DE SYMBOLIEK VAN HET E
EEN HEERLIJK TREINTJE
Emiel eti zijn detectives
Hella Haasse's zelfportret
VREEMDE TOEKOMSTHISTORIE
VAN DE MODE VOOR MANNEN
Een film voor
de jeugd
In plaats van een roman
Litteraire
Kanttekeningen
Haags Kamerkoor
naar Engeland
NIEUWE BOEKEN
W in zakformaat
De negen Muzen "j
EN TALISMANS
Vierhonderd meter
per minuet
Kunststukjes
De man met de bolhoed is gevat. Emiel
kijkt vol spanning toe hoe het met hem
zal aflopen.
HET IS EIGENLIJK GEEN WONDER, dat de Duitse filmer R. Stemmle bekoord
werd door het gegeven, dat Erich Kastners vertelling „Emiel en zijn detectives",
hem voor het maken van een spannende en vooral de jeugd intrigerende film bood.
Kastners fantasie is mild en hartelijk. De avonturen, die hij een kordaat, vriendelijk
jochie laat beleven in de grote stad Berlijn, zijn helemaal geïnspireerd op de fantasie
in het spel van de jeugd zelf, in dit geval de imitatie van de wereld der grote mensen,
welke doorgaans in twee helften uiteenvalt: schurken en helden. Aan helden is in
„Emiel en zijn detectives" geen gebrek. Emiel wordt er zelf een, bijgestaan door de
hele schare Berlijnse kinderen, die hem meehelpen het geld terug te veroveren, dat
een echte boosdoener hem heeft ontstolen. Dat gaat nogal omslachtig en uitvoerig
in zijn werk, soms zelfs ten koste van de waarschijnlijkheid. Geen nood echter! We
zijn zo begaan met de onschuldige Emiel en vinden het zo dapper wat hij doet, dat
we de overdrijving naar het niet meer logisch aannemelijke al lang niet meer erg
vinden. „Het zou heus wel eens gebeurd kunnen zijn", denken we om op deze manier
de woorden zelf in de mond te nemen, die ieder kind ons zou toewerpen, wanneer
wij het waagden de bestaanbaarheid van Emiel en zijn detectives in twijfel te trek
ken. Want het is toch ook gebeurd! In het boek om te beginnen, dat zovelen tot
aangename lectuur strekte, in de film vervolgens, die ons groten hoogstens even
de superieure glimlach onzer betweterigheid om de lippen brengt, maar de kinderen
zal meeslepen, omdat ze er allemaal heilig in geloven?!
ZELDEN HEEFT IN DE laatste jaren en zeker niet op een enigszins vergelijk
bare wijze de lectuur van een Nederlands boek mij beurtelings zo ontwapend-
geboeid en tot critische reserve gestemd als het onbepaalbare boek, dat Hella Haasse
bij „De Bezige Bij" te Amsterdam heeft doen verschijnen onder de titel „Zelfportret
als legkaart". Zelden ook heb ik de verantwoordelijkheid voor een critisch oor
deel zo zwaar voelen wegen als bij het overdenken en ordenen van de tegenstrijdige
indrukken, die deze curieuze mengeling van autobiografie, essay, zelfgesprek, wijs
gerige beschouwing, raamvertelling, dagboek, mémoire enroman heeft opge
roepen. Zijzelf heeft het een „mélange van herinneringen en ontboezemingen, citaten
en bespiegelingen" genoemd, zich zeer wel bewust, dunkt me, van haar onmacht om
deze overmaat van innerlijk tumult te bezweren tot een compositorisch geheel.
