Schilderkunst en filmkunst
UfeAeCcbbtedefcinyeri
Grootste bloei
in Frankrijk
Ziekenbezoek
Kort verhaal door
Wynca Loos
Poolschilder overleden
Filmdécor als
factor van
dc handeling
WACHTEN
Dierbare vrienden
UIT DE VERGANKELIJKHEID, die be
schoren schijnt te zijn aan juist alles wat
bij het kunstwerk geacht wordt een die
nende functie te vervullen en dan ook
dikwijls de rol wordt toebedeeld van décor,
heeft men dezer dagen voor de geïnteres
seerde toeschouwer juist dat losgemaakt,
waarvan men kon hopen het nog eens te
zien tentoongesteld: het filmdécor. Niets
leek meer voorbestemd om in de vergetel
heid te geraken, vluchtig als het ons voor
de ogen komt, hoe elementair voor het
vormen van indrukken ook. Wij onthouden
immers van alles de menselijke handelin
gen. Wat het décor doet noemt men sfeer.
En toch is het décor by de film geen blad
op de stroom der beelden. Het is het „ge
laden" beeld zelf, het is handeling, wan
neer de filmer het creatief werkzaam laat
zijn. In 't vervolg van deze beschouwing zal
dat duidelijker aan de orde komen. Het
leek goed maar meteen het misverstand
uit de weg te ruimen als zou het décor in
de filmkunst geen andere rol vervullen
dan alleen een functionele en zijn betekenis
geheel ondergeschikt zijn aan de persoon.
Wie de tentoonstelling bezoekt welke tot
13 Maart in het museum Fodor (Keizers
gracht 609 te Amsterdam) wordt gehouden,
zal pas goed beseffen hoe wezenlijk het
filmdécor deelneemt aan de handeling in
de bewegingskunst, die film heet. Het is
deze beweging van de film, die het mis
verstand in de hand heeft gewerkt. De in
drukken. door het zien van het décor ge
wekt, gaan onmiddellijk over in andere,
die zij hebben voorbereid of waardoor zij
achteraf worden verklaard. Op het toneel
kan men het décor rustig bekijken. De film
kent geen eenheid van plaats in de tijds
duur van het toneel. De film springt van
de ene plaats naar de andere, net naar ze
het nodig acht. Dat betekent dat ook het
décor telkens wisselt en het nu eens een
louter dienende dan weer een zelf de han
deling bepalende hoedanigheid heeft (waar
van de dienende overigens het meest voor
komt). Men krijgt weinig gelegenheid zich
op het moment zelf te bezinnen op zijn
danigheid. Deze afwisseling vooral ver
klaart de vaak veronachtzaamde betekenis
van het filmdécor, dat evenwel en de
expositie in Fodor demonstreert het wel
degelijk op waarde wordt geschat door de
filmmaker zelf, die het zorgvuldig laat
voorbereiden en er mee werkt en zich op
inspireert, wanneer het eenmaal van teke
ning, aquarel of gouache tot in de studio
aanwezige realiteit is geworden.
OP DE TENTOONSTELLING in Fodor
nu zien wij in een rustig gerangschikte en
naar het land van herkomst gegroepeerde
orde de verschillende ontwerpen voor een
grote verscheidenheid aan filmdécors.
Overwegend in aantal zijn de „oude films"
vertegenwoordigd, maar men kan toch ook
ontwerpen vinden voor meer moderne
films als de „Rode schoentjes" of „Wonder
in Milaan." Het is meer dan een kwestie
van chronologische aard, wanneer de
NEW YORK (United Press) Frank
Wilbert Stokes, beroemd geworden door
zijn schilderijen van Poollandschappen, die
hij vervaardigde als deelnemer aan expe
dities van admiraal Robert E. Peary en
anderen, is dezer dagen in de ouderdom van
96 jaar te N"»- u overleden.
In feite is de tentoonstelling van film
décors in museum Fodor, in bijgaan
de beschouwing besproken, ingericht
om te bewijzen, dat décorateurs
schilders zijn en zeker niet de min
ste. Toch is er ook een belangrijk ne
venaspect: de betrekking die er be
staat tussen het décor en de film
maker, de dienende en scheppende
functie van het décor ten opzichte
van het cinematografisch kunstwerk.
