De Keerkring
Q&tuiden
NU MOET MEN MEE
Volkshuishouding wordt gekenmerkt
door perfecte werkverdeling
Oudere bijen in
het vliegbedrijf
Jongere bijen in
binnenhuisvlijt
door de muur
Geen hoela^hoela in Praag
KORT VERHAAL DOOR JAN VAN RHIJN
Invloed Franse litteratuur
op Nederlandse auteurs
Dierbare vrienden
Werken van Mozart
VOCHTIG en bibberend, zoals alle jonge leven, komen de bijen uit
het duister van haar cellen in het halfduister van de korf. Zij zijn
larve geweest, zij zijn pop geweest, maar nu hebben zij dat passieve
stadium achter de rug en gaan aan de slap. Het eerste blijk daarvan
is haar stumperig, maar doortastend zoeken naar een beetje nectar
om op krachten te komen. Midden in de drukte, die de leggende
koningin en de af en aanvliegende honinghaalsters omgeeft, trippe
len zij over de raat naar de honingvoorraad en als zij iets van dit
goede vocht tot zich hebben genomen, verdwijnen zij weer in de
cellen, maar nu precies andersom, dan zij er in hebben gezeten.
Zij zijn aan hun eerste taak begonnen: cellen poetsen - en zó gron
dig, dat de koningin zich zal verwaardigen er een nieuw eitje in
af te zetten. Dat kan ongeveer drie dagen duren. Volgens een zeer
bekende bijenwaarnemer van deze tijd, prof. dr. K. von Frisch, moet
men zich overigens van die eerste bedrijvigheid geen overdreven
voorstelling maken. Want tijdens die eerste dagen zitten de jonge
werkbijtjes ook herhaaldelijk maar wat te luieren op de raat. Dr.
Von Frisch, die met zijn observatiekasten bepaald opzienbarende
ontdekkingen over het bijenleven heeft gedaan, komt trouwens ons
enthousiasme over het „nijvere" leven van de by in het algemeen
een beetje temperen: „Wie vertrouwd is met het leven in een bijen
woning moet toegeven, dat er veel tyd aan niets doen gewijd is",
zegt hij, enigszins tot onze opluchting, want dat maakt toch wel
wat vertrouwder met dit medeschepsel.
OM HET LEVEN der jonge
bijen van het begin af te volgen,
kan men ze een likje verf aan
smeren, waardoor zij in het wrie
melende geheel herkenbaar blij
ven. Dat moet echter wel met
©verleg geschieden: om te voor-
Na deze periode begint voor de
bij wat wij de militaire dienst
zouden willen noemen: ongeveer
twee dagen wachtdienst bij de
ingang, post-angel, om het eens
militant te zeggen. Elke binnen
komende bU wordt met de voel-
komen, dat de andere bijen haar sprieten betast en gefouilleerd. De
wegens haar opzichtige gedaan- verzamelaarsters van het eigen
teverwisseling en de vreemde volk worden onbelemmerd door
geur van de verf zonder pardon gelaten evenals die van vreemde
de kast uitzetten, kan men het volken, die per vergissing binnen-
best nog wat honing over de verf komen, echter op voorwaarde dat
heensmeren. Dan zullen zij ge- zij honing bij zich hebben. Dat
koesterd worden en za.1 de verf is immers altijd meegenomen-
Maar een bij van een vreemd
volk, die per ongeluk of met kwa
de bedoelingen binnen wil komen
(roofbijen, meestal van volken,
die zichzelf niet kunnen bedrui
pen) wordt eruit gesmeten of
neergestoken. De wacht haalt
haar er zó uit: door haar andere
geur en merkwaardig genoeg
ook door haar aarzelende, ver
dachte wijze van optreden. Wan
neer de wacht niet zonder par-
zij de oudere larven in hun nog don °Ptryrdt, wordt het volk door
open cellen stuifmeel en honing zu,ke bijen van honing beroofd,
toestoppen. keren ermee naar hun eigen
Dat duurt ongeveer drie dagen vo'k *eruS en komen later nog
en daarop volgen dan ongeveer eens 'n veelvoud opzetten, waar-
vier dagen voor het verzorgen door het vo,k ln z"jn bestaan be-
van de jongere larven. Dat is een dre,*d k*n worden.