Ik heb, alle zekerheid ten spijt dat ik
dit zelfportret mislukt moet noemen,
respect voor dit boek. Respect voor Hella
Haasse's moed om zichzelf in het geding
te brengen, voor haar poging tot eerlijk
heid tegenover haar innerlijke waarheid,
voor de oprechte wil, aan dit persoonlijke
schriftuur een algemeen-menselijke, een
boven-persoonlijke strekking te geven. En
het is juist dit respect, dat het me zo
uiterst moeilijk maakt, mij over het essen
tiële van dit boek, dat wil zeggen Hella
Haasse zélf, uit te spreken. Zolang zij zich
in de vermomming vertoonde van haar
romanfiguren, als (met de nodige correc
ties natuurlijk) Charles d'Orleans in „Het
woud der verwachting", als Giovanni Bor
gia in „De scharlaken stad", als en voor
al zelfs Jurjen Siebeling in „De ver
borgen bron", was het het wérk dat ge
tuigde: voor zichzelf en voor zijn maak
ster, zodat de beoordeling een zuiver litte
raire aangelegenheid betrof. Maar hier
richt zich rechtstreeks de méns Hella
Haasse tot haar lezers en zegt: zo zie ik
mij, zo voel, zo denk, zo wil ik. Hier zijn
mijn verlangens, mijn ervaringen, mijn
aarzelingen, mijn worstelingen met mij
zelf, mijn creatieve drift, mijn kunnen,
mijn streven, mijn ontgoochelingen, mijn
voorlopige zekerheden. Hier schrijf ik niet
óver mijn leven, maar schrijf ik mijn
leven-zelf, hét leven, het eindeloos stro
mende, waarmee ik my vereenzelvigen wil,
waarin ik het aan tijd noch plaats ge
bonden patroon wil ontdekken als de zin
van aTle zin.
Dit, meen ik, is de opzet geweest van
dit boek, de te machtige, overstelpende
opzet, voortgekomen uit een diepe onrust,
een grote onverzadigdheid, een bange twij
fel, een hevige geladenheid, een onstuimig
innerlijk gedrang van onlust en verlangen,
van indrukken, van verweer, van ambi
valentie tussen openhartigheid en terug
houdendheid, aarzeling en zelfbewust
heid inderdaad een legkaart.
Want ook dit is Hella Haasse niet of
maar zeer te dele. Dit is en blijft, hoe on
gewild ook, de schrijfster Hella Haasse,
die een „vrouwenfiguur" en niet de
eerste de beste waarvoor ze zelf model
heeft gestaan, bespiedt met een hyper-
bewuste. haast mannelijke waarneming en
al schrijvende zichzelf op de vingers ziet
met een critische waakzaamheid, een in
telligente supervisie, die niet alleen haar
creativiteit, maar ook haar onbevangen
heid tegenover zichzelf in gevaar brengt.
Men heeft Hella Haasse een intelligentie
toegeschreven, die de bewogenheid van
haar hart zou suppremeren. Ik geloof het
niet. Ik heb haar roman „De verborgen
bron" zeker niet haar gaafste, maar
naar mijn vaste overtuiging wel haar zui
verste boek, waarin zij zich het meest
rechtstreeks heeft uitgesproken er nog
eens op nagelezen en bij de vergelijking
tussen deze persoonlijke roman en meer
of minder tot roman geworden autobio
grafische legkaart vrijwel zekerheid ge
kregen, waaróm dit zelfportret móést mis
lukken.
Hella Haasse, zeer kwetsbaar, zeer ge
reserveerd, zeer critisch gewapend uit een
diep-innerlijke noodzaak, is de vrouw er
niet naar om zich zonder vermomming
(zoals zij het noemt) te vertonen. Zij is
door het landschap van haar jeugd ge
gaan op zoek naar haar kinderverleden
maar heel haar voortreffelijke beschrij
vingskunst was niet bij machte, het kind,
het jonge meisje op te roepen, terug te
roepen. Het hield zich schuil. Zij is door
de wereld van haar volwassenheid gegaan
en heeft, op zoek naar de verborgen bron,
een moedige poging gedaan om zichzelf te
ontmoeten, haar houding te bepalen tegen
over haar moederschap, haar mens-zijn,
haar schrijverschap, haar werk, dé reali
teit. Maar iets in haar, een kwellend waak
zame, critische, terughoudende weerstand,
die ze met een tot het uiterste toegespitste
denkkracht tracht te overwinnen, plaatst
zich tussen haar en haar geschrift, zodat
het wezenlijkste van wat ze zou willen
zeggen ontglipt aan haar vormende wil.
Deze legkaart moest onvoltooid blijven,
HET IS EEN ALLERAARDIGSTE FILM,
die gedurende de Paastijd in het Haar
lemse Cinema Palace-theater draait. Moet
ik nog de inhoud vertellen? Heel in het
kort, opdat gij ouders vast zijt ingelicht.
