paaspaardje OPEN GRAF - OPEN HART De beelden op de Keukenhof FRANSE PARAGRAAF Bijna Pasen Elke Zaterdag acht pagina's bij alle edities van Haarlems DagbladOprechte Haarlemsche Courant Teleurstellend EEN PLAAT OM TE KLEUREN 9 APRIL 1955 I)e zomenU'iitoonstelling: in het Prin senhof te Delft zal ditkeer tot onderwerp hebben de maritieme geschiedenis van de Nederlanden van de vroegste tijden tot ongeveer 1840. Niet alleen aan het militaire aspect, ook aan de koopvaardij zal aan dacht worden besteed. De expositie duurt van begin Juni tot half Augustus. Natuurlijk heb je wel eens gehoord van Paashazen, Paasossen, Paaslamme- tjes en Paaskippen, maar wist je dat er ook een Paaspaardje bestaat? Hij is nu al verschrikkelijk oud. Zijn manen en zijn staartje zijn helemaal grijs en hard lopen kan het niet meer. Maar tussen zijn grijze haren draagt hij twee rode anemonen, die nooit verlep pen. Die zijn nog van het jaar dat hij Paaspaardje was. Het was op een nacht in April het paardje, dat toen nog een veulen was, stond in de stal en luisterde naar de wind, die aan de deuren klepperde. „Ga toch slapen," zei z'n moeder, die naast hem stond. „Ik kan niet slapen," zei het paardje. „Er is zo'n wind." Zijn moeder luisterde ook. „Ja," zei ze, „het stormt. Dat zal de Paashaas niet meevallen." „De Paashaas?" vroeg het paardje, dat nog maar heel weinig wist. „De Paashaas, wie is dat?" Zijn moeder vertelde hem over de Paashaas, die in de nacht voor Pasen eieren rondbrengt bij de mensen om ze te vertellen dat het voorjaar wordt en er overal nieuwe vogels uit de eieren zullen kruipen. „Maar nu slapen," zei ze toen het verhaal uit was en deed haar ogen dicht. Het paardje dacht na over alles wat ze gezegd had. Hij vond het een mooi verhaal. Maar net toen hij dacht: „Ik zou die Paashaas wel eens willen zien," schrok hij. Buiten riep een stem. Het was bijna niet te verstaan, zó hard bulderde de wind, maar het paardje wist zeker, dat hij zich niet vergist had en spitste zijn oren. „Help, help," hoorde hij. Op de tenen van zijn hoefjes sloop het paardje naar de deur. Zijn moeder merkte niets, ze sliep. Hij stootte en wrikte net zo lang met zijn hoofd tegen de klink tot de deur openging. Het paardje draafde naar buiten. Waar was het geluid? De wind woei zo hard dat hij niets meer hoorde, maar opeens zag hij Rex, de waakhond, die ook al rondsnuffelde waar het ge luid vandaan kwam. Het paardje trip pelde achter Rex aan en ja, daar zagen ze iets. Op het erf lagen overal gekleur de eieren, sommige met lintjes en bloe men versierd. Het leek wel of iemand ze verloren had, zo slordig lagen ze daar. Toen vonden ze ook een omgevallen kruiwagen en nog even verder zagen ze onder een afgewaaide tak een haas zit ten. Met zijn twee voorpootjes voor zijn ogen zat hij te huilen. .O, mijn pootje, mijn achterpootje", riep hij aldoor maar. Rex en het paardje zagen wat er gebeurd was: van de ap pelboom was een tak afgewaaid en die was precies op het pootje van de haas terechtgekomen, toen hij met zijn krui- wagentje over het erf liep, op weg naar de mensen. Rex en het paardje tilden de tak weg en de haas probeerde te gaan staan. Maar dat ging niet. Het deed zo'n pijn, dat hij meteen weer ging zitten en met bange ogen naar Rex keek want zoals je weet zijn hazen en hon den niet zulke grote vrienden. Maar Rex had allang gezien-dat dit geen ge wone haas was. Natuurlijk niet een gewone haas loopt niet midden in de nacht met een kruiwagen vol eieren naar de mensen toe. Het was de Paas haas! „Wat moet ik beginnen, wat moet ik beginnen!" riep hij maar aldoor. „Ik kan niet naar de mensen toe en nie mand zal nu weten dat het Pasen is en voorjaar wordt in de wereld." Het paardje en Rex keken elkaar eens aan. Ze dachten allebei hetzelfde. „Kom mee," zei Rex, „ik breng je naar huis." „Ik kan niet naar huis," huilde de Paashaas, „ik moet aan het werk." Hij probeerde weer te gaan staan. „Ik zal je werk doen," zei het paardje. „Vertel me maar waar ik heen moet." Ondertussen waren ook de duiven komen