Een vreemde carrière ie koppen ee poppee
DE ZESDE KUIL
De mooiste étalagefigoree van heel Europa
£le (dtotdke,ft man Piel KkemPin
- Grimeur Michels wordt zestig -
Jmpressionnist met schminkstaaf
en toneelhaar en Nasenkitt
Parodi inplaats van Picasso
Kort verhaal door
GUUS VLEUGEL
Film over het leven
van Lola Montez
AAN DE HUIDEKOPERSTRAAT
In het centrum van Amsterdam staat
een vreemde fabriek, de N.V. Decora.
Een grauwe pui, kale ramen en gapen
de takelzolders, alles vlekkerig Desto-
Ven, lelijk en fantasieloos. Maar achter
die nucntere gevel verbergt zich een
kleurig en wonderlijk wereldje, waar
beeldhouwers sierlijke naakten mode
leren, regisseurs en acteurs kind aan
huis zijn en jonge meisjes met paarde-
staarten fraaie pruiken frise/en. Dat is
het wereldje van Herman Michels, to
neelkapper, grimeur en „posticheur"
van internationale vermaardheid en
tevens directeur van een welvarende
fabriek van étalagepoppen.
VANDAAR DUS die beeldhouwers, to
neelspelers en pruikenmaaksters en
vandaar ook ons bezoek aan zijn heilig
dom. Want Herman Michels wordt Maan
dag zestig en hij kan uren vertellen over
xijn ervaringen in plankenland. Ervaringen
die al dateren van vóór de eerste wereld
oorlog. toen hij „als snotjongen" van veer-'
tien" zijn debuut in het vak maakte. Hoe
dat in zijn werk gegaan is? „Wel, je weet,
dat mijn vader *>ok grimeur was. Al heel
jong mocht ik met hem mee naar de ma-
tinées in het Grand Théatre, waar ik dan
wat hielp bij het afschminken en zo. In
middels keek ik goed uit mijn ogen en
leerde zo al gauw de knepen van het vak,
dat trouwens nog lang niet zulke eisen
stelde als tegenwoordig.
Ik was net vijftien toen Bouwmeester
ja. de grote Louis in Den Haag de
première van Oedipus zou geven. Al da
gen tevoren had hij mijn vader bezworen
hem daarvoor zelf te komen schminken,
maar op de dag van de première lag mijn
oude heer met zware griep in bed, even
als zijn chef d'atelier en zijn drie bedien
den. Zo kwam het dat ik met bonzend hart
die avond Bouwmeesters kleedkamer in
het Haagse gebouw van K. en W. binnen
trad.
„Zo ventje", begroette hij mfj, „ben jij
met je pa meegekomen?"
„Nee, meneer Bouwmeester, pa is ver
hinderd.
„Wel alle dit en dat", brulde de Ge
weldige (om het voorzichtig uit te druk
ken, want hij was beroemd om zijn kracht
termen). „Is Lodewijk er dan?" Lodewijk
was chef d'atelier van mijn vader en sid
derend biechtte ik, dat die er óók niet was.
„Maar wie is er dan wel?" gilde Bouw
meester.
„Ik, meneer", zei ik.
Volgde een ontzettend geloei en getier,
dat alle andere acteurs, de directeur en
telfs de brandweerman deed toesnellen.
Vloekend en huilend rende Louis van de
een naar de ander, dreigend niet te zullen
spelen als men hem geen grimeur bezorg
de en over iedereen verwensingen uit
brakend. Maar het was kwart voor acht
en hij had geen keus en dus ging hij
tenslotte zuchtend voor de spiegel aan zijn
schminktafel zitten. Maar nauwelijks had
ik een stuk krep (toneelhaar) gepakt om
hem een baard te plakken of hij vloog
overeind, brullend: „Doe weg dat r. .ding,
dat is een .kleur."
