De opvoedkundige activiteit der Amerikaanse musea Muziek aan de Azuren Kust door Jo Vincent „Fidelio*'bij Wieland Wagner een scènïsch oratorium DE FRANSE „TOVERFLUIT" NU IN TECHNICOLOR Een interessante confrontatie van twee operastijlen T.V. in Japan Kinderen en kunst in de Verenigde Staten Directeur van Frans Halsmuseum keerde terug met duizend lichtbeelden voor scholieren Figaroen Boris Godoenov" „Karei V en zijn tijd" DE OPVOEDKUNDIGE werkzaamheid van het Toledo Museum of Art mag als voorbeeldig worden beschouwd. Een aan trekkelijke en goed geredigeerde uitgave onder de titel ,.Ilet museum voedt op" maakt onder meer gewag van het feit dat de rondleidingen in het museum in het jaar 1935 reeds bijna zeventigduizend kinderen trokken, hetgeen op een bevolking van 275.000 zielen uitermate bevredigend geacht moet worden. Door persoonlijke ervaring kan ik er van getuigen dat ook de musea in New York. Washington en Torento vruchtbaar werk doen op dit terrein. Publi caties en bulletins leveren het bewijs, dat deze activiteit der Amerikaanse musea in het algemeen zeer intensief is. Het geluk kige contact met een collega in The Natio nal Gallery te Washington stelde mij in de gelegenheid niet minder dan ruim duizend lichtbeelden te verwerven, die in Amerika slechts voor schooldoeleinden beschikbaar IN HET nachtelijk uur door de verlaten straten snellend van Toledo (in de staat Ohio) informeerde de chauffeur van de taxi, die mij van de plaats van aankomst naar het hotel voerde, belangstellend naar mijn nationaliteit. Er ontwikkelde zich een gesprek, waarin ik tenslotte meedeelde dat ik naar Toledo was gereisd om de Holland se tentoonstelling af te wikkelen en naar Toronto te begeleiden. De chauffeur ge waagde daarop van een bezoek met zijn vrouw aan deze tentoonstelling, van het genot dat dit bezoek hun had verschaft en van de trots van de inwoners van Toledo voor hun museum! Hoe begrijpelijk die trots ook is, deze reactie verraste mij niet temin Ook de Haarlemmers zijn ongetwij feld trots op hun museum, doch ik aarzel of steekproeven, als de ongewild in Toledo genomene, hier even verblijdende ervarin gen zouden opleveren.Nog altijd komt de belangstelling voor ons kostelijk museum overwegend van buitenlandse zijde en zijn slecht weer of gemis aan andere „attrac ties" voor vele Haarlemmers de drijfveren tot een bezoek aan Hals' Huis. Ik heb mij er intussen persoonlijk van kunnen overtuigen, dat de belangstelling van mijn chauffeur niet tot de uitzonde ringen behoorde en dit benijdenswaardige resultaat is zeer zeker mede te danken aan de grote activiteit, die het Toledo Museum of Art ontplooit onder de bezielende leiding Van zijn sympathieke directeur, Blake-More Godwin, alsmede aan de vruchtbare initiatieven zijner voorgangers. TOEN IK de morgen na aankomst mijn eerste bezoek bracht aan het museum (be horende tot de tien meest vooraanstaande in de Verenigde Staten) werd ik verrast door de levendige aanwezigheid van hon derden kinderen die hun „Saterday-Class" bleken te hebben In een groot aantal ruime lokalen in de benedenverdieping van het museum tekenden, schilderden, aquarel leerden en boetseerden jongens en meisjes, terwijl uit openstaande deuren mij de klanken lokten van klassieke muziek. Elk jaar doorlopen 2400 kinderen, zowel van bijzondere als van openbare scholen, deze klassen, waarvoor een luttel bedrag wordt betaald ter vergoeding van het benodigde materiaal. Jeugd en volwassenen staat een bibliotheek ter beschikking met 12.000 boeken over kunst en muziek, alsmede 7000 gramofoonplaten van de „great music" van alle tjjden! In de bibliotheek van het museum wor den maandelijks ongeveer vierhonderd vragen beantwoord, terwijl jaarlijks ruim zeventienhonderd boeken circuleren. Dit is slechts een onderdeel van het omvangrijke opvoedkundige werk van dit museum. Ik ben mij er van bewust