In een klein plaatsje op vele uren sporens
van Berlijn woont het jongetje Emiel. Zijn
moeder zendt hem voor zijn vacantie naar
Berlijn. Ze geeft hem geld mee voor zijn
grootmoeder, dat hij met een veiligheids
speld secuur vastprikt in de binnenzak van
zijn colbertjasje. In de trein valt hij in
slaap. Eenmaal gearriveerd bemerkt hij,
dat hij zijn geld kwijt is. Dat kan niemand
anders hebben gestolen dan de man met
de bolhoed, die tegenover hem zat! Emiel
volgt de man en krijgt assistentie van de
Berlijnse jeugd. Het wordt een complete
achtervolging, kinderen op de fiets, kinde
ren op de autoped, kinderen hollend achter
het zelfportret kon nauwelijks tot een ge
lijkenis worden. Hella Haasse's aandrift
zich te vermommen, zich niet prijs te
geven, was sterker dan haar verlangen,
haar wil, om zich uit te spreken met de
eerlijkheid die zij zich voornam.
Er is voor haar creatieve vrouw tot
in haar vingertoppen naar het mij voor
komt maar één mogelijkheid om zichzelf
te realiseren, dat wil zeggen: haar chaos
te beteugelen, haar overmaat te bezweren:
in de roman, in de verhulde verschijning;
een mogelijkheid die te groter is, naar
mate zij geen steun zoekt bij het historische
gegeven, maar haar verbeelding vrij spel
laat. Wie weet heeft dit zelfonderzoek,
waarbij een zo kostelijke rijkdom van ge
dachten, van noties, van zuivere formu
leringen aan het daglicht is gekomen, haar
de overtuiging gegeven, dat déór, in haar
onbelemmerde creatieve verbeelding, de
ontbrekende delen van haar legkaart ver
borgen liggen. Wat ik ernstig hoop is, dat
zij zich eens tot het schrijven van dié ro
man zal kunnen vrijmaken van haar cri
tische zelfdictatuur (hetgeen nog iets an
ders is dan zelftucht). Haar overvolle,
maar gecensureerde hart zal er wel bij
varen. Haar werk ook. C. J. E. DINAUX
de man aan. De ontknoping volgt op het
politiebureau. De man met de bolhoed
blijkt een berucht inbreker te zijn. Zijn
arrestatie brengt de politie op het 6poor
van een complete bende. De duizend mark
beloning, daaraan verbonden, zijn voor
Emiel! Gelukkig met zijn moeder herenigd
kan hij de grandioze afloop van zijn uit
zonderlijk avontuur gaan vieren!
VOORWAAR EEN GEGEVEN dat heel
wat actie omsluit. Die actie is er van meet
af aan. Ze bereikt haar hoogtepunt in de
vlucht van de schurk voor de honderden
kinderen, die hem schaduwen, eerst in ge
wone pas, dan op een holletje, dan in galop.
Geestig laat Stemmle de man aanvankelijk
op zijn schreden terugkeren als hij merkt,
dat hij wordt gevolgd. Hij draait zich om,
de kinderen draaien zich om. Hij keert
weer in de richting, waarin hij eerst ging,
de kinderen ook in die richting. Steeds
meer raakt de man in paniek, steeds drei
gender dringen de kinderen op. En dan
zet de stoet zich pas goed in beweging en
breekt de storm los. Heel die climax in
zichtbare actie is in snelle beelden, rhyth-
misch wel geordend en gemonteerd, opge
vangen, echt een kolfje naar de hand van
een goed filmer.
OP HET SLOT NA, dat net is als een
geestelijke, die het eind van zijn preek
niet kan vinden, geeft de film aardige
staaltjes van humor en sfeer ten beste. Do
kennismaking mef de man met de bolhoea
is zo klassiek als men maar kan wensen.
Daar heb je 'm! is aller reactie. De beleve
nissen in het hótel, waar de man zijn in
trek neemt, zijn vol opgeschroefde span
ning, maar wat zullen ze aanslaan als
Emiel onder het bed van de schurk ligt en
niet meer weg kan komen omdat zijn hand
in het kussen raakt bekneld. Fijntjes zijn
de Berlijnse jongens getypeerd met in het
bijzonder het ventje, dat de wacht houdt
bij de telefoon. Emiel zelf speelt prijzens
waardig ongekunsteld, de schurk in do
vertolking van Kurt Meisel is een fraai
gekarakteriseerde verschijning, echt een
man, die zo'n klein jongetje besteelt....!