„Dan zal ik een andere maken", zei ik,
maar ik had geen stukje krep meer bij me
en dus moest ik tenslotte, badend in angst
zweet, met het afgekeurde stuk terug
keren. En weet je wat hij toen zei: „Nou,
die kleur is tenminste beter.
Maar net wilde ik gaan plakken of hij
begon opnieuw te schreeuwen alsof hij
vermoord werd. „Ik kan het hier en gun-
der niet langer aanzien", riep hij maar
steeds en dat maakte me zo driftig, dat
ik mij tenslotte ontvallen liet: „Nou, doe
uw ogen dan dicht".
En waarachtig, dat deed hij. Hij kneep,
ze stijf dicht als een berustende martelaar
en hij hield ze dicht tot ik hem afgewerkt
had. Toen zei ik: „Doe uw ogen nu maar
open, meneer Bouwmeester, uw kop is
klaar."
Waarop hij in stomme verbazing zijn
grime bekeek, me op de schouder sloeg en
zei: „Mijn Jongen wat spijt het me nu, dat
ik Je zo uitgescholden heb. Het is prach
tig ik speel nooit meer of jij moet naast
me staan!"
En niet alleen dat hij woord gehouden
heeft, maar het relaas van mijn debuut
werd natuurlijk overal in toneelkringen
rondverteld en zo was met één slag
mijn reputatie gevestigd.
DRIE JAAR heb ik toen nog les gehad
van de beste buitenlandse grimeurs als
Willi Lotz en Hans Fleischmann ja, het
spijt me wel, maar het waren allemaal
Duitsers, die in ons vak de lakens uit
deelden maar intussen werkte ik ook
al practisch, eerst bij de Duitse operette
in het Amsterdamse Grand Théótre, later
bij Bouwmeester, de Koninklijke Vereni
ging en het Verenigd Toneel.
Met dat al was het grimeren in mijn
jeugd vooral in ons land nog een bloed-
arme kunst, of beter gezegd: een verzame
ling van geijkte kunststukjes en kunst
grepen. De dokter droeg steevast een
puntbaardje a la Hendrik IV, de notaris
goedige Franz-Josef-tochtlatjes, de offi-
Hcrman Michels met een van zijn beeld
houwers b\j het kleimodel van een nieuw
soort étalagepoppenhoofd („niet natura
listisch meer, maar lichtelijk gecaricaturi-
seerd") dat binnenkort de uitstalkasten
der herenmodezaken zal sieren.
landse film en alle televisiespelen. Dat
alles doet hij natuurlijk niet zelf: achttien
toneelkappers vormen thans de firma H.
Michels en reizen dag-in dag-uit het land
af om alle klanten te schminken. Maar
ifllen stammen zij uit zijn school en zo
grondig is 'hun opleiding geweest, dat zij
net zo goed en vlot werken als de baas
zelf.
Tal van internationale lauweren hebben
hij en zijn discipelen geoogst, getuige bij
voorbeeld het concours voor grimeerkunst,
dat enkele jaren geleden in het Amster-
cier een „Es ist erreicht"-knevel met man
haftig opgedraaide punten. Ook het
schminken zelf was zo traditioneel en fan
tasieloos, dat ik er eigenlijk nooit vrede
mee had. Onder invloed van Verkade's
toneelreformatie, zijn revolutionnaire
ideeën omtrent belichting, décor en aan
kleding, ben ik tenslotte tot een nieuwe
grimeermethode gekomen, die kort gezegd
hierop neerkomt: geen afgesleten trucjes
en „mannetjes-makerij" meer, maar pro
beren, net als de impressionnisten in de
schilderkunst, iets van het innerlijk der
figuren te laten doorschemeren in de
grime".
