Het geluk Veel te snel HET EILAND AAN DE OVERZIJ Keest als levenskunst van het menselïjk^eiogelijke Bezoeker in Barbizon FRANSE PARAGRAAF Dc negen Muzen J Maurice Roelants te gast Litteraire Kanttekeningen NIEUWE BOEKEN in zakformaat Een portret van land en volk van Engelandvan Londen uit gezien GEL A TINE Prijs voor jachtroman Oord van schilders Parijs, Maart - - In het Musée Gal- liera is onder de hoede van de stad Parijs de vierde tentoonstelling in de serie „Pein- tres Témoins de leur Temps" geopend, waar honderd schilderijen op het voorge schreven thema „Het Geluk" te zien zijn. Als „getuigenis vam de tüd" is dat thema geforceerd, met opzet, zoals André Cham- sor betoogt in een inleiding: een begrijpe lijk „miserabibsmebeheerst de moderne schilderkunst en er leek de organisatoren geen beter middel om het gevaar van con ventionele bijdragen te bestrijden dan het vragen naar het geluk. Het had wel ongelukkig kunnen aflopen, als geen van de bijdragende schilders zich met het onderwerp voldoende vertrouwd had gevoeld om er een plausibele uitdruk king aan te geven. Maar, zegt André Chamson, als er geen ander geluk geweest is, dan toch in ieder geval die minuut nu en dan onder het werken. Bovendien blijkt er toch nog wel een conventie van het ge- hik te zijn, die voor een schilderij over een voorgeschreven onderwerp in ieder geval goed genoeg is: de liefde in de eerste plaats, kinderen in de tweede, soms die beide samen. Een heel aantal van de inzendingen houdt zich aan het eerste motief, aange naam genoeg om te zien, maar zonder re latie met het geluk zolang de waarnemer niet de moeite neemt zich daarop in te stellen. Een zware scène tegen een hooi mijt, met ter linkerzijde een ver verschiet van geel land, waar twee donkere paarden voor een wagen de hoofden laten hangen; een grotendeels geklede slaper in een na tuur met een beek en bloemen; twee on nozele gezichten in profiel naar elkaar ge keerd in de Jardin du Luxembourg: men had daar wellicht gaarne voor willen po seren. maar het geluk spreekt er evenmin verstaanbaar uit als uit het tafreel van het gelukkige jonge gezin om de tafel, waar bovendien het kleinste kind zich zonder reserves hebzuchtig voordoet en zijn broer tje geniepig, hoe goed en betrouwbaar de eenvoudige ouders ook lijken. Met kinde ren-alleen gaat het maar weinig beter, al geven die een nog veel sterkere conven tionele garantie voor geluk en al is men ook ingenomen met de twee schoffies, die een pop gevonden hebben, met het char mante zoontje van een van de inzenders, met een bros en ombloemd slapend klein meisje achter gekrulde beddespijlen. Maar In al deze gevallen staat er op het doek al iemand die het geluk ondervindt in plaats van degeen die toeziet. Men zou kunnen zeggen: het wordt in het tafreel zelf geabsorbeerd, maar waarschijnlijk nog beter: dat de gegarandeerd gelukkige situa ties inderdaad niet genoeg overredings kracht kunnen opbrengen. Wat onverwacht en onnozel is suggereert veel meer: een meisje dat naar een vis in een kom zit te kijken, de buikige dichter in clownspak met punthoed op een heuvel, met op de achtergrond een tengere jongeman bezig aan een muzikale vrijage. Er is geen eeuv/enoude goede reden die hen eigenlijk de Dlicht oplegt gelukkig te zijn des te makkelijker kan men geloven dat zij een onrezochte eenstemmigheid met zichzelf gevonden hebben. Het geluk, waar de buitenstaander de meeste profijt van trekt, komt tenslotte toch uit de schilderijen waar geen per sonen de bedoeling al in aangeven. In het groene glooiende