op haar ruggen niet langer sto
rend werken. Op die wijze kan
men haar op haar gang door het
leven volgen: na de driedaagse
schoonmaak van de raten, gaan
werk van tederder aard, de oude
re larven kunnen het stuifmeel,
dat het eiwit voor de bijen bevat,
best verwerken, maar de jonge
ren moeten het allemaal in een
soort voedersap verwerkt hebben,
die juist in die dagen door de
speekselklieren der opgroeiende
werkbijen volop geproduceerd
wordt. In dit zoogstaddum maakt
de bij tevens haar eerste oriën-
teringsvluchten om de korf heen,
steeds met de kop naar het vlieg
gat gericht. Zij schijnt zich daar
bij de nabije en de wijdere om
geving nauwkeurig in te prenten.
Omstreeks de tiende dag van
haar leven begint de zwaardere
arbeid: het overnemen en conser
veren van het stuifmeel en de
honing van de verzamelaarsters.
De nectar wordt uit het gevulde
honingblaasje van de aankomen
de bij afgetapt en in de voorraad-
cellen ingedikt tot honing, het
stuifmeel wordt dbor de verzame
laarsters zelf in de cellen afge
streken en later door de jonge
werkbijen met kop en kaken aan
gestampt. Verder worden de was-
klieren omstreeks deze dagen dus
danig ontwikkeld, dut de werk
bijen ook aan de cellenbouw kun
nen deelnemen. Nu komt de mens
daar tegenwoordig door zjjn „los
se bouw' en zijn kunstraten de
bijen in tegemoet om meer ener
gie vrij te krijgen voor het ver
zamelen. maar al is er dus een
beginnetje, de cellen moeten nog
voltooid worden.
De bouwende bijen hangen
daarbij als een gordijn aan elkaar
en scheiden daarbij zelf hun
bouwstof, de was af, döe zij van
elkaar overnemen, met de kaken
kneden en aanzetten. Het verwon
derlijkste van allies is wel, dat ad
die zeshoekige celwanden, waar
aan er duizenden tegelijk werken,
op alle punten precies bij elkaar
aansluiten. Bij veel nieuwbouw
moet er ook veel gesaneerd wor
den, zodat er ook onafgebroken
een aantal bijen bezig is met het
naar buiten slepen van de afval.
De verkenningsvluchten rond de
korf nemen tussen de tiende en
achttiende levensdag in intensi
teit toe.
ANDERE
wespen, die
infiltranten zijn de
gemakkelijker bin
nendringen en zich duchtig tegen
de wacht kunnen verweren. Een
sterk volk ziet echter wel kans
ze eruit te houdien. Indien u bij
een bijenstand wel eens een prik
hebt gekregen, dan is het onge
twijfeld van een wachtbij ge
weest. Het dier deed, wat het
volk van hem verwachtte en stierf
daarbij. Dat laatste gebeurt niet,
wanneer hij een ander insect
steekt, want zijn angel kan zon
der weerstand uit de broze chiti-
nehuid worden teruggetrokken.
NA DE wachtdienst gaat de bij
als verzamelaarster van honing
en stuifmeel haar laatste levens
periode in, die gewoonlijk onge
veer tien dagen duurt, maar bij
bijzondere behoeften van het volk
nog zeer lang gerekt kan worden.
En dan begint het al door menige
dichter vertederd bezongen sa
menspel van bij en blomme,waar
bij beide elkander volkomen on
bewust zulke uiterst belangrijke
diensten bewijzen. De bloem door
de levering van de kostbare nec
tar en het stuifmeel en de bij als
zoemende „postillon d'amour" bij
de kruisbestuiving. De imker zal
er naarstig voor zorgen dat hij
zijn volken zo dicht mogelijk bij
een behoorlijk wingebied plaatst,
indien hij daar al niet toe wordt
uitgenodigd door de kwekers, die
wel weten hoe goed de zaadafzet
ting van hun gewas en hun oog
sten worden, indien de bijen erin
geweest zijn. In vele gevallen
wordt er voor betaald, bijvoor
beeld door de fruittelers, die juist
bij de bij zoveel belang hebben,
omdat zij in tegenstelling tot de
andere insecten „bloemvast" is,
dat wil zeggen, dat zij de bloemen
van een bepaalde soort blijft be
zoeken en pas op een andere soort
overgaat, indien de eerste beslist
niets meer oplevert. Vooral kwe
kers, wie het om handhaving van
die variëteiten te doen is, kunnen
de bijen als intermediair best ge-
celleo
poet seo
bruiken. Terwijl de bij in de
bloemkelk landt en haar holle
tong doet afdalen naar de ho
ning, wordt hij automatisch be
stoven door de meeldraden. Deze
stuifmeel korreltjes vallen op de
stamper van een andere bloem,
waar het volgende bezoek wordt
afgelegd. Ook de stuifmeelver-
zamelende bijen, die er door de
aard van hun werkzaamheden
vaak als meelknechten uitkien,
verliezen bij hun bezoeken aan
diverse bloemen juist genoeg om
aan de bevruchting mee te wer
ken.
