Het geluk
Veel te snel
HET EILAND AAN DE OVERZIJ
Keest als levenskunst van
het menselïjk^eiogelijke
Bezoeker in
Barbizon
FRANSE PARAGRAAF
Dc negen Muzen J
Maurice Roelants te gast
Litteraire
Kanttekeningen
NIEUWE BOEKEN
in zakformaat
Een portret van land en volk van
Engelandvan Londen uit gezien
GEL A TINE
Prijs voor jachtroman
Oord van
schilders
Parijs, Maart - - In het Musée Gal-
liera is onder de hoede van de stad Parijs
de vierde tentoonstelling in de serie „Pein-
tres Témoins de leur Temps" geopend,
waar honderd schilderijen op het voorge
schreven thema „Het Geluk" te zien zijn.
Als „getuigenis vam de tüd" is dat thema
geforceerd, met opzet, zoals André Cham-
sor betoogt in een inleiding: een begrijpe
lijk „miserabibsmebeheerst de moderne
schilderkunst en er leek de organisatoren
geen beter middel om het gevaar van con
ventionele bijdragen te bestrijden dan het
vragen naar het geluk.
Het had wel ongelukkig kunnen aflopen,
als geen van de bijdragende schilders zich
met het onderwerp voldoende vertrouwd
had gevoeld om er een plausibele uitdruk
king aan te geven. Maar, zegt André
Chamson, als er geen ander geluk geweest
is, dan toch in ieder geval die minuut nu
en dan onder het werken. Bovendien blijkt
er toch nog wel een conventie van het ge-
hik te zijn, die voor een schilderij over een
voorgeschreven onderwerp in ieder geval
goed genoeg is: de liefde in de eerste plaats,
kinderen in de tweede, soms die beide
samen. Een heel aantal van de inzendingen
houdt zich aan het eerste motief, aange
naam genoeg om te zien, maar zonder re
latie met het geluk zolang de waarnemer
niet de moeite neemt zich daarop in te
stellen. Een zware scène tegen een hooi
mijt, met ter linkerzijde een ver verschiet
van geel land, waar twee donkere paarden
voor een wagen de hoofden laten hangen;
een grotendeels geklede slaper in een na
tuur met een beek en bloemen; twee on
nozele gezichten in profiel naar elkaar ge
keerd in de Jardin du Luxembourg: men
had daar wellicht gaarne voor willen po
seren. maar het geluk spreekt er evenmin
verstaanbaar uit als uit het tafreel van het
gelukkige jonge gezin om de tafel, waar
bovendien het kleinste kind zich zonder
reserves hebzuchtig voordoet en zijn broer
tje geniepig, hoe goed en betrouwbaar de
eenvoudige ouders ook lijken. Met kinde
ren-alleen gaat het maar weinig beter, al
geven die een nog veel sterkere conven
tionele garantie voor geluk en al is men
ook ingenomen met de twee schoffies, die
een pop gevonden hebben, met het char
mante zoontje van een van de inzenders,
met een bros en ombloemd slapend klein
meisje achter gekrulde beddespijlen.
Maar In al deze gevallen staat er op het
doek al iemand die het geluk ondervindt
in plaats van degeen die toeziet. Men zou
kunnen zeggen: het wordt in het tafreel
zelf geabsorbeerd, maar waarschijnlijk nog
beter: dat de gegarandeerd gelukkige situa
ties inderdaad niet genoeg overredings
kracht kunnen opbrengen. Wat onverwacht
en onnozel is suggereert veel meer: een
meisje dat naar een vis in een kom zit te
kijken, de buikige dichter in clownspak
met punthoed op een heuvel, met op de
achtergrond een tengere jongeman bezig
aan een muzikale vrijage. Er is geen
eeuv/enoude goede reden die hen eigenlijk
de Dlicht oplegt gelukkig te zijn des te
makkelijker kan men geloven dat zij een
onrezochte eenstemmigheid met zichzelf
gevonden hebben.
