De opvoedkundige activiteit
der Amerikaanse musea
Muziek aan de Azuren Kust
door Jo Vincent
„Fidelio*'bij Wieland Wagner
een scènïsch oratorium
DE FRANSE „TOVERFLUIT"
NU IN TECHNICOLOR
Een interessante confrontatie
van twee operastijlen
T.V. in Japan
Kinderen en kunst in de Verenigde Staten
Directeur van Frans Halsmuseum keerde terug
met duizend lichtbeelden voor scholieren
Figaroen Boris Godoenov"
„Karei V en zijn tijd"
DE OPVOEDKUNDIGE werkzaamheid
van het Toledo Museum of Art mag als
voorbeeldig worden beschouwd. Een aan
trekkelijke en goed geredigeerde uitgave
onder de titel ,.Ilet museum voedt op"
maakt onder meer gewag van het feit dat
de rondleidingen in het museum in het jaar
1935 reeds bijna zeventigduizend kinderen
trokken, hetgeen op een bevolking van
275.000 zielen uitermate bevredigend geacht
moet worden. Door persoonlijke ervaring
kan ik er van getuigen dat ook de musea
in New York. Washington en Torento
vruchtbaar werk doen op dit terrein. Publi
caties en bulletins leveren het bewijs, dat
deze activiteit der Amerikaanse musea in
het algemeen zeer intensief is. Het geluk
kige contact met een collega in The Natio
nal Gallery te Washington stelde mij in de
gelegenheid niet minder dan ruim duizend
lichtbeelden te verwerven, die in Amerika
slechts voor schooldoeleinden beschikbaar
IN HET nachtelijk uur door de verlaten
straten snellend van Toledo (in de staat
Ohio) informeerde de chauffeur van de
taxi, die mij van de plaats van aankomst
naar het hotel voerde, belangstellend naar
mijn nationaliteit. Er ontwikkelde zich een
gesprek, waarin ik tenslotte meedeelde dat
ik naar Toledo was gereisd om de Holland
se tentoonstelling af te wikkelen en naar
Toronto te begeleiden. De chauffeur ge
waagde daarop van een bezoek met zijn
vrouw aan deze tentoonstelling, van het
genot dat dit bezoek hun had verschaft en
van de trots van de inwoners van Toledo
voor hun museum! Hoe begrijpelijk die
trots ook is, deze reactie verraste mij niet
temin Ook de Haarlemmers zijn ongetwij
feld trots op hun museum, doch ik aarzel
of steekproeven, als de ongewild in Toledo
genomene, hier even verblijdende ervarin
gen zouden opleveren.Nog altijd komt de
belangstelling voor ons kostelijk museum
overwegend van buitenlandse zijde en zijn
slecht weer of gemis aan andere „attrac
ties" voor vele Haarlemmers de drijfveren
tot een bezoek aan Hals' Huis.
Ik heb mij er intussen persoonlijk van
kunnen overtuigen, dat de belangstelling
van mijn chauffeur niet tot de uitzonde
ringen behoorde en dit benijdenswaardige
resultaat is zeer zeker mede te danken aan
de grote activiteit, die het Toledo Museum
of Art ontplooit onder de bezielende leiding
Van zijn sympathieke directeur, Blake-More
Godwin, alsmede aan de vruchtbare
initiatieven zijner voorgangers.
TOEN IK de morgen na aankomst mijn
eerste bezoek bracht aan het museum (be
horende tot de tien meest vooraanstaande
in de Verenigde Staten) werd ik verrast
door de levendige aanwezigheid van hon
derden kinderen die hun „Saterday-Class"
bleken te hebben In een groot aantal ruime
lokalen in de benedenverdieping van het
museum tekenden, schilderden, aquarel
leerden en boetseerden jongens en meisjes,
terwijl uit openstaande deuren mij de
klanken lokten van klassieke muziek. Elk
jaar doorlopen 2400 kinderen, zowel van
bijzondere als van openbare scholen, deze
klassen, waarvoor een luttel bedrag wordt
betaald ter vergoeding van het benodigde
materiaal. Jeugd en volwassenen staat een
bibliotheek ter beschikking met 12.000
boeken over kunst en muziek, alsmede 7000
gramofoonplaten van de „great music" van
alle tjjden!