aanvliegen. Met voorzichtige pootjes rolden ze de paaseieren bij el kaar en legden ze terug in de manden die op de kruiwagen hadden gestaan. „Bind ze op mijn rug," riep het paardje. En de duiven bonden ze met de paaslinten, waarmee de kruiwagen versierd was, op het paardje zijn rug. „Ga jij maar naar huis," koerden de duiven tegen de Paashaas, „laat je vrouwtje je maar verbinden. Niemand weet beter dan wij waar de mensen wonen. Wij wijzen het paardje de weg wel." En zo gebeurde het. Door de wind die in zijn manen blies, draafde het paardje van het ene huis naar het an dere. De duiven vlogen boven hem en verstopten de eieren in hoekjes en ga ten, net zoals de Paashaas- doet. De hele nacht waren ze bezig. Toen wezen de duiven het paardje de weg terug. De Paashaas zat met zijn verbonden pootje in het gras en er kwamen tranen van blijdschap in zijn ogen toen hij hoorde dat alle eieren op hun plaatsje waren gelegd. Hij gaf het paardje een zoen op zijn neus en het vrouwtje van de Paas-* haas plukte twee rode anemonen en stak die in zijn manen. En die bloemen waren zó verdiend dat ze altijd goed 'bleven. Nu nog, nu het paardje al ver schrikkelijk oud is, draagt hij ze, alsof ee vanmorgen pas geplukt zijn. Zijn avontuur heeft hij aan wel honderd andere paardjes oververteld en ieder een noemt hem daarom het Paaspaardje. En zo zal hij blijven heten, al wordt hij nog eens zo oud. MIES BOUHUYS. PARIJS - April - - Het is nu eindelijk weer voorjaar, zelfs bijna Pasen. De Parij- zenaren verlaten, zoals het individualisme ten spijt hun gewoonte van twee of drie maal per jaar is, in massa de stad: volgens de krant al 345.000 op de eerste drie dagen van de maand per trein, benevens nog tienduizenden die ook geteld zijn per auto. Andere tienduizenden komen in blinkende autobussen uit den vreemde de stad bin nen. In het gewone avondgedrang op het Oostelijke trottoir van de Boulevard St. Michel vallen het Duits en het Engels meer op dan de inheemse taal. Aan de Seine- boulevards, waar de eigenaars van de boe kenstalletjes aan de rand van de straat op hun stoeltjes zitten, verdiept in andere boekjes of breiwerk, dwalen de toeristen met hun handen vol tijd. Beneden langs de kaden staan de vissers te vissen alsof niets de aandacht waard was. De caféterrassen dijen weer onbeschermd over de trottoirs uit. Achter de winterse vitrines, die voor de zekerheid nog zijn blijven staan, lijkt het nu kouder in plaats van warmer en de enkele koffiedrinkers, die er de voorkeur aan geven, zitten er als in een étalage. De ramen van de huizen staan open, zodat er om lunchtijd drie soorten jazzmuziek te horen zijn, maar vooral 's nachts maakt het een verschil: iemand die hoest, iemand die lacht, voetstappen in een binnenhof, alsof de ruimte ruimre geworden is. In de Jardin de Luxembourg, waar een paar dagenè geleden de kinderen alleen al door hun dikke jasjes en sjaals verkleumd leken, tonen zij nu de natuurlijke bolheid van hun lichamen: een die voorovergebo gen luid snorrend op een klein rood fietsje probeert voort te stormen, een ander die gymnastisch knieheffend en met een uit drukking van afzijdigheid op zijn trekken om de bank heen holt waar zijn moeder zit, een derde die op een andere bank ver veeld over een zusje heen hangt. De bomen zouden nu groene knoppen moeten aan bieden, maar de meeste zijn nog grauw. Alleen is er 's avonds soms even de lucht van het sap te ruiken op een golfje wind, maar dat kan ook wel alleen reukbedrog zijn van een parfum van iemand die voor bij kwam. Een van de eerste van deze mooie dagen deed zich hier in huis een kwestie voor van kamerverhuren. Er was een annonce gezet in een veelgelezen ochtendblad, on gelukkigerwijs zonder de vermelding dat de beschikbare woonruimte voor een heer alleen bestemd was. 's Ochtends om vijf over acht ging de telefoon, daarna tot half drie, telkens als de hoorn neergelegd was, dadelijk weer. 