Het geluk, waar de buitenstaander de
meeste profijt van trekt, komt tenslotte
toch uit de schilderijen waar geen per
sonen de bedoeling al in aangeven. In het
groene glooiende landschap van Simon
Seeal is alleen een springend veulen ge
lukkig. zover buiten proportie overigens
met het deel van het landschap waar het
in zou moeten lopen, dat het boven langs
de bomen lijkt te vliegen en dan ook niet
geacht kan worden nog iets te bewijzen,
zoals een zwaarder veulen dat misschien
zou willen doen. Bij de zonsondergang ach
ter een berg, zandkleurig met groen en
oranje, van Jean Marzelle, is nergens een
levend wezen tegenwoordig en lijkt de tijd
in evenwicht te zijn gekomen. En een van
de meest frappante stukken is Maurice
Sarthou's gezicht <toor een poen deur op
het zonlicht buiten, waar verder niets te
onderscheiden is. alleen het blauw van de
hemel en het geel van het licht, in con
trast met een grijs vlak dat niets in het
bijzonder voorstelt.
Er is misschien geen reden om te zeggen,
dat degenen, die over het geluk van ande
ren geschilderd hebben, minder goed bij
de termen van de opdracht blijven dan
degenen die het geluk zelf suggereren.
Maar het zijn in ieder geval alleen de laat-
sten door wie men hier nieuwe ondervin
dingen opdoet.
De componist Marlus Monnikendam
te 's-Gravenhage is door de Academie van
Kunsten, Wetenwhanen en Tetteren te Pa
rijs met de „Prix Thoret" onderscheiden.
In de Sovjet-Unie stijgt de belang
stelling voor litteratuur. De Staatsuitgeve
rij heeft in 1954 elf maal zoveel bellettrie
gepubliceerd als in 1940. Dit jaar zullen
72.000.000 boeken verschiinen, het dub
bele co"*-' 1 oc*
TER GELEGENHEID van de op handen
zijnde Boekenweek 1955 heeft de Vereni
ging ter bevordering van de belangen des
Boekhandels door de letterkundige Jan
Engelman en de musicoloog Wouter Paap
een bloemlezing van poëzie voor de rijpere
jeugd laten samenstellen, die met een om
slagtekening en illustraties (waarvan men
een proeve in reproductie hierbij aantreft)
door Bert Bouman verschenen is. Toon
kunst en dichtkunst zijn van oudsher
elkander zeer verwant: men denke slechts
aan het Griekse toneel of aan de middel
eeuwse troubadours. Tegenwoordig echter
leven dichters en musici ieder in hun eigen
wereldje, al worden er nog altijd veel
„muzikale" verzen geschreven. In „Twee
Muzen" zijn echter gedichten bijeen ge
bracht, die uit muzikale ervaringen en in
drukken zijn ontstaan. Wouter Paap formu
leert in zijn voorwoord de bedoeling als
volgt: „Mogen de jeugdige muziekminnaars
er de schoonheid van de dichtkunst door op
het spoor komen en de poëzieminnaars er
iets van de mysterieuze werking der mu
ziek uit leren kennen."
Over het algemeen kan men zeggen dat
de redacteuren een voortreffelijke keuze
hebben gedaan, al is het jammer dat zij
zich steeds tot een vers per dichter moesten
beperken. Maar gelukkig hebben van Stal-
paert van der Wiele tot Lucebert vele
schrijvers van verzen hun inspiratie uit
muziek geput, of deze nu door Bach en
Mozart of door een fanfarecorps en carillon
werd voortgebracht. Zodat hier dubbele
schoonheid in ruime verscheidenheid
heerst.
PARIJS, Maart Ik heb het nu maar
opgegeven te wennen aan de snelheden
van het verkeer in 1955. Hoewel ik hele
maal en volledig een „kind van deze tijd"
ben, gaan bijvoorbeeld vliegtuigen mij ge
woon te hard. Niet dat het niet leuk zou
zijn te vliegen: het is comfortabel en prac-
tisch en zo snel, als iemand maar wensen
kan. Maar nu ben ik bijvoorbeeld vorige
week twee dagen in Nederland geweest:
's ochtends met het vliegtuig heen, de vol
gende avond terug. En ofschoon realise
rend, dat ik twee dagen geheel met lichaam
en geest in Amsterdam en in Haarlem
ben geweest, ben ik tegelijkertijd eigenlijk
geen seconde uit Parijs verdwenen. Twee
dagen lang heb ik vrijwel voortdurend af
spraken achterna gehold, heb uitsluitend
Nederlands gesproken, in trein en tram
gezeten en mij helemaal in Holland ge
weten. Maar s avonds laat van Le Bourget
door een vrijwel verlaten nachtelijk Parijs
naar huis rijdend begreep ik, dat ik niet
weg was geweest. Op dat moment viel
Holland weer weg m het veel verdere ver
leden. in de tijd nu al een paar jaar
geleden dat ik er woonde. Parijs was de
dagelijkse realiteit. Amsterdam.... ik kon
mij niet voorstellen er twee uur tevoren
nog een kop koffie te hebben gedronken.
