m m m Nu in Brussel straks in Amsterdam HET HONGAARSE VOLKSBALLET Een serie verschrikkelijk ingewikkelde verwikkelingen van nabij bekeken Verhalen van Thomas Mann H Stil Charmant bravournummer Speciale muziek van Kodaly Van herders en zigeuners Fraaie Hongaarse bruiloftsdansen VOLKSBALLET Onze Puzzle 1 3 7 11 20 25 52 ONDER ZAKELIJKE auspiciën van de directie van het Theater Carré te Amsterdam maakt een grote folkloristische groep van Hongaarse zangers en dansers thans een tournee door Furopa, die in om* land zal eindigen. Het ie de eerste keer sinds de op richting in 1950, dat dit „Hon gaars Ballet" een bezoek aan deze zijde van het „ijzeren gordijn*' brengt Tevoren reisde men met het programma door Tsjechoslo- wakije er. Roemenië, door China en de Sovjet-Unie, waarbij ook Oost-Duitsland niet werd over geslagen. Maar natuurlijk snakte men, hoeveel successen men in kringen van geestvei wanten ook geoogst mocht hebben, naar er kenning in het Westen en die Is tot dusver niet uitgebleven. Uit Parijs, waar men in het Em- pire-Hieater optrad, kwamen en thousiaste belichten. Dezer dagen heb ik in gezelschap van enige collega's de voorstelling in Brus sel gezien en gelukkig kan ik die waardering van harte onder schrijven. Stellig mag men ook in Nederland op grote belangstel ling rekenen. Want het zal toch wel m niemands hoofd opkomen om deze meeslepende prestaties door een politieke bril te bekij ken. Daar wordt trouwens geen enkele aanleiding toe gegeven. Niet zonder redenen ben ik met deze constatering begonnen. Het i6 namelijk helemaal niet zo, dat de vertoningen onder strenge bewaking van gewapende politie mannen gegeven moeten worden, zoals kort tevoren bij het Roe meense Volksballet in de Franse hoofdstad, waar zoals men zich zal herinneren één der musici „de vrijheid verkoosen het ver blijf vervolgens nogal abrupt werd gestaakt. Geen sprake van: men kan (als men dat wil) in de pauze gewoon de kleedkamers binnenlopen en een praatje met de medewerkenden beginnen. Of, zoals talloze Pariizenaren en Belgen deden, na afloop bii de uitgang om handtekeningen vra gen. Als Hollander is men zelfs bijzonder welkom, want blijkbaar leeft daarginds nog steeds als een tot dankbaar stemmende le gende de hulp. die na de eerste wereldoorlog aan de Hongaarse kinderen is geboden. Evenmin reist het grote en semble 38 dansers. 48 zangers, 19 musici en 6 man technisch personeel, benevens de artistieke leiders met een moeilijk te verklaren aantal „musicologen"' zoals de Russische groep „Ber- jozka" destijds. Integendeel: deze Hongaren zijn volkomen vrij te gaan waarheen zij willen. Zij lo geerden t« Brussel in het dure hotel Albert Premier en ik heb gezien hoe al deze dames en he ren, jongens en meisjes paars gewijze of op hun eigen houtje de stad in trokken of terugkeer den van boodschappendoen, waarbij blijkbaar vooral textiel zaken hun voorkeur hadden. Er is echter nog een heel ander en veel belangrijker verschil met het genoemde ensemble uit de Sovjet-Unie, namelijk de manier De Flessendans (virtuoos uitgevoerd op muziek van Laszlo Gulyós) is voortgekomen uit de nog in vele streken van Hongarije in zwang zijnde gewoonte van de vrouwen om manden op het hoofd te dragen, soms kilometers ver. Dit is een eeuwenoud gebruik, dat men ook elders aantreft, maar waarop deze variatie is bedacht om tijdens feesten uit te maken wie de titel van „beste danseres" verdient. Het is een echt bravournummer, tegelijk opwindend en charmant, waarbij uiteraard geen druppel van het kostbare vocht mag worden verspild. De Hongaarse meisjes hebben er in China zoveel