DE SYMBOLIEK VAN HET E EEN HEERLIJK TREINTJE Emiel eti zijn detectives Hella Haasse's zelfportret VREEMDE TOEKOMSTHISTORIE VAN DE MODE VOOR MANNEN Een film voor de jeugd In plaats van een roman Litteraire Kanttekeningen Haags Kamerkoor naar Engeland NIEUWE BOEKEN W in zakformaat De negen Muzen "j EN TALISMANS Vierhonderd meter per minuet Kunststukjes De man met de bolhoed is gevat. Emiel kijkt vol spanning toe hoe het met hem zal aflopen. HET IS EIGENLIJK GEEN WONDER, dat de Duitse filmer R. Stemmle bekoord werd door het gegeven, dat Erich Kastners vertelling „Emiel en zijn detectives", hem voor het maken van een spannende en vooral de jeugd intrigerende film bood. Kastners fantasie is mild en hartelijk. De avonturen, die hij een kordaat, vriendelijk jochie laat beleven in de grote stad Berlijn, zijn helemaal geïnspireerd op de fantasie in het spel van de jeugd zelf, in dit geval de imitatie van de wereld der grote mensen, welke doorgaans in twee helften uiteenvalt: schurken en helden. Aan helden is in „Emiel en zijn detectives" geen gebrek. Emiel wordt er zelf een, bijgestaan door de hele schare Berlijnse kinderen, die hem meehelpen het geld terug te veroveren, dat een echte boosdoener hem heeft ontstolen. Dat gaat nogal omslachtig en uitvoerig in zijn werk, soms zelfs ten koste van de waarschijnlijkheid. Geen nood echter! We zijn zo begaan met de onschuldige Emiel en vinden het zo dapper wat hij doet, dat we de overdrijving naar het niet meer logisch aannemelijke al lang niet meer erg vinden. „Het zou heus wel eens gebeurd kunnen zijn", denken we om op deze manier de woorden zelf in de mond te nemen, die ieder kind ons zou toewerpen, wanneer wij het waagden de bestaanbaarheid van Emiel en zijn detectives in twijfel te trek ken. Want het is toch ook gebeurd! In het boek om te beginnen, dat zovelen tot aangename lectuur strekte, in de film vervolgens, die ons groten hoogstens even de superieure glimlach onzer betweterigheid om de lippen brengt, maar de kinderen zal meeslepen, omdat ze er allemaal heilig in geloven?! ZELDEN HEEFT IN DE laatste jaren en zeker niet op een enigszins vergelijk bare wijze de lectuur van een Nederlands boek mij beurtelings zo ontwapend- geboeid en tot critische reserve gestemd als het onbepaalbare boek, dat Hella Haasse bij „De Bezige Bij" te Amsterdam heeft doen verschijnen onder de titel „Zelfportret als legkaart". Zelden ook heb ik de verantwoordelijkheid voor een critisch oor deel zo zwaar voelen wegen als bij het overdenken en ordenen van de tegenstrijdige indrukken, die deze curieuze mengeling van autobiografie, essay, zelfgesprek, wijs gerige beschouwing, raamvertelling, dagboek, mémoire enroman heeft opge roepen. Zijzelf heeft het een „mélange van herinneringen en ontboezemingen, citaten en bespiegelingen" genoemd, zich zeer wel bewust, dunkt me, van haar onmacht om deze overmaat van innerlijk tumult te bezweren tot een compositorisch geheel. Ik heb, alle zekerheid ten spijt dat ik dit zelfportret mislukt moet noemen, respect voor dit boek. Respect voor Hella Haasse's moed om zichzelf in het geding te brengen, voor haar poging tot eerlijk heid tegenover haar innerlijke waarheid, voor de oprechte wil, aan dit persoonlijke schriftuur een algemeen-menselijke, een boven-persoonlijke strekking te geven. En het is juist dit respect, dat het me zo uiterst moeilijk maakt, mij over het essen tiële van dit boek, dat wil zeggen Hella Haasse zélf, uit te spreken. Zolang zij zich in de vermomming vertoonde van haar romanfiguren, als (met de nodige correc ties natuurlijk) Charles d'Orleans in „Het woud der verwachting", als Giovanni Bor gia in „De scharlaken