landschap van Simon Seeal is alleen een springend veulen ge lukkig. zover buiten proportie overigens met het deel van het landschap waar het in zou moeten lopen, dat het boven langs de bomen lijkt te vliegen en dan ook niet geacht kan worden nog iets te bewijzen, zoals een zwaarder veulen dat misschien zou willen doen. Bij de zonsondergang ach ter een berg, zandkleurig met groen en oranje, van Jean Marzelle, is nergens een levend wezen tegenwoordig en lijkt de tijd in evenwicht te zijn gekomen. En een van de meest frappante stukken is Maurice Sarthou's gezicht <toor een poen deur op het zonlicht buiten, waar verder niets te onderscheiden is. alleen het blauw van de hemel en het geel van het licht, in con trast met een grijs vlak dat niets in het bijzonder voorstelt. Er is misschien geen reden om te zeggen, dat degenen, die over het geluk van ande ren geschilderd hebben, minder goed bij de termen van de opdracht blijven dan degenen die het geluk zelf suggereren. Maar het zijn in ieder geval alleen de laat- sten door wie men hier nieuwe ondervin dingen opdoet. De componist Marlus Monnikendam te 's-Gravenhage is door de Academie van Kunsten, Wetenwhanen en Tetteren te Pa rijs met de „Prix Thoret" onderscheiden. In de Sovjet-Unie stijgt de belang stelling voor litteratuur. De Staatsuitgeve rij heeft in 1954 elf maal zoveel bellettrie gepubliceerd als in 1940. Dit jaar zullen 72.000.000 boeken verschiinen, het dub bele co"*-' 1 oc* TER GELEGENHEID van de op handen zijnde Boekenweek 1955 heeft de Vereni ging ter bevordering van de belangen des Boekhandels door de letterkundige Jan Engelman en de musicoloog Wouter Paap een bloemlezing van poëzie voor de rijpere jeugd laten samenstellen, die met een om slagtekening en illustraties (waarvan men een proeve in reproductie hierbij aantreft) door Bert Bouman verschenen is. Toon kunst en dichtkunst zijn van oudsher elkander zeer verwant: men denke slechts aan het Griekse toneel of aan de middel eeuwse troubadours. Tegenwoordig echter leven dichters en musici ieder in hun eigen wereldje, al worden er nog altijd veel „muzikale" verzen geschreven. In „Twee Muzen" zijn echter gedichten bijeen ge bracht, die uit muzikale ervaringen en in drukken zijn ontstaan. Wouter Paap formu leert in zijn voorwoord de bedoeling als volgt: „Mogen de jeugdige muziekminnaars er de schoonheid van de dichtkunst door op het spoor komen en de poëzieminnaars er iets van de mysterieuze werking der mu ziek uit leren kennen." Over het algemeen kan men zeggen dat de redacteuren een voortreffelijke keuze hebben gedaan, al is het jammer dat zij zich steeds tot een vers per dichter moesten beperken. Maar gelukkig hebben van Stal- paert van der Wiele tot Lucebert vele schrijvers van verzen hun inspiratie uit muziek geput, of deze nu door Bach en Mozart of door een fanfarecorps en carillon werd voortgebracht. Zodat hier dubbele schoonheid in ruime verscheidenheid heerst. PARIJS, Maart Ik heb het nu maar opgegeven te wennen aan de snelheden van het verkeer in 1955. Hoewel ik hele maal en volledig een „kind van deze tijd" ben, gaan bijvoorbeeld vliegtuigen mij ge woon te hard. Niet dat het niet leuk zou zijn te vliegen: het is comfortabel en prac- tisch en zo snel, als iemand maar wensen kan. Maar nu ben ik bijvoorbeeld vorige week twee dagen in Nederland geweest: 's ochtends met het vliegtuig heen, de vol gende avond terug. En ofschoon realise rend, dat ik twee dagen geheel met lichaam en geest in Amsterdam en in Haarlem ben geweest, ben ik tegelijkertijd eigenlijk