Het was vooral deze relatie, die onze
filmredacteur intrigeerde. De nadruk
in deze beschouwing valt dan ook
meer op de filmische dan op de schil-
kunstige kwaliteit van het tentoonge
stelde. Waar de expositie zelf het
accent laat vallen op het laatste is
het niet ondeinstig haar thans te be
kijken op dit filmische aspect.
nabloei van het befaamde Duitse expres
sionisme, dat met „Het kabinet van dr.
Caligari" zijn hoogtepunt bereikte.
Men vindt van deze film op de expositie
een aantal décors van Herman Warm, Wal
ter Röhrig en Walter Reimann, die nu
precies het verschil tussen de creatieve en
de dienende taak van het décor in d^ film
kunst weergeven. Het décor immers speelt
in deze film de hoofdrol. Het décor eist
met zijn van de natuur afwijkende vormen
alle aandacht. De mensen worden er door
betekend, ze zijn wat ze zijn bij de gratie
van de bizarre en vehement werkende ach
tergrond. Er zijn nog meer ontwerpen te
vinden van décors uit die tijd, maar als
symbool kunnen zij geen van alle de hier
genoemde overtreffen. De schetsen van
Otto Hunte voor „De blauwe Engel" bij
voorbeeld zijn veel meer anecdotisch dan
historisch waardevol. Wie zich deze film
met haar overdreven legendarische roem
nog herinnert zal ze evenwel niet over
slaan.
organisatoren de expositie laten beginnen
met George Meliès, wiens fantastische
films uit de eerste periode van de stomme
film reeds dadelijk het uitzicht boden op
de schier onbegrensde mogelijkheden van
de cinematografie. Wie Meliès alleen om
zijn fantasie zou eren, doet hem beslist
tekort. De schetsen, die men ziet opgesteld
van zijn diverse creaties, doen hem kennen
als een avontuurlijke, dichterlijke geest met
een sterke hang naar het barokke, dat hem
bijna tot een surrealist maakt. Hij werd
door de surrealisten dan ook bewonderd.
Men vergelijke zijn scheppingen eens
met de ontwerpen van Otto Hunte voor de
film „Frau im Mond" van Fritz Lang, die
ook op deze tentoonstelling aanwezig zijn
en men ziet hoe grillig Meliès' fantasie
tegen de veel evenwichtigere, veel meer
bezonnen interpretaties van Hunte afsteekt.
Ook bij deze Duitse film gaat de realiteit
van dit ondermaanse voor een droomschep-
ping uit de weg. De sterke expressie van
Meliès wordt evenwel vermeden en tegelijk
de rijkdom aan fantasie, die nog altijd de
Fransman tot een duivelskunstenaar maakt,
zeker niet zo lachwekkend als men bij het
zien van zijn primitieve en gebrekkige
filmpjes geneigd is aan te nemen. Meliès
was de eerste filmdécorateur. Hij begon in
1896. De film van Lang, waarover ik sprak
werd in 1928 gemaakt. We zijn dan in d?
De afbeelding links boven is het decor
ontwerp van Hermann Warm voor de
film van Robert Wiene „Het kabinet
van dr. Caligari" die, in 1919 gemaakt,
het prototype werd van het Duitse ex
pressionisme. De Duitse ai>ant-garde
maakte zich los van de natuur en de
natuurlijke vorm. De decors beschreven
grillige en absurde tekens, waartegen
het menselijk bedrijf zich afspeelde of
liever, waardoor het menselijk bedrijf
werd oreruioekerd. Het decor beheer
ste de film. De uif 1930 stammende film
van F. v. Sternberg „Die blaue Engel"
vertoont geen van die trekken. De
schels van Otto Hunte voor deze film
valt vooral op door de suggestieve
sfeerwerking, welke als het ware op het
celluloid werd getransplanteerd. Ten
slotte toont de afbeelding beneden een
studie van Lazare Meerson voor Rent
Clairs „Le chapeau de paille d'Italië".
Meerson was een der befaamdste deco-
'•"'oiirs vari Rrvó C"?'.