EN IEDERE INGEWIJDE in toneel
zaken zal het u bevestigen, dat Herman
Michels eigenlijk altijd een avant-gardist
in zijn vak geweest is, een vak dat hij in
Nederland tot aanzien en bloei heeft ge
bracht en waarin hij nog steeds geldt als
de primus inter pares. De waardering
bleef niet uit: hij heeft tournées gemaakt
met Emil Jannings, Werner Krauss, Max
Reinhardt en Elisabeth Bergncr, hij gri
meerde (en grimeert nóg) vrijwel elke
uitvoering van het beroepstoneel en het
studententoneel in ons land, elke Neder-
damse Minervapaviljoen gehouden werd.
Herman noch zijn zoon Henri (ook al een
duivelskunstenaar met de schminkpijpen!)
noch ook zijn chef d'atelier voelden er iets
voor om met deze grimeerwedstrijd mee
te doen, maar om van het aandringen der
organisatoren af te zijn beloofden zij ten
slotte hun jongste leerling te laten mee
dingen. Deze vijftienjarige knaap was pas
een maand of wat in de leer en dus aller
minst een vakman (een complete oplei
ding vergt vier vijf jaar). Maar hij had
wat Michels noemt: „gevoel in zijn vin
gers"'en dus was het een koud kunstje
hem de twee verplichte karakterkoppen
perfect te leren schminken. Zo perfect
zelfs, dat de jongeling met vlag en wimpel
de ereprijs van het concours veroverde.
Geen wonder dan ook, dat Michels' gri-
meerschool tot ver buiten de grenzen be
kend is en onder haar leerlingen ver
scheidene buitenlanders, waaronder zelfs
een Joegoslaaf en een Egyptenaar, geteld
heeft. En op het ogenblik is er weer een
vererend verzoek om de vrouw van een
Indonesische minister de grimeerkunst bij
te brengen ten gerieve van de veertig of
vijftig fil m rr. a a t.;:h a pp ij t j es die de repu
bliek van Soekarno rijk is. Maar zo heel
veel voelt Michels daar eigenlijk niet voor.
WAT HIJ DENKT van het Nederlandse
toneel en toneelspelers? „Het répertoire is
heel wat beter en veelzijdiger dan vroe
ger, ma^r men brenge niet te veel experi
menteel toneel of intellectualistische praat
stukken, hoe interessant die soms ook zijn.
Het grote publiek wil stukken met grote
speelmomenten (hetgeen nog geen kitsch
of melodrama hoeft te wezen). Anders
zal het nog meer van de schouwburg ver
vreemden. Met andere woorden: er is te
weinig tussen Potasch en Perlemoer en
Sartre
En de acteurs? „Zij zijn zeker niet min
der bekwaam en getalenteerd dan hun
buitenlandse collega's, maar wat kunnen
zij ooit bereiken? Zij worden slecht be
taald, slechter dan ergens in den vreem
de. In mijn jeugd hadden de toneelspelers
een kwade naam: „Daar komen de kome
dianten, haal de was binnen.'" Nu z\jn het
prettige, geciviliseerde mensen met schone
nagels en keurige manieren - net als u
en ik. Alleen: zij werken over het algemeen
veel harder en voor veel minder „per uur".
Velen hebben de grootste moeite om rond
te komen en af en toe ook nog eens een
nieuw pak of een goed boek te kopen. Dat
is rondweg èen schandaal voor een hoog
beschaafd land als het onze".
DAT ER TOCH animo genoeg is voor
het toneel als loopbaan, verbaast de heer
Michels allerminst. „Schmink is precies
als cocaïne", meent hij, „als je er één keer
een snuifje van neemt, ben je voorgoed
verslaafd en verloren. Neem mijn geval:
ik drijf een drukke en bloeiende fabriek
van étafegepoppen en heb het toneel dus
niet nodig. Maar ik kan het niet loslaten,
ik ben eraan verslingerd. Zelf grimeren
doe ik nog slechts zelden, maar wel voer
ik nog altijd de voorbesprekingen met de
regisseurs en de spelers en die zou ik
voor geen goud willen opgeven. Verder
mis ik nooit een belangrijke première en
dat zal wel zo blijven, tot ik geen been
meer voor het andere kan zetten."