succes mee geoogst dat deze dans daar thans alom wordt ingestudeerd! van uitvoering op het toneel, waarbij men gelukkig niets be speurde van daar zo irriterende overdiscipline, die alle persoon lijke impulsen onderdrukte en alle bewegingen gelijkschakelde, aldus de volksdans regelrecht ge weld aandoend. Daar is hier geen sprake van. En dat brengt mij op een andere vergelijking, namelijk met het Joegoslavische Danstheater van Olga Skovran, dat in ons land te recht zo'n grote, hartelijke waar dering heeft gevonden. Twee din gen vallen daarbij op. In de eer ste plaats, dat de Joegoslavische folklore, waarop zoveel sterk verschillende invloeden werk zaam zijn geweest, veel afwisse lender dan deze Hongaarse is. En in de tweede plaats dat Olga Skovran het karakter van de volksdans aanmerkelijk zuiver der heeft pogen te bewaren. Hier gaat gedwongen door de beperktheid van de natuurlijke bewegingsmotieven de verta ling van het „scKouw"toneel veel ingrijpender toe. Maar ik moet zeggen dat die bewerking buiten gewoon knap en met grote fanta sie is geschied. Het resultaat is een revue van spectaculaire aard, die geen moment verveelt. DE CHOREOGRAAF Miklós Rabai heeft mij verteld, hoe hij i>U de compositie van zijn dansen te werk gaat. Om te beginnen dient men te weten, dat hij zijn carrière die hem de hoogste Hongaarse onderscheiding, de Kossuthprijs, heeft bezorgd heel eenvoudig begon als surveil lant in een folkloristisch mu seum. Daar kreeg hii de smaak voor oude instrumenten te pak ten en gaandeweg trok hij de )oer op om door aankopen zijn particuliere verzameling uit te jreiden. Op zijn zwerftochten leerde hij de oude dansen ken nen, waarvan hii de voornaamste i)assen en figuren zo goed moge- ijk noteerde. In 1946 maakte hij zijn eerste choreografie met een groep studenten. Zijn werk trok direct de aandacht en daardoor kreeg hij hoe langer hoe meer aanvragen om dit voort te zetten en uit te breiden. Toen de staat in 1950 het Hongaarse Volksballet in het le ven riep, werd hij tot directeur van de dansafdeling benoemd. Van tijd tot tijd trekt hij er nu met een filmcamera op uit om Ln afgelegen streken de nog in zwang zijnde volksdansen vast te leggen. De daarvan nauwkeurig gecopieerde bewegingen vormen het ruwe materiaal, waarmee hij vervolgens aan het werk gaat. Zoals de choreograaf van het klassieke ballet (waarin zijn dan sers intussen ook dagelijks wor den getraind) uitgaat van het academische vocabulaire, vormt hij zijn bewegingstafrelen met dc aldus verkregen motieven. Laat men de dorpsbewoners later zo'n „ballet" zien, waarin hun dansge- woonten zijn verwerkt, dan komt het nogal eens voor dat zij er niets van herkennenEn toch zijn dan, volgens de vriendelijk onder zijn weelderig afhangende snor glimlachende heer Rabai, met zorg de meest karakteristieke en waardevolste elementen be houden. HET IS een niet alleen zeer levendig programma (voor Ne derland wordt een enigszins an dere keuze uit het omvangrijke répertoire gedaan dan voor Bel gië en Frankrijk, zodat ik er nog nader op terugkom) maar ook een interessant. De dansen voor de jonge vrouwen zijn een voudig en ingetogen, ze hebben over het algemeen een vriende lijke waardigheid, zou men kun nen zeggen. „Zij leven zich maa^ voor dertig percent uit!" zei mij de heer Istvan Kende, het met de leiding van deze tournée belaste hoofd van de afdeling theater van het ministerie van cultuur zaken, die merkwaardig genoeg enige jaren economie in Parijs heeft gestudeerd en door zijn ta lenkennis als een uiterst voorko mende tolk kon optreden. De dansen van de mannen zijn veel expressiever