Een vreemde carrière ie koppen ee poppee DE ZESDE KUIL De mooiste étalagefigoree van heel Europa £le (dtotdke,ft man Piel KkemPin - Grimeur Michels wordt zestig - Jmpressionnist met schminkstaaf en toneelhaar en Nasenkitt Parodi inplaats van Picasso Kort verhaal door GUUS VLEUGEL Film over het leven van Lola Montez AAN DE HUIDEKOPERSTRAAT In het centrum van Amsterdam staat een vreemde fabriek, de N.V. Decora. Een grauwe pui, kale ramen en gapen de takelzolders, alles vlekkerig Desto- Ven, lelijk en fantasieloos. Maar achter die nucntere gevel verbergt zich een kleurig en wonderlijk wereldje, waar beeldhouwers sierlijke naakten mode leren, regisseurs en acteurs kind aan huis zijn en jonge meisjes met paarde- staarten fraaie pruiken frise/en. Dat is het wereldje van Herman Michels, to neelkapper, grimeur en „posticheur" van internationale vermaardheid en tevens directeur van een welvarende fabriek van étalagepoppen. VANDAAR DUS die beeldhouwers, to neelspelers en pruikenmaaksters en vandaar ook ons bezoek aan zijn heilig dom. Want Herman Michels wordt Maan dag zestig en hij kan uren vertellen over xijn ervaringen in plankenland. Ervaringen die al dateren van vóór de eerste wereld oorlog. toen hij „als snotjongen" van veer-' tien" zijn debuut in het vak maakte. Hoe dat in zijn werk gegaan is? „Wel, je weet, dat mijn vader *>ok grimeur was. Al heel jong mocht ik met hem mee naar de ma- tinées in het Grand Théatre, waar ik dan wat hielp bij het afschminken en zo. In middels keek ik goed uit mijn ogen en leerde zo al gauw de knepen van het vak, dat trouwens nog lang niet zulke eisen stelde als tegenwoordig. Ik was net vijftien toen Bouwmeester ja. de grote Louis in Den Haag de première van Oedipus zou geven. Al da gen tevoren had hij mijn vader bezworen hem daarvoor zelf te komen schminken, maar op de dag van de première lag mijn oude heer met zware griep in bed, even als zijn chef d'atelier en zijn drie bedien den. Zo kwam het dat ik met bonzend hart die avond Bouwmeesters kleedkamer in het Haagse gebouw van K. en W. binnen trad. „Zo ventje", begroette hij mfj, „ben jij met je pa meegekomen?" „Nee, meneer Bouwmeester, pa is ver hinderd. „Wel alle dit en dat", brulde de Ge weldige (om het voorzichtig uit te druk ken, want hij was beroemd om zijn kracht termen). „Is Lodewijk er dan?" Lodewijk was chef d'atelier van mijn vader en sid derend biechtte ik, dat die er óók niet was. „Maar wie is er dan wel?" gilde Bouw meester. „Ik, meneer", zei ik. Volgde een ontzettend geloei en getier, dat alle andere acteurs, de directeur en telfs de brandweerman deed toesnellen. Vloekend en huilend rende Louis van de een naar de ander, dreigend niet te zullen spelen als men hem geen grimeur bezorg de en over iedereen verwensingen uit brakend. Maar het was kwart voor acht en hij had geen keus en dus ging hij tenslotte zuchtend voor de spiegel aan zijn schminktafel zitten. Maar nauwelijks had ik een stuk krep (toneelhaar) gepakt om hem een baard te plakken of hij vloog overeind, brullend: „Doe weg dat r. .ding, dat is een .kleur." „Dan zal ik een andere maken", zei ik, maar ik had geen stukje krep meer bij me en dus moest ik tenslotte, badend in angst zweet, met het afgekeurde stuk terug keren. En weet je wat hij toen zei: „Nou, die kleur is tenminste beter. Maar net wilde ik gaan plakken of hij begon opnieuw te schreeuwen alsof hij vermoord werd. „Ik kan het hier en gun- der niet langer aanzien", riep hij maar steeds en dat maakte me zo driftig, dat ik mij tenslotte ontvallen liet: „Nou, doe uw ogen dan dicht". En waarachtig, dat deed hij. Hij kneep, ze stijf dicht als een berustende martelaar en hij hield ze dicht tot ik hem afgewerkt had. Toen zei ik: „Doe uw