Ieder onderdeel van het werk in de Jabrick
vereist de vaardige handen van een specia
list. Hier is de „ogenzetter" aan de arbeid.
Uit: ..Too runny for Words
„EN UW FABRIEK?" vragen wij, met een blik op de blote
dames van gips en kunsthars, die ons uit een aangrenzende
showroom onbeschaamd aanstaren. „Hoe bent u daartoe ge
komen?"
„Dat was in de eerste wereldoorlog, toen ik als soldaat aan
de grens lag en zeeën van tijd had. Het Amsterdamse panopti
cum maakte toen wassen beelden van historische beroemd
heden, maar al die beelden prijkten met slechtzittende, on
natuurlijke pruiken die het hele effect bedierven. In mijn
kampement aan de grens vond ik toen een methode om hoofd
haar onzichtbaar te inplanteren op kopjes van was en de huid
daaronder te polychromeren. De verbetering ten opzichte der
lelijke pruiken was zo groot, dat het panopticum mij direct
engageerde en zelfs mijn ontslag uit de dienst bewerkte. Vijf
jaar lang heb ik toen „wassen beelden" gemaakt, tot het panop
ticum failliet ging. Daarna ben ik voor mezelf begonnen en het
resultaat daarvan is deze fabriek die, ik mag het zonder groot
spraak zeggen, de beste en mooiste étalagefiguren van heel
Europa maakt. Onze enige concurrent van betekenis is een
Franse fabriek, de rest van de industrie levert namaak of
kitsch. Wij exporteren dan ook naar vrijwel alle landen ter
wereld. Onze poppen staan niet slechts in België, Duitsland en
de Zuid-Europese landen, u vindt ze ook in de Ixjndense en
Parijse salons van de haute couture, in Amerika en zelfs op
IJsland."
En dan toont hij ons hoe al dal schoons gemaakt wordt: de
jonge beeldhouwer die met liefkozende handen een kinder
kopje in klei modeleert, de vormers die de gipsmatrljzen maken
waarin straks de onderdelen der poppen gegoten worden, de
retoucheurs, de lakspuiters en de posticheurs (pruikenmakers)
die het werk voltooien zullen. Overal staan, liggen en hangen
krijtwitte en roze lichaamsdelen van poppen-in-wording en
overal zijn gespecialiseerde arbeiders aan het zeulen, FttHjston
en schuren met rompen, armen en benen een aanblik waar
aan men wel even moet wennen.
Duizenden van zulke étalagepoppen, naturalistisch of ietwat
gecaricaturiseerd, star of beweegbaar, met echte of met ge
schilderde ogen, verlaten ieder jaar de fabriek en stuk voor
stuk passeren zij de critische blik van Herman Michels, want
alleen een product dat in ieder opzicht „af" is mag de deur uit.
Kwaliteit is zijn credo: „een familiekwaal der Michelsen, die
niet gauw tevreden zijn, niet over hun eigen werk en niet over
dat van anderen". Misschien is dat de sleutel van hun succes:
veeleisend zijn en geen concessies doen. Ook Hermans broer
Jacob huldigde dat principe, en ook hij begon „met niets". Nu
is hij een zakenman van Europese vermaardheid: een waren
huisexpert. Hij richtte warenhuizen in Duitsland, in Bern, Bazel,
Thun, in Luik en in Scandinavië in. De nieuwe afdeling van
de beroemde Magasins Au Printemps in Parijs is aan zijn zorg
toevertrouwd. In Haarlem schiep hij het intérieur van Vroom
en Dreesmann aan het Verwulft.