Dat is de schuld van het vliegtuig.
Er waren twee passagiers een echt
paar in mijn autootje, op die nachtelijke
rit door Parijs. In het vliegtuig had zij mij
al strak aangekeken, twee of drie keer.
Het scheen dat ik haar moest kennen. Zij
kwam me ook vaag bekend voor. maar
waarvan? Omdat zij zo kennelijk haar
echtgenoot bij zich had. hield ik mij terug
van de opwelling om haar te vragen, op
die algemeen gebruikte, vanzelfsorekende
toon: „Wij kennen elkaar toch?" Maar
toen ze mij bij de Franse douane van één
meter afstand verlegen toelachte, moest
het toch gevraagd worden. „Ach meneer",
zei zij, „weet u dat niet meer? Wij zaben
toch elke ochtend samen in lijn 9? U groet
te altijd." Dat was het dus; niet veel eigen
lijk. Ik moest kennis maken met de echt
genoot (sinds drie maanden) en bood aan
hen de stad in te brengen, naar hun hótel.
Een half uur lang hebben wij gepraat
op de wat verlaten manier van mensen,
die elkaar eigenlijk niets te zegen hebben.
Zij waren nog nooit eerder in Parijs ge
weest en verbaasd, dat er hier om twaalf
De Nederlandse Comedie heeft een
garantie van de minister van Onderwijs,
Kunsten en Wetenschappen gekregen, die
deelneming aan het Internationale Theater
festival van deze zomer te Parijs mogelijk
maakt. Opgevoerd wordt „Koning Oedi
pus" van Sofocles in de vertaling van Jan
Engelman en onder regie van Johan de
Meester.
Meestercursussen voor muziek wor
den van 18 Augustus tot 6 September voor
de vierde keer in Zermatt gehouden. Be
handeld worden werken (liederen, piano
stukken en strijkkwartetten) van Schu
bert en Brahms, die op vijf openbare con
certen tot uitvoering worden gebracht.
De VPRO-televisie zendt op Zaterdag
9 April Nijhoffs Paasspel „De Dag des
Heren" uit. Medewerking verlenen Geor
gette Hagedoom, Willy Haak. Carl van
der Plas en leerlingen van de Toneel
school, onder regie van Jack Dixon.
Een nieuw toneelstuk van de Ameri
kaanse schrijver Thornton Wilder ge
titeld „A life In the Sun" zal één van de
vele attracties zijn van het negende Edin
burgh-Festival, dat van 21 Augustus tot
10 September wordt gehouden. Het stuk
is in opdracht geschreven. „The Match
maker" van Wilder was een der grootste
festivalsuccessen van 1954.
uur 's nachts nog maar zo weinig verkeer
is Pigalle is slechts een heel klein stukje
van de hoofdstad van Frankrijk. En toen
ik hen had afgeleverd op de stoep van dat
kleine hötelletje in de hoek van de Place
de l'Odéon, zei zij: „Wat stil is het hier,
hè? Het is eigenlijk net Amsterdam, b'J
ons aan de Plantage Parklaan. Is dit nou
echt Parijs?"
Dat is alles, wat ik u vertellen wilde.
Het is het zwakke bewijs, in twee afleve
ringen, voor mijn stelling dat onze geest
nog steeds niet in staat is 380 kilometer
per uur te reizen. Op de fiets gaat waar
schijnlijk net snel genoeg. Of in een dili
gence. Misschien zelfs in lijn 9.
Niettemin zal ik wel blijven vliegen
op deze afstand tenminste.