en hebben menig maal een heroïsche allure. Zijn bij de Polen en Russen de spron gen het meest karakteristiek en bij de Balkanvolken de passen, bij de Hongaren vindt men alle elementen, ook het draaien, in gelijkwaardige verhouding te zamen. De meeste dansen beginnen langzaam, maar geven rl heel gauw een steeds dynamische wordende ontlading van tempe rament te zien. Dat is ook zo met de ten gehore gebrachte vo cale en instrumentale muziek. Het orkest bestaat in hoofdzaak uit echte zigeuners, van wie en kelen voor de oorlog al eerder in het Theater Carré optraden. Er is geen dirigent: men speelt on der aanvoering van de primas (de eerste violist) ook de tweede Hongaarse Rhapsodie van Liszt, die volgens het contract met de buitenlandse theaters op geen programma mag ontbreken. Het bestaat uit een groep strij kers, twee cymbalisten, twee klarinettisten en een fluitist, van wie er enkelen zich ook solistisch laten horen. Het koor wordt ge leid door de componist Imre Csenki en excelleert in werken van Béla Bartók en de nog le vende Zoltan Kodaly (in wiens naam de letter 1 niet wordt uit gesproken, zoals ik intussen heb geleerd). Het is wel bijzonder jammer, dat diens prachtige Het openingsnummer van het programma - een sterk verme nigvuldigde „pas de deux" uit het district Nagykalló - draagt al dadelijk op de toeschouwer het gevoel van vreugde in de dans over, dat hem de gehele avond zal bijblijven. Het is een van origine aristocratisch duet, dat later gemeengoed van de landelijke bevolking in het Noord-Oosten van Hongarije werd. De muziek is speciaal voor het Hongaarse Volksbal let, waaraan deze compositie trouwens werd opgedragen, door de ruim tachtigjarige Zol tan Kodaly geschreven. Het rhythmische patroon van de czardas (langzaam, sneller, snelstligt eraan ten grond slag. In de choreografie van Miklós Rabai treft vooral de vindingrijke afwisseling in de vloeiende opbouw van steeds nieuwe figuren voor telkens anders samengestelde, over het toneel wervelende kleine en grote ensembles. Opvallend z\jn voorts de merkwaardige kniebewegingen-naar-buiten van de mannen. De dans van dc herders uit Hortobagy brengt (op muziek van Tihamér Vujicsics en in de bewonderenswaardige zet ting van Laszlo Ndfródi) voor al de energie en de viriliteit van de mannen uit de poeszta tot gelding. Van geheel andere aard - zie de afbeelding hier onder - zijn de zigeunerdan sen, waaruit Miklós Rabai een fascinerende potpourri heeft ramsngesteld. De bewegingen zijn heftiger en hartstochtelij ker, somsgeweldig gecompli ceerd, het rhythme is dicn- i rnkomstig vuriger. Men lette ook op het verschil in costumering. Wat de aankle ding betreft: vooral b\j de koornummers ziet men enkele mooie toonbeelden van Hon gaars knoopwerk. De meisjes in lange plooirokken met rood zwarte vesten en lange vlech ten, de mannen (waarvan velen met indrukwekkende snorren) in stemmig zwart en wit vor men zingende een fraai tableau „Beelden uit de Matra" een koorwerk, dat als het hoogte punt in de Hongaarse muziek wordt beschouwd in de Ne derlandse voorstelling niet tot uitvoering komt. Zowel de dansers en de zan gers zijn gekozen uit allerlei groepen uit het gehele land. Zij komen over het algemeen uit boerenfamilies, maar er is ook voormalig kantoorpersoneel bij. Het gehele gezelschap, waarvan thans de helft door West-Europa trekt, ls tot de beroepsstatus ver heven en beschikt over eigen studio's in Boedapest, waar men eind Maart hoopt terug te keren. (Zie venier pagina 5) (Vervolg van pagina 4) Tot de hoogtepunten van het optreden van het Hongaarse Volksballet behoort