's Middags begonnen er stil tes te vallen tussen de gesprekken, die zich na nog een enkel spitsuur om etenstijd regelmatig verlengden. Vijf dagen later werden de laatste drie oproepen over deze ene kamer geregistreerd. Sommige van de gesprekken waren mat: jonge echtparen, door de tekst van de annonce niet wijzer geworden, spraken hun uit ervaring toch al flauwe hoop uit en belden even later iets mistroostiger weer af. Anderen waren bij het verleidelijke af vrolijk: dames alleen toonden belangstelling er waren er die vleiden om een verandering van de bepalingen en sommigen die boos werden dat zij zich het gesprek hadden kunnen besparen. Een enkele schoot in de lach en zei gedempt: „Dat ben ik niet, een heer al leen". Een heer alleen was er tenslotte maar één op de vijf of zes. Eén van hen schoot in de lach bij het horen van de prijs, anderen belden tactvol af als hun het fijne van de zaak werd meegedeeld, nu en dan kondigde er één zijn bezoek aan. Van de in het vooruitzicht gestelde bezoeken bleef de helft achterwege. Wat er van de dolle dag resteerde, was niet meet dan drie ge gadigden bij het opmaken van de keuze, die viel op de enige van de drie, die op de afgesproken tijd opnieuw opbelde. Wat een uitstekend begin van het voor jaar niettemin. Het was ergerlijk toen de telefoon voor de eerste keer ging, tot de tiende keer nam de ergernis gestaag toe, maar daarmee was de aanpassing aan de dag tot stand gekomen. Het is verrassend, zo snel men ook aan de telefoon de vrolijk heid kan vinden, die marktkooplieden dik wijls eigen is. De gordijnen wiegden op de wind, de drie soorten jazzmuziek waren te horen uit de buurthuizen, onvermoeibare mussen kwamen uitrusten op de dakgoot en via de telefoon legde telkens weer iemand precies uit waarover hij opbelde, uit vrees dat men wellicht met zijn ge dachten bij een ander onderwerp zou ver wijlen. De ideale Paasvacantie. Het verhaal van de hazen maakt iedereen blij, daarom draag ik met Pasen ook een strikje opzij. MIES BOUHUYS. De morgen van Pasen daar horen eieren bij en kuikentjes en hazen met strikjes opzij. Die zitten op tafel of liggen in een mand. Dat gaat zo met Pasen in elk huis in 't land. Waarom juist die hazen, die eieren erbij? Waarom Juist die kuikens met strikjes opzij? De hazen zijn de brengers van nieuws uit het veld. Je moest maar eens horen wat mijn haas vertelt. De kuikentjes fluisteren het goede nieuws door. Je moet maar eens luisteren Dan hoor je wat, hoort En zonder iets te zeggen - ze hebben geen taal - vertellen de eieren hetzelfde verhaal. Het bos is vol voorjaar, de bollen zijn uit, de beuk krijgt al blaadjes, de berk lijkt een bruid. En straks zijn de bomen en struiken te klein als fluitend alle vogels aan 't nestelen zijn. Deze zittende figuur (in bronsdoor me vrouw P. Couzijn-Perlmutter werd op de Keukenhof met de eerste prijs bekroond. De jury adviseerde tevens tot aankoop. André Volten uit Amsterdam maakte deze compositie in staal en plastic, waarvoor hem een tweede prijs ten deel viel. TOEN JEZUS van de aarde wegging, heeft Hij aan zijn volgelingen de opdracht gegeven om van Hem te vertellen aan ieder, dre het maar horen wilde. Dit heb ben Zijn vrienden dan ook met enthou siasme en ijver gedaan. Zij lieten geen enkele gelegenheid voorbij gaan om aan de mensen duidelijk te maken wie Jezus Christus was, wat Hij had gezegd en ge daan, hoe Zijn leven verliep en wat de bedoeling was van Zijn bezoek aan deze wereld. In de regel werd er met aandacht naar dit alles geluisterd, tot het ogenblik waar op de vertellers op het hoogtepunt van hun verhaal kwamen. Dit hoogtepunt was: Jezus Christus, die door de mensen aan een kruis is weggeduwd en die daar een ellendige dood vond, is begraven, maar na enkele dagen bleek het graf open en leeg: onze Heer is opgestaan uit de dood. Vaak gebeurde het, dat na deze zin de toehoorders uitriepen: „Hou nu op, schei nu uit met uw verhaal, wij zijn geen kin deren, die ons met sprookjes laten af schepen, het lijkt wel of het u in het hoofd geslagen is, dood is toch zeker dood! Wij denken er niet aan om het ongelofelijke te geloven". Doch er waren ook telkens weer anderen, die deze