geen seconde uit Parijs verdwenen. Twee dagen lang heb ik vrijwel voortdurend af spraken achterna gehold, heb uitsluitend Nederlands gesproken, in trein en tram gezeten en mij helemaal in Holland ge weten. Maar s avonds laat van Le Bourget door een vrijwel verlaten nachtelijk Parijs naar huis rijdend begreep ik, dat ik niet weg was geweest. Op dat moment viel Holland weer weg m het veel verdere ver leden. in de tijd nu al een paar jaar geleden dat ik er woonde. Parijs was de dagelijkse realiteit. Amsterdam.... ik kon mij niet voorstellen er twee uur tevoren nog een kop koffie te hebben gedronken. Dat is de schuld van het vliegtuig. Er waren twee passagiers een echt paar in mijn autootje, op die nachtelijke rit door Parijs. In het vliegtuig had zij mij al strak aangekeken, twee of drie keer. Het scheen dat ik haar moest kennen. Zij kwam me ook vaag bekend voor. maar waarvan? Omdat zij zo kennelijk haar echtgenoot bij zich had. hield ik mij terug van de opwelling om haar te vragen, op die algemeen gebruikte, vanzelfsorekende toon: „Wij kennen elkaar toch?" Maar toen ze mij bij de Franse douane van één meter afstand verlegen toelachte, moest het toch gevraagd worden. „Ach meneer", zei zij, „weet u dat niet meer? Wij zaben toch elke ochtend samen in lijn 9? U groet te altijd." Dat was het dus; niet veel eigen lijk. Ik moest kennis maken met de echt genoot (sinds drie maanden) en bood aan hen de stad in te brengen, naar hun hótel. Een half uur lang hebben wij gepraat op de wat verlaten manier van mensen, die elkaar eigenlijk niets te zegen hebben. Zij waren nog nooit eerder in Parijs ge weest en verbaasd, dat er hier om twaalf De Nederlandse Comedie heeft een garantie van de minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen gekregen, die deelneming aan het Internationale Theater festival van deze zomer te Parijs mogelijk maakt. Opgevoerd wordt „Koning Oedi pus" van Sofocles in de vertaling van Jan Engelman en onder regie van Johan de Meester. Meestercursussen voor muziek wor den van 18 Augustus tot 6 September voor de vierde keer in Zermatt gehouden. Be handeld worden werken (liederen, piano stukken en strijkkwartetten) van Schu bert en Brahms, die op vijf openbare con certen tot uitvoering worden gebracht. De VPRO-televisie zendt op Zaterdag 9 April Nijhoffs Paasspel „De Dag des Heren" uit. Medewerking verlenen Geor gette Hagedoom, Willy Haak. Carl van der Plas en leerlingen van de Toneel school, onder regie van Jack Dixon. Een nieuw toneelstuk van de Ameri kaanse schrijver Thornton Wilder ge titeld „A life In the Sun" zal één van de vele attracties zijn van het negende Edin burgh-Festival, dat van 21 Augustus tot 10 September wordt gehouden. Het stuk is in opdracht geschreven. „The Match maker" van Wilder was een der grootste festivalsuccessen van 1954. uur 's nachts nog maar zo weinig verkeer is Pigalle is slechts een heel klein stukje van de hoofdstad van Frankrijk. En toen ik hen had afgeleverd op de stoep van dat kleine hötelletje in de hoek van de Place de l'Odéon, zei zij: „Wat stil is het hier, hè? Het is eigenlijk net Amsterdam, b'J ons aan de Plantage Parklaan. Is dit nou echt Parijs?" Dat is alles, wat ik u vertellen wilde. Het is het zwakke bewijs, in twee afleve ringen, voor mijn stelling dat onze geest nog steeds niet in staat is 380 kilometer per uur te reizen. Op de fiets gaat waar schijnlijk net snel genoeg. Of in een dili gence. Misschien zelfs in lijn 9. Niettemin zal ik wel blijven vliegen op deze afstand tenminste. A. S. H. HET IS ALTIJD