P. W. FRANSE.
ER IS GEEN symboliek eenvoudiger te verklaren dan de
symboliek van het ei. Voor ieder begrijpelijk is de algemeen
heid van het gebruik om in het voorjaar het ei te maken tot
een voorwerp van eredienst of vermaak. Deze gewoonte
beperkt zich niet tot het Christendom en zij heeft met het
Christelijk Opstandingsgeloof even weinig te maken als met
de Opstandingsgeloven van andere godsdiensten. Even wei
nig, of beter uitgedrukt: evenveel. Immers is het juist het
mysterieuze van het in een harde schaal opgesloten leven,
dat tot de godsdienstige verbeelding spreekt. Dit leven ver
breekt zijn gevangenis. Wat dood scheen
te zijn, blijkt juist de aanvang van een
dwars door de ledige dop te steken, wel verklaard uit het
oude bijgeloof, dat men de eierschaal moet breken om te
voorkomen dat de heks de mens, die uit die schaal heeft ge
geten, schade kan toebrengen.
Cynici zullen de grote waarde, aan het ei als ritueel voor
werp toegekend, misschien toeschrijven aan culinaire mo
tieven. Men weet, dat aan het offeren een maaltijd gepaard
ging. En een ei is een even smakelijk gerecht als het lende
stuk van de offerstier. In elk geval is Pasen de tijd van het
eieren-eten. Hetgeen trouwens voor de hand ligt, daar de
natuur dit product speciaal in het voor
jaar overvloedig, doet zijn. En economisch
nieuwe geboorte. Over dit in het ei op bij- OVER SMULPAPEN beschouwd zijn de eieren met de Paas-
zondere wijze zichtbaar geworden gehei
menis hebben de natuurvolken zich van
de vroegste tijden af verbaasd. En de
grote godsdiensten, die op den duur het
primitieve geloof overwoekerden, hebben
ook dit symbool overgenomen, toen zij het niet konden uit
roeien. Zo is het Paasei niet alleen een Christelijk zinnebeeld
van het leven uit de dood geworden. Ook in de religieuze
ceremoniën van de Chinezen, Indiërs, Joden en Perzen
neemt het ei als opstandingssymbool zijn rechtmatige plaats
in.
Merkwaardig is hierbij ook de algemeenheid van het be
schilderen van deze rituële eieren. Overal ter wereld kreeg
men zulk een talisman mee in het graf. Rood is de geliefde
kleur, waarmee men zijn eieren verft. Heeft men er het ma
teriaal voor. dan komt ook verguld in aanmerking. Zulk een
fetisch beschermt de gezondheid en vermeerdert de vrucht
baarheid. Zelfs bevordert zij de wijnoogst, als men haar bij
de wortel van de wijnstok begraaft. En natuurlijk is het ei
ook een voorwerp voor toverij. Enerzijds behoedt het de
drager tegen de heksen en duivelen, maar anderzijds kan het
zelf ook een kwade geest herbergen. Men heeft de zonder
linge gewoonte, om na het nuttigen van een ei het lepeltje
dagen het goedkoopste.
Wedstrijden in het eten van eieren wor
den in onze moderne cultuur niet meer
toelaatbaar geacht. Maar in de eeuwen,
waarin Lu"ullus en Gargantua leefden,
placht men zich met Pasen in letterlijke zin aan eieren te
barsten te eten. Een „snees" eieren, dat is twintig stuks,
was voor de maag van een oud-Hollandse smulpaap nog niet
het record!
Allengs heeft men het natuurlijke product ook wel door
kunstmatige eieren vervangen. Men kan ook moeilijk een
hardgekookt ei als talisman om zijn hals hangen! Het Paasei
als product van kunstnijverheid heeft vaak bewonderens
waardige vormen aangenomen. De edelsmeden versierden
eieren van malachiet of robijn met goud en kunstschilders
als Watteau hebben voor koningen en keizers Paaseieren met
herderstafereeltjes beschilderd. Men heeft Paaseieren van
émail, van ivoor, van sandelhout vervaardigd. Men heeft met
Paaseieren gerold, getikt, men heeft er surprises in ver
stoot en al dit soms zonderlinge gesol met hetgeen van
heilig zinnebeeld tot vulgair middel van vermaak verworden
was, bewijst welk een centrale plaats het ei als symbool in
de verbeelding der mensheid inneemt H. G. C.