A. S. H.
HET IS ALTIJD plezierig
het werk van een collega
journalist aan te kondigen en
dat plezier wordt een oprecht
genoegen als zijn boek ge
slaagd mag heten. En dat is
het geval met „Het eiland aan
de overzij", het debuut als
boekenschrijver van Link van
Bruggen, thans adjunct-hoofd
redacteur van de Nieuwe
Haagse Courant. Het is in de
serie „Nederlanders zien het
buitenland" uitgegeven door
„De Torenlaan" in Assen. De
Britse ambassade heeft er foto
materiaal voor afgestaan.
De ervaring leert, dat
iemands kijk op een stad of
land in belangrijke mate wordt
bepaald door de stadswijk of
het landsdeel waarin hij woont
en een buitenlandse correspon
dent in Londen laat zijn blik
van dat centrum uit over
Groot-Brittannië gaan. Die
zienswijze bepaalt tegelijker
tijd de waarde en de beperking
van dit boek. Het bevat een
schat van gegevens voor de
toerist die Londen bezoekt en
biedt iedere belangstellende
een reeks vluchtige schetsen
van het land en het volk, dat
van Londen uit wordt be
stuurd. Als een film geeft het
de hoogtepunten in het Britse
gebeuren van de afgelopen
jaren weer, verlucht met de
persoonlijke herinneringen van
een toeschouwer wiens oog ge
scherpt is door zijn journali
stieke waarnemingsvermogen.
Moderne sociologen en socio-
grafen mogen het bestaan ont
kennen van een volkskarakter
of een volkstype, men kan een
begrip als „typisch Engels"
niet uit het dagelijks leven
wegdenken zonder een spraak
verwarring te veroorzaken. Het
boek begint dan ook met een
voortreffelijk „portret van een
Engelsman'', dat een wezen
lijke bijdrage is tot het ver
staan van de Engelsman
een eigengeaard wezen, dat is
gevormd in de wisselwerking
van de mens en de cultuur
waarin hij leeft. Hoe moeilijk
een buitenlander het in een
hem vreemde cultuurkring
heeft, blijkt uit het volgende
citaat: Een Nederlandse huis
vrouw in Londen is, ook al is
ze in nog zoveel gemeenschap
pen opgenomen en al heeft ze
tientallen vrienden en kennis
sen, vrijwel altijd geïsoleerd.
Haar taalgenoten wonen vele
kilometers van haar vandaan
en het contact met haar Britse
buren is dikwijls stroef en wei
nig belovend. Rekent men hier
nog de levensmiddelenpositie
bij Schraalhans is welis
waar geen keukenmeester
meer, maar de keuze, die een
Nederlandse heeft, ligt ver
onder die, welke ze in eigen
land gewend is dan is er
niet veel meer nodig om de al
gemene neerslachtigheid van
verschillende vrouwen te be
grijpen. De Londense Neder
lander, die blind voor deze
moeilijkheden van zijn echt
genote is, kan beter naar Ne
derland terugkeren. Hij had
een Engelse en niet een Neder
landse moeten trouwen."
TENSLOTTE enkele opmer
kingen. „Dat Michiel Adriaansz
de Ruyter met zijn vloot de
Theems opvoer en bij Chatham
een aldaar gespannen ketting
verbrak, klinkt hem (de En
gelsman) zo ongelovig in de
oren, dat ik zelf wel eens aan
de juistheid van dat verhaal
heb getwijfeld", staat op blad
zijde 15 te lezen. De schrijver
had er verstandig aan gedaan
die twijfel te toetsen aan een
goed geschiedboek, want De
Ruyter kwam pas op het strijd-
toneeJ, toen vermelde helden
daad reeds was verricht, niet
op de brede Theems, maar op
de smalle Medway met de on
bemande brander Pro Patria.
Het woord ongelovig kan
voorts beter worden vervan
gen door ongelofelijk of onge
loofwaardig in dit zinsverband.
Het weglaten van een woord
kan komische voorstellingen
oproepen: „Een van de aardig
ste herinneringen, welke de
honderdduizenden geallieerde
militairen uit Groot-Brittannië
mee naar huis hebben geno
men, is de „pub" (bladzijde
144-145). Een nauwkeurige
lezer zal zich afvragen hoeveel
café's zij voor de Britten heb
ben laten staan. Het is jam
mer dat het overigens zo pret
tig leesbare en goed verzorgde
boek niet van zulke en andere
ontsporingen vrij is gebleven.