dat deze methoden heden ten dage meer of minder systema tisch en op grotere of kleinere schaal door Kinderen werken in het museum (foto sporadisch optredende kunstijveraars ook rechts boven) of beoefenen muziek op solo- in Holland worden toegepast, doch met ere instrumenten, zoals dit jonge Amerikaanse mag worden vermeld dat het Amerikaanse meisje, hetzij in clubs of orkesten. VEEL DANK ben ik ver schuldigd aan de talrijke Hol landers, die ik op mijn rond reis heb mogen ontmoeten en die mij zonder uitzondering enthousiast en hartelijk ont vingen. Maar niet minder ben ik de Amerikaanse (en Cana dese) collega's erkentelijk voor de gastvrije ontvangst, die zij mij bereidden en voor het feit dat zij mij in de ge legenheid stelden in zo ruime mate ervaringen op te doen op een terrein, dat mij persoon lijk juist zo bijzonder ter harte gaat. Om op dit opvoed kundig terrein terug te komen en er mee te besluiten: moge in Hollandse onderwijskringen de veelal latente belangstel ling tot leven worden ge bracht en vuriger enthou siasme, naar Amerikaans voorbeeld, de stimulans zijn tot een meer systematische en daadwerkelijke actie om de jeugd vertrouwd te maken met kunst en muziek. Kunst en muziek, die naar een in bovengenoemde publicatie voorkomende uitspraak van M. Ohe Godwin „oorlogen en historische gebeurtenissen overleven, als de edelste crea ties der mensheid"! De ijver van de docent voor het bijbrengen van praktische kennis aan de hem toever trouwde jeugd, noch de ver beten strijd tegen het over laden lesrooster mogen een belemmering vormen om de leerstof te plaatsen tegen de geestelijke achtergrond van het artistieke scheppen. Men ver- gete nimmer dat het ver mogen kunst en muziek ten volle te beleven en er dd eeuwigheidswaarden in te on derkennen naar het woord van Vermeylen tot de on- ontbeerlijkste voorwaarden be hoort voor liet volledig mens zijn! H. P. BAARD museum in Toledo de basis van dit (aan vankelijk „revolutionnaire") systeem reeds gelegd heeft in1902! Omtrent de tijd dus dat men de Ermitage te Leningrad nog slechts mocht betreden als men was gekleed in rok en witte das! In Toledo trok men reeds de jeugd aan, die ik thans in drom men heb zien staan wachten voor de opening van het museum! Het is hier niet de plaats om in discussie te treden over de wenselijkheid kinderen reeds vanaf vijfjarige leeftijd in contact te brengen met kunst, geJijk het Toledo- Museum doet. Zéker is het in ieder geval dat alleen reeds het vertrouwd-maken met het museum-gebouw op zeer jeugdige leef tijd, toenadering en kunstwaardering op rijpere leeftijd ten goede komt. Evenzeer als zulks het geval is met het systeem waar mee men jonge kinderen thans wel met beeldhouwwerk vertrouwd tracht te maken door zo op de speelplaats in school te laten klimmen en klauteren op daartegen be stand zijnde sculpturen, bij voorkeur in de vorm van dieren. Dergelijke methoden voorkomen in ieder geval misvattingen als ik voor kort nog in Haarlem ervoer, toen een Jongeman mij toevertrouwde, dat hij altijd in de mening had verkeerd dat een museum alleen toe gankelijk was voor grote mensen en uitsluitend voor welgestelde burgers. Dat de mentaliteit van een halve eeuw geleden nog heden een belemmering kan vormen voor museumbezoek. schenkt ons de over tuiging dat op educatief gebied door de musea, in onontbeerlijke samenwerking met het onderwijs, nog veel, héél veel moet gebeuren! worden gesteld en waarvan thans ook het Haarlemse onderwijs kan profiteren! Uitermate geslaagd achtte ik de dage lijkse beschouwing in het museum te Washington (naast de druk bezochte rond leidingen!) waarbij op twee tijdstippen per dag het „schilderij van de week" wordt toegelicht. Gedurende een kwartier volgt het publiek dan het welgefundeerd betoog over één enkel schilderij, door een der leden van de rondleidingstaf. Ik meen dat de Amerikaanse