Over enkele jaren, zo zegt
de Amerikaanse mode
ontwerper Carmen Duro,
zal er een einde komen
aan de fantasieloze man
nenkleding waar de we
reld nu al meer dan een
halve eeuw tegenaan moet
kijken. „Generaties lang
zijn wij gedwongen ge
weest, rond te lopen in
costuums, die als twee
druppels water op elkaar
- en op die van onze
grootvaders - geleken, met
als enige mogelijkheden
tot variatie een wat smal
lere of bredere rever, een
splitje in de rug of een
visgraatje inplaats van
een bescheiden ruitje
Gelukkig zal dit ondrage
lijke mannenleed nu spoe
dig voorbij zijn, want me
neer Carmen Duro heeft
thans een serie costuums
ontworpen, waarin, zoals
hij zegt, het sterke ge
slacht weer zichzelf zal
kunnen zijn. De collectie,
waarvan wij op deze pa
gina enkele snoeperige
modelletjes reproduceren,
is onlangs in Chicago ge
toond en heeft zelfs daar
furore gemaakt - hetgeen,
gezien de foto's - geen
wonder mag heten.
Op de foto links ziet men
een lavendelkleurig com
plet, gegarneerd met vier
charmante zakjes, waarin
de elegante „he-man" zich
„ook bij theevisites en an
dere semi-formele gele
genheden" thuis zal voe
len. De smalle pantalon
loopt van onderen in een
sierlijke klok uit, die van
knie tot de zoom een bre
de, ingenaaide zijplooi
heeft. Drie knopen op elke
ondermouw, diagonaal
weglopend naar de elle
boog, geven een pikant
nootje aan dit gezellige
toekomst-toiletje.
Iets stoerder van allure
noemt de ontwerper de
combinatie met kniebroek
op de middelste foto, maar
dit is dan ook meer als
dracht voor sport en
strand bedoeld. Het frisse
streepje is van katoen
met wollen tropical mate
riaal, de ceintuur is - welk
een vondst.' - ook bruik
baar als stropdas bij ge
legenheden, waar
men iets „gekle
der" verschijnen
moet. Echt voor
warmere zomer
dagen is het wandelcos-
tuum daarnaast, gemaakt
van wit flanel met een
rood en blauw geruit jas
je. Een panama van wit
stro, een overhemd van
Italiaanse zijde en een
zwarte das voltooien de
uitrusting.
Op de afzonderlijke foto's
ziet men (rechts) de inge
naaide plooi in de panta
lon van het lavendelcos-
tuum hierboven en (links)
een nieuwtje, waarvan
zelfs Duro vermoedt dat
het nog wel enige tijd zal
duren, voor het aanslaat:
namelijk een broek van
glanzend goudlamé, waar
op een gesmockt sportcol-
bert met een zwart en
gouden werkje gedragen
wordt. De exclusieve fo
to's zijn van United Press.
Op 17 Mei geeft het Haagse Kamerkoor
onder leiding van Cor Backers het laatste
concert in de door Nicholas Choveaux in
samenwerking met de culturele afdeling
van de Nederlandse ambassade georgani
seerde Zondagmiddagconcerten, welke op
7 November door Hans Henkemans is ge
opend. In deze reeks traden verder op
Nelly Wagenaar, deg ezusters Land en het
trio StotijnAlmaBunge.
Op 19 Mei zal het Haagse Kamerkoor
ook een uitvoering geven in de abdijkerk
van St. Albans in Hertfordshire.
Dc minister van Onderwijs, Kunsten
en Wetenschappen heeft een compositie-
wedsrtijd ingesteld voor een werk voor een
instrument met begeleiding van een ander
instrument, bij voorkeur piano of orgel, of
voor een zangstem met eenzelfde begelei
ding, of voor een dergelijk instrument, of
voor een zangstem zonder begeleiding. De
duur van het werk moet acht tot tien mi
nuten zijn. Er worden drie prijzen uitge
loofd, van 850, 600 en 300. De beoor
delingscommissie bestaat uit de heren
Willem Andriessen, Willem van Otterloo
en Louis Toebosch.
De rustieke Zillertal-expres houdt
amechtig stil aan één van de talrijke in
de dienstregeling opgenomen halteplaatsen
tussen het internationale trein knooppunt
Jenbach en het toeristencentrum Mayer-
hofen. (Men zie de foto hieronder).