plezierig het werk van een collega journalist aan te kondigen en dat plezier wordt een oprecht genoegen als zijn boek ge slaagd mag heten. En dat is het geval met „Het eiland aan de overzij", het debuut als boekenschrijver van Link van Bruggen, thans adjunct-hoofd redacteur van de Nieuwe Haagse Courant. Het is in de serie „Nederlanders zien het buitenland" uitgegeven door „De Torenlaan" in Assen. De Britse ambassade heeft er foto materiaal voor afgestaan. De ervaring leert, dat iemands kijk op een stad of land in belangrijke mate wordt bepaald door de stadswijk of het landsdeel waarin hij woont en een buitenlandse correspon dent in Londen laat zijn blik van dat centrum uit over Groot-Brittannië gaan. Die zienswijze bepaalt tegelijker tijd de waarde en de beperking van dit boek. Het bevat een schat van gegevens voor de toerist die Londen bezoekt en biedt iedere belangstellende een reeks vluchtige schetsen van het land en het volk, dat van Londen uit wordt be stuurd. Als een film geeft het de hoogtepunten in het Britse gebeuren van de afgelopen jaren weer, verlucht met de persoonlijke herinneringen van een toeschouwer wiens oog ge scherpt is door zijn journali stieke waarnemingsvermogen. Moderne sociologen en socio- grafen mogen het bestaan ont kennen van een volkskarakter of een volkstype, men kan een begrip als „typisch Engels" niet uit het dagelijks leven wegdenken zonder een spraak verwarring te veroorzaken. Het boek begint dan ook met een voortreffelijk „portret van een Engelsman'', dat een wezen lijke bijdrage is tot het ver staan van de Engelsman een eigengeaard wezen, dat is gevormd in de wisselwerking van de mens en de cultuur waarin hij leeft. Hoe moeilijk een buitenlander het in een hem vreemde cultuurkring heeft, blijkt uit het volgende citaat: Een Nederlandse huis vrouw in Londen is, ook al is ze in nog zoveel gemeenschap pen opgenomen en al heeft ze tientallen vrienden en kennis sen, vrijwel altijd geïsoleerd. Haar taalgenoten wonen vele kilometers van haar vandaan en het contact met haar Britse buren is dikwijls stroef en wei nig belovend. Rekent men hier nog de levensmiddelenpositie bij Schraalhans is welis waar geen keukenmeester meer, maar de keuze, die een Nederlandse heeft, ligt ver onder die, welke ze in eigen land gewend is dan is er niet veel meer nodig om de al gemene neerslachtigheid van verschillende vrouwen te be grijpen. De Londense Neder lander, die blind voor deze moeilijkheden van zijn echt genote is, kan beter naar Ne derland terugkeren. Hij had een Engelse en niet een Neder landse moeten trouwen." TENSLOTTE enkele opmer kingen. „Dat Michiel Adriaansz de Ruyter met zijn vloot de Theems opvoer en bij Chatham een aldaar gespannen ketting verbrak, klinkt hem (de En gelsman) zo ongelovig in de oren, dat ik zelf wel eens aan de juistheid van dat verhaal heb getwijfeld", staat op blad zijde 15 te lezen. De schrijver had er verstandig aan gedaan die twijfel te toetsen aan een goed geschiedboek, want De Ruyter kwam pas op het strijd- toneeJ, toen vermelde helden daad reeds was verricht, niet op de brede Theems, maar op de smalle Medway met de on bemande brander Pro Patria. Het woord ongelovig kan voorts beter worden vervan gen door ongelofelijk of onge loofwaardig in dit zinsverband. Het weglaten van een woord kan komische voorstellingen oproepen: „Een van de aardig ste herinneringen, welke de honderdduizenden geallieerde militairen uit Groot-Brittannië mee naar huis hebben geno men, is de „pub" (bladzijde 144-145). Een nauwkeurige lezer