stad", als en voor al zelfs Jurjen Siebeling in „De ver borgen bron", was het het wérk dat ge tuigde: voor zichzelf en voor zijn maak ster, zodat de beoordeling een zuiver litte raire aangelegenheid betrof. Maar hier richt zich rechtstreeks de méns Hella Haasse tot haar lezers en zegt: zo zie ik mij, zo voel, zo denk, zo wil ik. Hier zijn mijn verlangens, mijn ervaringen, mijn aarzelingen, mijn worstelingen met mij zelf, mijn creatieve drift, mijn kunnen, mijn streven, mijn ontgoochelingen, mijn voorlopige zekerheden. Hier schrijf ik niet óver mijn leven, maar schrijf ik mijn leven-zelf, hét leven, het eindeloos stro mende, waarmee ik my vereenzelvigen wil, waarin ik het aan tijd noch plaats ge bonden patroon wil ontdekken als de zin van aTle zin. Dit, meen ik, is de opzet geweest van dit boek, de te machtige, overstelpende opzet, voortgekomen uit een diepe onrust, een grote onverzadigdheid, een bange twij fel, een hevige geladenheid, een onstuimig innerlijk gedrang van onlust en verlangen, van indrukken, van verweer, van ambi valentie tussen openhartigheid en terug houdendheid, aarzeling en zelfbewust heid inderdaad een legkaart. Want ook dit is Hella Haasse niet of maar zeer te dele. Dit is en blijft, hoe on gewild ook, de schrijfster Hella Haasse, die een „vrouwenfiguur" en niet de eerste de beste waarvoor ze zelf model heeft gestaan, bespiedt met een hyper- bewuste. haast mannelijke waarneming en al schrijvende zichzelf op de vingers ziet met een critische waakzaamheid, een in telligente supervisie, die niet alleen haar creativiteit, maar ook haar onbevangen heid tegenover zichzelf in gevaar brengt. Men heeft Hella Haasse een intelligentie toegeschreven, die de bewogenheid van haar hart zou suppremeren. Ik geloof het niet. Ik heb haar roman „De verborgen bron" zeker niet haar gaafste, maar naar mijn vaste overtuiging wel haar zui verste boek, waarin zij zich het meest rechtstreeks heeft uitgesproken er nog eens op nagelezen en bij de vergelijking tussen deze persoonlijke roman en meer of minder tot roman geworden autobio grafische legkaart vrijwel zekerheid ge kregen, waaróm dit zelfportret móést mis lukken. Hella Haasse, zeer kwetsbaar, zeer ge reserveerd, zeer critisch gewapend uit een diep-innerlijke noodzaak, is de vrouw er niet naar om zich zonder vermomming (zoals zij het noemt) te vertonen. Zij is door het landschap van haar jeugd ge gaan op zoek naar haar kinderverleden maar heel haar voortreffelijke beschrij vingskunst was niet bij machte, het kind, het jonge meisje op te roepen, terug te roepen. Het hield zich schuil. Zij is door de wereld van haar volwassenheid gegaan en heeft, op zoek naar de verborgen bron, een moedige poging gedaan om zichzelf te ontmoeten, haar houding te bepalen tegen over haar moederschap, haar mens-zijn, haar schrijverschap, haar werk, dé reali teit. Maar iets in haar, een kwellend waak zame, critische, terughoudende weerstand, die ze met een tot het uiterste toegespitste denkkracht tracht te overwinnen, plaatst zich tussen haar en haar geschrift, zodat het wezenlijkste van wat ze zou willen zeggen ontglipt aan haar vormende wil. Deze legkaart moest onvoltooid blijven, HET IS EEN ALLERAARDIGSTE FILM, die gedurende de Paastijd in het Haar lemse Cinema Palace-theater draait. Moet ik nog de inhoud vertellen? Heel in het kort, opdat gij ouders vast zijt ingelicht. In een klein plaatsje op vele uren sporens van Berlijn woont het jongetje Emiel. Zijn moeder zendt hem voor zijn vacantie naar Berlijn. Ze geeft hem geld mee voor zijn grootmoeder, dat hij met een veiligheids speld secuur vastprikt in de binnenzak van zijn colbertjasje. In de trein