niet van een stormnacht opgedoemd en
ligt in de onzekere wintermorgen als een
gigantische walvis voor de duinvoet.
Terstond fs het met de lijdelijkheid der
dorpelingen gedaan. Ze Zijn mensenken
ners, ze weten dat een schip in de haven
of aan de kade een volkomen ander ver
schijnsel is dan een schip aan het strand.
Voor iets, dat men alle dagen kan waar
nemen, verzet men geen honderd stappen.
Voor een gestrande boot snelt men met
alle benen en wielen, waarover men be
schikt, naar het eind van het land. En men
dat zij erkend heeft gelijk. Want als
u het my vraagt, moet ik antwoorden, dat
zo'n uit zijn koers geweken boot diepzin
nige gedachten oproept. Over de wissel
valligheid des levens. Over de ontoerei
kendheid van alle menselijk streven. Over
hét toeval, dat een handvol lieden van
ergens op onze planeet neerzet juist op
deze plaats, wemelend van naar bedrijvig
heid snakkende neringdoenden.
De boot dan had om zo te zeggen nog
geen weet van haar eigen stranding, toen
reeds de eerste patates-frites-en-warme-
worst-kraam by het toegangspad naar het
strand haar geuren door de nog steeds
stormachtige ruimte verspreidde. Ik vond
het wel een mooi verschijnsel, dat kraam
pje dat. als men zich op het juiste punt
plaatste, vrolijk afstak tegen het hoge
schip, dat rook en roet bleef uitbraken,
alsof het pogingen deed om aan zijn bal
lingschap te ontkomen. Gelukkig vooi'0 de
kraampjesman leverden deze pogingen
geen enkel resultaat op.
Ik richtte mijn schreden huiswaarts en
passeerde een winkelraam, waarachter een
serie foto's naar het leven van het ge
strande schip was bevestigd. Prijs: een
gulden de serie, in onze tijd van loonron-
des zeer schappelijk, meende ik. Nog pein
zend over 's mensen wakkerheid trok ik
mij in mijn woning terug en deed wat myn
hand te doen vond. De buitenwereld, met
schip en al, schoof naar een verre achter
grond en het was enige malen avond en
morgen geworden, eer ik mij weer in de
inmiddels gekalmeerde buitenlucht begaf.
Wat ik daar te aanschouwen kreeg, be
zorgde mij een der grote verrassingen van
mfjn leven. Mensen zonder tal stroomden
te voet of per voertuig strandwaarts. Win
kels en melksalons puilden uit van bezoe
kers. Geagiteerde zakenlieden, die ge
zien de personeelsschaarste ijlings nich
ten, oma's en achterneven als hulptroepen
hadden aangevoerd, roerden al hun lede
maten om de clientèle te bedienen en de
winst in hun lade te strijken.
De grote oorzaak van dit alles rees nog
steeds roetbrakend boven de kust uit, maar
nu met een voorhoede van zes, zeven, tien
kraampjes en wagens. Ik kon ze zo gauw
niet tellen, de massa maakte het mij trou
wens onmogelijk. Zwarte rijen stroomden
heen en weer, het strand, uit den hoge be
schouwd, gaf een wriemelende maden-
troep te zien, die daar schijnbaar doelloos
in de weer was, maar die men bij enig
nadenken wel een grote mate van levens
vuur moest toeschrijven. Hoe zou het haar
anders mogelijk zijn geweest koude en
wind te trotseren en niet te verslappen in
haar aandacht voor een zo statisch ver
schijnsel als het aangespoelde schip?
Hoofdschuddend keerde ik om en baan
de mij moeizaam een weg tegen nieuwe
aanstromende scharen in. Op het parkeer
terrein zag ik tussen luxe-voertuigen sim
pele vrachtauto's en bestelwagens, die blij
kens de opschriften toebehoorden aan meu
beltransporteurs, tegelzetters, straalkachel-
fabrikanten en andere nijvere lieden, allen
blijkbaar, in navolging van het schip, uit
hun koers geraakt.
Bij de bushalte stonden honderden te
wachten. Misschien wachten ze nog. Ik
weet het niet. Ik kom pas weer te voor
schijn, wanneer de krant mij meldt dat het
schip aan de einder is verdwenen.
M. MOK.