zal zich afvragen hoeveel café's zij voor de Britten heb ben laten staan. Het is jam mer dat het overigens zo pret tig leesbare en goed verzorgde boek niet van zulke en andere ontsporingen vrij is gebleven. A. B. Beelden van stad en land uit „Het eiland aan de overzij". De foto's overgenomen uit het gelijknamige, hierbij besproken boek tonen Miltons Cottage te Chalfont St. Giles In Buckinghamshire en de verkeersdrukte in dc kromming van Regent Street in het hart van Londen MAURICE ROELANTS, DIE gisteravond met zijn causerie de Vlaamse avond van de Haarlemse Boekenweek heeft ingeleid, is geboortig uit Gent, al zou niet van hem gezegd kunnen worden dat hij nu juist „van Gent" is, zoals bij voorbeeld Ernest Claes „van het land van de Demer". Zelf is hij. hoewel volbloed Vlaming, nauwelijks nog „van Vlaanderen". Hij behoort, als men het zo noemen kan, aan zichzélf, wat zo veel zeggen wil als: hij is Roelants, een zelfstandige figuur, al noemde hij in zijn jonge jaren Karei van de Woestijne „zijn voornaamste vader", die aan zijn dichter schap vorm gaf een klassieke vorm, waaraan hij (niet vrij van vitale strijdvaar digheid overigens) trouw bleef tot in zijn jongste Danteske verzencyclus „Lofzang op de liefde" toe. Ja, hij weerde zich manmoedig, die jonge Roelants, toen hij zich in het met Raymond Herreman, Karei Leroux en Richard Minne opgerichte „Fon teintje" (dot minuscule tijdschriftje uit roemruchte Jaren) kantte tegen de grote woorden, de fraaie leuzen de wereldver beterende „verheven gevoelens", tegen het expressionisme en het experimentalisme dat zich tijdens en kort na de eerste we reldoorlog aankondigde als een nieuwe dichtvorm. Wie de bloemlezing anno 1924 van „de dichters van 't Fonteintje" kent, weet hoe ironisch-speels, hoe hichtig-simpel hij kan zijn. uit louter tegenwicht tot het gewild- modem istische en zwaarwichtige. Toen al in de jaren dat ,,'t Fonteintje" al lartg „in de patatten lag" was hij met fana tisme, zoals hij zei, op alle fanatiekers ge beten. Hij hield het hij het menselijke, bij het menselijk-hacheliike en raadselachtige. En ook dééraan bleef hij trouw, met de ernst en het vuur van een dichter, die zijn werk tot een „zelfbelijdenis'' wilde maken. Lees zijn „Komen en gaan", zijn voorbeel dige novelle „De Jazzspeler", zijn latere roman „Gebed om een goed einde": werk van een man die bereid was om „hart en ziel tot het einde toe op het spel te zetten". Hij riskeerde al schrijvend zijn huid. Wat De toneelschrijver en criticus St. John Ervine heeft volgens United Press ver klaard, dat de televisie de volgende ver anderingen teweeg zal brengen in de samenleving: „Onder de invloed van de televisie zal het mensenras een grote,zware gelatine- pudding worden, niet bereid ergens heen te gaan, niet in staat pm ergens heen te gaan, zijn leven uitzittend door te kijken. Het enige voordeel, dat ik aan de televisie kan ontdekken is, dat deze het proletariaat uit de kroegen houdt". een vormloze klomp marmer tot beeld ge houwen, door de godin der vruchtbaarheid tot leven bezield, - Aphrodite, de schoon- hij op papier zette was geen schoonschrij- ste' volkomendste, zuiverste moet sterven, verij, maar had een eerlijke intensiteit, die zijn stijl tot een levensstijl verbreedde en verdiepte, sterk en innig tegelijk. Het is waar: innig, dat is een woord waarvoor in onze taalschat nauwelijks nog plaats is. Maar op het werk van Roelants is het in al zijn innerlijke kracht toepasselijk. Roelants, diep-borend in de menselijke ziel. is de dichter van hetgeen Bloem het „moeilijk gewoon geluk, klein schijnend, maar het meeste" heeft genoemd. Hij, ver want aan Pascal, gegrepen door de onge rijmdheid van het menselijk bestaan, heeft zich meer dan eens bitter uitgesproken, uit ontgoocheling, uit zelfkennis, uit mensen kennis. Maar meer dan de bitterheid was hem de mildheid, meer dan de schamper heid de liefde mensenliefde, de liefde voor het naaste. Men heeft hem, de dich- ter van „Het Verzaken", een humanist ge noemd. Nu, het is goed zo: een humanist. Want zeker is het humanistisch gesproken als men de moed heeft te erkennen dat „wij allen uit Breughel zijn, elkaar als blinden leiden, doen tuimelen in de sloot, bij grollen en bij grienen'. Humanistisch, omdat het de deernis is die zo spreekt en zo spreken kèn omdat ze zich geen illusies maakt van welke „heilsleer" ook. Scepticisme? In een van zijn aforismen, neergeschreven in dagen van ontmoedi ging. staat dit geschreven: „Dat de mens menselijk is, zwak, zelfzuchtig, gierig, wulps dat verwondert mij niet. Maar dat hij er. trots alles, het menszijn eer biedwaardig kan afbrengen, dat is een reden om zich over te verheugen." Een eerbiedwaardig menszijn, ondanks alle falen en derven, ortdanks een tergend besef van 's levens eindigheid, onvolmaakt heid. betrekkelijkheid en begrenzing: méér dan dèt, iets wézenlijkers dan dat, kan geen schrijver in het geding brengen en zich tot doelwit kiezen. Want het is de menselijke waardigheid, die waard is er de pen voor op te nemen om ervan te ge tuigen in het ultieme, dat daaromtrent de mens aan zijn medemens kan meedelen. Ook dèn zal hij tekort schieten, maar aldus Roelants: „goede wil te betonen, al tijd opnieuw, ziedaar een glansloos heroïs me van lange adem". Nu, die „lange adem" is Roelants zijn leven lang niet moe ge worden: het is de ziel van zijn werk, de adem van een levensliefde, van een levens- eerbied. Van een respect voor het enige schepsel dat van zichzelf „ik" kan zeggen: de mens; voor het enige wezen, dat het gegeven is lief te hebben in een mild aan vaarden van het onvolmaakte. IS DAT NIET de zin van zijn cyclische zang. van de driemaal zeventien verzen, waarin Roelants alle toonaarden, alle ge voelsnuances bespeelt van de mens. die zijn hoogste droom tot een waarheid zou willen maken en ervaren moet. dat het ongerepte niet duurzaam van deze aarde kèn zijn. hoe vurig het bloed, hoe groot I het verlangen, hoe onstuimig de wil? Aphrodite, uit het zeeschuim geboren, uit AAN DE RAND van het woud van Fontainebleau, ongeveer vijftig kilo meter van Parijs, ligt een dorpje dat Barbizon heet. In vergelijking met het schilderachtige foreest en ondanks de vele beroemde namen, die er aan ver bonden zijn, is het teleurstellend. Rousseau, Millet, Daubigny, Corot, Diaz en andere schilders, die tezamen de school van Barbizon vormden, stel den zich tot doel een weergeven van het eenvoudige maar stemmige natuurleven (paysage intime). Jean Francois Millet, in armoede levende, vond zijn levens taak in de vertolking van het zware leven der boeren. In Barbizon zijn zijn werken „de Zaaiers" en „de Arenlees- ters" ontstaan. En nu, honderd jaar later, is Barbizon een touristenoord. Het is niet langer een plaats, waar een schilder zich zal gaan verdiepen in het boerenleven, nu kan men daar „aardige stukjes" voor de touristen gaan ver vaardigen en zich verdiepen in de kunst van de handel. BARBIZON, dat van verre gezien zich romantisch en vol beloften aftekent te gen het groen van de versmolten bomen, maakt het de bezoeker, die terwille van de kunst gekomen