A. B.
Beelden van stad en land uit „Het eiland aan de overzij".
De foto's overgenomen uit het gelijknamige, hierbij
besproken boek tonen Miltons Cottage te Chalfont St.
Giles In Buckinghamshire en de verkeersdrukte in dc
kromming van Regent Street in het hart van Londen
MAURICE ROELANTS, DIE gisteravond met zijn causerie de Vlaamse avond van
de Haarlemse Boekenweek heeft ingeleid, is geboortig uit Gent, al zou niet van hem
gezegd kunnen worden dat hij nu juist „van Gent" is, zoals bij voorbeeld Ernest
Claes „van het land van de Demer". Zelf is hij. hoewel volbloed Vlaming, nauwelijks
nog „van Vlaanderen". Hij behoort, als men het zo noemen kan, aan zichzélf, wat zo
veel zeggen wil als: hij is Roelants, een zelfstandige figuur, al noemde hij in zijn
jonge jaren Karei van de Woestijne „zijn voornaamste vader", die aan zijn dichter
schap vorm gaf een klassieke vorm, waaraan hij (niet vrij van vitale strijdvaar
digheid overigens) trouw bleef tot in zijn jongste Danteske verzencyclus „Lofzang
op de liefde" toe. Ja, hij weerde zich manmoedig, die jonge Roelants, toen hij zich
in het met Raymond Herreman, Karei Leroux en Richard Minne opgerichte „Fon
teintje" (dot minuscule tijdschriftje uit
roemruchte Jaren) kantte tegen de grote
woorden, de fraaie leuzen de wereldver
beterende „verheven gevoelens", tegen het
expressionisme en het experimentalisme
dat zich tijdens en kort na de eerste we
reldoorlog aankondigde als een nieuwe
dichtvorm.
Wie de bloemlezing anno 1924 van „de
dichters van 't Fonteintje" kent, weet hoe
ironisch-speels, hoe hichtig-simpel hij kan
zijn. uit louter tegenwicht tot het gewild-
modem istische en zwaarwichtige. Toen al
in de jaren dat ,,'t Fonteintje" al lartg
„in de patatten lag" was hij met fana
tisme, zoals hij zei, op alle fanatiekers ge
beten. Hij hield het hij het menselijke, bij
het menselijk-hacheliike en raadselachtige.
En ook dééraan bleef hij trouw, met de
ernst en het vuur van een dichter, die zijn
werk tot een „zelfbelijdenis'' wilde maken.
Lees zijn „Komen en gaan", zijn voorbeel
dige novelle „De Jazzspeler", zijn latere
roman „Gebed om een goed einde": werk
van een man die bereid was om „hart en
ziel tot het einde toe op het spel te zetten".
Hij riskeerde al schrijvend zijn huid. Wat
De toneelschrijver en criticus St. John
Ervine heeft volgens United Press ver
klaard, dat de televisie de volgende ver
anderingen teweeg zal brengen in de
samenleving:
„Onder de invloed van de televisie zal
het mensenras een grote,zware gelatine-
pudding worden, niet bereid ergens heen
te gaan, niet in staat pm ergens heen
te gaan, zijn leven uitzittend door te
kijken. Het enige voordeel, dat ik aan
de televisie kan ontdekken is, dat deze
het proletariaat uit de kroegen houdt".
een vormloze klomp marmer tot beeld ge
houwen, door de godin der vruchtbaarheid
tot leven bezield, - Aphrodite, de schoon-
hij op papier zette was geen schoonschrij- ste' volkomendste, zuiverste moet sterven,
verij, maar had een eerlijke intensiteit, die
zijn stijl tot een levensstijl verbreedde en
verdiepte, sterk en innig tegelijk. Het is
waar: innig, dat is een woord waarvoor in
onze taalschat nauwelijks nog plaats is.
Maar op het werk van Roelants is het in al
zijn innerlijke kracht toepasselijk.