In de bibliotheek van het museum wor
den maandelijks ongeveer vierhonderd
vragen beantwoord, terwijl jaarlijks ruim
zeventienhonderd boeken circuleren. Dit is
slechts een onderdeel van het omvangrijke
opvoedkundige werk van dit museum. Ik
ben mij er van bewust dat deze methoden
heden ten dage meer of minder systema
tisch en op grotere of kleinere schaal door Kinderen werken in het museum (foto
sporadisch optredende kunstijveraars ook rechts boven) of beoefenen muziek op solo-
in Holland worden toegepast, doch met ere instrumenten, zoals dit jonge Amerikaanse
mag worden vermeld dat het Amerikaanse meisje, hetzij in clubs of orkesten.
VEEL DANK ben ik ver
schuldigd aan de talrijke Hol
landers, die ik op mijn rond
reis heb mogen ontmoeten en
die mij zonder uitzondering
enthousiast en hartelijk ont
vingen. Maar niet minder ben
ik de Amerikaanse (en Cana
dese) collega's erkentelijk
voor de gastvrije ontvangst,
die zij mij bereidden en voor
het feit dat zij mij in de ge
legenheid stelden in zo ruime
mate ervaringen op te doen op
een terrein, dat mij persoon
lijk juist zo bijzonder ter
harte gaat. Om op dit opvoed
kundig terrein terug te komen
en er mee te besluiten: moge
in Hollandse onderwijskringen
de veelal latente belangstel
ling tot leven worden ge
bracht en vuriger enthou
siasme, naar Amerikaans
voorbeeld, de stimulans zijn
tot een meer systematische
en daadwerkelijke actie om de
jeugd vertrouwd te maken
met kunst en muziek. Kunst
en muziek, die naar een in
bovengenoemde publicatie
voorkomende uitspraak van
M. Ohe Godwin „oorlogen en
historische gebeurtenissen
overleven, als de edelste crea
ties der mensheid"!
De ijver van de docent voor
het bijbrengen van praktische
kennis aan de hem toever
trouwde jeugd, noch de ver
beten strijd tegen het over
laden lesrooster mogen een
belemmering vormen om de
leerstof te plaatsen tegen de
geestelijke achtergrond van het
artistieke scheppen. Men ver-
gete nimmer dat het ver
mogen kunst en muziek ten
volle te beleven en er dd
eeuwigheidswaarden in te on
derkennen naar het woord
van Vermeylen tot de on-
ontbeerlijkste voorwaarden be
hoort voor liet volledig mens
zijn!
H. P. BAARD
museum in Toledo de basis van dit (aan
vankelijk „revolutionnaire") systeem reeds
gelegd heeft in1902! Omtrent de tijd
dus dat men de Ermitage te Leningrad nog
slechts mocht betreden als men was gekleed
in rok en witte das! In Toledo trok men
reeds de jeugd aan, die ik thans in drom
men heb zien staan wachten voor de
opening van het museum!
Het is hier niet de plaats om in discussie
te treden over de wenselijkheid kinderen
reeds vanaf vijfjarige leeftijd in contact te
brengen met kunst, geJijk het Toledo-
Museum doet. Zéker is het in ieder geval
dat alleen reeds het vertrouwd-maken met
het museum-gebouw op zeer jeugdige leef
tijd, toenadering en kunstwaardering op
rijpere leeftijd ten goede komt. Evenzeer
als zulks het geval is met het systeem waar
mee men jonge kinderen thans wel met
beeldhouwwerk vertrouwd tracht te maken
door zo op de speelplaats in school te laten
klimmen en klauteren op daartegen be
stand zijnde sculpturen, bij voorkeur in de
vorm van dieren.