OM TERUG TE KEREN naar Frankrijk,
één naam treft men aan, die waard is om
te onthouden: Lazare Meerson. Zijn
gouaches voor de films van René Clair zijn
specimina van schilderkunst. Het impres-
sionnisme is er nog in werkzaam niet de
sfeer van de Parijse straat en het Franse
intérieur. De films van Clair, meesterstuk
ken van sfeer, staan er in veelzeggende
relatie mee. Meersons leerling Alexandre
Trauner werkte veel voor Carné. Zo zgn
er zijn met de films overeenkomstige im
pressies te zien voor „Quai des brumes" en
„Les enfants du paradis." Men vindt voor
de film „Nana" van Renoir zelfs nog een
costuumontwerp van Claude Autant Lara,
die later als regisseur zijn faam zou ves
tigen. Wie herinnert zich niet zijn „Le
diable au Corps", waarin Gerard Phllipe
zijn eerste succes behaalde. Er is op de
expositie een fraaie tekening van Max
Dony voorstellende „het huis van Martha",
wier fatale liefde het dramatische motief
vormt voor de film. Het bijna speels
karakter van het exterieur staat wel in
scherp contrast met de noodlotsgedachte,
die men geneigd is er aan te verbinden. Zo
werkt het décor ook contrasterend, de ge
voelens verhevigend door zijn schijnbare
achteloosheid. Een kwestie van bewust op
roepen? Veeleer een kwestie van zich in
leven in het onderwerp, dat als vanzelf
deze tegenstelling als een begenadiging in
het moment suprème van de kunst voort
brengt. Doch dit terzijde.
De hoge bloei, die de décorkunst in
Frankrijk bereikte, wordt in de vele ont
werpen rijkelijk weergegeven. Zy sluiten
aan bij de traditie der Franse schilders
school en laten wel zien hoe het kermis
kind, dat de film eens was, is geëvolueerd
naar de hiërarchie der kunsten, waarin zij,
gezien het aan haar bestede talent, zeker
geen stiefkind is.
Van de verdere opvallende werken,
welke de tentoonstelling telt. wil ik wijzen
op de décors van Hein Heckroth voor de
film, die Powell en Pressburgcr onder de
titel „De rode schoentjes" maakte. Wel
heel duidelijk ziet men hier de inspirerende
werking van de décorateur op de film
makers, die zich haast letterlijk aan zijn
opvattingen hebben gehouden. En aan zyn
kleur! Aardig is ook te zien hoe de geest
der Duitse avantgarde nawerkt in de décors
van Vincent Korda, die ze ontwierp voor
zijn broer Alexander, de Engelse film
maker. die in Duitsland zijn opleiding ge
noot. Vincent spiegelde zich aan de Duitse
zucht naar pracht en.pompeuze kracht, die
in wat gematigder vorm tot ons komt.
Voor de liefhebbers van de panoramische
tekening is er dan nog een plattegrond te
bewonderen, die Forlini voor de film
„Wonder in Milaan" vervaardigde, terwijl
tenslotte de knutselaars hun hart kunnen
ophalen aan de perspectieven van Meliès
en Vollbrecht van respectievelijk de Noord-
poolgod en de draak. Hoe de god en de
draak in beweging worden gebracht staat
natuurgetrouw en zelfs op schaal afge
beeld. De trucages van de huidige film
kunst moet men er eens tegenoverstellen.
DE OPZET BIJ DE ORGANISATOREN
der tentoonstelling heeft kennelijk voor
gezeten te laten zien, dat filmdécorateurs
schilders zijn. Minder ging het er om de
plaats te bepalen van het décor in de film.
Toch kan het, meen ik, geen kwaad ook
daarop het accent te laten vallen. Er is een
betrekking tot de doelmatigheid, tot het
creatief effect, die men bij zijn rondgang
niet mag verwaarlozen. Men zal er de ge-
exposeerde werken te meer om bewonde
ren. Een tentoonstelling als deze heft de
film van het ordinaire plan, waarnaar zij
blijkens affiches en reclames, vaak wordt
verwezen, naar het niveau, waarop zij in
feite thuishoort: dat van de kunst.
P. W. FRANSE
ACHTERAF BEZIEN had ik Peter niet
mee moeten nemen naar het ziekenhuis.