Roelants, diep-borend in de menselijke
ziel. is de dichter van hetgeen Bloem het
„moeilijk gewoon geluk, klein schijnend,
maar het meeste" heeft genoemd. Hij, ver
want aan Pascal, gegrepen door de onge
rijmdheid van het menselijk bestaan, heeft
zich meer dan eens bitter uitgesproken, uit
ontgoocheling, uit zelfkennis, uit mensen
kennis. Maar meer dan de bitterheid was
hem de mildheid, meer dan de schamper
heid de liefde mensenliefde, de liefde
voor het naaste. Men heeft hem, de dich-
ter van „Het Verzaken", een humanist ge
noemd. Nu, het is goed zo: een humanist.
Want zeker is het humanistisch gesproken
als men de moed heeft te erkennen dat
„wij allen uit Breughel zijn, elkaar als
blinden leiden, doen tuimelen in de sloot,
bij grollen en bij grienen'. Humanistisch,
omdat het de deernis is die zo spreekt en
zo spreken kèn omdat ze zich geen illusies
maakt van welke „heilsleer" ook.
Scepticisme? In een van zijn aforismen,
neergeschreven in dagen van ontmoedi
ging. staat dit geschreven: „Dat de mens
menselijk is, zwak, zelfzuchtig, gierig,
wulps dat verwondert mij niet. Maar
dat hij er. trots alles, het menszijn eer
biedwaardig kan afbrengen, dat is een
reden om zich over te verheugen."
Een eerbiedwaardig menszijn, ondanks
alle falen en derven, ortdanks een tergend
besef van 's levens eindigheid, onvolmaakt
heid. betrekkelijkheid en begrenzing: méér
dan dèt, iets wézenlijkers dan dat, kan
geen schrijver in het geding brengen en
zich tot doelwit kiezen. Want het is de
menselijke waardigheid, die waard is er
de pen voor op te nemen om ervan te ge
tuigen in het ultieme, dat daaromtrent de
mens aan zijn medemens kan meedelen.
Ook dèn zal hij tekort schieten, maar
aldus Roelants: „goede wil te betonen, al
tijd opnieuw, ziedaar een glansloos heroïs
me van lange adem". Nu, die „lange adem"
is Roelants zijn leven lang niet moe ge
worden: het is de ziel van zijn werk, de
adem van een levensliefde, van een levens-
eerbied. Van een respect voor het enige
schepsel dat van zichzelf „ik" kan zeggen:
de mens; voor het enige wezen, dat het
gegeven is lief te hebben in een mild aan
vaarden van het onvolmaakte.
IS DAT NIET de zin van zijn cyclische
zang. van de driemaal zeventien verzen,
waarin Roelants alle toonaarden, alle ge
voelsnuances bespeelt van de mens. die
zijn hoogste droom tot een waarheid zou
willen maken en ervaren moet. dat het
ongerepte niet duurzaam van deze aarde
kèn zijn. hoe vurig het bloed, hoe groot
I het verlangen, hoe onstuimig de wil?
Aphrodite, uit het zeeschuim geboren, uit
AAN DE RAND van het woud van
Fontainebleau, ongeveer vijftig kilo
meter van Parijs, ligt een dorpje dat
Barbizon heet. In vergelijking met het
schilderachtige foreest en ondanks de
vele beroemde namen, die er aan ver
bonden zijn, is het teleurstellend.
Rousseau, Millet, Daubigny, Corot,
Diaz en andere schilders, die tezamen
de school van Barbizon vormden, stel
den zich tot doel een weergeven van het
eenvoudige maar stemmige natuurleven
(paysage intime). Jean Francois Millet,
in armoede levende, vond zijn levens
taak in de vertolking van het zware
leven der boeren. In Barbizon zijn zijn
werken „de Zaaiers" en „de Arenlees-
ters" ontstaan. En nu, honderd jaar
later, is Barbizon een touristenoord.
Het is niet langer een plaats, waar een
schilder zich zal gaan verdiepen in het
boerenleven, nu kan men daar „aardige
stukjes" voor de touristen gaan ver
vaardigen en zich verdiepen in de
kunst van de handel.
BARBIZON, dat van verre gezien zich
romantisch en vol beloften aftekent te
gen het groen van de versmolten bomen,
maakt het de bezoeker, die terwille van
de kunst gekomen is, zeer gemakkelijk.