Dergelijke methoden voorkomen in ieder
geval misvattingen als ik voor kort nog in
Haarlem ervoer, toen een Jongeman mij
toevertrouwde, dat hij altijd in de mening
had verkeerd dat een museum alleen toe
gankelijk was voor grote mensen en
uitsluitend voor welgestelde burgers. Dat
de mentaliteit van een halve eeuw geleden
nog heden een belemmering kan vormen
voor museumbezoek. schenkt ons de over
tuiging dat op educatief gebied door de
musea, in onontbeerlijke samenwerking
met het onderwijs, nog veel, héél veel moet
gebeuren!
worden gesteld en waarvan thans ook het
Haarlemse onderwijs kan profiteren!
Uitermate geslaagd achtte ik de dage
lijkse beschouwing in het museum te
Washington (naast de druk bezochte rond
leidingen!) waarbij op twee tijdstippen per
dag het „schilderij van de week" wordt
toegelicht. Gedurende een kwartier volgt
het publiek dan het welgefundeerd betoog
over één enkel schilderij, door een der
leden van de rondleidingstaf.
Ik meen dat de Amerikaanse musea ons
op dit gebied nog veel kunnen leren en dat
het enthousiasme en de leergierigheid van
een groot deel van het Amerikaanse publiek
een verrassende uitwerking hebben op de
Europeaan, die toch in zijn hart meent dat
cultuur alleen in zijn eerbiedwaardig
werelddeel kan worden gesavoureerd!
Dit Jaar is bet vier eeuwen geleden, dat
keizer Karei de Vijfde, Heer der Neder
landen, in Brussel afstand deed van de
troon. Ter herdenking van dit feit zal in
Gent, zijn geboortestad, van 3 April tot 30
Juni een internationale tentoonstelling
„Keizer Karei en zijn tijd" worden ge
houden.
De expositie, die wordt ingericht in het
bekende Museum voor Schone Kunsten,
zal onder meer bevatten: schilderijen,
tekeningen, miniaturen, beeldhouwwerk,
tapijten, médailles, edelsmeedwerk, wa
pens en wapenuitrustingen, benever» per
soonlijke gebruiksvoorwerpen van de kei
zer en zijn familie.
HET WAS de laatste weken aar. de
Cóte d'Azur, druk voor de muzieklief
hebbers. In Nice speelde met enorm
succes het Hongaarse Strijkkwartet, dat
wij vlak na de oorlogsjaren in Haarlem
zo bewonderden. Elisabeth Schwarz
kopf gaf in Man te Carlo een prachtig
recital en verder werd daar „Boris Go
doenov" opgevoerd, de beroemde opera
van Moessorgski, als de „clou* van het
seizoen aangekondigd,nog door Mozart's
„Figaro" gevolgd. Sinds de dood van
Sjaljapine, wiens Boris Godoenov in
1908 voor het eerst in Parijs zo'n gewel
dige sensatie maakte, moet men gaan
zoeken om een opvoering van deze opera
te kunnen meemaken. Maar Morvte Carlo
was altijd een Russisch trefpunt en na
de revolutie is het aantal émigré's hier
legio, zodat er een soort Boris-Godoe-
nov-traditie ontstond, waarbij tot vlak
voor de laatste wereldoorlog Sjaljapine
steeds de trekpleister was.
Dit jaar zou men aanvankelijk hier
twee opvoeringen geven: de originele
van Moessorgski en enkele dagen later
de bewerking van Rimsky-Korsakov,
die meestal ook door Sjaljapine ge
zongen werd. Dit bleven evenwel slechts
plannen, wij moesten tevreden zijn met
alleen de Rimsky-Korsakov-bewerking.
Vermoedelijk zullen de vele solisten uit
Werven, Zagreb, Parijs en Milaan
alle halve of hele Russen, althans Slaven
bezwaren gehad hebben tegen de
haast-nooit-gespeelde originele uitvoe
ring.