boodschap met vreugde aanvaardden en zich gewonnen gaven. MORGEN wordt het Paasfeest weer ge vierd. Dan zal er opnieuw in duizenden kerken aan tienduizenden mensen het Evangelie worden verkondigd van de op gestane Heer, de boodschap van het open graf. Ook nu weer is het verhaal onge rijmd. Want een graf behoort dicht te zijn en te blijven. Maar dwars tegen alles in wordt de wereld aangezegd, dat de dood niet het einde is, wel een vijand, doch een overwonnen vijand. Christus heeft over- EEN RONDGANG door de nog in heel prille voorjaarsstaat verkerende Keuken hof, ter bezichtiging van de inzending van Nederlandse beeldhouwkunst, biedt dit jaar weinig aanleiding tot opwekkend commentaar. Wij hebben vernomen dat de geplaatste beelden een keüze vormen, door de jury uit een ruime inzending gedaan. De bezoeker, die alle beelden op de Keu kenhof bezien heeft en er de gemiddelde kwaliteit van heeft gepeild, vraagt zich bezorgd af welk niveau het beeldhouw werk wel bereikt mag hebben, dat niet waardig werd gekeurd hier een plaats te vinden. Hij gaat er dan van uit, dat de jury werkelijk het beste werk geplaatst heeft. Maar is dat zo? Er is geen moge lijkheid tot vergelijking, want de afgewe zen beelden hebben wij niet gezien. Enig inzicht omtrent de maatstaf door de jury toegepast, geven de bekroningen, waarvan alleen de met een derde prijs be kroonde „Leda" van B. Guntenaar met de eigen waardering van uw criticus overeen stemde. De „zittende vrouw" van Char lotte van Palland, waaraan dezelfde onder scheiding werd verleend, heeft wel mooie plastische kwaliteiten, maar men zag van deze kunstenares eerder toch veel boeien der werk. De eerste prijs werd toegekend aan mevrouw Couzijn-Perlmutter, achter welke decisie van de Jury heel wat vraag tekens te zetten zijn. De lezer, die deze kroniek geregeld volgt, zal bemerkt hebben dat wij daarin zelden een oordeel uitspre ken over toegekende bekroningen. Wij doen dit niet, omdat wij maar al te goed wonnen en in Zijn overwinning mogen allen delen, die in zijn zege geloven. De boodschap van het open graf vraagt van ons een open hart opdat het ongelofe lijke geloofd en het ongerijmde aanvaard kan worden. Misschien is de opstanding van Christus niet eens het grootste won der, maar wel dat een mens dit kan ge loven. En dat gebeurt. Er wordt verteld, dat er vanwege de godlozen beweging in Rusland een actie Christus is opgestanden al van der martelijen allen: dus willen wij allegader vrolijk zijn, Christus zal onze trooster zijn. Al zijn wij Gods gevangen, naar Christus is ons verlangen, het kruis dat moeten wij dragen zullen Christo behagen. Christus heeft geleden, Hij heeft voor ons gestreden, de vijand is overwonnen, den dood heeft Hij verslonden. Christus is nedergestegen, Hij heeft victorie verkregen. Hij is ons allen een medicijn, Christus is onze verlosser fijn. Christus is nu verrezen, aldus willen wij vroolijk wezen, de dood heeft verloren zijnen naam, Christus is ons verlosser saam. werd gevoerd om de mensen ervan te over tuigen, dat God niet bestaat, dat bidden een onzinnige bezigheid is, dat geloof als opium is en de kracht van een mens onder mijnt. In allerlei plaatsen werden bijeen komsten gehouden om deze gedachten het Russische volk in te hameren. Men was verplicht om deze samenkomsten bij te wonen. Zo kwam er in een stad een spre ker, die in een stampvolle zaal de mensen de waanzin aangaande God en Christus en het geloof trachtte duidelijk te maken. Na afloop werd het gehoor in de gelegenheid gesteld om vragen te stellen en opmer kingen te maken. Een eenvoudige Rus sische monnik beklom het spreekgestoelte. Het enige dat hij zei, was: „De Heer is op gestaan". Toen rezen allen als één man op en als een kolossaal antwoord daverde het antwoord door de zaal: „De Heer is waar lijk opgestaan". En in een Paaspreek heeft Maarten Luther met veel vuur geroepen: „Je kunt het nooit genoeg aan de wereld vertellen, dat Hij leeft. Schrijf het op ramen en deuren en muren en tafels, schrijf het overal waar men maar