musea ons op dit gebied nog veel kunnen leren en dat het enthousiasme en de leergierigheid van een groot deel van het Amerikaanse publiek een verrassende uitwerking hebben op de Europeaan, die toch in zijn hart meent dat cultuur alleen in zijn eerbiedwaardig werelddeel kan worden gesavoureerd! Dit Jaar is bet vier eeuwen geleden, dat keizer Karei de Vijfde, Heer der Neder landen, in Brussel afstand deed van de troon. Ter herdenking van dit feit zal in Gent, zijn geboortestad, van 3 April tot 30 Juni een internationale tentoonstelling „Keizer Karei en zijn tijd" worden ge houden. De expositie, die wordt ingericht in het bekende Museum voor Schone Kunsten, zal onder meer bevatten: schilderijen, tekeningen, miniaturen, beeldhouwwerk, tapijten, médailles, edelsmeedwerk, wa pens en wapenuitrustingen, benever» per soonlijke gebruiksvoorwerpen van de kei zer en zijn familie. HET WAS de laatste weken aar. de Cóte d'Azur, druk voor de muzieklief hebbers. In Nice speelde met enorm succes het Hongaarse Strijkkwartet, dat wij vlak na de oorlogsjaren in Haarlem zo bewonderden. Elisabeth Schwarz kopf gaf in Man te Carlo een prachtig recital en verder werd daar „Boris Go doenov" opgevoerd, de beroemde opera van Moessorgski, als de „clou* van het seizoen aangekondigd,nog door Mozart's „Figaro" gevolgd. Sinds de dood van Sjaljapine, wiens Boris Godoenov in 1908 voor het eerst in Parijs zo'n gewel dige sensatie maakte, moet men gaan zoeken om een opvoering van deze opera te kunnen meemaken. Maar Morvte Carlo was altijd een Russisch trefpunt en na de revolutie is het aantal émigré's hier legio, zodat er een soort Boris-Godoe- nov-traditie ontstond, waarbij tot vlak voor de laatste wereldoorlog Sjaljapine steeds de trekpleister was. Dit jaar zou men aanvankelijk hier twee opvoeringen geven: de originele van Moessorgski en enkele dagen later de bewerking van Rimsky-Korsakov, die meestal ook door Sjaljapine ge zongen werd. Dit bleven evenwel slechts plannen, wij moesten tevreden zijn met alleen de Rimsky-Korsakov-bewerking. Vermoedelijk zullen de vele solisten uit Werven, Zagreb, Parijs en Milaan alle halve of hele Russen, althans Slaven bezwaren gehad hebben tegen de haast-nooit-gespeelde originele uitvoe ring. Men had de zaak goed voorbereid: maandenlang had het koor, zo belang rijk in deze opera, de Russische teksten ingestudeerd. Er waren nieuwe, kost bare, grandioze décors gebouwd, door Georges Reinhard. voor alle neeen tafe relen en dat voor twee onvoerirtieen, voor In totaal duizend bezoekers. Maar zoiets kan in Monte Carlo, de speelbank betaalt het wel! IK GING naar de tweede opvoering, die eerst uitgesteld wed weeens ziekte van de vertolker der Boris-nartij (Ni- cola Rossi Lemenl, een half-Rus van de Scala, een prachtige zanger) en daarna doorging, nadat men naar alle ziiden om een nieuwe Boris ge»e'efoneerd had. Zo verscheen de bas Willy Hever uit Berlijn en ik had medeliiden met hem: één uur voor de oovoering was zijn vliegtuig in Nice geland. Een dan on voorbereid. on een vreemd nodium, zon der voldoende regie-aanwiizineen. on- in gezongen een zware, zeer dramatische partij te moeten zingen, is geen kleinig heid. Hij deed het (in het Duits) aan grijpend mooi. De beroemde sterfscène werd een groot succes. Opvallend goed was de oud-Russische sfeer, zo werd mij althans door .geboren Russen verzekerd: dank zij de regie, het Slavische timbre der stemmen cn de speel.trant der acteurs. De herbergscène, met de kostelijke vagebond Varlaam (Marjan Rus, een prachtige bas) en de geestige herbergierster van Angelica Czavcenko, was volmaakt. Ook het vijf de tafreel, in de kinderkamer, was dank zij de voedster, eveneens door Czavcen ko voortreffelijk gezongen en gespeeld, zeer geslaagd. In het zesde en zevende tafreel kwam de sopraan aan de beurt: Marina, een zeer donkere, volumineuze mezzo van Ira