Men had de zaak goed voorbereid:
maandenlang had het koor, zo belang
rijk in deze opera, de Russische teksten
ingestudeerd. Er waren nieuwe, kost
bare, grandioze décors gebouwd, door
Georges Reinhard. voor alle neeen tafe
relen en dat voor twee onvoerirtieen,
voor In totaal duizend bezoekers. Maar
zoiets kan in Monte Carlo, de speelbank
betaalt het wel!
IK GING naar de tweede opvoering,
die eerst uitgesteld wed weeens ziekte
van de vertolker der Boris-nartij (Ni-
cola Rossi Lemenl, een half-Rus van de
Scala, een prachtige zanger) en daarna
doorging, nadat men naar alle ziiden
om een nieuwe Boris ge»e'efoneerd had.
Zo verscheen de bas Willy Hever uit
Berlijn en ik had medeliiden met hem:
één uur voor de oovoering was zijn
vliegtuig in Nice geland. Een dan on
voorbereid. on een vreemd nodium, zon
der voldoende regie-aanwiizineen. on-
in gezongen een zware, zeer dramatische
partij te moeten zingen, is geen kleinig
heid. Hij deed het (in het Duits) aan
grijpend mooi. De beroemde sterfscène
werd een groot succes.
Opvallend goed was de oud-Russische
sfeer, zo werd mij althans door .geboren
Russen verzekerd: dank zij de regie, het
Slavische timbre der stemmen cn de
speel.trant der acteurs. De herbergscène,
met de kostelijke vagebond Varlaam
(Marjan Rus, een prachtige bas) en de
geestige herbergierster van Angelica
Czavcenko, was volmaakt. Ook het vijf
de tafreel, in de kinderkamer, was dank
zij de voedster, eveneens door Czavcen
ko voortreffelijk gezongen en gespeeld,
zeer geslaagd. In het zesde en zevende
tafreel kwam de sopraan aan de beurt:
Marina, een zeer donkere, volumineuze
mezzo van Ira Maleniuk, een korte
maar grootse partij.
Al wat nog tot de oude Russische
garde hier behoort, was iin de zaal aan
wezig. Men was er zelfs voor overge
komen uit Parijs: wonderlijke typen in
ouderwetse smokings, maar aristocra
ten. En vlak bij ons zat een oude Rus
sische dame, in een armoedig antiek wit
avondtoilet en met een soort b'oemen-
diadeem in het haar, een vervallen maar
toch nog waardige grootheid. Ook nu
was de zaal geparfumeerd: het parfum
heette Fedora, dus Russisch en had een
veredelde knoflookgeur, niet zo erg
aangenaam, maar wel in de stijl der
Russische zestiger jaren.
VOOR MIJ WAS de „Figaro" de
„clou" van het seizoen. Hoe dikwijls
hadden wij deze winter de volmaakte
Cohimbia-langspeelplaten van dit werk
niet gedraaid, met onder anderen Elisa
beth Schwarzkopf, Irmgard Seefried en
Erich Künz, allen beroemde Salzburger
solisten, met Von Karajan als dirigent.
Ook hier in Monte Carlo was Elisabeth
Schwarzkopf weer een voorname con-
tessa en ideale Mozart-zanrreres en
Künz verrukkelijk in de titelrol. De
graaf werd door Alfred Poel! gezongen
en Suzanna door een Italiaanse: Guiletta
Mazzoleni, zeer charmant en licht van
stem maar als men Irmgard Seefried
gehoord heeft, is men erg verwend. En
overigens: welk een partituur, deze
mooiste van alle opera's, drie uren pure
muziek, met altijd weer verrassingen in
de orkestpartij, in de aria's en ensem
bles.
De Fransen zijn erg gesteld op de
muziek van Mozart en zo kan men, via
de drie Franse zenders altijd wel ergens
een Mozart-concert uit de aether halen,
wat erg prettig is. als ook hier zelfs de
zon schuil gaat en enkele sneeuwvlokjes
uit het Noorden komen aangewaaid.