ogen nu maar open, meneer Bouwmeester, uw kop is klaar." Waarop hij in stomme verbazing zijn grime bekeek, me op de schouder sloeg en zei: „Mijn Jongen wat spijt het me nu, dat ik Je zo uitgescholden heb. Het is prach tig ik speel nooit meer of jij moet naast me staan!" En niet alleen dat hij woord gehouden heeft, maar het relaas van mijn debuut werd natuurlijk overal in toneelkringen rondverteld en zo was met één slag mijn reputatie gevestigd. DRIE JAAR heb ik toen nog les gehad van de beste buitenlandse grimeurs als Willi Lotz en Hans Fleischmann ja, het spijt me wel, maar het waren allemaal Duitsers, die in ons vak de lakens uit deelden maar intussen werkte ik ook al practisch, eerst bij de Duitse operette in het Amsterdamse Grand Théótre, later bij Bouwmeester, de Koninklijke Vereni ging en het Verenigd Toneel. Met dat al was het grimeren in mijn jeugd vooral in ons land nog een bloed- arme kunst, of beter gezegd: een verzame ling van geijkte kunststukjes en kunst grepen. De dokter droeg steevast een puntbaardje a la Hendrik IV, de notaris goedige Franz-Josef-tochtlatjes, de offi- Hcrman Michels met een van zijn beeld houwers b\j het kleimodel van een nieuw soort étalagepoppenhoofd („niet natura listisch meer, maar lichtelijk gecaricaturi- seerd") dat binnenkort de uitstalkasten der herenmodezaken zal sieren. landse film en alle televisiespelen. Dat alles doet hij natuurlijk niet zelf: achttien toneelkappers vormen thans de firma H. Michels en reizen dag-in dag-uit het land af om alle klanten te schminken. Maar ifllen stammen zij uit zijn school en zo grondig is 'hun opleiding geweest, dat zij net zo goed en vlot werken als de baas zelf. Tal van internationale lauweren hebben hij en zijn discipelen geoogst, getuige bij voorbeeld het concours voor grimeerkunst, dat enkele jaren geleden in het Amster- cier een „Es ist erreicht"-knevel met man haftig opgedraaide punten. Ook het schminken zelf was zo traditioneel en fan tasieloos, dat ik er eigenlijk nooit vrede mee had. Onder invloed van Verkade's toneelreformatie, zijn revolutionnaire ideeën omtrent belichting, décor en aan kleding, ben ik tenslotte tot een nieuwe grimeermethode gekomen, die kort gezegd hierop neerkomt: geen afgesleten trucjes en „mannetjes-makerij" meer, maar pro beren, net als de impressionnisten in de schilderkunst, iets van het innerlijk der figuren te laten doorschemeren in de grime". EN IEDERE INGEWIJDE in toneel zaken zal het u bevestigen, dat Herman Michels eigenlijk altijd een avant-gardist in zijn vak geweest is, een vak dat hij in Nederland tot aanzien en bloei heeft ge bracht en waarin hij nog steeds geldt als de primus inter pares. De waardering bleef niet uit: hij heeft tournées gemaakt met Emil Jannings, Werner Krauss, Max Reinhardt en Elisabeth Bergncr, hij gri meerde (en grimeert nóg) vrijwel elke uitvoering van het beroepstoneel en het studententoneel in ons land, elke Neder- damse Minervapaviljoen gehouden werd. Herman noch zijn zoon Henri (ook al een duivelskunstenaar met de schminkpijpen!) noch ook zijn chef d'atelier voelden er iets voor om met deze grimeerwedstrijd mee te doen, maar om van het aandringen der organisatoren af te zijn beloofden zij ten slotte hun jongste leerling te laten mee dingen. Deze vijftienjarige knaap was pas een maand of wat in de leer en dus aller minst een vakman (een complete oplei ding vergt vier vijf jaar). Maar hij had wat Michels noemt: „gevoel in zijn vin gers"'en dus was het een koud kunstje hem de twee verplichte karakterkoppen perfect te leren schminken. Zo perfect zelfs, dat de jongeling met vlag en wimpel de ereprijs van het concours veroverde. Geen wonder dan ook, dat Michels' gri- meerschool tot ver buiten