Het was Brigitte's dag. En niet dat het nu
bepaald Peter's dag is geworden, maar het
heeft voor Brigitte de pret wel een beetje
gedrukt, dat begrijip ik nu wel. Bovendien
was dit ziekenbezoek een zuiver particu
liere aangelegenheid van Brigitte, want
het betrof hóór schooljuffrouw, die al
wekenlang met een ge-opereerde knie in
het ziekenhuis ligt. Deze tijd op school
zonder haar juf is voor Brigitte een treu
rige periode in haar bestaan. Ze zucht bij
iedere nieuwe waarnemende leerkracht en
sloft lusteloos naar school. Ze heeft er
geen zin meer in, de pret van het leven is
er af en ze gaat somber door de dagen, die
haar nog scheiden van jufs herstel. Wij
hebben bloemetjes en een kaart gestuurd
naar het ziekenhuis, waarop prompt een
briefje van Juf kwam of we haar eens
kwamen bezoeken.
Op- dit bezoek heeft Brigitte zich dagen
lang voorbereid. Ze heeft zorgvuldig een
jurk uitgezocht en bijpassende kousen,
haar beste schoenen en de leukste zakdoek.
Ze werd helemaal druk en opgewonden bij
het idéé wat ze allemaal wel aan school-
nieuwtjes te vertellen had, ze repeteerde
wel twintigmaal de namen van alle „in
vallers" kortom, het leek Brigitte's dag
der dagen te worden.
Hetgeen het beslist niet werd, want bij
onze binnenkomst in de ziekenkamer zag
ik aan haar gezicht en houding, dat de
plotselinge confrontatie met haar juf-in
bed een absoluut niet verwachte, een voor
woorden te overweldigende aanblik bood.
Ze werd rood tot achter haar oren, schui
felde bedremmeld naderbij en wist niet
anders uit te brengen dan een toonloos ge
fluisterd: „Dag, Juf'.
Peter voor wie ziekenhuizen een spe
ciale aantrekkingskracht bezitten en die
direct al bij de portiersloge opgewonden
had geschreeuwd: „Wóór liggen de gebro
ken benen?'' bekeek Jufs bed nauwkeu
rig. vond blijkbaar niet wat hij verwacht
had te vinden, berustte zwijgend in zijn
teleurstelling en nam de houding aan van
een toevallige toeschouwer, wie de kern
van de zaak maar matig interesseerde. Hij
leunde nonchalant tegen het bed en nam
de omgeving rustig in zich op.
„Mooie ramen", zei hij terloops. Het wa
ren doodgewone tuimelramen, waaraan
niets bijzonders viel op te merken.
„Vijf minuutjes," zei ik. „want er zit nog
ander bezoek in de wachtkamer. Maar Bri
gitte verlangde er zó naar haar Juf weer
eens te zien."
„O ja? En hoe gaat het op school?" vroeg
Juf.
Brigitte's kleur verdiepte zich, haar ogen
kwamen niet hoger dan de sprei. Ik tikte
met mijn voet tegen de hare en verwacht
te het hele treurige relaas van vreemde
juffrouwen. „Goed," zei ze fluisterend.
Waarop Peter verontwaardigd uitbarstte:
„Dat noemt ze goed! Nou, zeg maar gerust
slécht. Ze hebben nu een meester. Snóei-
streng."
„Ja. is 't waar. Brigitte?"
„Ochnee," zei Brigitte, vergoelijkend
glimlachend tegen de sprei.
„O nee. o néé?" kwam Peter in bokshou
ding. „Ze heeft het zelf gezegd. Ze hebben
'em al een hele tijd en hij weet nog geen
eens de namen uit z'n hoofd. Hij slaat met
een stok op de tafel en hij speelt trompet."
Ik had er een lief ding voor over die wilde
meester van Brigitte op z'n trompet door
de klas te horen loeien, maar Brigitte zei,
onuitstaanbaar hautain: „Och.... kind,
trompèt. Fluit bedoel jc zeker."
„Wat gezellig," zei Juf, „zon fluit. Een
blokfluit?"
Brigitte knikte stom.
„We hebben een nieuwe jongen in de klas."
begon ze schuchter.
Thomas Mann, de Amerikaanse schrij
ver van Duitse afkomst, zal er mee in
stemmen, dat een film van zijn boek
„Die Buddenbrooks wordt gemaakt,
indien deze een gemeenschappelijke
Oost-West-Duitse productie is. West-
Duitse autoriteiten hebben het plan
echter verworpen.