stellig het humoristische dorpstafreel „Eer ste liefde" van Miklós Rabai, waarmee het programmadeel voor de pauze met feeste lijke zwier wordt besloten. Men ziet de onhandige toenaderingspogingen van een schuchtere jongeman in kostelijke pan tomime aangemoedigd door zijn ervaren maar spotzieke vrienden tot een met gepaste speelsheid uitdagend meisje: twee geliefden, die elkaar vinden in een met treffende lyriek vertolkt slotduet. Met een sterk ontwikkeld gevoel voor het theater is de natuurlijke tegenstelling tussen het mannelijke en het vrouwelijke element in de dans uitgewerkt. Een spectaculaire aar digheid is de behendigheidsdans voor de mannen, die als bedreven jongleurs met stokken manipuleren. Verwant daarmee is de „Bruiloftsviering in Ecser" op muziek van Rudolf Maros: het allengs uitbundiger wordende afscheid van de vrijgezellentijd. Buitengewoon mooi is de scène van het kleden van de bruid, wonderbaarlijk geraffineerd van doorgaan de bewegingen. Het hier vertoonde ritueel wordt in de omtrek van Boedapest nog al tijd bedreven, maar is omgevormd tot een overtuigend bewijs van de mogelijkheid om folkloristische gegevens als materiaal voor een volwaardig schouwspel te laten dienen, waar tegen alleen puristen bezwa ren zouden kunnen hebben. Tenslotte nog iets over de uit het begin van de negentiende eeuw daterende recru- teringsdans, die zoveel succes had in Brussel, dat het publiek luidkeels om bis sering riep. Het is een herinnering aan de ronselpartijen door Franse huzaren, die hun wervingsacties de vorm gaven van dansfeesten, waarbij rijkelijk wijn ge schonken werd. Wie zich in de roes van het ogenblik in de kring begaf, werd als gere- cruteerd beschouwd. Eens schijnt zo'n feest drie dagen en drie nachten te hebben ge duurd, aan één stuk door, met dertienhon derd dienstnemers als resultaat. Met deze enkele indrukken moet ik thans volstaan, doch niet zonder gewezen te heb ben op het gebruik van enkel wit licht, dat niemand die het eens van Jean Vilar en zijn Théatre National Populaire heeft ge zien nog ooit zou willen ruilen voor de vele kleurtjes, wnarmje vrijwel alle Euro pese regisseurs zo gaarne strooiden. Ook hier heeft men er het belang van gezien de mens duidelijk en volledig te laten uit komen. DAVID KONING 4 5 ÏO 11 rïs is 17 18 21 Z2 2) 24 78 29 J1 Karei Prior, kapitein van de Showboat, voeit het applaus op Hieronder: Ko van Dijk voor de micro foon als Louis Peehna Hozebaar ln „actie". „MIMOZA! Mooie Mimoza! De bloem en de roem van de Vara! Thans voor 't eerst in technicolor, voor vijftien centen een para! Mimoza! Mooie Mimoza! Mi moza. Met deze kreet van Jan Oradi begint elke Zater dagavond omstreeks kwart over negen „een nieuwe serie verschrikkelijke in gewikkelde verwik kelingen, gegrepen uit't leven van Louis Peehaa Hozebaar." Horizontaal: 1 uitroep, 3 brok, 7 bouw trant, 9 lichaamsdeel, 11 onheil aanbrengen de godin, 12 zwarte vloeistof. 14 denkbeeld. 16 afkorting van tantalium, 18 kleur, 20 god der liefde, 22 voorzetsel. 23 tijdrekening. 25 artikel van een wet, 27 zuster, 29 boom. 30 kaasworm, 32 gemeente in Noordholland. 33 reeks. Verticaal: 2 Europeaan. 3 persoonlijk voornaamwoord. 4 vette vloeistof. 5 puistje, 6 bijwoord. 8 keukengerei. 10 jongensnaam. 11 koemestvocht, 13 dorpje in Limburg. 15 op die plaats, 17 dertien goden en achttien godinnen der Germanen, 19 onb. voornaam woord. 21 kant, 24 meisjesnaam. 26 gemeen te in Gelderland, 28 aardsoort. 29 afnemend getij. 31 in het jaar der wereld (afk. Latijn). Om in aanmerking te komen voor een van de drie geldprijzen ad 7.50. 