de grenzen be kend is en onder haar leerlingen ver scheidene buitenlanders, waaronder zelfs een Joegoslaaf en een Egyptenaar, geteld heeft. En op het ogenblik is er weer een vererend verzoek om de vrouw van een Indonesische minister de grimeerkunst bij te brengen ten gerieve van de veertig of vijftig fil m rr. a a t.;:h a pp ij t j es die de repu bliek van Soekarno rijk is. Maar zo heel veel voelt Michels daar eigenlijk niet voor. WAT HIJ DENKT van het Nederlandse toneel en toneelspelers? „Het répertoire is heel wat beter en veelzijdiger dan vroe ger, ma^r men brenge niet te veel experi menteel toneel of intellectualistische praat stukken, hoe interessant die soms ook zijn. Het grote publiek wil stukken met grote speelmomenten (hetgeen nog geen kitsch of melodrama hoeft te wezen). Anders zal het nog meer van de schouwburg ver vreemden. Met andere woorden: er is te weinig tussen Potasch en Perlemoer en Sartre En de acteurs? „Zij zijn zeker niet min der bekwaam en getalenteerd dan hun buitenlandse collega's, maar wat kunnen zij ooit bereiken? Zij worden slecht be taald, slechter dan ergens in den vreem de. In mijn jeugd hadden de toneelspelers een kwade naam: „Daar komen de kome dianten, haal de was binnen.'" Nu z\jn het prettige, geciviliseerde mensen met schone nagels en keurige manieren - net als u en ik. Alleen: zij werken over het algemeen veel harder en voor veel minder „per uur". Velen hebben de grootste moeite om rond te komen en af en toe ook nog eens een nieuw pak of een goed boek te kopen. Dat is rondweg èen schandaal voor een hoog beschaafd land als het onze". DAT ER TOCH animo genoeg is voor het toneel als loopbaan, verbaast de heer Michels allerminst. „Schmink is precies als cocaïne", meent hij, „als je er één keer een snuifje van neemt, ben je voorgoed verslaafd en verloren. Neem mijn geval: ik drijf een drukke en bloeiende fabriek van étafegepoppen en heb het toneel dus niet nodig. Maar ik kan het niet loslaten, ik ben eraan verslingerd. Zelf grimeren doe ik nog slechts zelden, maar wel voer ik nog altijd de voorbesprekingen met de regisseurs en de spelers en die zou ik voor geen goud willen opgeven. Verder mis ik nooit een belangrijke première en dat zal wel zo blijven, tot ik geen been meer voor het andere kan zetten." Ieder onderdeel van het werk in de Jabrick vereist de vaardige handen van een specia list. Hier is de „ogenzetter" aan de arbeid. Uit: ..Too runny for Words „EN UW FABRIEK?" vragen wij, met een blik op de blote dames van gips en kunsthars, die ons uit een aangrenzende showroom onbeschaamd aanstaren. „Hoe bent u daartoe ge komen?" „Dat was in de eerste wereldoorlog, toen ik als soldaat aan de grens lag en zeeën van tijd had. Het Amsterdamse panopti cum maakte toen wassen beelden van historische beroemd heden, maar al die beelden prijkten met slechtzittende, on natuurlijke pruiken die het hele effect bedierven. In mijn kampement aan de grens vond ik toen een methode om hoofd haar onzichtbaar te inplanteren op kopjes van was en de huid daaronder te polychromeren. De verbetering ten opzichte der lelijke pruiken was zo groot, dat het panopticum mij direct engageerde en zelfs mijn ontslag uit de dienst bewerkte. Vijf jaar lang heb ik toen „wassen beelden" gemaakt, tot het panop ticum failliet ging. Daarna ben ik voor mezelf begonnen en het resultaat daarvan is deze fabriek die, ik mag het zonder groot spraak zeggen, de beste en mooiste étalagefiguren van heel Europa maakt. Onze enige concurrent van betekenis is een Franse fabriek, de rest van de industrie levert namaak of kitsch. Wij exporteren dan ook naar vrijwel alle landen ter wereld. Onze poppen staan niet slechts in België, Duitsland en de Zuid-Europese