valt hij in slaap. Eenmaal gearriveerd bemerkt hij, dat hij zijn geld kwijt is. Dat kan niemand anders hebben gestolen dan de man met de bolhoed, die tegenover hem zat! Emiel volgt de man en krijgt assistentie van de Berlijnse jeugd. Het wordt een complete achtervolging, kinderen op de fiets, kinde ren op de autoped, kinderen hollend achter het zelfportret kon nauwelijks tot een ge lijkenis worden. Hella Haasse's aandrift zich te vermommen, zich niet prijs te geven, was sterker dan haar verlangen, haar wil, om zich uit te spreken met de eerlijkheid die zij zich voornam. Er is voor haar creatieve vrouw tot in haar vingertoppen naar het mij voor komt maar één mogelijkheid om zichzelf te realiseren, dat wil zeggen: haar chaos te beteugelen, haar overmaat te bezweren: in de roman, in de verhulde verschijning; een mogelijkheid die te groter is, naar mate zij geen steun zoekt bij het historische gegeven, maar haar verbeelding vrij spel laat. Wie weet heeft dit zelfonderzoek, waarbij een zo kostelijke rijkdom van ge dachten, van noties, van zuivere formu leringen aan het daglicht is gekomen, haar de overtuiging gegeven, dat déór, in haar onbelemmerde creatieve verbeelding, de ontbrekende delen van haar legkaart ver borgen liggen. Wat ik ernstig hoop is, dat zij zich eens tot het schrijven van dié ro man zal kunnen vrijmaken van haar cri tische zelfdictatuur (hetgeen nog iets an ders is dan zelftucht). Haar overvolle, maar gecensureerde hart zal er wel bij varen. Haar werk ook. C. J. E. DINAUX de man aan. De ontknoping volgt op het politiebureau. De man met de bolhoed blijkt een berucht inbreker te zijn. Zijn arrestatie brengt de politie op het 6poor van een complete bende. De duizend mark beloning, daaraan verbonden, zijn voor Emiel! Gelukkig met zijn moeder herenigd kan hij de grandioze afloop van zijn uit zonderlijk avontuur gaan vieren! VOORWAAR EEN GEGEVEN dat heel wat actie omsluit. Die actie is er van meet af aan. Ze bereikt haar hoogtepunt in de vlucht van de schurk voor de honderden kinderen, die hem schaduwen, eerst in ge wone pas, dan op een holletje, dan in galop. Geestig laat Stemmle de man aanvankelijk op zijn schreden terugkeren als hij merkt, dat hij wordt gevolgd. Hij draait zich om, de kinderen draaien zich om. Hij keert weer in de richting, waarin hij eerst ging, de kinderen ook in die richting. Steeds meer raakt de man in paniek, steeds drei gender dringen de kinderen op. En dan zet de stoet zich pas goed in beweging en breekt de storm los. Heel die climax in zichtbare actie is in snelle beelden, rhyth- misch wel geordend en gemonteerd, opge vangen, echt een kolfje naar de hand van een goed filmer. OP HET SLOT NA, dat net is als een geestelijke, die het eind van zijn preek niet kan vinden, geeft de film aardige staaltjes van humor en sfeer ten beste. Do kennismaking mef de man met de bolhoea is zo klassiek als men maar kan wensen. Daar heb je 'm! is aller reactie. De beleve nissen in het hótel, waar de man zijn in trek neemt, zijn vol opgeschroefde span ning, maar wat zullen ze aanslaan als Emiel onder het bed van de schurk ligt en niet meer weg kan komen omdat zijn hand in het kussen raakt bekneld. Fijntjes zijn de Berlijnse jongens getypeerd met in het bijzonder het ventje, dat de wacht houdt bij de telefoon. Emiel zelf speelt prijzens waardig ongekunsteld, de schurk in do vertolking van Kurt Meisel is een fraai gekarakteriseerde verschijning, echt een man, die zo'n klein jongetje besteelt....! P. W. FRANSE. ER IS GEEN symboliek eenvoudiger te verklaren dan de symboliek van het ei. Voor ieder begrijpelijk is de algemeen heid van het gebruik om in het voorjaar het