DE GASTVOORSTELLINGEN, die het
Stuttgarter Staatstheater nu al voor de vier
de keer in de Paryse Opera is,komen geven,
waren dit jaar aanleiding tot een in het
huidige muziekleven alleszins merkwaardi
ge confrontatie. De Stuttgarters hadden
ditmaal voor hun bezoek de keuze laten
vallen op Beethovens „Fidelio" en wel in
een opvoering, waarmede men in het vorig
najaar, voornamelijk vanwege de aan Wie-
land Wagner opgedragen regie, reeds in het
eigen land sterk de aandacht had getrok
ken. Na een „Orpheus" voor de MUnchener
Festspiele enkele jaren her, trad Wiel and
met deze „Fidelio" voor de tweede keer
buiten zijn eigenlijke Bayreuth-terrein.
De bezoeker mocht uit zijn drastische her
vormingsmaatregelen bjj het ten tonele
brengen der werken van zijn grootvader al
wel bij voorbaat afleiden, dat Wieland ook
de „Fidelio" allesbehalve ongemoeid zou
laten.
Zo deed zich het feit voor, dat de louter
op het visuele ingestelde Franse opera-
shows van directeur Maurice Lehmann, de
man, die voor een waarlijk bloeiend opera
leven alleen nog schijnt te geloven in de
spectaculaire feeërie en ten bewijze daar
van nu onlangs weer „De Toverfluit" ge
tracht heeft naar zijn eigen hand te zetten,
zich in het Parijse operaprogramma zagen
geplaatst tegenover een werk, dat werd
uitgebracht volgens een typisch Duitse stijl,
door Wieland Wagner meer en meer syste
matisch toegepast. Apostel van een naar
binnen gekeerde en vèr doorgevoerde sym
boliek, zoekt Wieland, in tegenstelling met
de Fransman, immers als operaregisseur
juist zijn heil in een sterke versobering van
het uiterlijk aspect. Uit het toneelbeeld wil
hij ieder détail of ornament, dat afleidt
van het beoogde doel, laten vervallen. Mau
rice Lehmann daarentegen, op zoek naar
de stoutmoedigste verbeelding van zijn
operadroom, probeert in de toepassing der
middelen, die deze verbeelding tot werke
lijkheid moeten maken, zichzelf nog telkens
weer te overtroeven.
HET IS ECHTER nog de vraag of de
Purijzenaar, die de laatste tijd wat van zijn
eigen opera is vervreemd Lehmann's
pompeuze „technicolors" zijn namelijk meer
cn meer een object voor de vreemdelingen-
industrie geworden maar die voor deze
culturele boodschap uit het naburig opera-
land in grote getale was verschenen, uit dit
gedenkwaardig samentreffen gevolgtrek
kingen kon of wilde maken met het oog op
het eigen instituut. Waarschijnlijker is
toch, dat de kloof, die van nature de op-
delver en de verspiller van het „operagoud"
aan deze en gene zijde van de Rijn geschei
den houdt, te wijd is om zich zo maar op
eens te laten overbruggen. Nog daargelaten
of het wel om dezelfde materie gaat, die de
een, van huis uit alchemist, bij zijn leven
in korreltjes hoopt aan het licht te kunnen
brengen en die de ander in speelsheid en
overmoed achteloos doet verstuiven
ZO WERDEN de liefde in samenhang
met de deugd zowel het hoofdthema voor
„De Toverfluit" als voor „Fidelio" door
de Fransman en de Duitser op een totaal
verschillend plan benaderd. Voor Lehman
bleken zij de aanleiding tot een wisselvallig
spel, opgevoerd met een in zijn opsmuk niet
overal onverdachte smaak een spel, dat
in het programma evenwel de verzekering
behoefde ener handhaving van Mozarts on
gewijzigde en onverkorte partituur om het
publiek in zijn authenticiteit en Weense
herkomst volledig te doen geloven. Voor de
Duitser gaat het alleen om deze liefde en
deugd, van oudsher de hoogste idealen en
hier met name in de gedaante van Leonora
gepersonifieerd. Het z(jn uitsluitend deze
Toneelbeeld tijdens de aria van Leonore in Fidelovan Beethoven in de
opvatting van Wieland Wagner (tekening door H. Wich).