„Tja, wij Michelsen zijn rare kerels" zegt Herman peinzend,
„rare, vasthoudende kerels, die misschien niet over veine te
klagen gehad hebben. Maar ook veine moet Je vastklemmen,
zoals een terrier een rat. Dat is het belangrijkste als je slagen
wil in het leven.H. C;
WX«XW»OOClOCOCOOCCOC»ClOOOCOCOOOCCO<XC xo
NICE (United Press) De vierenveertigjarige Louis Laurent Parodi was een
schilder met eerzucht, maar met weinig kansen die%.' bevredigen. Wel was hem de
eer te beurt gevallen de muren van de trouwkamer te Vallauris te schilderen,
waar het huwelijk tugsen Rita Hayworth en prins Ali Khan werd gesloten, maar
Parodi geloofde dat hij meer waard was dan hij als een gewone schilder in dienst
van de gemeente kon bewijzen. Parodi was een groot bewonderaar van Picasso
en op zekere dag zag hij een der werken van deze Spaanse meester in het Grimal-
di-museum te Antibes tentoongesteld. Geheel uit het hoofd maakte Parodi een
perfecte copie van het schilderij en zette er een valse handtekening onder. Voor
tachtigduizend francs ging het doek naar een verzamelaar. Parodi had de smaak
te pakken gekregen en maakte van het zelfde schilderij nog een copie. Een kunst
handelaar te Cannes liep er in en kocht deze nabootsing als een echte Picasso voor
hetzelfde bedrag. Later kreeg de kunsthandelaar van één van zijn klanten te
horen, dat eenzelfde schilderij in het Grimaldi-museum hing. Toen duurde het
niet lang meer of de politie ging naar het vreedzame en zonnige dorp Vallauris
en rekende Parodi in, op beschuldiging van vervalsing van schilderijen en verkoop
daarvan. Arme verzamelaars, die Parodi(e)ën in plaats van Picasso's hebben.
DE IJLE STEMMEN van de klokken
van het Kremlin hebben op 8 Februari
net zoals anders in de Russische winter
nacht geklonken: de machtstrijd in Mos
kou liet geen rimpeling in het programma
van de Russische omroep achter. Het is
kenmerk van alle massacommunicatie
middelen en voorlichtingsorganen in alle
dictatoriaal geregeerde landen, dat zij niet
spontaan reageren op de grote gebeurte
nissen in het politieke leven. De macht
hebbers moeten tijd hebben om nog even
na te denken, om hun formuleringen bij
te slijpen en hun woorden nog eens op een
goudschaaltje te wegen. Toen Malenkov's
opzienbarende mededeling aan de Opper
ste Sovjet werd voorgelezen, ging het
KOOOOOOOOOOOOOOCXXMOO'-OOf^OCJOCOCOOO
HET ZESDE ADRES was in de Verkadestraat: mevrouw Aster-
berg, nummer negen en veertig, twee hoog. Leopold drukte
gelaten op de kleine, zorgvuldig gepoetste belknop. De deur
werd vrijwel onmiddellijk opengetrokken.
Mevrouw Asterberg, riep Leopold op vragende toom,
Jawel, riep mevrouw Asterberg.
Ik las Uw raamadvertentie. U zoekt een huurder, nietwaar?
U heeft een ruime, gemeubileerde zit-slaapkamer met stromend
water.
Wilt u zo goed zijn, boven te komen? riep mevrouw Aster
berg.
Zij bleek een korte, mollige dame van middelbare leeftijd, ge
kleed in een gebloemd jak en een rok van donkerbruine wol.
Zij gafl^eopold een hand. Haar handdruk was week en talmend.
Margaretha Asterberg zei ze. terwijl ze Leopold aankeek of
ze hem een uitnodiging uitreikte voor een feest. Leopold
M... zei Leopold bevreemd.
Doe je jas uit, Leopold, zei Margaretha. En kom binnen.
Zij voerde hgm in een proper, rustig aandoend vertrek waar een
gashaard een vertrouwelijke warmte verspreidde. Voor de haard
stond een kloostertafeltje, geflankeerd door twee diepe fauteuils.
Margaretha wees Leopold een van deze zetels en nam zelf plaats
in de andere. Zij bezag Leopold nauwkeurig. Hij keek weinig op
zijn gemak naar verschillende kanten, totdat mevrouw Aster
berg het woord tot hem richtte.