landen, u vindt ze ook in de Ixjndense en Parijse salons van de haute couture, in Amerika en zelfs op IJsland." En dan toont hij ons hoe al dal schoons gemaakt wordt: de jonge beeldhouwer die met liefkozende handen een kinder kopje in klei modeleert, de vormers die de gipsmatrljzen maken waarin straks de onderdelen der poppen gegoten worden, de retoucheurs, de lakspuiters en de posticheurs (pruikenmakers) die het werk voltooien zullen. Overal staan, liggen en hangen krijtwitte en roze lichaamsdelen van poppen-in-wording en overal zijn gespecialiseerde arbeiders aan het zeulen, FttHjston en schuren met rompen, armen en benen een aanblik waar aan men wel even moet wennen. Duizenden van zulke étalagepoppen, naturalistisch of ietwat gecaricaturiseerd, star of beweegbaar, met echte of met ge schilderde ogen, verlaten ieder jaar de fabriek en stuk voor stuk passeren zij de critische blik van Herman Michels, want alleen een product dat in ieder opzicht „af" is mag de deur uit. Kwaliteit is zijn credo: „een familiekwaal der Michelsen, die niet gauw tevreden zijn, niet over hun eigen werk en niet over dat van anderen". Misschien is dat de sleutel van hun succes: veeleisend zijn en geen concessies doen. Ook Hermans broer Jacob huldigde dat principe, en ook hij begon „met niets". Nu is hij een zakenman van Europese vermaardheid: een waren huisexpert. Hij richtte warenhuizen in Duitsland, in Bern, Bazel, Thun, in Luik en in Scandinavië in. De nieuwe afdeling van de beroemde Magasins Au Printemps in Parijs is aan zijn zorg toevertrouwd. In Haarlem schiep hij het intérieur van Vroom en Dreesmann aan het Verwulft. „Tja, wij Michelsen zijn rare kerels" zegt Herman peinzend, „rare, vasthoudende kerels, die misschien niet over veine te klagen gehad hebben. Maar ook veine moet Je vastklemmen, zoals een terrier een rat. Dat is het belangrijkste als je slagen wil in het leven.H. C; WX«XW»OOClOCOCOOCCOC»ClOOOCOCOOOCCO<XC xo NICE (United Press) De vierenveertigjarige Louis Laurent Parodi was een schilder met eerzucht, maar met weinig kansen die%.' bevredigen. Wel was hem de eer te beurt gevallen de muren van de trouwkamer te Vallauris te schilderen, waar het huwelijk tugsen Rita Hayworth en prins Ali Khan werd gesloten, maar Parodi geloofde dat hij meer waard was dan hij als een gewone schilder in dienst van de gemeente kon bewijzen. Parodi was een groot bewonderaar van Picasso en op zekere dag zag hij een der werken van deze Spaanse meester in het Grimal- di-museum te Antibes tentoongesteld. Geheel uit het hoofd maakte Parodi een perfecte copie van het schilderij en zette er een valse handtekening onder. Voor tachtigduizend francs ging het doek naar een verzamelaar. Parodi had de smaak te pakken gekregen en maakte van het zelfde schilderij nog een copie. Een kunst handelaar te Cannes liep er in en kocht deze nabootsing als een echte Picasso voor hetzelfde bedrag. Later kreeg de kunsthandelaar van één van zijn klanten te horen, dat eenzelfde schilderij in het Grimaldi-museum hing. Toen duurde het niet lang meer of de politie ging naar het vreedzame en zonnige dorp Vallauris en rekende Parodi in, op beschuldiging van vervalsing van schilderijen en verkoop daarvan. Arme verzamelaars, die Parodi(e)ën in plaats van Picasso's hebben. DE IJLE STEMMEN van de klokken van het Kremlin hebben op 8 Februari net zoals anders in de Russische winter nacht geklonken: de machtstrijd in Mos kou liet geen rimpeling in het programma van de Russische omroep achter. Het is kenmerk van alle massacommunicatie middelen en voorlichtingsorganen in alle dictatoriaal geregeerde landen, dat zij niet spontaan reageren op de grote gebeurte nissen in het politieke leven. De macht hebbers