HET EERSTE gewas met een
behoorlijke honingdracht in Ne
derland is het koolzaad. Het is
overdadiger dan alle andere en
doet een bijenvolk zijn toppresta
ties leveren aan energie en aan
volkskracht, hetgeen wel blijkt
uit volken, die zich gedurende de
koolzaaddracht maar liefst ver
driedubbelen! Terwijl legioenen
van honinghaalsters van verschil
lende volken af en aan vliegen, is
in de kasten een compleet fa-
brieksproces aan de gang. Stuif
meel wordt uit de korfjes aan de
achterpoten der bijen in de cel
len gestort en aangestampt, de
nectar wordt ingedikt. In de slok
darm en de mondholte van de bij
worden er aan de suikerhoudende
vloeistof, die de nectar is, reeds
bestanddelen toegevoegd, die er
honing van maken en dat proces
wordt voltooid door het indikken
in de cellen, waarbij door de jon
ge werkbijen zoveel warmte wordt
opgewekt, dat het water eruit
verdampt. Ventileerbijen zorgen
er dan wel weer voor, dat de wa
terdamp wordt afgevoerd en an
dere ventileerbijen halen de verse
lucht er in. Vooral op hele dagen,
als de was van de raten gevaar
loopt te smelten, hetgeen voor
zo'n bijenvolk natuurlijk catastro
faal zou zijn, is een dergelijke air
conditioning onmisbaar.
Behalve het koolzaad waarin in
menig jaar door onverwachte be
spuitingen nog verscheidene vol
ken de dood hebben gevonden
hebben ook achtereenvolgens de
fruitbomen, de linden, de klaver
en in mindere mate de heide een
goede honingdracht.
DE KRUISSNELHEID van de
bij op weg van en naar de bloe
men bedraagt 25 kilometer per
uur. In de zomer moet zij vaak
vluchten afleggen, die twee a drie
uur duren. Dus men begrijpt hoe
afmattend die laatste periode van
haar leven is. En toch, zolang er
bij een karige dracht gevlogen
moet worden om aan de primaire
behoeften van het volk te vol
doen, zolang blijft zo'n oudere ge
neratie leven. Ook al had zij vol
gens het schema allang dood be
horen te zijn.
Dat is het nu juist, dat ook
de kenner Von Frisch verlegen
maakt: de ongelooflijke aanpas
sing van een bijenvolk. Want men
heeft wel eens door een kunst
greep, de vliegbijen uit een volk
verwijderd. Twee dagen was het
volk ontredderd maar toen ineens
vlogen duizenden jonge bijen, die
daar krachtens hun ontwikkeling
nog lang niet aan toe waren op
de honing uit en het evenwicht
was hersteld. Het gebeurde ook
wel, dat men de jonge bouwbijen
wegnam op een ogenblik, traarop
er juist bijzonder intensief ge
bouwd moest worden. Veel oudere
vliegbijen, wier wasklieren alweer
volkomen verdord moesten zijn,
keerden daarop in de kast terug
en produceerden weer was. „Dit
komt helemaal niet overeen met
onze andere tot dusver opgedane
ervaring van insecten", zegt Von
Frisch bescheiden. H. B.
DE sohildersvereniging „De
Keerkring" bestaat vijf jaar en
houdt ter gelegenheid van dit
eerste lustrum in de nieuwe
vleugel van het Stedelijk Museum
in Amsterdam een tentoonstel
ling. Nu is het niet ongebruike
lijk, dat een vereniging van beel
dende kunstenaars bij tijd en
wijle één of meer invité's aan
haar expositeis laat deelnemen.