5. en ƒ2,50. dient men uiterlijk Dinsdag 17 uur de oplossing in te zenden aan een van onze bureaux; in Haarlem: Grote Hout straat 93 en Soendaplein; in IJmuiden: Kennemerlaan 186. De oplossing van de vorige puzzle luidt: Horizontaal: 1 Kota, 4 Essa. 7 emelt, 9 Me lissant, 10 Eva, 11 Ada, 15 pastorale, 18 ieder, 19 nier. 20 Eder. Verticaal: 1 kamp. 2 televisie, 3 ami, 4 els, 5 standaard, 6 arts, 8 esp, 12 spon, 13 vod, 14. peer, 16 ter, 17 ree. De prijzen werden na loting als volgt toe gekend: H. de Vries, Lange Poellaan 19, Haarlem (ƒ7,50), mevrouw Peeters, Karei van Manderstraat 46. Haarlem (ƒ5,— en P. W. Eijkelenboom, Julianalaan 316, Haarlem (ƒ2,50). Als omroeper Coen Serré zijn zegje heeft gezegd, de Ramblers de dreun hebben af gespeeld, welke in het draaiboek als „tune" staat aangeduid, klatert het applaus op. Het applaus: een van de vele zorgen van productieleider Karei Prior tijdens de op namen van het amusementsprogramma dat onder de naam „Showboat" grote popula riteit heeft verworven. Want de geestdrift van de zaal, die ook op de luisteraar thuis zijn oppeppende werking niet mist, bestaat in werkelijkheid op de magnetofoonband, welke diezelfde middag nog de bijval van een paar honderd mensen in de grote zaal van de studio aan de Schuttersweg regis treerde. Een paar honderd van de twaalf duizend die vroegen of ze als was het maar voor één keertje de uitzending mochten bijwonen. Daar heeft de programmaleiding niets tegen* integendeel. Zij kan ute klappers best gebruiken. De heer Prior maakt daar ook geen geheim van. Voordat de opnamen beginnen, zegt hij vriendelijk tegen het gezel schap dat juist een busrit van tweehonderd kilometer achter de rug heeft: „Kijk, als er niet geklapt wordt, dan zeg gen ze thuis: Ze schijnen er in Hilversum ook niks-an te vinden. Maar als u wel klapt, zeggen ze: Nou, ik vind er wel niks-an, maar in Hilver sum schijnen ze het nogal leuk te vinden." Als z'n pu- fcliek op deze subtiele mede deling met gelach reageert, weet Prior, dat hij die middag over het applaus geen zorgen behoeft te hebben. Wie trou- wens niet weet of hij wel klappen moet, behoeft r.iet anders te doen dan op de pro ducent te letten: klappen ge beurt in de studio bij hand opsteken. Lachen is nog moei lijker. Er zijn grapjes die aan het publiek in de zaal dreigen te ontgaan. De heer Prior voelt dat aankomen en begint reeds de rechterwijsvinger te krommen: een gebogen rech terwijsvinger beduidt. dat men dient te lachen. De meesten doen dat ook wel, maar klappen schijnt gemakkelijker te zijn dan lachen en als Prior öok maar een tel te vroeg met zijn manuaal begint, zijn er altijd lieden die zich op de dijen slaan van oprecht pleizier, nog voor de conférencier aan zijn pointe toe is. Natuurlijk wisselt de goedlachs-en- klapsheid van het publiek naar gelang da windstreek waar het vandaan komt. Met Zuiderlingen heeft de heer Prior net zo min last als met Amsterdammers. De studio opname van „Het verborgen leven van Louis Peehaa Hozebaar" waarvan men ver leden week de kolder heeft kunnen savou reren, werd echter bijgewoond door een gezelschap zeer bezadigde Groningers, die zeker niet van zins schenen zich knollen voor citroenen te laten verkopen. Daarbij komt, dat de fauteuils in de studiozaal aan de Schuttersweg zeker niet inspireren tot grote activiteit. De tientallen vierkante meters geluidsabsorberend materieel, waar mee men is omringd, doen de zorgen van de heer Prior om het applaus echter be grijpelijk worden. Verleden jaar had hij het gemakkelijker, toen de opnamen in de grote zaal van „Ons Gebouw" plaatshad den, waarin vijfhonderd