moeten tijd hebben om nog even na te denken, om hun formuleringen bij te slijpen en hun woorden nog eens op een goudschaaltje te wegen. Toen Malenkov's opzienbarende mededeling aan de Opper ste Sovjet werd voorgelezen, ging het KOOOOOOOOOOOOOOCXXMOO'-OOf^OCJOCOCOOO HET ZESDE ADRES was in de Verkadestraat: mevrouw Aster- berg, nummer negen en veertig, twee hoog. Leopold drukte gelaten op de kleine, zorgvuldig gepoetste belknop. De deur werd vrijwel onmiddellijk opengetrokken. Mevrouw Asterberg, riep Leopold op vragende toom, Jawel, riep mevrouw Asterberg. Ik las Uw raamadvertentie. U zoekt een huurder, nietwaar? U heeft een ruime, gemeubileerde zit-slaapkamer met stromend water. Wilt u zo goed zijn, boven te komen? riep mevrouw Aster berg. Zij bleek een korte, mollige dame van middelbare leeftijd, ge kleed in een gebloemd jak en een rok van donkerbruine wol. Zij gafl^eopold een hand. Haar handdruk was week en talmend. Margaretha Asterberg zei ze. terwijl ze Leopold aankeek of ze hem een uitnodiging uitreikte voor een feest. Leopold M... zei Leopold bevreemd. Doe je jas uit, Leopold, zei Margaretha. En kom binnen. Zij voerde hgm in een proper, rustig aandoend vertrek waar een gashaard een vertrouwelijke warmte verspreidde. Voor de haard stond een kloostertafeltje, geflankeerd door twee diepe fauteuils. Margaretha wees Leopold een van deze zetels en nam zelf plaats in de andere. Zij bezag Leopold nauwkeurig. Hij keek weinig op zijn gemak naar verschillende kanten, totdat mevrouw Aster berg het woord tot hem richtte. Doe je mond eens open, zei zij. Leopold deed zijn mond open. Je hebt een mooi gebit, zei Margaretha. Ze leek tevreden. Houdt u van mooie gebitten, vroeg Leopold. Ik ben er dol op, antwoordde zij. Ik kan je verzekeren, dat in mijn jeugd mijn tanden mijn grootste trots waren. Ik onder hield ze ook bijzonder goed. Ik had «en borsteltje steeds bij de hand. Maar^ze hebben me een voor een in de steek gelaten, een langdurig en pijnlijk proces. Nu heb ik een vals gebit en be schouw mijn jeugd als onherroepelijk voorbij. Zij slaakte een lichte zucht en hief beide handen naar haar ge laat. Ze wreef met langzame, beheerste gebaren langs haar wan gen. Haar neus was voorzien van een wratje. Haar haar, kort geknipt en krullend, was kastanjebruin met hier en daar een streekje grijs. Leopold sloot zijn ogen. Hij voelde zich uitgeput. Hij werd slagerig in de behaaglijke warmte. In zijn hersens begon een kat te spinnen. U heeft een kamer, zei Leopold. Met stromend water. Zeker, zei mevrouw Asterberg. Ze liet haar handen weer in haar schoot dalen. Onherroepelijk voorbij, zei ze, maar denk niet dat ik erom treur. Ik heb genoten. Ik heb het mijne van het geluk gehad. Muziek, bloemen, aanbidders. Avonden in maanlicht. Ze rees overeind uit haar fauteuil en begaf zich naar een hoek van de kamer, waar zij een kast opende. Zij nam een hengsel schaaltje uit het meubel. Terug naar het haardhoekje lopend, rammelde zij stevig met het schaaltje als met een collectebus. Ze hield Leopold het schaaltje voor. Er zaten rumbonen in. Leopold stak er een in zijn mond en bedankte Margaretha. Deze ging weer tegenover hem zitten. Toen ben ik in het huwelijk getreden, zei zij. Het was allemaal zo prettig, de goden waren mij zo welgezind. In het wit natuurlijk, een witte bruid. En mijn brui degom zo plechtig. We gingen meteen hier wonen, in ditzelfde huis. Ik was der tig jaar. Al gauw raakten mijn tanden aangetast, mijn huid verslapte, ik voelde mij oud worden. En u begon kamers te verhuren, zei Leopold zwakjes. Ik praatte met een vriendin, hernam Markaretha, een wijze, wat oudere vrouw. Zij hield kanaries. Ze had er zeventien. Ze had ook enkele kinderen, maar die vulden