In een brief aan de directie van de
Oost-Duitse maatschappij schrijft Mann,
die thans in Zwitserland woont, onder
meer: „Ik had deze gemeenschappelijke
onderneming willen beschouwen als een
kleine bijdrage tot de culturele hereni
ging van Duitsland. Maar ik kan wach
ten. Wij allen kunnen wachten."
Parijs, Februari Of u nu in het Engels helemaal niets ondeugends te beleven
over „Gay Paree' spreekt, of in het Duits valt. Misschien bent u zelfs in Ménilmon-
over dat „fröhliche Paries' of in het Neder- tant geweest, maar dat is tegenwoordig al
lands alleen maar een veelbetekenend niet veel meer dan een heel armoedige
knipoogje geeft met de herinnering aan arbeiderswijk. Goed, deze stad heeft de
tóén, het komt loch allemaal op hetzelfde reputatie nu eenmaal en er schijnt niet
neer. Wat u bedoelt aan te geven is een aan te ontkomen te zijn. En de Parijzenaar,
soort olykheid bij de memorie, of alleen dat wezen dat niet veel meer van Pigallé
maar de gedachte aan wat verondersteld weet dan u die er nog nooit geweest is?
wordt zo'n ondeugende stad te zijn. De Eerlijk gezegd, zij laat hem koud. De
toerist komt onvermijdelijk in Montmartre Parijzenaar is bijzonder breed van opvat-
terecht, of iets Zuidelijker in Pigalle of nog ting. Niet hoewel dit paradoxaal moge
veel Zuidelijker in een héél klein stukje klinken omdat hij zo bijzonder bre.vj
van Montparnasse of in de omgeving van van opvatting is, maar omdat het leven
Saint-Germain-des-Prés, waar trouwens van de anderen hem niet genoeg interes
seert. Hij ontveinst zich niet. a!s hij er
over zou nadenken, dat er meisjes zijn die
meer dan normaal van haar physieke
schoon aan den volke tonen tegen betaling
van een fles slechte, niet-gekoelde cham
pagne. Hij weet ook wel, dat er andere
nóg slechtere meisjes zijn, die nog tot an
dere dingen bereid zijn. Of dat er hier en
daar pornografische films worden vertoond
°n dat er een aantal kroegjes is, waar men
vreemde en tegennatuurlijke levensge
woonten aanhangt. Hij zal niet willen ont
kennen. dat er iedere nacht wonderlijke
dingen gebeuren in Parijs, dat er echte
gangsters zijn te vinden en dat er een
angstwekkende hoeveelheid ongezojvd-
<terke alcohol naar binnen wordt gewerkt.
Maar al die feiten beroeren hem nog min
der dan u, op 500 kilometer afstand.
F.r heeft een tijd geleden een „cartoon"
„Wie dan?" kwam Peter ietwat ongelovig.
„Jazéker," snibde Brigitte, „Jan van Ree-
nen toch zeker."
„O, diedeed Peter minachtend, „een
èi van een knul. Gewoon een èi. Mijn idee."
Er is geen stopwoord in de mode of Peter
neemt het over. We hebben al „hoe be-
stóóttut" gehad en „tót-en-mèt" en „waar
deloos" en „mijn idee." Het klinkt grieze
lig banaal, maar het geeft een zekere stoer
heid aan zijn conversatie.
„Wij hebben óók een nieuwe jongen," ver-
„Die blote beelden van dat huis aan de
Wagenweg," legde Peter geduldig uit, „die
genaakte vrouwen, u weet wel, hè Mam?
In de winter krijgen ze altijd kisten, hè
Mam?'
„Ja", zei ik, „in de winter krygen die beel
den kisten. Tegen de vorst en zo. Dood
gewoon."
„Die Peter toch!" zei Juf en veegde de
lachtranen van haar gezicht. „Ben jij altyd
zo'n grappennjaker, zeg?"
Brigitte trok figuurtjes op de sprei.
„Wat een próchtbegon ze en zweeg
toen verlegen.
„Die sprei?" vroeg Juf.