De jonge, jubilerende vereniging
„De Keerkring" doet dit nu ook
en wel zo royaal dat de eigen
kern temidden der talrijke gasten
schier onvindbaar wordt. Van de
leden hangen er welgeteld twaalf
werken, terwijl de vijftien geno
digden tezamen zesenveertig
stukken konden plaatsen! Gast.
vrijheid is stellig een der schoon
ste deugden maar de motieven
die tot dit gebaar geleid hebben,
zijn mü ook bij navraag niet dui
delijk geworden. Zijn het artistie
ke geestverwanten van een oude
re generatie die men wilde eren?
Het is mogelijk, maar figuren als
Peter Alma, Jan Sluyters, Coba
Ritsema en Corneille vormen
toch weer een te heterogeen ge
zelschap om deze verklaring te
aanvaarden. In de lange lijst der
gasten vindt men verder de na
men Johan Buning, mevrouw
Bauer, Bob Buys, Gerrit Benner,
Dijkstra, Dirk van Gulik, Jan van
Heel, Ten Holt. Kimpe, Oudes en
Jan Stekelenburg.
Al moeten we er dan van af
zien deze tentoonstelling te be
zien en te bespreken als een ma
nifestatie van een bepaalde groe
pering, want daarvoor vormt de
inzending der leden (die men in
dit geval beter initiatiefnemers
kan noemen) een te smalle basis,
gezegd moet worden, dat er een
expositie van een aanzienlijk
hoog niveau tot stand is gebracht.
Van de leden vermelden wij dan
in de eerste plaats Dirk ten
Hoedt die mat-warme kleuren
verwerkt in een expressionisme
dat enigszins naar de smaak van
het moderne intérieur is afge
stemd. Een tekening van hem is
hierboven gereproduceerd. Ortho
doxer in de leer van het expres
sionisme toont zich Jan Sierhuis,
wiens dynamisch stadsbeeld met
trams tot de beste werken van de
tentoonstelling behoort.
Mevrouw Leo van Rijn schil
derde een interieur van de oli-
fantenstallen in Artis, waarin de
mensen en figuurtjes kleurige
vlekjes vormen tegenover het op-
torenend massief der reusachtige
grijze dieren. Dick Zwier, hier al
meermalen genoemd naar aan
leiding van zijn IJmuidense ha-
ventafrelen, heeft een forse po
ging ondernomen tot ruimtever-
beelding, waartoe het binnenste
van een circustent met enkele
oefenende artisten hem een
prachtig motief bood.
OTTO B. DE KAT
Beeldroman van
bovenstaande reeks
tekeningen zijn de levenstaken van de werkbijen van de eerste
karweitjes op de raat tot het laatste, slopende werk, het verzamelen
van honing, chronologisch weergegeven.
Orkestjes, die Hawaiïan-muziek ten gehore brengen, oefenen
volgens het in Praag verschijnende dagblad „Obrana Lidu" een
verderfelijke invloed op legereenheden in Tsjechoslowakije uit.
Politieke officieren verlenen zelfs medewerking om de hoela-hoela
mode verder om zich heen te doen grijpen.
De critiek sproot voornamelijk voort uit de opvatting dat „soldaten
de volksliederen uit die verre streken niet begrijpen en derhalve
nooit waarheidsgetrouwe imitaties ten beste kunnen geven". De
meeste van deze hoela-wijsjes, aldus het blad, die door de Tsjechi
sche musici worden gespeeld, zijn nabootsingen van de Westerse
dansorkesten, die de „Stille-Óceaan-muziek commercialiseren voor
de geblaseerde bourgeoisie".
oooooccocc
ZE ZUCHTTE, toen ze op de divan neer
viel en haar schoenen uitschopte. Drie kin
deren naar bed brengen was drie keer
eenzelfde programma afwerken. Tegen de
tijd, dat je de zesjarige Loes de haren had
geborsteld en gevlochten en veilig en wel
had ingestopt, riep haar jongere broertje
Kees om drinken. Door zijn geschreeuw
werd de baby wakker onvermijdelijk
drijfnat. Als hij verschoond was gilde Loes
weer en dan begon het lieve leven van vo
ren af aan. Enfin, ze had het zichzelf te
wijten dit alles alleen te moeten doen. Dat
behoorde nu eenmaal tot de plichten van
een vrouw. Ze mocht er nooit spijt van
hebben, dat zou verkeerd zijn.