haar leven niet in voldoende mate. Zij is het die mijn huwelijk heeft gered, dat in die tijd een crisis doormaakte. Ja dat moet je weten, Leopold, al is het niet bepaald een mooi verhaal. Ik wilde scheiden. Tk wilde mijn man, mijn lobbes van een man, in de steek laten. En waarom? Ik was onbevredigd. Mijn bestaan vond ik leeg. De kanaries hebben me toen geïnspireerd, op zichzelf onbe duidende feesten. Ik begon kamers te verhuren. Dat was de kentering. En dat doet u nu nog steeds, zei Leopold. Hij ging recht overeind zitten. Ik bedoel kamers verhuren. Ruime kamers met stromend water. Margaretha nam een rumboon uit het schaaltje en wierp deze Leopold toe.Zij uitte een goedkeurend kreetje, toen Leopold hem handig opving. Vervolgens nam zij er zelf nog een. Zij sabbelden geruime tijd in volstrekt stil zwijgen. Ik heb Immers geen kinderen, Leo pold. zei Marga retha tenslotte. Maar dat is geen bezwaar, zei Leo pold. Zoals de za ken staan, betekent het zelfs een aanbe veling voor uw huls, want dat moet heer- uit: ..Too Funny for Wor*1» lijk rustig zijn. Men- kinderuurtje van de Russische omroep ge woon door in de daarvoor gestelde tijd. Dat is een psychologisch juiste tactiek: het onderbreken van het normale pro grammaschema voor „groot nieuws" heeft het effect dat de luisteraar, zonder dat Voor ém Tekening: Clémentine van Lamsweerde sen die studeren hebben rust hard nodig. Margaretha keek Leopold vertederd aan. Ik heb zulke lieve jongens gehad, zei zij. Ik was zoveel als hun moeder. Eén bleef hier zeven jaar, een ander vijf, nog een ander zes. Die laatste, Arnold heette hij, was haast mijn onder gang. Ik weet niet of het je interesseert, beste Leopold, hoe dat in zijn werk ging. Ja zeker, zei Leopold vlug. Het interesseert mij bijzonder. Je moet dan weten, hernam mevrouw Asterberg, dat ik erg gesteld ben op mijn mannelijke huurders. Ik heb er ook wel een paar van mijn eigen, het zogenaamde zwakke geslacht ge had, maar die bevielen me toch nooit zo goed. Hoe zijn meisjes? Lastig, vaak slecht gehumeurd. En maar eisen stellen. En dan van die venijnige modderhakken in mijn tapijten. Jongens. daarentegen daar heb je gezelligheid en aanspraak aan. Ze zijn zindelijk en aan hankelijk, tamelijk dikwijls attent met een bloemetje of zo, een lekker flesje parfum. Enfin, Leopold, je weet zelf hoe dat gaat. Maar die Arnold dan, dat begon de spui gaten uit te lopen, zo dol was ik op die jongen. En hij op mU, dat spreekt vanzelf. Mijn man werd jaloers. De goeierd. En ik besefte nog niet in wat voor positie ik verkeerde als ik hem 's morgens zijn ontbijt op bed bracht of hem 's avonds als mijn liefste zoon, nog eens prettig instopte. Nee. Ik besefte het niet. Tot de post een brief voor hem bracht, geschreven door een mij onbekende vrouwen hand. Ik was volkomen van mijn stuk, Margaretha, je bent verliefd, zei ik bij mezelf, op een snotaap van drie-cn-twlntig. Ik verscheurde de brief en ging naar Arnold toe. Ik heb hem meteen opgezegd, al had ik bij wijze van spreken liever mijn pols kapotgesneden. Maar het moest. Hij zou mijn ondergang betekend hebben. Dat is heel goed mogelijk, merkte Leopold op. Ach ja, zei Margaretha. Zij bewoog het hoofd met een trage, vermoeide regelmaat. De kuilen die de duivel ons graaft, zo als de dichter zegt, hoe vaak ontsnappen ze aan onze aandacht. Hoe vaak komen we pas tot een afschuwelijk besef, als het te laat is. Te laat! Twee kleine, akelige klanken, als van deuren, die dichtvallen. Maar de hemel waakte over mij. Hoe laat heeft u het? voreg Leopold. Hij had het gevoel of hij met dunne maar hechte riemen aan zijn fauteuil vastgebon den zat. Bijna was hij verbaasd over het gemak waarmee hij overeind kwam. Ik zal je je kamer laten