idealen, die naar zijn overtuiging werden
gewijd door de muziek van Beethoven,
wiens naam, naar het woord van Richard
Wagner, slechts met de diepste verering
mag worden uitgesproken. Dat Wieland
Wagner inderdaad Beethoven voor een
voortreffelijk leidsman houdt, zal ieder, die
van deze „Fidelio" getuige was, wel willen
onderschrijven. Toch gaat de verering by
Wagners kleinzoon blijkbaar niet zo ver,
dat h(j zonder meer opteert voor de laatste
lezing, welke Beethoven aan zyn opera
heeft gegeven.
Men kreeg analoog aan de „Tann-
1)kuser" van de afgelopen zomer te Bay-
rcuth tenminste een eigen „Wielandse"
compromisvorm uit de drie lezingen van
„Fidelio" voorgezet, met een omzetting der
eerste nummers, een inlassing van het la
ter weggevallen Es-Dur Terzet en een voor
afgaande tweede „Leonore"-ouverture,
waardoor de „grote" ouverture vóór het
slottafereel moest vervallen. In zyn demon
stratieve afkeer van de gesproken dialogen
weet hy zich veilig en in goed gezelschap.
Immers grootvader Richard heeft reeds de
dramatische tekst, al3 een verzwakte her
haling van het in de ouverture beleefde,
met het commentaar van Gervlnus by een
scène van Shakespeare vergeleken. Mits
dien acht hy zich geheel verantwoord zyn
toevlucht te nemen tot een het woord ver
vangende pantomime, waarmede hy dan
echter nog niet kan volstaan, zodat hy bo
vendien de hulp moet inroepen van een
spreker die met een „verduidelijkende" ver
klaring de opera voorafgaat. Althans in
Stuttgart verscheen bij het opgaan van het
doek het sterk verlichte masker van deze
nieuwbakken figuur, waarvan Beethoven
wel vreemd zou hebben opgezien. Te Parijs
bleef hij vermoedelyk vanwege het falen
der bedoeling door de vreemde taal ge
lukkig achterwege. Maar nu begreep men
dan ook te duideiyker waarvoor deze ex
plicateur in de Wielandse versie der opera
dienst moest doen!
DE AFZWERING van het gesproken
woord door deze regisseur bracht overigens
nog een consequentie met zich mee. De per
sonages van het ..burgeriyk" gedeelte:
Marcelline, Jacquino, Rocco, raakten er da
nig door in het nauw en op die wyze werd
welbewust aan het „Singspiel"-element van
deze opera te kort gedaan. In de seènerie
werden zij telkens weer verbannen uit het
midden naar de buitenring van Wielands
onafscheideiyke cirkel (in Duitsland ook
v/el „Kochplatte" geheten). Daar vatten zy
post buiten het bereik der lichtstralenbun-
dels, welke bij hen plegen te fungeren ais
een wegwyzer door de handeling.
In zyn programmavoorwoord noemt de
regisseur „Fidelio" een „scènisch orato
rium" en in deze gedachtengang bcyvert
hy zich het werk, waarvan de toneelschik-
NEDERLAND8 BALLET NAAR BRUGGE
Het Nederlands Ballet onder leiding van
Sonia Gaskell is uitgenodigd deel te ne
men aan het zomerfestival te Brugge: er
zullen twee voorstellingen worden gege
ven, op 18 en 19 Juli.
king als het ware van de slotscène uit is
teruggedacht, zo veel mogelyk van zyn
operakarakter te voldoen. Voor het décor
wordt de gehele avond met een gedeeld
traliewerk volstaan. Binnen deze symboli
sche plaatsaanduiding heeft hy de opera
dan waar het maar kan geabstraheerd.