Moge Jozef Israels zich eens naar Bar
bizon begeven hebben omdat hij ge
hoord had dat daar b\j „le père Ganne"
alle knappe schilders vertoefden, de be
zoeker van heden beschikt over con
creter gegevens en mocht hij dit niet
dadelijk beseffen, dan wordt hem dat
al direct in de hoofdstraat duidelijk ge
maakt.
Het begint met een pijl, die aangeeft
dat h\j zo naar het Museum Rousseau
moet. Er volgen echter zoveel borden
en pijlen met „museum" erop, dat het
moeilijk wordt te beslissen waar het
eerst binnen te gaan. Een klop op de
deur van het „Museum Millet" wordt
beantwoord door een vrouw, die van
achter het huis schreeuwt: „Om twaalf
uur open". Deze enigszins koele ont
vangst is een aanleiding voor hem om
te gaan proberen of hjj bij een ander
museum meer geluk heeft. Gedurende
de korte wandeling, die daarvoor nodig
is, hoort h\j om zich heen uitroepen en
brokstukken van gesprekken in alle
talen van de wereld.
Dit museum-atelier-Millet bereidt
hem een nieuwe verrassing. Bij zijn
binnenkomst wordt er reeds overwogen
tegen welke prijs men hem een ets
of litho zou kunnen verkopen. Voor
iedere beurs is er iets. Slechts als men
heel goed kijkt, kan men voor de sig
natuur Millet, in miniatuurschrift, het
woordje „naar" zien staan. De kleine
werken, bijkans ter grootte ran een
En het is haar maker, de beeldhouwer
Pygmalion, die haar beeld vergruizelt. Zo
machteloos is de mens, zo arm, zo klein.
„Gemerkt is ieder hart en 't ijs schendt
elke roos". Maar groot is de mens weer,
die ondanks eenzaamheid en ontgooche
ling, ondanks onvermogen en boasaardig
heid, het gelóóf in de liefde weet te redden
uit een verloren droom. Groots is Pygma
lion die tenslotte kan zeggen: „Gelukkig
hij, die sterft, maar liefde niet zag sterven,
hij heeft op aarde niets dat hemels is ge
mist". Dat is de zin en de geest van Roe-
lant's werk: de levenskunst van het mense-
lijk-mogelijke. C. J. E. DINAUX
De „Internationale Jachtraad" zal dit
jaar voor de eerste keer een prijs van
vijftigduizend Franse francs toekennen
voor een litterair werk, dat in de afgelopen
vier jaar is verschenen of dat nog verschij
nen moet en dat voornamelijk de jacht als
onderwerp heeft. Inzendingen (bestaande
uit twee exemplaren van het werk en een
korte samenvatting in het Frans, Duits of
Engels) moeten voor 1 Augustus worden
toegezonden aan het secretariaat van de
„Conseil International de la Chasse" (Rue
de Pomereu, Paris 16e).
postzegel, zijn voor de gemiddelde be
zoeker, de grotere zijn voor de Ameri
kanen, die niet op bedragen behoeven
te letten. Zij stappen dan in hun auto
met de prettige gedachte de bezitter te
z\jn van een Millet.
Pas wordt met deze bezoeker on
derhandeld of er stoppen toeristenbus
sen, die hun „inhoud vol plezier" naar
binnen laten draven. Om te voorkomen
dat hij onder de voet wordt gelopen,
verlaat hij dit huis. Doch alle twijfel is
HET ENIGE BEZWAAR dat men tegco
Buttle Cry van Leon Uris zou kunnen aan
voeren is, dat de auteur nogal erg duidelijk
laat merken, dat het hem er om begonnen ia
nu eens hét epos van het Amerikaanse korps
Mariniers te produceren. Hij heeft overigens
niet te ver misgeslagen of veel te hoog ge
grepen. Zijn resultaat is een meeslepend ver
haal van de belevennissen van een bonte
verzameling Amerikaanse zeesoldaten in op
leidingscentra en gevechten. Angstvallig ver
mijdend door middel van goedkope effecten
op het gemoed van de lezer te werken,
vlocht hij, zoals dat heet, een lauwerkrans
voor een der dapperste en meest gehavende
onderdelen der Amerikaanse oorlogs-
machinerie. Een manhaftig boek, dat een
helder inzicht verschaft in de psychologie
van de soldaat van Wereldoorlog II.