HET STAAT tegenwoordig geletterd de Scan
dinavische roman schouderophalend voorbij te
gaan. Nu is dit na de nauwelijks opgedroogde
stroom van opgeblazen trilogie na trilogie wel
te begrijpen, maar niet te billijken. Men doet
zich beslist tekort wanneer men de Duitse ver
taling van Den siste Viking van de Zweedse
auteur Johan Bojer laat liggen. Het leven van
boeren en vissers kent hij uit eigen ondervin
ding. Hij was een man van twaalf ambachten
en dertien ongelukken, wat hem niet belet
heeft zich te ontwikkelen tot een schrijver van
betekenis. Die Lofotfischer verhaalt van de bar
re strijd die de haringvissers hadden te voeren
tegen de elementen en de steeds opdringende
grootondernemingen in hun beroep.
Met een geheel ander soort visserij komt men
in contact in The silent world, de bestseller van
J. Y. Cousteau en F. Dumas. dat eigenlijk veel
meer dan dit behandelt: ontdekkingsreizen en
avonturen van moderne diepzeeduikers. De
goedkope editie bevat bevat alle foto's, ook de
gekleurde, van de originele uitgave.
De Bossche V.V.V. vraagt een nieuw
liedje om „Zoete lieve Gerritje" te vervan
gen. Tot 1 Mei kan men teksten inzenden.
De door een jury gedane keuze wordt ver
volgens doorgegeven aan zich aangemeld
hebben de componisten voor het tweede
deel van de wedstrijd, het vervaardigen
van een populaire melodie.
De Indiaanse schilder Awa Tsireh, die
vorige zomer door de Franse regering werd
onderscheiden, is dezerd agen te Santa Fe
in Mexico overleden. Zijn stoffelijk over
schot werd door bereden politie in de
woestijn gevonden.
„Ons Leekenspel" te Bussum heeft
een prijsvraag uitgeschreven voor een aan
vullend religieus toneelstuk. De inzendter
mijn sluit 1 Augustus. Er is een prijs van
1500 beschikbaar.
EEN VAN DE TRAAGSTEprimi
tiefste, lawaaierigste, maar ook pret
tigste, gezelligste en rustigste trein
tjes in Europa is datgene dat boeren,
burgers en buitenlui in een maxi
mum aan tijd en met een minimum
aan comfort van Jenbach door het
Zillertal naar het pittoreske Mai/er-
hofen brengt. Een treintje, dat naar
Nederlandse begrippen thuis hoort
op een ereplaats in het Spoorweg
Museum, maar dat in Oostenrijk da
gelijks honderden mensen zonder ge
pruttel op hun bestemming brengt.
MENSEN DIE HAAST HEBBEN, zijn
domme mensen, vinden de bewoners van
het Zillertal. Vandaar ook dat zij hun
Zillertalbahn voor geen geld van de we
reld zouden willen ruilen voor een mo
derne trein, die gierend door en langs hun
dorpjes zou rijden. Het zou hun maar doen
denken aan de wereld buiten het dal de
wereld, waarin al het goede leven ver
drongen wordt door mensen die het hor
loge het belangrijkste gebruiksvoorwerp
vinden en de tijd een substantie om in
vormen te gieten.
Eens op een dag, zo vertelt men in het
dal, moest het treintje plotseling stoppen
voor een koe die tussen de rails stond. Met
een schok stond het stil, de passagiers
door elkaar schuddend en de bagage met
een ruk uit de rekken op de reizigers
neergooiend. Geen woord van protest werd
gehoord. Met horten en stoten en in al
haar voegen knerpend, kwamen de wagons
weer op gang, nadat de gemoedelijke
machnist en conducteur de koe verwijderd
hadden. Steeds harder ging het. En toen:
weer een schok, weer werden de passa
giers door en over elkaar heen geschokt,
weer vielen de rugzakken, boodschappen
tassen over de over de grond verspreide
reizigers. En weer zuiverde men de toe
stand zonder een woord van protest en
weer verwijderden machnist en conduc
teur een koebeest van de rails.
En wederom klom de locomotief gestaag
naar de topsnelheid. En toen.... Weer
blokkeerden de remmen de wielen, weer
werden de reizigers door elkaar geschud
tussen weer uit de rekken neervallende
bagage, maar wederom geen woord van
verwensing. Ook niet van de machinist en
de conducteur die ook weer moeizaam uit
locomotief en wagon klommen omdat op
nieuw een koe het malste gras tussen de
rails vond. Zelfs niet toen men bemerkte
dat het nog steeds dezelfde koe was
EEN WONDERLIJK TREINTJE. Van Jen
bach kan men dagelijks acht keer naar
Mayerhofen komen en vandaar rijden
iedere dag negen treintjes naar Jenbach
terug. Meer dan genoeg voor de bewoners
van deze en de dertien op de route lig
gende dorpjes.