Ze had zich voorgenomen haar nagels te
doen, zodra de kinderen sliepen, maar
haar slapen klopten en de gedachte met
potjes en flesjes te knoeien was onverdra-
gelijk. Vol zelfbeklag ging ze achterover
in de kussens liggen en dacht aan de jaren
van haar jeugd.
De jongen in het huis er naast begon piano te studeren, hetgeen betekende, dat
het half negen was. De tussenmuur liet geen enkel geluid door, had de eigenaar
haar verzekerd: een lichtelijk overdreven bewering. Binnen een minuut zou er
nu een dissonant klinken. „Verdorie", riep de jongen dan, „wat is dat toch een
ellendig werk!" Hij was een jaar of veertien, maar had nog een kinderlijk gezicht
met zijn bolle wangen en zijn neus als een vormloos stompje.
Wachtend op zijn nijdige uitroep, viel haar verrast de vooruitgang in zijn spel
op. Hij nam het stuk zonder een enkele vergissing door en daarna hoorde ze een
gedempt applaus. „Goed zo," riep een mannenstem. „Dat ging uitstekend." Dat
was de vader van de jongen. Hij deed de afwas in de keuken.
Ze was geneigd echtgenoten in twee categorieën onder te brengen: de soort, die
Met een tekening van roppe Damave
meehielp in het huishouden en de andere, die het niet deed. De vrouwen van
■j laatstgenoemde soort hadden een geijkte klacht: „Mijn Henk doet nou letterlijk
niets". De toon was afhankelijk van de stemming ten opzichte van Henk en kon
zowel een vinnig verwijt als een half geamuseerd stukje zelfbeklag inhouden.
De man van het buurhuis was er een van de helpende soort. Hij droogde elke
avond af en poetste 's Zaterdagsmiddags zelfs de schoenen van de kinderen.
Bij de gedachte aan haar huiswerk, dacht ze er plotseling aan, dat ze vergeten
had de vuilnisbak buiten te zetten. Ze kon toch ook niet aan alles denken en ze
besloot het maar op zijn beloop te laten.
ZE HOORDE een klein meisjesstemmetje lachen. Als haar moeder thuis was ge
weest, zou ze allang in bed hebben gelegen. Haar moeder liet niet met zich spot
ten, maar haar vader kon ze om haar vingers winden. Hij lachte nu ook. Ze
waren vast weer aan het stoeien.
Ze schrok van een harde klap tegen de muur, gevolgd door een angstwekkend
gerinkel. Het leek, alsof alles stond te wankelen. De jongensstem zei: „Gossie,
dat scheelde niet veel." en de man beval: „Doe dat ding weg." Het had er veel
van, dat ze met een hockeystick bezig waren geweest.
Het lawaai had zijn werk goed gedaan: er klonk een klagend geroep van boven.
Hopend, dat de middelste zijn bedje niet nat had gemaakt, haastte ze zich de
trap op. „Stil maar, stil maar", suste ze. De baby strekte zijn armpjes vleiend
naar haar uit. De nachtjapon van Loes zat als een touw om haar borst.
„Help me toch", klaagde ze, half slapend.
„Ja, ga nou maar slapen", zei ze.
i Bij de buren stroomde de waterleiding, tot het geluid in een gegorgel eindigde,
i; Nu zou het kleine meisje wel op het punt staan in het bad te stappen. Ze was
een lief meisje, met bijzondere lichtgroene en stralende ogen. Later zouden deze
ogen de mensen doen denken: „Wat is ze toch mooi...." of dat nu waar was
of niet.
Toen ze weer op de divan zat, bekeek ze de zitkamer met een afkeurende blik.
Het was niet bepaald een gelukkig idee geweest de fauteuils met een licht rose
jj stof te bekleden. De eettafel moest hoognodig worden gevernist, maar het zou
i dwaasheid zijn dat te doen voor de kinderen groot waren.
i? Aan de andere kant van de muur begon opeens een radio te spelen en ze hoorde
8 het geschuifel van stoelen. De jongen zou zijn huiswerk gaan maken en dan zette 3
hij altijd de radio aan. Onwillekeurig strekte ze haar hand uit om op de muur
te kloppen, maar op datzelfde moment hoorde ze de stem van de man en werd 8
8 de muziek zachter. Een boek kletste op de tafel en daarna werd het stil. De
c' rust was neergedaald in het buurhuis.