Wanneer men meer belangstelling heeft
voor stoute stukjes door vliegers van de
R.A.F. uitgehaald neme men 't boek „Enemy
Coast Ahead van Guy Gibson ter hand,
waarin een boeiend relaas gegeven wordt
van de activiteiten der nachtvliegers en van
allerhande luchtoperaties, individueel en in
groter verband uitgevoerd. De Engelse
officier Desmond Young heeft in zijn bio
grafie Rommel getracht waarheid en ver
dichtsel omtrent deze Duitse veldmaar
schalk van elkaar te scheiden. Naast de
objectieve erkenning van diens capaciteiten
als militair „vakman" komt de auteur met
de beschuldiging van de medeverantwoor
delijkheid van topfiguren als Rommel voor
de gang van zaken, ook al kwam deze. zoals
blijkbaar iedereen, laat tot de ontdekking
van wat er misdreven werd. Interessant ia
het verslag van de gevechten in Afrika en
van de intriges van partijleden en mede
officieren, waardoor Rommels lot reeds be
zegeld was, terwijl hij het vulgus als model-
Hitlerdienaar werd afgeschilderd. Uit de
affaire-Rommel blijkt nog eens te meer <lat
de „Oberbefehlshaber" op militair gebied
een non-valeur is geweest! A. M.
wellicht aardig vindt, is het moeilijk
in iets te geloven dat Barbizon laat
zien.
ZO DWAALT hij nog wat door de
straten tot daar het atelier van mijnheer
Thorel staat. Deze mijnheer Thorel is
een van de hedendaagse schilders van
Barbizon. Een vrij entrée wordt ver
zekerd en de welgeklede heer, die open
doet, is monsieur Thorel zelf. Hij leidt
hem naar binnen en deze massa-pro-
De Haarlemse
schilder Frans
Verpoorten is in
Barbizon aan de
rand van het bos
van Fontainebleau
ten Zuiden van
Parijs geweest.
Niet om daar
zoals een groep
Europese politici
en zakenlieden on
der voorzitterschap
van prins Bern-
hard in het afgelo
pen week-einde
over vraagstukken
te spreken die de
gehele vrije we
reld raken, maar
om in een gevoeli
ge pentekening het
vraagstuk op te
lossen hoe Barbi
zon zijn gehele
vrije wereld raak
te. Dat lijkt een
vage formulering
van impressionis
me: Barbizon is
dan ook een der
bakercentra van
het impressionis
me. Niét voor po
litici en zakenlie
den.
nu uitgewist, dat Barbizon nog iets an
ders zou z\jn dan een gewone toeristen
plaats.
MET DE DRIE andere Musea Millet
is het al niet veel anders. Overal treft
hij diezelfde zwendel met litho's en
etsen. Somber gestemd gaat hij naar het
atelier Rousseau, een huis vol schil
derijen, meer dan de man in zijn hele
leven had kunnen maken. Wat hij daar
ziet, zal hem echter toch nog verbazen.
Men vertelt hem dat die grote hammen,
gebraden kippen en flessen wijn, die er
op de panelen van de kastdeur geschil
derd staan, het stille verlangen van de
arme schilder waren. Zal echter iemand
het hem kwalijk nemen, dat hij ook
daaraan twijfelt? Ofschoon hij dit
ducent van ongeveer het slechtste werk
dat er op deze aarde gewrocht wordt,
deze koopman in schilderijen, toont wat
de toeristen zich in de handen laten
stoppen.
VAARWEL monsieur Thorel. veel ge
luk met uw kitsch. Hü haast zich weg
van Barbizon, weg van dit sehijncul-
turele centrum, dat men In leder dorp
zou kunnen oprichten. Dan moet h||
plotseling opzU springen voor een auto.
die heftig achter hem toetert. Als hö
zich omdraait, herkent hij aan het ge
plakte hoofd van de bestuurder de heer
Thorel. Dit maakt, dat h|j iets lang
zamer gaat lopen, opdat hU goed kaA
nadenken.
F. H. VERPOORTEN