is, zeer gemakkelijk. Moge Jozef Israels zich eens naar Bar bizon begeven hebben omdat hij ge hoord had dat daar b\j „le père Ganne" alle knappe schilders vertoefden, de be zoeker van heden beschikt over con creter gegevens en mocht hij dit niet dadelijk beseffen, dan wordt hem dat al direct in de hoofdstraat duidelijk ge maakt. Het begint met een pijl, die aangeeft dat h\j zo naar het Museum Rousseau moet. Er volgen echter zoveel borden en pijlen met „museum" erop, dat het moeilijk wordt te beslissen waar het eerst binnen te gaan. Een klop op de deur van het „Museum Millet" wordt beantwoord door een vrouw, die van achter het huis schreeuwt: „Om twaalf uur open". Deze enigszins koele ont vangst is een aanleiding voor hem om te gaan proberen of hjj bij een ander museum meer geluk heeft. Gedurende de korte wandeling, die daarvoor nodig is, hoort h\j om zich heen uitroepen en brokstukken van gesprekken in alle talen van de wereld. Dit museum-atelier-Millet bereidt hem een nieuwe verrassing. Bij zijn binnenkomst wordt er reeds overwogen tegen welke prijs men hem een ets of litho zou kunnen verkopen. Voor iedere beurs is er iets. Slechts als men heel goed kijkt, kan men voor de sig natuur Millet, in miniatuurschrift, het woordje „naar" zien staan. De kleine werken, bijkans ter grootte ran een En het is haar maker, de beeldhouwer Pygmalion, die haar beeld vergruizelt. Zo machteloos is de mens, zo arm, zo klein. „Gemerkt is ieder hart en 't ijs schendt elke roos". Maar groot is de mens weer, die ondanks eenzaamheid en ontgooche ling, ondanks onvermogen en boasaardig heid, het gelóóf in de liefde weet te redden uit een verloren droom. Groots is Pygma lion die tenslotte kan zeggen: „Gelukkig hij, die sterft, maar liefde niet zag sterven, hij heeft op aarde niets dat hemels is ge mist". Dat is de zin en de geest van Roe- lant's werk: de levenskunst van het mense- lijk-mogelijke. C. J. E. DINAUX De „Internationale Jachtraad" zal dit jaar voor de eerste keer een prijs van vijftigduizend Franse francs toekennen voor een litterair werk, dat in de afgelopen vier jaar is verschenen of dat nog verschij nen moet en dat voornamelijk de jacht als onderwerp heeft. Inzendingen (bestaande uit twee exemplaren van het werk en een korte samenvatting in het Frans, Duits of Engels) moeten voor 1 Augustus worden toegezonden aan het secretariaat van de „Conseil International de la Chasse" (Rue de Pomereu, Paris 16e). postzegel, zijn voor de gemiddelde be zoeker, de grotere zijn voor de Ameri kanen, die niet op bedragen behoeven te letten. Zij stappen dan in hun auto met de prettige gedachte de bezitter te z\jn van een Millet. Pas wordt met deze bezoeker on derhandeld of er stoppen toeristenbus sen, die hun „inhoud vol plezier" naar binnen laten draven. Om te voorkomen dat hij onder de voet wordt gelopen, verlaat hij dit huis. Doch alle twijfel is HET ENIGE BEZWAAR dat men tegco Buttle Cry van Leon Uris zou kunnen aan voeren is, dat de auteur nogal erg duidelijk laat merken, dat het hem er om begonnen ia nu eens hét epos van het Amerikaanse korps Mariniers te produceren. Hij heeft overigens niet te ver misgeslagen of veel te hoog ge grepen. Zijn resultaat is een meeslepend ver haal van de belevennissen van een bonte verzameling Amerikaanse zeesoldaten in op leidingscentra en gevechten. Angstvallig ver mijdend door middel van goedkope effecten op het gemoed van de lezer te werken, vlocht hij, zoals dat heet, een lauwerkrans voor een der dapperste en meest gehavende onderdelen der Amerikaanse