iets op schrijven kan: Hij leeft, Hij leeft". Het is voor een mens een bevrijding om deze boodschap te horen, te aanvaarden en er naar te leven. Een bevrijding van de banden van eenzaamheid en bezorgd heid en angst. Het geloof in een opgestane, levende Heer geeft aan het leven een per spectief. Morgen wordt dit Evangelie weer ver kondigd aan ieder, die het maar wil horen en er zullen in de wereld millioenen zijn, die weer opleven in het geloof dat Chris tus leeft. De levende Heiland, die door Zijn geest in héél zijn kerk aanwezig wil zijn, wil ook ons hart vinden en vervullen met Zijn tegenwoordigheid, om ons vrolijk te maken. Een dichter, wiens naam wij niet kennen, heeft die vrolijkheid om Christus' opstanding in een lied bezongen, dat bij deze Paasmeditatie is afgedrukt. weten hoe moeilijk de taak der beoorde laars in de meeste gevallen is en hoeveel tegenstrijdige meningen tot een comoromis gebracht moeten worden, voordat de eind uitslag valt. Ditmaal werd van deze gedragslijn af geweken, omdat er op de Keukenhof zo veel werken staan waarvan het onverklaar baar lijkt dat zij de jury gepasseerd zijn. Natuurlijk kan men gaan beweren, dat hier sprake is van een bescheiden versie ring langs de lanen en dreven van een bloemententoonstelling en dat deze beel den niet representatief geacht moeten wor den voor de Nederlandse beeldhouwkunst van nu. Men kan ter verontschuldiging aanvoeren, dat onze beste beeldhouwers op het ogenblik zoveel opdrachten uit te voe ren hebben, dat zij aan een onderneming als deze niet mee kunnen doen, waardoor men wel gedwongen is een beroep op de mindere krachten te doen. Een dergelijke redenering lijkt mij echter uiterst beden kelijk. Onze beeldhouwkunst heeft na de oorlog een merkwaardige en verheugende ontwik keling doorgemaakt. Dank zij de open luchttentoonstellingen (en speciaal de voortreffelijke exposities in het park Sons- beek bij Arnhem) is er in brede kringen een warme belangstelling ontstaan voor een kunstuiting, waaraan vroeger in ons land nauwelijks enige aandacht werd ge schonken. Dit brengt met zich mede dat op het verantwoordelijkheidsgevoel van de samenstellers van beeldhouwtentoonstel- lingen een ernstig beroep gedaan moet worden. De kunst zelf laat zich nu een maal niet dirigeren, door overheid noch door commissies of stichtingen. Zij beleeft haar perioden van opbloei en neergang. Maar als de oogst te schraal of te zwak van kwaliteit is, moet men niet coüte-que- coüte tóch tentoonstellingen willen hou den, omdat zulks nu eenmaal in het pro gramma staat. In alle jaarlijkse exposities, biënnales of triënnales schuilt een groot ge vaar. Zij kunnen een druk voor de kun stenaar en een teleurstelling voor de kunst minnaar inhouden. IS ER DAN niets te zien op de Keuken hof, dat tot optimistischer geluiden inspi reert? Zeker wel, er staan enkele beelden die tezamen met gelijkwaardige en betere werken een acceptabele expositie hadden kunnen vormen. Schallers „Keeper" en „Paljas" en Ek van Zantens „Dame in stoel" geven wel een goede dunk van de kunde van hun makers, al kan men spe ciaal over deze werken nu niet bepaald juichen. De vogel „Emu" van H. Koreman doet het wel als tuinbeeld, maar blijft toch net iets te dicht bij het natuurlijke voor beeld om van een conceptie te kunnen spreken. En zo is er hier en daar meer goeds op te merken, al zal er dan steeds een „maar" aan toegevoegd moeten wor den. Zodat het geheel toch als teleurstel lend moet gekenmerkt blijven. OTTO B. DE KAT. Op de avond van de Bevrijdingsdag 5 Mei heeft op de Haarlemse Grote Markt een grandioos draai orgelfestijn plaats. Ter voorbereiding van onze lezers op dit door het Cen trumcomité Koninginnedagopge zette concours wijden wij enige arti kelen aan het phenomeen van het pierement, waarvan men het eerste op pagina drie aantreft. De boven staande foto biedt een kijkje in de werkplaats van een Amsterdamse or gelbouwer, waarop men links en rechts losse ornamenten ziet.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1955 | | pagina 17