Ze kon zich alles in dat huis voor de geest halen. Het kleine meisje zou slapen.
Het hoofd van de jongen was over zijn boeken gebogen hij had dezelfde recht .V
overeind staande haren als zijn vader. De man zat natuurlijk te lezen, waarbij 8
hij de as van zijn sigaret plichtsgetrouw in de asbak trachtte te tippen, maar dat 8
zou een keer of vijf, zes mislukken. Ze had het hem meerdere malen zien doen.
Afgezien van de zachte muziek en het omslaan van een blad zou het stil en
rustig zijn.
PLOTSELING kwam het verlangen in haar op ook daar te zijn. Ze voelde zich
eenzaam aan haar kant van de muur.
Na een poosje zou de jongen met een appel in de hand naar boven gaan. De
man zou verder lezen en zich misschien ook een beetje eenzaam voelen. De
kamer zou rommelig zijn, maar gezellig. Wat een gelukkig gezin, dacht ze, zich
weer onverklaarbaar alleen voelend.
ZE MOEST in slaap zijn gevallen, want ze schrok opeens wakker en zag, dat het
over twaalven was. De kamer zag er vreemd verlaten uit een toneel, waarop
de spelers nog ontbraken. Er was geen enkel geluid, hier noch in het aan
grenzende huis.
Ze trok haar schoenen aan, rekte zich uit en stak een sigaret op. Zonder veel
belangstelling las ze een stukje in de krant. Het klokje op de boekenkast sloeg
het halve uur en ze fronste geërgerd haar wenkbrauwen. Toen hoorde ze voet
stappen op het pad en onduidelijke stemmen.
Ze stond op en keek vol verwachting naar de deur. Een man en een vrouw
kwamen buiten adem binnen, alsof ze snel hadden gelopen. De vrouw voelde
zich wat gegeneerd en zei: „Het is wel erg, hè?"
„Ben je mal", zei ze. „Ik heb toch gezegd, dat jullie Je niet hoefden te haasten.
Het is niet leuk steeds aan de tijd te moeten denken."
„Je bent een engel geweest", zei de man dankbaar.
Ze wuifde hun dankbetuigingen weg en pakte haar spullen bij elkaar. Bij de
voordeur zei ze: „Ga maar gauw naar binnen, het is koud. Ik hoef gelukkig
niet ver."
„Dat is zo", lachten ze. „Wel te rusten en nogmaals bedankt."
Ze trok haar mantel om zich heen, rende het grasveld over en ging het buurhuis
binnen. De man zat nog te lezen, in pyjama. Zijn haar stond recht overeind en
zijn glimlach was als die van een jongen.
„Nou nou", zei hij, „ze hebben het aardig laat gemaakt".
OOOOOOOOOOOOOOOOQOOOOOCX>
Bijzondere enquête
Professor Pierre Brachin, die de sinds
twee jaar bestaande leerstoel voor Neder
landse taal aan de Sorbonne te Parijs be
zet, heeft zich niet alleen tot taak gesteld
de Franse studenten met de Nederlandse
litteratuur bekend te maken, maar wil ook
de letterkundige betrekkingen tussen beide
landen onderzoeken. Daartoe stelt hij thans
een enquête in onder Nederlandse schrij
vers en schrijfsters, als voornaamste vraag
behelzend wat de auteurs, naar hun eigen
mening voor hun werk aan de Franse lit
teratuur te danken hebben. De uitslag van
dit bijzondere onderzoek zal in boekvorm
worden gepubliceerd.
Mevrouw J. N. Selleger-Elout, de be
kende schrijfster van kinderboeken, heeft
op 15 Maart haar tachtigste verjaardag
gevierd. Ter ere daarvan zal ter gelegen
heid van de Boekenweek een expositie
van haar werk, aangevuld met kinder
portretten en plastiekjes, gehouden wor
den in „De Rustende Jager" te Bergen on
der auspiciën van het Kunstenaarscentrum,
waarvan zij werkend lid is.
DE LENTE, die ieder jaar diepgaander
schijnt te overwegen of het nog de moeite
waard is te komen, gaat in toenemende
mate gepaard met beurzen voor dames.