Maleniuk, een korte maar grootse partij. Al wat nog tot de oude Russische garde hier behoort, was iin de zaal aan wezig. Men was er zelfs voor overge komen uit Parijs: wonderlijke typen in ouderwetse smokings, maar aristocra ten. En vlak bij ons zat een oude Rus sische dame, in een armoedig antiek wit avondtoilet en met een soort b'oemen- diadeem in het haar, een vervallen maar toch nog waardige grootheid. Ook nu was de zaal geparfumeerd: het parfum heette Fedora, dus Russisch en had een veredelde knoflookgeur, niet zo erg aangenaam, maar wel in de stijl der Russische zestiger jaren. VOOR MIJ WAS de „Figaro" de „clou" van het seizoen. Hoe dikwijls hadden wij deze winter de volmaakte Cohimbia-langspeelplaten van dit werk niet gedraaid, met onder anderen Elisa beth Schwarzkopf, Irmgard Seefried en Erich Künz, allen beroemde Salzburger solisten, met Von Karajan als dirigent. Ook hier in Monte Carlo was Elisabeth Schwarzkopf weer een voorname con- tessa en ideale Mozart-zanrreres en Künz verrukkelijk in de titelrol. De graaf werd door Alfred Poel! gezongen en Suzanna door een Italiaanse: Guiletta Mazzoleni, zeer charmant en licht van stem maar als men Irmgard Seefried gehoord heeft, is men erg verwend. En overigens: welk een partituur, deze mooiste van alle opera's, drie uren pure muziek, met altijd weer verrassingen in de orkestpartij, in de aria's en ensem bles. De Fransen zijn erg gesteld op de muziek van Mozart en zo kan men, via de drie Franse zenders altijd wel ergens een Mozart-concert uit de aether halen, wat erg prettig is. als ook hier zelfs de zon schuil gaat en enkele sneeuwvlokjes uit het Noorden komen aangewaaid. DE GASTVOORSTELLINGEN, die het Stuttgarter Staatstheater nu al voor de vier de keer in de Paryse Opera is,komen geven, waren dit jaar aanleiding tot een in het huidige muziekleven alleszins merkwaardi ge confrontatie. De Stuttgarters hadden ditmaal voor hun bezoek de keuze laten vallen op Beethovens „Fidelio" en wel in een opvoering, waarmede men in het vorig najaar, voornamelijk vanwege de aan Wie- land Wagner opgedragen regie, reeds in het eigen land sterk de aandacht had getrok ken. Na een „Orpheus" voor de MUnchener Festspiele enkele jaren her, trad Wiel and met deze „Fidelio" voor de tweede keer buiten zijn eigenlijke Bayreuth-terrein. De bezoeker mocht uit zijn drastische her vormingsmaatregelen bjj het ten tonele brengen der werken van zijn grootvader al wel bij voorbaat afleiden, dat Wieland ook de „Fidelio" allesbehalve ongemoeid zou laten. Zo deed zich het feit voor, dat de louter op het visuele ingestelde Franse opera- shows van directeur Maurice Lehmann, de man, die voor een waarlijk bloeiend opera leven alleen nog schijnt te geloven in de spectaculaire feeërie en ten bewijze daar van nu onlangs weer „De Toverfluit" ge tracht heeft naar zijn eigen hand te zetten, zich in het Parijse operaprogramma zagen geplaatst tegenover een werk, dat werd uitgebracht volgens een typisch Duitse stijl, door Wieland Wagner meer en meer syste matisch toegepast. Apostel van een naar binnen gekeerde en vèr doorgevoerde sym boliek, zoekt Wieland, in tegenstelling met de Fransman, immers als operaregisseur juist zijn heil in een sterke versobering van het uiterlijk aspect. Uit het toneelbeeld wil hij ieder détail of ornament, dat afleidt van het beoogde doel, laten vervallen. Mau rice Lehmann daarentegen, op zoek naar de stoutmoedigste verbeelding van zijn operadroom, probeert in de toepassing der middelen, die deze verbeelding tot werke lijkheid moeten maken, zichzelf nog telkens weer te overtroeven. HET IS ECHTER nog de vraag of de Purijzenaar, die de laatste tijd wat van zijn eigen opera is vervreemd Lehmann's pompeuze „technicolors" zijn namelijk meer cn meer een object voor de vreemdelingen- industrie geworden maar die voor deze culturele boodschap uit het naburig