enthousiastelingen konden stampen, dat de muren er van dreunden. DAARBIJ KOMT NOG, dat de pelgrims naar Hilversum al ras ontdekken, dat zij de vreugde om elkaar wijzend toe te roepen, dat daar Karei Prior gaat en daar Eli Asser, dat Ko van Dijk juist achter zijn oor krabt en Theo Uden Masman een mop vertelt aan Wiesje Bouwmeester, kopen V niet de wetenschap, dat zij na afloop zich moeten haasten om thuis te komen om nog iets van het programma te horen. Want in de eerste plaats wordt hun aandacht al af geleid door de technische poespas, maar bovendien is het programma dat wordt op genomen in de eerste, eigenlijk zelfs in de enige plaats voor de microfoon bestemd. Zodat men, met enige overdrijving natuur lijk, kan stellen: hoe minder er van voor de aanwezigen tot zijn recht komt, hoe beter het is. In „Het verborgen leven van Louis Peehaa Rozebaar" werd nogal met echo effecten gewerkt. Er staat daartoe een dik gecapitonneerd schildwachthuisje op het podium, waarin Ko van Dijk als Louis Peehaa Hozebaar zich telkens had te be geven, wanneer hij zijn eigen droomfiguur moest spelen. Daar er dialogen gevoerd moesten worden tussen Hozebaar-echt en Hozebaar-droom kon men Van Dijk in de looppas heen en weer zien rennen tussen de vrije microfoon en het schildwachthuis je. Wat hij daarin zei, was echter voor het publiek moeilijk te volgen. Het schijnt echter zo te zijn. dat men dergelijke ongemakken graag op de koop 11ET IS MISSCHIEN wel goed enige aandacht te laten vallen op Thomas Mann, die dit jaar tachtig wordt. Meer dan een halve eeuw ononderbroken schrijvers- arbeid, onder een naam die onmiddellijk een waarmerk werd, verdient een saluut. Hoe ruim die halve eeuw kan worden genomen bewijst wel het feit dat nog onlangs een nieuwe roman (zij het als uitbreiding van een oudere) van zijn hand verscheen! De Fischer-Bücherei (Frankfurt 1954) biedt in „Der Tod in Venedig" gelegenheid grondig met Thomas Mann kennis te maken. Het boekje bevat zes novellen waarvan enige behoorlijk lang en geeft naar mijn smaak de schrijver ten voeten uit te proeven (als u mij dit krasse beeld wilt toestaan). Hij steekt er volledig in, met zijn kwaliteiten én zijn gebreken. De bewondering DE INHOUD van deze zes verhalen is van de ander en omgekeerd. Dit gegeven uiteenlopend, de levenservaring die daarin diept Thomas Mann voortreffelijk uit tot aan het woord komt zeer ruim. Het best een geschiedenis van menselijke ontoerei- bevielen mij „Tristan" en „Die vertausch- kendheid (alle drie kiezen tenslotte de ten Köpfe." Tristan vormt een moderne dood). De titelnovelle acht ik het minst lezing van het bekende motief: een mis- geslaagd: de stad Venetië speelt geen dwin- lukte idylle in een sanatorium, waarbij gende rol (behalve als prachtig element in geen ogenblik sympathie ontstaat voor de de titel zelf, die mij jarenlang boeide, voor schrijver Detlev Spinell Tristan), die dat ik nog het verhaal kende). Symbool en in de prachtig gevonden laatste scène weg- werkelijkheid zijn hier te weinig gescheiden wandelt met „de geforceerd aarzelende gebleven. Niettemin: in geen van deze voetstappen van iemand die verbergen wil novellen ontkomt men aan de greep van dat hij er innerlijk hard vandoor gaat." een weergaloze stijlbeheersing. Thomas Een knap verhaal! „De Verwisselde Hoof- Mann is een taalkunstenaar van de eerste den" vertelt een Indische legende: twee rang, een man met een ongelofelijk inzicht vrienden onthoofden zichzelf om een in de roerselen van de ziel, een schrijver vrouw en deze (getrouwd met de een, de ander zeer genegen) krijgt van de godin DurgA bevoegdheid om