Geen groep van gekerkerde martelaren
vervolgd om der wille van de vryheid is
het, die zich In kettinggang rondsleept om
deze ronde schyf, doch alweer een symbool,
de gevangenschap, zoals ook de hoofdper
sonen symbolen zyn: van vervolging, geke
tende vryheidsdrang en opofferende echte-
lyke liefde. Alleen de Gouverneur geleek in
zyn witte py als twee druppels water op
Sarastro, die mogeljjk van de vorige avond
aan de Place de l'Opera had overnacht
Men begrijpt aanstonds, dat bij deze re
gie van Duitsen huize er één principe ko
ning is: het systeem, dat bouwt en schikt
en ordent, dat lijnen trekt en driehoeken,
waarop de zangers zich vóór elk nummer
hebben op te stellen. Maar wat toch erger
Hikt: aan dit toneel wordt door de „met-
teur en scène" een eigen leven opgelegd,
dat zich als het moet los maakt van de mu
ziek. Vanaf het ogenblik dat Marcelline,
achteloos neergezet op een hoek links-voor
zonder één enkel attribuut in deze verlaten
vlakte, haar eerste aria begint, via de mars
vóór het eerste optreden van Pizarro, waar
de politieknechten bij het begin al keurig
in het gelid staan opgesteld, totdat in het
slotkoor iedere vrouw zich een gevangene
verkiest, is deze eigen richting speurbaar.
NATUURLIJK kan men van deze vrijhe
den ook by „De Toverfluit" gewagen. Zij
dartelen overal als Papageno door het werk
en zyn dikwyis verbluffend vindingrijk, ook
waar zy, meermalen volslagen buiten Schi-
kaneder's boekje gaan en zich byvoorbeeld
aan de Egyptische mysteriën wel byster
weinig gelegen laten liggen. Maar zy zijn
hoe kan het anders? van een planeet
recht tegenoverliggend aan die, waarop
Wagner zyn „Fidelio" creëerde en stammen
OP EEN ONLANGS door de Nederland
se Televisiestichting gehouden persconfe
rentie, waarvan men het verslag ook in
ons blad heeft kunnen lezen, gaf een der
bestuursleden als zijn mening te kennen,
dat men op grond van economische facto
ren in ons land nog lang niet aan commer
ciële televisie toe is. Wij hebben bij die ge
legenheid reeds gewezen op de commer
ciële voorbeelden van Télé-Luxembourg.
Télé-Monte-Carlo en Télé-Saar, straks ook
van Télé-Europe,, welke erop duiden, dat
er animo genoeg is om de cost voor de baet
te doen uitgaan. En hoewel we niet blind
zijn voor de aan de commerciële televisie
verbonden bezwaren, zijn we geneigd haar
te aanvaarden omdat de financiële lasten
dan ook verplaatst worden van de gemeen
schap der belastingbetalers naar de kring
der direct-belanghebbenden. En het wil er
niet bij ons in, dat juist in Nederland, dat
meer bepaaldeiyk uit het brein van één, die
gewoon was te meten met de maten, die hij
jarenlang in het Paryse „Chfttelet" placht
aan te leggen. En men moet slechts bewon
dering hebben voor George Sebastian, die
met zyn gereduceerd orkest nog Mozart
wist te dienen, daar waar althans het bon
te schouwspel hem er gelegenheid toe liet.
Hoe staat het nu met de gepretendeerde
respectvolle houding van de Duitser ten
aanzien van zyn „Fidelio" en met de be
ruchte „lichte" hand van deze Fransman
waar het de vertolking geldt van Mozarts
meesterwerk? Past het deze licht schou
derophalend te passeren en voor de ander
halt en front te maken? Hier zyn twee
mensen van het vak er „in gemoede" van
overtuigd, dat het met de oude vormgeving
dezer meesterwerken in de operalitteratuur
zo niet langer gaat zelfs ook al mocht
deze vorm naar de huidige smaken pas
klaar zyn gemaakt en dat slechts revo
lutionnaire middelen kunnen baten om Beet
hoven en Mozart te geven wat men deze ge
nieën is verschuldigd. Doch dan rlaat elk
van hen een andere richting in. Men be-
grypt nu wel wat er aan beiden schort. Niet
aan kennis van de aard dier middelen ont
breekt het hun, noch aan het zintuig voor
de bruikbaarheid ervan. En tot het experi
ment zijn beiden maar al te graag bereid.