ei te maken tot een voorwerp van eredienst of vermaak. Deze gewoonte beperkt zich niet tot het Christendom en zij heeft met het Christelijk Opstandingsgeloof even weinig te maken als met de Opstandingsgeloven van andere godsdiensten. Even wei nig, of beter uitgedrukt: evenveel. Immers is het juist het mysterieuze van het in een harde schaal opgesloten leven, dat tot de godsdienstige verbeelding spreekt. Dit leven ver breekt zijn gevangenis. Wat dood scheen te zijn, blijkt juist de aanvang van een dwars door de ledige dop te steken, wel verklaard uit het oude bijgeloof, dat men de eierschaal moet breken om te voorkomen dat de heks de mens, die uit die schaal heeft ge geten, schade kan toebrengen. Cynici zullen de grote waarde, aan het ei als ritueel voor werp toegekend, misschien toeschrijven aan culinaire mo tieven. Men weet, dat aan het offeren een maaltijd gepaard ging. En een ei is een even smakelijk gerecht als het lende stuk van de offerstier. In elk geval is Pasen de tijd van het eieren-eten. Hetgeen trouwens voor de hand ligt, daar de natuur dit product speciaal in het voor jaar overvloedig, doet zijn. En economisch nieuwe geboorte. Over dit in het ei op bij- OVER SMULPAPEN beschouwd zijn de eieren met de Paas- zondere wijze zichtbaar geworden gehei menis hebben de natuurvolken zich van de vroegste tijden af verbaasd. En de grote godsdiensten, die op den duur het primitieve geloof overwoekerden, hebben ook dit symbool overgenomen, toen zij het niet konden uit roeien. Zo is het Paasei niet alleen een Christelijk zinnebeeld van het leven uit de dood geworden. Ook in de religieuze ceremoniën van de Chinezen, Indiërs, Joden en Perzen neemt het ei als opstandingssymbool zijn rechtmatige plaats in. Merkwaardig is hierbij ook de algemeenheid van het be schilderen van deze rituële eieren. Overal ter wereld kreeg men zulk een talisman mee in het graf. Rood is de geliefde kleur, waarmee men zijn eieren verft. Heeft men er het ma teriaal voor. dan komt ook verguld in aanmerking. Zulk een fetisch beschermt de gezondheid en vermeerdert de vrucht baarheid. Zelfs bevordert zij de wijnoogst, als men haar bij de wortel van de wijnstok begraaft. En natuurlijk is het ei ook een voorwerp voor toverij. Enerzijds behoedt het de drager tegen de heksen en duivelen, maar anderzijds kan het zelf ook een kwade geest herbergen. Men heeft de zonder linge gewoonte, om na het nuttigen van een ei het lepeltje dagen het goedkoopste. Wedstrijden in het eten van eieren wor den in onze moderne cultuur niet meer toelaatbaar geacht. Maar in de eeuwen, waarin Lu"ullus en Gargantua leefden, placht men zich met Pasen in letterlijke zin aan eieren te barsten te eten. Een „snees" eieren, dat is twintig stuks, was voor de maag van een oud-Hollandse smulpaap nog niet het record! Allengs heeft men het natuurlijke product ook wel door kunstmatige eieren vervangen. Men kan ook moeilijk een hardgekookt ei als talisman om zijn hals hangen! Het Paasei als product van kunstnijverheid heeft vaak bewonderens waardige vormen aangenomen. De edelsmeden versierden eieren van malachiet of robijn met goud en kunstschilders als Watteau hebben voor koningen en keizers Paaseieren met herderstafereeltjes beschilderd. Men heeft Paaseieren van émail, van ivoor, van sandelhout vervaardigd. Men heeft met Paaseieren gerold, getikt, men heeft er surprises in ver stoot en al dit soms zonderlinge gesol met hetgeen van heilig zinnebeeld tot vulgair middel van vermaak verworden was, bewijst welk een centrale plaats het ei als symbool in de verbeelding der mensheid inneemt H. G. C. Over enkele jaren, zo zegt de Amerikaanse mode ontwerper Carmen