opera- land in grote getale was verschenen, uit dit gedenkwaardig samentreffen gevolgtrek kingen kon of wilde maken met het oog op het eigen instituut. Waarschijnlijker is toch, dat de kloof, die van nature de op- delver en de verspiller van het „operagoud" aan deze en gene zijde van de Rijn geschei den houdt, te wijd is om zich zo maar op eens te laten overbruggen. Nog daargelaten of het wel om dezelfde materie gaat, die de een, van huis uit alchemist, bij zijn leven in korreltjes hoopt aan het licht te kunnen brengen en die de ander in speelsheid en overmoed achteloos doet verstuiven ZO WERDEN de liefde in samenhang met de deugd zowel het hoofdthema voor „De Toverfluit" als voor „Fidelio" door de Fransman en de Duitser op een totaal verschillend plan benaderd. Voor Lehman bleken zij de aanleiding tot een wisselvallig spel, opgevoerd met een in zijn opsmuk niet overal onverdachte smaak een spel, dat in het programma evenwel de verzekering behoefde ener handhaving van Mozarts on gewijzigde en onverkorte partituur om het publiek in zijn authenticiteit en Weense herkomst volledig te doen geloven. Voor de Duitser gaat het alleen om deze liefde en deugd, van oudsher de hoogste idealen en hier met name in de gedaante van Leonora gepersonifieerd. Het z(jn uitsluitend deze Toneelbeeld tijdens de aria van Leonore in Fidelovan Beethoven in de opvatting van Wieland Wagner (tekening door H. Wich). idealen, die naar zijn overtuiging werden gewijd door de muziek van Beethoven, wiens naam, naar het woord van Richard Wagner, slechts met de diepste verering mag worden uitgesproken. Dat Wieland Wagner inderdaad Beethoven voor een voortreffelijk leidsman houdt, zal ieder, die van deze „Fidelio" getuige was, wel willen onderschrijven. Toch gaat de verering by Wagners kleinzoon blijkbaar niet zo ver, dat h(j zonder meer opteert voor de laatste lezing, welke Beethoven aan zyn opera heeft gegeven. Men kreeg analoog aan de „Tann- 1)kuser" van de afgelopen zomer te Bay- rcuth tenminste een eigen „Wielandse" compromisvorm uit de drie lezingen van „Fidelio" voorgezet, met een omzetting der eerste nummers, een inlassing van het la ter weggevallen Es-Dur Terzet en een voor afgaande tweede „Leonore"-ouverture, waardoor de „grote" ouverture vóór het slottafereel moest vervallen. In zyn demon stratieve afkeer van de gesproken dialogen weet hy zich veilig en in goed gezelschap. Immers grootvader Richard heeft reeds de dramatische tekst, al3 een verzwakte her haling van het in de ouverture beleefde, met het commentaar van Gervlnus by een scène van Shakespeare vergeleken. Mits dien acht hy zich geheel verantwoord zyn toevlucht te nemen tot een het woord ver vangende pantomime, waarmede hy dan echter nog niet kan volstaan, zodat hy bo vendien de hulp moet inroepen van een spreker die met een „verduidelijkende" ver klaring de opera voorafgaat. Althans in Stuttgart verscheen bij het opgaan van het doek het sterk verlichte masker van deze nieuwbakken figuur, waarvan Beethoven wel vreemd zou hebben opgezien. Te Parijs bleef hij vermoedelyk vanwege het falen der bedoeling door de vreemde taal ge lukkig achterwege. Maar nu begreep men dan ook te duideiyker waarvoor deze ex plicateur in de Wielandse versie der opera dienst moest doen! DE AFZWERING van het gesproken woord door deze regisseur bracht overigens nog een consequentie met zich mee. De per sonages van het ..burgeriyk" gedeelte: Marcelline, Jacquino, Rocco, raakten er da nig door in het nauw en op die wyze werd welbewust aan het „Singspiel"-element van deze opera te kort gedaan. In de seènerie werden zij telkens weer verbannen uit het midden naar de buitenring van Wielands onafscheideiyke cirkel (in Duitsland ook v/el „Kochplatte" geheten). Daar vatten zy post buiten het bereik der lichtstralenbun- dels, welke bij hen plegen te fungeren ais een wegwyzer door de