„Nee.schudde Brigitte.
gestaan in een of andere Duitse krant over
het leven in Parijs. Men zag een tekening
achtereenvolgens van Spanjaarden in Pa
rijs, Italianen in Parijs, Engelsen, Ameri
kanen en Nederlanders in Parijs, Belgen
•n Zweden in Parijs: al die mensen waren
vreemd uitgedost met ongekamde haren en
wilde baarden, artistieke overhemden,
flambards, paardenstaarten, schippers
truien en de zogenaamde zazou-schoenen.
Het laatste tekeningetje was van een Pa
rijs echtpaar, helemaal Frans: zij zagen er
orecies zo uit als meneer en mevrouw De
Braan van nummer 16 bij u in de straat.
Komt u hier eens kijken in Auteuil. Onze
concierge heeft gelukkig een andere ro
mance In huis ontdekt, nu het avontuur
tussen de Amerikaan op de eerste verdie
ping en de Frangaise van de vijfde is mis
gelopen. De concierge, die uit de Elzas
komt is er zo opgewonden over als de
hele straat bij u zou zijn als meneer De
Braan (van nummer 161 het ging houden
met de dochter van de Greeniriks op 4. De
markt, elke Dinsdag en Vrijdag tegenover
ons huis, is één grote, heerlijke verzame
ling van heel bedaarde, niet zo erg mooi
geklede huisvrouwen uit de buurt. Zij ken
nen elkaar misschien niet zo goed als bij u
(omdat zij zich niet genoeg voor elkaar
interesseren) maar verder is er geen ver
schil. In Montparnasse. waar ik geen twee
honderd meter van het ondeugende kwar-
volgde hy en kwam vertrouwelijk naast
Juf over het bed hangen, „die komt van
vérnou. Weet u het Kopje? Daar nog
voorbij."'
„Sjonge, sjonge," zei Juf. „Nou. die moet
oppassen, dat hij niet verdwaalt."
„Niks hoor, daar zorgt-ie wel voor. Hij
loopt altijd met een kompas in zijn zak.
Gewoon een kompas,dan kan-ie nooit
verdwalen. Link, hè?"
„Mijn idee," zei Juf triomfantelijk. Het was
duidelijk, dat Brigitte's nieuwe jongen
totaal in het niet zonk by Peter's-op-het-
kompas-naar-school-koersende aanwinst.
Ze stond een beetje ongelukkig aan de sprei
te plukken.
„Maak je jasje maar wat open," zei ik be
moedigend met het oog op de zorgvuldig
uitgezochte jurk. Waarop Brigitte hoopvol
al haar smock ten toon spreidde.
..Ze heeft óók haar goeie schoenen aan,'
zei Peter ten overvloede.
Ik werd er kriebelig van.
was het Drecies hetzelfde. In
stappen, er zit nog ander bezoek te wach- hpt caf..tjp on dp hopk pratpn dp motvSPn
over de toonbank met de waard over de
ten.'
Luxe allerhonde
„Maar eerst moeten de kinderen nog iets voIgende Tour over de ^kser Charlea
snoepen. Hier Peter, Je hebt best een d ^astingen. oen moordzaak en
snoepje verdiend, je hebt me zo laten de
lachen, dat doet een mens goed. Kom je Mpt dp w'ynhandelaar moet ik altijd over
nog eens terug? Dag Brigitte je bloemetjes wielrereion ypratpn en met de Juffrouw m
hebben de hele week op m n nachtkastje kiosk over Mendès-Prance. Pinay.Pfllm-
gestaan Denken jullie ook nog om de n pn pin€au A!s ik Zonda? in het Parc
school plantjes? W.e heeft de beurt voor dps Prinpps naar ppn voetbalwedstrijd ga
watergeven? kjfk zip ik a, dip mensen uit de bmirt
?n5lV^S i?'ChL V.erbr?k r8^008' ,k weer terug. Zij zitten er dan wat slaoerig
duidelijk dat ze het niet wist. Haar schou- Wj tp kijkpp want dp lunch op Zordag is
ders schokten paniekerig. meestal nogal een omvangrijk maal. Zij
„Irene zei ze in het wilde weg. haar ogen hpbbpn dp kinderen met witte handschoen-
op de muur gericht. tjp, aan achferBe,aten bfj Oma.