Doe je mond eens open, zei zij.
Leopold deed zijn mond open.
Je hebt een mooi gebit, zei Margaretha. Ze leek tevreden.
Houdt u van mooie gebitten, vroeg Leopold.
Ik ben er dol op, antwoordde zij. Ik kan je verzekeren, dat
in mijn jeugd mijn tanden mijn grootste trots waren. Ik onder
hield ze ook bijzonder goed. Ik had «en borsteltje steeds bij de
hand. Maar^ze hebben me een voor een in de steek gelaten, een
langdurig en pijnlijk proces. Nu heb ik een vals gebit en be
schouw mijn jeugd als onherroepelijk voorbij.
Zij slaakte een lichte zucht en hief beide handen naar haar ge
laat. Ze wreef met langzame, beheerste gebaren langs haar wan
gen. Haar neus was voorzien van een wratje. Haar haar, kort
geknipt en krullend, was kastanjebruin met hier en daar een
streekje grijs. Leopold sloot zijn ogen. Hij voelde zich uitgeput.
Hij werd slagerig in de behaaglijke warmte. In zijn hersens
begon een kat te spinnen.
U heeft een kamer, zei Leopold. Met stromend water.
Zeker, zei mevrouw Asterberg. Ze liet haar handen weer in
haar schoot dalen. Onherroepelijk voorbij, zei ze, maar denk
niet dat ik erom treur. Ik heb genoten. Ik heb het mijne van
het geluk gehad. Muziek, bloemen, aanbidders. Avonden in
maanlicht.
Ze rees overeind uit haar fauteuil en begaf zich naar een hoek
van de kamer, waar zij een kast opende. Zij nam een hengsel
schaaltje uit het meubel. Terug naar het haardhoekje lopend,
rammelde zij stevig met het schaaltje als met een collectebus.
Ze hield Leopold het schaaltje voor. Er zaten rumbonen in.
Leopold stak er een in zijn mond en bedankte Margaretha.
Deze ging weer tegenover hem zitten.
Toen ben ik in het huwelijk getreden,
zei zij. Het was allemaal zo prettig, de
goden waren mij zo welgezind. In het wit
natuurlijk, een witte bruid. En mijn brui
degom zo plechtig. We gingen meteen
hier wonen, in ditzelfde huis. Ik was der
tig jaar. Al gauw raakten mijn tanden
aangetast, mijn huid verslapte, ik voelde mij oud worden.
En u begon kamers te verhuren, zei Leopold zwakjes.
Ik praatte met een vriendin, hernam Markaretha, een wijze,
wat oudere vrouw. Zij hield kanaries. Ze had er zeventien. Ze
had ook enkele kinderen, maar die vulden haar leven niet in
voldoende mate. Zij is het die mijn huwelijk heeft gered, dat
in die tijd een crisis doormaakte. Ja dat moet je weten, Leopold,
al is het niet bepaald een mooi verhaal. Ik wilde scheiden. Tk
wilde mijn man, mijn lobbes van een man, in de steek laten. En
waarom? Ik was onbevredigd. Mijn bestaan vond ik leeg.
De kanaries hebben me toen geïnspireerd, op zichzelf onbe
duidende feesten. Ik begon kamers te verhuren. Dat was de
kentering.
En dat doet u nu nog steeds, zei Leopold. Hij ging recht
overeind zitten. Ik bedoel kamers verhuren. Ruime kamers
met stromend water.
Margaretha nam een rumboon uit het schaaltje en wierp deze
Leopold toe.Zij uitte een goedkeurend kreetje, toen Leopold
hem handig opving.
Vervolgens nam zij
er zelf nog een. Zij
sabbelden geruime
tijd in volstrekt stil
zwijgen.
Ik heb Immers
geen kinderen, Leo
pold. zei Marga
retha tenslotte.