handeling. In zyn programmavoorwoord noemt de regisseur „Fidelio" een „scènisch orato rium" en in deze gedachtengang bcyvert hy zich het werk, waarvan de toneelschik- NEDERLAND8 BALLET NAAR BRUGGE Het Nederlands Ballet onder leiding van Sonia Gaskell is uitgenodigd deel te ne men aan het zomerfestival te Brugge: er zullen twee voorstellingen worden gege ven, op 18 en 19 Juli. king als het ware van de slotscène uit is teruggedacht, zo veel mogelyk van zyn operakarakter te voldoen. Voor het décor wordt de gehele avond met een gedeeld traliewerk volstaan. Binnen deze symboli sche plaatsaanduiding heeft hy de opera dan waar het maar kan geabstraheerd. Geen groep van gekerkerde martelaren vervolgd om der wille van de vryheid is het, die zich In kettinggang rondsleept om deze ronde schyf, doch alweer een symbool, de gevangenschap, zoals ook de hoofdper sonen symbolen zyn: van vervolging, geke tende vryheidsdrang en opofferende echte- lyke liefde. Alleen de Gouverneur geleek in zyn witte py als twee druppels water op Sarastro, die mogeljjk van de vorige avond aan de Place de l'Opera had overnacht Men begrijpt aanstonds, dat bij deze re gie van Duitsen huize er één principe ko ning is: het systeem, dat bouwt en schikt en ordent, dat lijnen trekt en driehoeken, waarop de zangers zich vóór elk nummer hebben op te stellen. Maar wat toch erger Hikt: aan dit toneel wordt door de „met- teur en scène" een eigen leven opgelegd, dat zich als het moet los maakt van de mu ziek. Vanaf het ogenblik dat Marcelline, achteloos neergezet op een hoek links-voor zonder één enkel attribuut in deze verlaten vlakte, haar eerste aria begint, via de mars vóór het eerste optreden van Pizarro, waar de politieknechten bij het begin al keurig in het gelid staan opgesteld, totdat in het slotkoor iedere vrouw zich een gevangene verkiest, is deze eigen richting speurbaar. NATUURLIJK kan men van deze vrijhe den ook by „De Toverfluit" gewagen. Zij dartelen overal als Papageno door het werk en zyn dikwyis verbluffend vindingrijk, ook waar zy, meermalen volslagen buiten Schi- kaneder's boekje gaan en zich byvoorbeeld aan de Egyptische mysteriën wel byster weinig gelegen laten liggen. Maar zy zijn hoe kan het anders? van een planeet recht tegenoverliggend aan die, waarop Wagner zyn „Fidelio" creëerde en stammen OP EEN ONLANGS door de Nederland se Televisiestichting gehouden persconfe rentie, waarvan men het verslag ook in ons blad heeft kunnen lezen, gaf een der bestuursleden als zijn mening te kennen, dat men op grond van economische facto ren in ons land nog lang niet aan commer ciële televisie toe is. Wij hebben bij die ge legenheid reeds gewezen op de commer ciële voorbeelden van Télé-Luxembourg. Télé-Monte-Carlo en Télé-Saar, straks ook van Télé-Europe,, welke erop duiden, dat er animo genoeg is om de cost voor de baet te doen uitgaan. En hoewel we niet blind zijn voor de aan de commerciële televisie verbonden bezwaren, zijn we geneigd haar te aanvaarden omdat de financiële lasten dan ook verplaatst worden van de gemeen schap der belastingbetalers naar de kring der direct-belanghebbenden. En het wil er niet bij ons in, dat juist in Nederland, dat meer bepaaldeiyk uit het brein van één, die gewoon was te meten met de maten, die hij jarenlang in het Paryse „Chfttelet" placht aan te leggen. En men moet slechts bewon dering hebben voor George Sebastian, die met zyn gereduceerd orkest nog Mozart wist te dienen, daar waar althans het bon te schouwspel hem er gelegenheid toe liet. Hoe staat het nu met de gepretendeerde respectvolle houding van de Duitser ten aanzien van zyn „Fidelio" en met de be ruchte „lichte" hand van deze Fransman waar het de vertolking geldt van Mozarts meesterwerk? Past het deze licht schou derophalend te passeren en voor de ander halt en front te maken? Hier zyn twee mensen van het vak er „in gemoede" van