We gaven handjes en wensten beterschap. Hpt postkantoor in Auteuil is een restant
Peter schudde Jufs hand als een pomp- uit dp dajtpn dat dU distpict noI? hecl
zwengel en aan zijn afscheidsrede. stuk buiten Parijs lar. Het is klein en dorps
Hi, is meesterlijk in het verzinnen van pn ype, tp warm WiJ mr>eten er altijd ju
slotphrases, maar dan egt hij het er dp qneup staan voor wij door grimmig-
meestal zo dik bovenop en weet niet van or>vripndolijke juffmUwen worden gehol-
„O ja? vroeg Juf. „En móg dat wel in de ophouden. s(raat verder L, <*n restaurant
regen? Wat een slecht weer, vindt u niet, Ik moest hem midden in ztln bloemlezing overBeb|ev,.n jn een oude hoerderij uit de
wegrukken. Brigitte stond al op de gang. m van hpf d Auteuil. De grootvader
haastig haar jasje dlchtnteend. Naar links dp f| |r ,epft nt>? en tó>kt voort_
en rechts knikkend verliet hy het zieken- durpnd mpt ppn lando1ijk wantrouwen naar
zaaltje en wuifde bij de deur nog een a, d,p ,tedelinwm> Hij is aitiid dorpeling
lataste vriendelijke groet naar Brigitte s Rpb]pvpn pn hij wei?ert in de Métr0 t(.
juf. .Maar gauw boter worden hpor- reizen. Trouwens, volgens de statistieken
Daarna liep hij voort met het ze'fvo dane Ls t mppf dan 43 pnt van de Par„_
air van een padvinder na zyn dagelijkse zpngars .p par{Js roboren. anderen zijn.
goede daad. provincialen, uit de Vaucluse. of Calvados.
„.Tuf vond me hórstikke hef.' zei hy. De N<jnJ of dp pf ujt Hollam,
Opschepper.
Ik kon me best begrijpen, dat Brimtte in Met dat alles wil ik niet zoggen,
machteloos verzet haar tong uitstak. dat Parijs eigenlijk net zo is als Holland,
„Ik zal wel een brief schrijven" zei ze bit- als een groot soort Amsterdam. In meer
tor cn ik zag de tranen opwellen in haar dan één opzicht liggen die twee steden on-
ogen, „Peter doet altijd zo malZe geveer vijfhonderd kilometer van elkaar.
veegde driftig over haar gezicht. „Juf had Ik wilde alleen maar, in veel te weinig
zo'n prachtige pyjama.... Wat had Juf woorden, proberen uit te leggen dat vijf
een prèchtige pyjama, hè Mam? Dat roze.honderd kilometer toch ook niet zo ver-
Dat roze, hè Mam? Maar ze zag zo bleek.schrikkelijk ver is.
En met een snik en een veeg van haar Wij, hier in Auteuil, in Montrouge,
hoofd langs mijn jasmouw: „Doet zo'n knie Kremlin-Bicêtre, Levallois, het vijfde, ze-
erge pijn, Mam?" vende, zestiende en al die andere arron-
Daar hadden we geen van drieën naar ge- dissementen, zijn niet zo ondeugend. Niet
vraagd. meer dan u, geloof ik. A. S. H.
de laatste tijd?"
Ik vond het óók slecht weer de laatste tijd.
En vorige week die storm.
„En die kou!" huiverde Juf.
Ja. die kou. Juf verzuimde niets in bed
..En tegen de tijd, dat het lente wordt, komt
Juf weer oo school. Daar verlangt Brigitte
zo verschrikkelijk naar...." effende ik
het pad voor Brigitte's droeve schoolerva
ringen. Maar Peter bedierf haar kans door
dromerig op te merken: „Als 't lente wordt,
als het lekker warm weer wordt, dan ko
men de genóókte vrouwen weer uit hun
kisten."
Ik dacht eerst, dat ik het niet goed ver
stond en Juf veerde met een schok over
eind:
„Wat zeg je. Peter?'
Maar Peter herhaalde trouwhartig: „Dan
komen de genóókte vrouwen weer uit hun
kisten."
„Achgèk," schold Brigitte. „Genaakt!
Nóókt bedoel je zeker."
„Uit hun kisten?" vroeg Juf verbijsterd.
„Wélke vrouwen?"