Maar dat is geen
bezwaar, zei Leo
pold. Zoals de za
ken staan, betekent
het zelfs een aanbe
veling voor uw huls,
want dat moet heer-
uit: ..Too Funny for Wor*1» lijk rustig zijn. Men-
kinderuurtje van de Russische omroep ge
woon door in de daarvoor gestelde tijd.
Dat is een psychologisch juiste tactiek:
het onderbreken van het normale pro
grammaschema voor
„groot nieuws" heeft
het effect dat de
luisteraar, zonder dat
Voor ém
Tekening: Clémentine van Lamsweerde
sen die studeren hebben rust hard nodig. Margaretha keek
Leopold vertederd aan.
Ik heb zulke lieve jongens gehad, zei zij. Ik was zoveel als
hun moeder. Eén bleef hier zeven jaar, een ander vijf, nog een
ander zes. Die laatste, Arnold heette hij, was haast mijn onder
gang. Ik weet niet of het je interesseert, beste Leopold, hoe dat
in zijn werk ging.
Ja zeker, zei Leopold vlug. Het interesseert mij bijzonder.
Je moet dan weten, hernam mevrouw Asterberg, dat ik erg
gesteld ben op mijn mannelijke huurders. Ik heb er ook wel
een paar van mijn eigen, het zogenaamde zwakke geslacht ge
had, maar die bevielen me toch nooit zo goed. Hoe zijn meisjes?
Lastig, vaak slecht gehumeurd. En maar eisen stellen. En dan
van die venijnige modderhakken in mijn tapijten. Jongens.
daarentegen daar heb je gezelligheid en
aanspraak aan. Ze zijn zindelijk en aan
hankelijk, tamelijk dikwijls attent met een
bloemetje of zo, een lekker flesje parfum.
Enfin, Leopold, je weet zelf hoe dat gaat.
Maar die Arnold dan, dat begon de spui
gaten uit te lopen, zo dol was ik op die
jongen. En hij op mU, dat spreekt vanzelf.
Mijn man werd jaloers. De goeierd. En ik besefte nog niet in
wat voor positie ik verkeerde als ik hem 's morgens zijn ontbijt
op bed bracht of hem 's avonds als mijn liefste zoon, nog eens
prettig instopte. Nee. Ik besefte het niet. Tot de post een brief
voor hem bracht, geschreven door een mij onbekende vrouwen
hand. Ik was volkomen van mijn stuk, Margaretha, je bent
verliefd, zei ik bij mezelf, op een snotaap van drie-cn-twlntig.
Ik verscheurde de brief en ging naar Arnold toe. Ik heb hem
meteen opgezegd, al had ik bij wijze van spreken liever mijn
pols kapotgesneden. Maar het moest. Hij zou mijn ondergang
betekend hebben.
Dat is heel goed mogelijk, merkte Leopold op.
Ach ja, zei Margaretha. Zij bewoog het hoofd met een trage,
vermoeide regelmaat. De kuilen die de duivel ons graaft, zo
als de dichter zegt, hoe vaak ontsnappen ze aan onze aandacht.
Hoe vaak komen we pas tot een afschuwelijk besef, als het te
laat is. Te laat! Twee kleine, akelige klanken, als van deuren,
die dichtvallen. Maar de hemel waakte over mij.
Hoe laat heeft u het? voreg Leopold. Hij had het gevoel of
hij met dunne maar hechte riemen aan zijn fauteuil vastgebon
den zat. Bijna was hij verbaasd over het gemak waarmee hij
overeind kwam.
Ik zal je je kamer laten zien, zei mevrouw Asterberg.
Het was inderdaad een zeer ruime kamer, op het Zuiden, met
openlaande deuren naar een klein balcon en geweldig veel licht.
De inrichting was vrijwel volkomen naar Leopolds smaak.