overtuigd, dat het met de oude vormgeving dezer meesterwerken in de operalitteratuur zo niet langer gaat zelfs ook al mocht deze vorm naar de huidige smaken pas klaar zyn gemaakt en dat slechts revo lutionnaire middelen kunnen baten om Beet hoven en Mozart te geven wat men deze ge nieën is verschuldigd. Doch dan rlaat elk van hen een andere richting in. Men be- grypt nu wel wat er aan beiden schort. Niet aan kennis van de aard dier middelen ont breekt het hun, noch aan het zintuig voor de bruikbaarheid ervan. En tot het experi ment zijn beiden maar al te graag bereid. Er is vandaag immers een techniek, klaar om alle denkbare ideeën in daden om te zetten. Doch in de geest, die ze bestuurt, zijn rangschikking en waardering van en voor datgene wat tot een wedergeboorte van de opera kan leiden, by beiden niet de zelfde. En dus vaart leder van hen een an dere koers. HET WACHTEN van de buitenstaander geldt echter slechts het wedervinden van het evenwicht in de balans door hen, op wier deskundigheid hy nog steeds onafge broken bouwt. Zolang dit niet weer is ont dekt, moge het serieuze experiment terecht zyn interesse gaande maken, hy weet toch Intuïtief, dat in deze kunst een natuurlijk rustpunt by de noten alleen of by een op zichzelf welgeslaagd toneel niet is te vin den. Dit ligt nog altyd onveranderd in de hoek, waar de eerbiediging van een histo- risch-gegroeide!) operavorm in zyn geheel wordt hoog gehouden. M. v. D. toch nog altyd een voor vele, ook buitenlandse ondernemers aantrekkelijke kopersmarkt vormt, de commerciële tele visie geen kans van slagen zou hebben. In die mening werden wy versterkt na lezing van een artikel van Hessell Tiltman in de Times over de Japanse televisie. In Japan bestaan sinds twee jaar twee tele visienetten in opbouw. Het ene behoort aan de gouvernementele radio-omroep en legt de nadruk op educa tieve programma's, vooral voor scholen. Het andere behoort aan een commerciële televisiemaatschappy, waarvan drie grote dagbladen en een aan tal ondernemingen de aandelhoudsters zijn. De moeilijkheid schuilt ook in Japan niet in de technische sector maar in het op bouwen van een voldoende kijkerspubliek. De Japanse industrie vervaardigt maan delijks een vierduizend televisie-ontvan gers tegen een prijs van duizend tot twaalfhonderd gulden per stuk. Men denkt erover door massaproductie deze prijs te drukken, maar zelfs als men erin zou sla gen de kosten te halveren, dan nog zal de televisie voor de massa een onbereikbare luxe blijven. Er zyn thans in Japan een vijfendertigduizend televisietoestellen, waarvan een minderheid in restaurants en andere plaatsen van maatschappelyk ver keer. Om dit vraagstuk te overwinnen en het kijken te populariseren, hebben beide tele visiemaatschappijen een plan ontwikkeld tot het oprichten van enorme televisie schermen op drukke punten van de door de zenders bestreken steden en plaatsen. Zo zijn er in en om Tokio reeds tweehonderd van dergelyke schermen verrezen, welke 's avonds soms tot tienduizend toeschou wers trekken. Binnen een half jaar had de commerciële televisiemaatschappij vol doende adverteeerdors om uit haar kosten te komen. De adverteerders betalen in vele gevallen ook de oprichting van de publieke kijkschermon. De reclame wordt beperkt tot het begin en het einde van een programma van een kwartier. Bij langere programma's wordt de reclame ook wel tussentijds ingelast. Zoals niet anders te verwachten valt, is de Amerikaanse invloed op het gebodene sterk: nieuws, raadsels, televisiespel, films, shows en reportages vormen de hoofdscho tel. Maar in een land als Japan is commer ciële televisie toch de enige mogelykheid om tot een beeldomroep te komen. En blykbaar meent men ook in Japan niet meer buiten dit medium te kunnen. J. H. B» Voor de microfoon

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1955 | | pagina 14