zien, zei mevrouw Asterberg. Het was inderdaad een zeer ruime kamer, op het Zuiden, met openlaande deuren naar een klein balcon en geweldig veel licht. De inrichting was vrijwel volkomen naar Leopolds smaak. En wat een bergruimte, nietwaar, zei Margaretha. Het zal je hier best bevallen. Arnold had het hier uitstekend naar zijn zin en jij, nu. je lijkt wel een beetje op hem. Margaretha liet Leopold uit. Toen hij bij het afdalen van de trap naar boven keek, wierp ze hem schalks een kushand toe. Ze glimlachte op een milde, verrukte manier. Leopold glim lachte terug. Dag I<eopoId, riep ze nog eens toen hij de deur opende. Hij trok de deur zachtjes in het slot. Het was begonnen te regenen. Het zevende adres was in de Coperniruslaan hij zich daarvan be wust behoeft te zijn, in een soort paniek geraakt. En volks menners weten maar al te goed, dat hun régimes zeer kwetsbaar zijn voor de ner veuze reacties van een menigte in paniek, waarschijnlijk omdat ze hun bewind onder dezelfde omstandigheden vestigden. Uit ditzelfde inzicht spruit een betrekkelijk voorzichtig gebruik van de omroep als propaganda-instrument voort. Natuurlijk niet ten aanzien van de voor het buiten land bestemde programma's maar wel voor de binnenlandse uitzendingen. De propa ganda gaat dan schuil achter ogenschijn lijk onschuldige programmapunten: een kinderuurtje of een praatje voor de vrouw, de landbouwkroniek of een cultuur historische beschouwing. Natuurlijk geldt dat ook voor de uitzendingen van de West- Europese omroepen, doch daar blijft de propaganda herkenbaar, omdat zij van daag de ene, morgen een andere strekking kan hebben. Waar de verscheidenheid van opvattingen ophoudt tot uiting te komen, begint de versterving van het oordeel des onderscheids. Er is nog een ander kenmerk aan de radioprogramma's van een dictatoriaal ge regeerd land. Dat is het conformisme in artistiek opzicht. Men herinnert zich nog wel, dat in de Goebbeliaanse omroep de avant-garde kunst taboe was. Evenmin zal men bij het luisteren naar de Russische binnenlandse omroep omstreeks de 42 meter en in de vijftig-meter-band bevin den zich een paar uitstekend te ontvangen zenders vaak getroffen worden door extreme geluiden. Toch zullen wij de eer sten zijn, om té erkennen, dat er speciaal in muzikaal opzicht via Radio-Moskou zeer veel te genieten valt, zowel aan volks muziek als aan symphonieconcerten en recitals. En dank zij de radio kan men blijven openstaan voor een contact van mens tot mens. Wij hoorden eens een cabaretprogramma in een Russische zaal. Natuurlijk begrepen wij er geen jota van, al beseften we hoe de conférencier steeds naar een climax zocht. Had hij die, dan hoorde men ineens het hartelijke gelach van zijn publiek. En we dachten: „Zo klinkt het ook bij Kan, of Sonneveld, of Hermans". Door en over de ijzeren gor dijnen heen bevestigt de radio menselijke betrekkingen. De hoge, lichte stemmen van de klokken van het Kremlin worden in het korte ogenblik dat aan de midder nachtelijke uurslag voorafgaat voorbereid door het straatrumoer, dat opstijgt van het Rode Plein. De claxons brommen er net als op de Dam of de Place de la Concorde. J. H. B. Om je een mens te schrikken PARIJS (United Press) De regisseur Max Ophüls die „La Ronde" maakte is bezig een sterk internationale rolbezet ting te engageren voor zijn biografische film over de Engels-Spaanse danseres en avonturierster Lola Montez uit het midden der vorige eeuw. De hoofdrol heeft zij toevertrouwd aan Martine Carol, die zal worden geflankeerd door haar landgenoot Gérard Philipe. de Britse acteurs Peter Ustinov en Anton Wal- brook en de Duitse speler Oskar Werner.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1955 | | pagina 16