Er is vandaag immers een techniek, klaar
om alle denkbare ideeën in daden om te
zetten. Doch in de geest, die ze bestuurt,
zijn rangschikking en waardering van en
voor datgene wat tot een wedergeboorte
van de opera kan leiden, by beiden niet de
zelfde. En dus vaart leder van hen een an
dere koers.
HET WACHTEN van de buitenstaander
geldt echter slechts het wedervinden van
het evenwicht in de balans door hen, op
wier deskundigheid hy nog steeds onafge
broken bouwt. Zolang dit niet weer is ont
dekt, moge het serieuze experiment terecht
zyn interesse gaande maken, hy weet toch
Intuïtief, dat in deze kunst een natuurlijk
rustpunt by de noten alleen of by een op
zichzelf welgeslaagd toneel niet is te vin
den. Dit ligt nog altyd onveranderd in de
hoek, waar de eerbiediging van een histo-
risch-gegroeide!) operavorm in zyn geheel
wordt hoog gehouden. M. v. D.
toch nog altyd een voor vele, ook
buitenlandse ondernemers aantrekkelijke
kopersmarkt vormt, de commerciële tele
visie geen kans van slagen zou hebben.
In die mening werden wy versterkt na
lezing van een artikel van Hessell Tiltman
in de Times over de Japanse televisie. In
Japan bestaan sinds twee jaar twee tele
visienetten in opbouw. Het ene behoort aan
de gouvernementele
radio-omroep en legt
de nadruk op educa
tieve programma's,
vooral voor scholen.
Het andere behoort
aan een commerciële
televisiemaatschappy,
waarvan drie grote dagbladen en een aan
tal ondernemingen de aandelhoudsters zijn.
De moeilijkheid schuilt ook in Japan niet
in de technische sector maar in het op
bouwen van een voldoende kijkerspubliek.
De Japanse industrie vervaardigt maan
delijks een vierduizend televisie-ontvan
gers tegen een prijs van duizend tot
twaalfhonderd gulden per stuk. Men denkt
erover door massaproductie deze prijs te
drukken, maar zelfs als men erin zou sla
gen de kosten te halveren, dan nog zal de
televisie voor de massa een onbereikbare
luxe blijven. Er zyn thans in Japan
een vijfendertigduizend televisietoestellen,
waarvan een minderheid in restaurants en
andere plaatsen van maatschappelyk ver
keer.
Om dit vraagstuk te overwinnen en het
kijken te populariseren, hebben beide tele
visiemaatschappijen een plan ontwikkeld
tot het oprichten van enorme televisie
schermen op drukke punten van de door
de zenders bestreken steden en plaatsen. Zo
zijn er in en om Tokio reeds tweehonderd
van dergelyke schermen verrezen, welke
's avonds soms tot tienduizend toeschou
wers trekken. Binnen een half jaar had de
commerciële televisiemaatschappij vol
doende adverteeerdors om uit haar kosten
te komen. De adverteerders betalen in
vele gevallen ook de oprichting van de
publieke kijkschermon. De reclame wordt
beperkt tot het begin en het einde van een
programma van een kwartier. Bij langere
programma's wordt de reclame ook wel
tussentijds ingelast.
Zoals niet anders te verwachten valt, is
de Amerikaanse invloed op het gebodene
sterk: nieuws, raadsels, televisiespel, films,
shows en reportages vormen de hoofdscho
tel. Maar in een land als Japan is commer
ciële televisie toch de enige mogelykheid
om tot een beeldomroep te komen. En
blykbaar meent men ook in Japan niet
meer buiten dit medium te kunnen.
J. H. B»
Voor de
microfoon