de hoofden op de rompen terug te zetten en zo beide mannen weer tot leven te wekken. Daarbij verbindt zii het hoofd van de één met het lichaam van niet te ontkennen autoriteit op een breed terrein: roman, novelle en essay. De tegenkanten van zijn talent laten zich gelden. Zijn degelijke voorbereiding in zakelijk opzicht waardoor hij voor elk verhaal de juiste sfeer weet te scheppen en toe neemt, omdat men zich ruimschoots schadeloos gesteld kan achten door het publiekelijk uitveteren door Karei Prior van zijn medewerkers, wanneer zij zich niet aan de regie-aanwijzingen houden. En ook het optreden van Jan Oradi schept veel vermaak. Hij is de man die deuren sluit of smijt om ze drie tellen later weer te openen. Hij doet klok-klok-klok met waterglazen om aan te geven dat er een borrel wordt gedronken en produceert het „fafali-fafali-fafali" wanneer Sytze Vlie gen met zijn automobiel arriveert. En als er in de tekst van Eli Asser, zoals men weet ergens „brekend glaswerk" staat, dan kan men Oradi stukjes glas in een leeg biscuitblik zien werpen. Zo ontstaan „Mimoza" en „Het hangt aan de muur" en het eerste deel van de Show boat, waarin Cees de Lange de lachers op zijn hand en de band probeert te krijgen. Om een anti-climax geeft men niet: na het slot-applaus klinkt een nasale stem uit een luidspreker: die aankondiging moet over. De Engelse zangeres July Dawn heeft „goodbye" tegen de kijkers en „Tot ziens" tegen de luisteraars gezegd. Iedereen wacht geduldig tot July het goed heeft gedaan. Want in Hilversum let men alleen op de oren. J- H. B. de nodige technische gegevens spelender wijs gebruikt verleidt hem soms tot wijdlopigheid: het valt zwaar moeizaam verworven kennis niét te spuien' Erger is dat het meesterschap over taal en onder werp deze schrijver een in hoge mate irri terend zelfbewustzijn heeft verschaft: hij gaat er, zou men kunnen zeggen, breed voor zitten, niet eens maar vaak. Voortdurend keek ik tijdens mijn lectuur op de achter kant van het bandje, waar een portret van Mann staat afgedrukt in dit geval een veeg teken: men hóórt hem doceren en dan wil men hem zien ook. En als hij ons een maal heeft verteld in „Das Gesetz" - dat de Godsman Mozes brede polsen heeft, geloven we dat graag op gezag van zijn fantasie maar als zo'n bijzonderheid tien en twintig keer wordt vermeld wordt one ongeduld vergeeflijk. Maar: al lezende laat ik mij toch weer inpalmen door de muzikale, van a tot z verzorgde schrijfwijze, zelfs als hij van de drie zinnen er twee zou kunnen weglaten. Hij boeit. Door de bewonderenswaardig in vorm gegoten wijsheid van ervaring en van onderzoek van eigen en anderer hart; door de kennis waarop het bouwsel van deze verhalen steunt; door de bouw er van zelf, die grote vakbekwaamheid toont. Niet minder ook door de weinig Duitse ironie, die voortdurend glimlicht laat vallen op de glanzend gepolijste taal (een der beste voor beelden hiervan is, op pagina 228, de helaas onvertaalbare omschrijving van het spij kerschrift als: „das keiligheilige Dreiecks- gedrange vom Euphrat"). Voor wie van lezen houdt in de beste zin van het woord: met aandacht iets tot zich nemen dat zuiver van smaak is en toebereid door een kok van verdiende internationale reputatie, wie de eigenaardigheden van een wijs man op de koop wil toenemen om zelf van hem wijzar te worden, kan terecht bij deze auteur. In menselijke ervaring is hem niet veel be spaard. En zijn leven lang heeft hij welbe wust en met grote verantwoordelijkheid zijn schrijversschap bezeten B RIJDES

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1955 | | pagina 16