Was dat voor kort een zaak, waar mannen
zich met een kort belangstellend woord
vanaf konden maken, thans gaat dat niet
meer. Het vreemd opkijken bij het ver
nemen der artikelen, die zij begeren, een
houding, die ons in ieder geval nog een
kleine voorsprong geeft, zal in de toe
komst wellicht ook niet meer mogelijk zijn.
De laatste troef van mannen met begrens
de koopkracht, de bevreemding, wordt ons
uit handen geslagen.
Wij zullen meemoeten naar haar beur
zen. Het begin van deze bedenkelijke ont-
steeds verder gaande doorbreking en door-
eenvloeiïng van de levenssferen, die voor
beide partijen niet anders dan ongunstig
kan zijn.
SCHIJNBAAR welgemoet in hun niet te
loochenen passiviteit hebben vele vrienden
zich in de arm laten nemen en over de
Huishoudbeurs laten voeren. Zij hebhen
zich wellicht door een indrukwekkende
batterij wasmachines nog niet van hun stuk
laten brengen en opgewekt over een
nieuwe vloerbedekking heengezien, welke
voor hun voeten lag uitgespreid, maar via
allerlei proefjes van soepen, sappen en
sausen komt er een zekere intimiteit, waar
in men zichzelf gauw laat gaan en bij
wikkeling vinden wij naturlijk in Am
sterdam, waar de directie van de Huis
houdbeurs tot dusver een vrij vrouwe
lijke aangelegenheid voor het eerst
openlijk mannen heeft meegelokt door toe
voeging van een zogenaamde heren-hobby-
beurs. Was men er reeds in geslaagd door
het organiseren van modeshows sommige
zwakkeren onder ons mee te krijgen, thans
sleept men er dingen bij, waarmee het
prestige min of meer gemoeid wordt:
sportartikelen met demonstraties. Ver
scheidene mannen uit sportkringen en het
zakenleven laten zich hiervoor lenen.
Waarschijnlijk zijn zij zich nog niet be
wust van de ernst van dit feit. Zij be
seffen niet dat zij meewerken aan een
Hoe dieper men in het glaasje kijkt,
hoe groter de kater!
voorbeeld toegeeft, dat iets „aardig" of
„practisch" (vrijwel niets is theoretisch
hier) of „grappig" is. Tegelijkertijd voelt
men iets in zijn keel knijpen* het is het
bewustzijn, dat men hier zekerlijk aan her
innerd zal worden en dat er dan geen op
rechte bevreemding meer mogelijk zal zijn.
Een aardige attractie van de beurs zijn
de kwart-mannequins, die een schoenen
fabriek voor zich heen en weer laat lopen.
Een uitgespaarde opening in de wand
toont slechts parmantig stappende onder
beentjes, want het gaat allemaal om de
schoentjes, die er aan zitten en die door
een opgewonden jongen met een micro
foon worden omschreven. Men kan enige
weerzin voelen, wanneer men deze bleke
werknemer in vervoering de woorden
„snoezig" en „schattig" in de mond hoort
nemen, de achter hem trippelende voetjes
zijn boeiend, juist omdat zij slechts een ge
deeltelijke weergave zijn van de onge
twijfeld volledige mannequins, die zich
achter de wand voortbewegen. Bij die
vreemde sensatie heb ik mij positief over
enig schoeisel uitgesproken en dat zal mij
een paar moccassins kosten. Vermoedelijk
zal het daar niet bij blijven. Ter compen
satie moesten ik en velen met mij de
heren-hobby-beurs bezichtigen. Het gevolg
is dat wij nu ook allerlei zullen moeten
gaan doen.
Laat men toch oppassen met pogingen
twee werelden te doen samensmelten op
punten, waar zij nog zo grappig langs el
kaar schuiven. Of laat deze directie niet
alleen huishoudbeurzen houden, maar deze
ook aan de ingang verstrekken.
KO BRUGBIER
Het Mozarteum in Salzburg zal een
nieuwe editie laten verschijnen van de ver
zamelde werken van Mozart ter herden
king van diens geboorte, op 27 Januari 1956
twee eeuwen geleden. De publicatie van
het volledige werk zal, naar verwacht
wordt, vijftien jaar duren. De hoofdredac
tie is in handen gelegd van dr. Ernst Fr.
Schmid van het MozartgenootschaD t«
Augsburg.