oorlogs- machinerie. Een manhaftig boek, dat een helder inzicht verschaft in de psychologie van de soldaat van Wereldoorlog II. Wanneer men meer belangstelling heeft voor stoute stukjes door vliegers van de R.A.F. uitgehaald neme men 't boek „Enemy Coast Ahead van Guy Gibson ter hand, waarin een boeiend relaas gegeven wordt van de activiteiten der nachtvliegers en van allerhande luchtoperaties, individueel en in groter verband uitgevoerd. De Engelse officier Desmond Young heeft in zijn bio grafie Rommel getracht waarheid en ver dichtsel omtrent deze Duitse veldmaar schalk van elkaar te scheiden. Naast de objectieve erkenning van diens capaciteiten als militair „vakman" komt de auteur met de beschuldiging van de medeverantwoor delijkheid van topfiguren als Rommel voor de gang van zaken, ook al kwam deze. zoals blijkbaar iedereen, laat tot de ontdekking van wat er misdreven werd. Interessant ia het verslag van de gevechten in Afrika en van de intriges van partijleden en mede officieren, waardoor Rommels lot reeds be zegeld was, terwijl hij het vulgus als model- Hitlerdienaar werd afgeschilderd. Uit de affaire-Rommel blijkt nog eens te meer <lat de „Oberbefehlshaber" op militair gebied een non-valeur is geweest! A. M. wellicht aardig vindt, is het moeilijk in iets te geloven dat Barbizon laat zien. ZO DWAALT hij nog wat door de straten tot daar het atelier van mijnheer Thorel staat. Deze mijnheer Thorel is een van de hedendaagse schilders van Barbizon. Een vrij entrée wordt ver zekerd en de welgeklede heer, die open doet, is monsieur Thorel zelf. Hij leidt hem naar binnen en deze massa-pro- De Haarlemse schilder Frans Verpoorten is in Barbizon aan de rand van het bos van Fontainebleau ten Zuiden van Parijs geweest. Niet om daar zoals een groep Europese politici en zakenlieden on der voorzitterschap van prins Bern- hard in het afgelo pen week-einde over vraagstukken te spreken die de gehele vrije we reld raken, maar om in een gevoeli ge pentekening het vraagstuk op te lossen hoe Barbi zon zijn gehele vrije wereld raak te. Dat lijkt een vage formulering van impressionis me: Barbizon is dan ook een der bakercentra van het impressionis me. Niét voor po litici en zakenlie den. nu uitgewist, dat Barbizon nog iets an ders zou z\jn dan een gewone toeristen plaats. MET DE DRIE andere Musea Millet is het al niet veel anders. Overal treft hij diezelfde zwendel met litho's en etsen. Somber gestemd gaat hij naar het atelier Rousseau, een huis vol schil derijen, meer dan de man in zijn hele leven had kunnen maken. Wat hij daar ziet, zal hem echter toch nog verbazen. Men vertelt hem dat die grote hammen, gebraden kippen en flessen wijn, die er op de panelen van de kastdeur geschil derd staan, het stille verlangen van de arme schilder waren. Zal echter iemand het hem kwalijk nemen, dat hij ook daaraan twijfelt? Ofschoon hij dit ducent van ongeveer het slechtste werk dat er op deze aarde gewrocht wordt, deze koopman in schilderijen, toont wat de toeristen zich in de handen laten stoppen. VAARWEL monsieur Thorel. veel ge luk met uw kitsch. Hü haast zich weg van Barbizon, weg van dit sehijncul- turele centrum, dat men In leder dorp zou kunnen oprichten. Dan moet h|| plotseling opzU springen voor een auto. die heftig achter hem toetert. Als hö zich omdraait, herkent hij aan het ge plakte hoofd van de bestuurder de heer Thorel. Dit maakt, dat h|j iets lang zamer gaat lopen, opdat hU goed kaA nadenken. F. H. VERPOORTEN

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1955 | | pagina 15