Als een toppunt van service beschouwen
zij het feit dat hun Zillertalbahn behalve
de gewone rijtijden ook voor bijzondere
gevallen in een stug tempo passagiers
vervoeren kan. Want naast de trein van
bij voorbeeld tien voor zeven uit Jenbach,
die zevenenzeventig minuten over de
tweeëndertig kilometer naar Mayerhofen
doet, is er ook een die van tien over
half elf die maar eenenzeventig minuten
nodig heeft. Die slaat namelijk zeven van
de dertien tussenstation gewoon over. Dat
is dan de expresse-trein. De overige trei
nen hebben eigenaardig genoeg alle ver
schillende rijtijden, die variëren van tach
tig tot honderdvijf minuten. Waaraan dat
ligt is een ieder ten enenmale een raadsel.
Misschien heeft niemand er ook wel over
nagedacht.
Een en ander wil natuurlijk niet zeggen
dat de gemiddelde snelheid van het trein
tje, die dus ligt tussen vierhonderd vijf tig
en driehonderdtwintig meter per minuut,
een vaartje is om op te gaan rekenen. Of
liever gezegd, men kan er wel eens op
rekenen volgens de diensttijden te rijden,
maar dat blijft een uitzondering.
De voornaamste oorzaak van alle op
onthoud wij hebben overigens niet ge
merkt dat men enige betekenis aan het
woord toekent is dat iedereen iedereen
blijkt te kennen. Als wij daarbij dan nog
vertellen dat alle conducteurs en alle
dienstdoende machinisten het hart op de
tong hebben en bovendien uitblinken in
vriendelijkheid en hartelijkheid, is de aan
houdende vertraging gauw verklaard. Het
enige dat dan ook zeker blijft is, dat het
treintje loopt. Verder niets. We schreven
het reeds, een heerlijk treintje.
EEN GOEDERENWAGON, die onderweg
moet worden meegenomen, wordt nooit
achteraan de trein aangehaakt. Waarom
ook? Middenin stéót veel beter. Als het
treinstel toevallig de dwarsweg over de
spoorbaan blokkeert, hoeft een boer met
zijn kar heus niet zo lang te wachten. Na
een korte bespreking van het weer van de
dag, het weer van gisteren en de kansen
op nog beter weer in de toekomst, zet de
machinist zijn trein rustig enkele honder
den meters terug, opdat de boer zijn weg
kan vervolgen.
Zo is er aan ieder stationnetje een
wat weidse benaming voor het loodsje,
het loketje en de man met een rode pet
wel iets dat de vreemdeling in de trein
belang kan inboezemen. Als hij tenminste
alle haastgevoelens van zich af heeft gezet
en hij helemaal gewend is aan het feit
dat stationchef of conducteur niet eerder
het vertreksein geeft, dan nadat hij de
hele dorpsstraat heeft afgekeken naar
mensen, die te kennen hebben gegeven
nog mee te willen.
Een heerlijk treintje. Een treintje, dat
er ons af en toe naar doet verlangen ook
een inwoner van Strasz, Gagering, Rot-
holz, Schlitters, Ried, Kaltenbach, Aschau,
Zei am Ziller, Fügen, Kapfing, Uderns of
één van die andere dorpjes te zijn. E. K.
Ingrld Bergman, die de laatste jaren
alleen is opgetreden in films onder regie
van haar echtgenoot, Roberto Rossellini,
zal vermoedelijk binnenkort de hoofdrol in
een productie van Jean Renoir gaan ver
vullen.
Zeven vrouwelijke arlisten treden in
het komende seiizoen op met een program
ma „l'Honneur aux dames." Het zijn da
conferencières Mea Ruys en Hetty van
Dongen, de actrice Hetty Berger, de aecor-
deoniste Janny van der Molen, de koord
danseres Willy Sjefolina, de acrobate Betty
Visser en de pianiste Hansje Kerckhoff. De
teksten zijn geschreven door Harriet
Freezer en anderen.