En wat een bergruimte, nietwaar, zei Margaretha. Het zal je
hier best bevallen. Arnold had het hier uitstekend naar zijn zin
en jij, nu. je lijkt wel een beetje op hem.
Margaretha liet Leopold uit. Toen hij bij het afdalen van de
trap naar boven keek, wierp ze hem schalks een kushand toe.
Ze glimlachte op een milde, verrukte manier. Leopold glim
lachte terug.
Dag I<eopoId, riep ze nog eens toen hij de deur opende.
Hij trok de deur zachtjes in het slot. Het was begonnen te
regenen. Het zevende adres was in de Coperniruslaan
hij zich daarvan be
wust behoeft te zijn,
in een soort paniek
geraakt. En volks
menners weten maar al te goed, dat hun
régimes zeer kwetsbaar zijn voor de ner
veuze reacties van een menigte in paniek,
waarschijnlijk omdat ze hun bewind onder
dezelfde omstandigheden vestigden. Uit
ditzelfde inzicht spruit een betrekkelijk
voorzichtig gebruik van de omroep als
propaganda-instrument voort. Natuurlijk
niet ten aanzien van de voor het buiten
land bestemde programma's maar wel voor
de binnenlandse uitzendingen. De propa
ganda gaat dan schuil achter ogenschijn
lijk onschuldige programmapunten: een
kinderuurtje of een praatje voor de vrouw,
de landbouwkroniek of een cultuur
historische beschouwing. Natuurlijk geldt
dat ook voor de uitzendingen van de West-
Europese omroepen, doch daar blijft de
propaganda herkenbaar, omdat zij van
daag de ene, morgen een andere strekking
kan hebben. Waar de verscheidenheid van
opvattingen ophoudt tot uiting te komen,
begint de versterving van het oordeel des
onderscheids.
Er is nog een ander kenmerk aan de
radioprogramma's van een dictatoriaal ge
regeerd land. Dat is het conformisme in
artistiek opzicht. Men herinnert zich nog
wel, dat in de Goebbeliaanse omroep de
avant-garde kunst taboe was. Evenmin zal
men bij het luisteren naar de Russische
binnenlandse omroep omstreeks de 42
meter en in de vijftig-meter-band bevin
den zich een paar uitstekend te ontvangen
zenders vaak getroffen worden door
extreme geluiden. Toch zullen wij de eer
sten zijn, om té erkennen, dat er speciaal
in muzikaal opzicht via Radio-Moskou
zeer veel te genieten valt, zowel aan volks
muziek als aan symphonieconcerten en
recitals. En dank zij de radio kan men
blijven openstaan voor een contact van
mens tot mens. Wij hoorden eens een
cabaretprogramma in een Russische zaal.
Natuurlijk begrepen wij er geen jota van,
al beseften we hoe de conférencier steeds
naar een climax zocht. Had hij die, dan
hoorde men ineens het hartelijke gelach
van zijn publiek. En we dachten: „Zo
klinkt het ook bij Kan, of Sonneveld, of
Hermans". Door en over de ijzeren gor
dijnen heen bevestigt de radio menselijke
betrekkingen. De hoge, lichte stemmen
van de klokken van het Kremlin worden
in het korte ogenblik dat aan de midder
nachtelijke uurslag voorafgaat voorbereid
door het straatrumoer, dat opstijgt van het
Rode Plein. De claxons brommen er net
als op de Dam of de Place de la Concorde.
J. H. B.
Om je een mens te schrikken
PARIJS (United Press) De regisseur
Max Ophüls die „La Ronde" maakte
is bezig een sterk internationale rolbezet
ting te engageren voor zijn biografische
film over de Engels-Spaanse danseres en
avonturierster Lola Montez uit het midden
der vorige eeuw.
De hoofdrol heeft zij toevertrouwd aan
Martine Carol, die zal worden geflankeerd
door haar landgenoot Gérard Philipe. de
Britse acteurs Peter Ustinov en Anton Wal-
brook en de Duitse speler Oskar Werner.