Duro, zal er een einde komen aan de fantasieloze man nenkleding waar de we reld nu al meer dan een halve eeuw tegenaan moet kijken. „Generaties lang zijn wij gedwongen ge weest, rond te lopen in costuums, die als twee druppels water op elkaar - en op die van onze grootvaders - geleken, met als enige mogelijkheden tot variatie een wat smal lere of bredere rever, een splitje in de rug of een visgraatje inplaats van een bescheiden ruitje Gelukkig zal dit ondrage lijke mannenleed nu spoe dig voorbij zijn, want me neer Carmen Duro heeft thans een serie costuums ontworpen, waarin, zoals hij zegt, het sterke ge slacht weer zichzelf zal kunnen zijn. De collectie, waarvan wij op deze pa gina enkele snoeperige modelletjes reproduceren, is onlangs in Chicago ge toond en heeft zelfs daar furore gemaakt - hetgeen, gezien de foto's - geen wonder mag heten. Op de foto links ziet men een lavendelkleurig com plet, gegarneerd met vier charmante zakjes, waarin de elegante „he-man" zich „ook bij theevisites en an dere semi-formele gele genheden" thuis zal voe len. De smalle pantalon loopt van onderen in een sierlijke klok uit, die van knie tot de zoom een bre de, ingenaaide zijplooi heeft. Drie knopen op elke ondermouw, diagonaal weglopend naar de elle boog, geven een pikant nootje aan dit gezellige toekomst-toiletje. Iets stoerder van allure noemt de ontwerper de combinatie met kniebroek op de middelste foto, maar dit is dan ook meer als dracht voor sport en strand bedoeld. Het frisse streepje is van katoen met wollen tropical mate riaal, de ceintuur is - welk een vondst.' - ook bruik baar als stropdas bij ge legenheden, waar men iets „gekle der" verschijnen moet. Echt voor warmere zomer dagen is het wandelcos- tuum daarnaast, gemaakt van wit flanel met een rood en blauw geruit jas je. Een panama van wit stro, een overhemd van Italiaanse zijde en een zwarte das voltooien de uitrusting. Op de afzonderlijke foto's ziet men (rechts) de inge naaide plooi in de panta lon van het lavendelcos- tuum hierboven en (links) een nieuwtje, waarvan zelfs Duro vermoedt dat het nog wel enige tijd zal duren, voor het aanslaat: namelijk een broek van glanzend goudlamé, waar op een gesmockt sportcol- bert met een zwart en gouden werkje gedragen wordt. De exclusieve fo to's zijn van United Press. Op 17 Mei geeft het Haagse Kamerkoor onder leiding van Cor Backers het laatste concert in de door Nicholas Choveaux in samenwerking met de culturele afdeling van de Nederlandse ambassade georgani seerde Zondagmiddagconcerten, welke op 7 November door Hans Henkemans is ge opend. In deze reeks traden verder op Nelly Wagenaar, deg ezusters Land en het trio StotijnAlmaBunge. Op 19 Mei zal het Haagse Kamerkoor ook een uitvoering geven in de abdijkerk van St. Albans in Hertfordshire. Dc minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen heeft een compositie- wedsrtijd ingesteld voor een werk voor een instrument met begeleiding van een ander instrument, bij voorkeur piano of orgel, of voor een zangstem met eenzelfde begelei ding, of voor een dergelijk instrument, of voor een zangstem zonder begeleiding. De duur van het werk moet acht tot tien mi nuten zijn. Er worden drie prijzen uitge loofd, van 850, 600 en 300. De beoor delingscommissie bestaat uit de heren Willem Andriessen, Willem van Otterloo en Louis Toebosch. De rustieke Zillertal-expres houdt amechtig stil aan één van de talrijke in de dienstregeling opgenomen halteplaatsen tussen het internationale trein knooppunt Jenbach en het toeristencentrum Mayer- hofen. (Men zie de foto hieronder). HET STAAT tegenwoordig geletterd de Scan dinavische roman schouderophalend voorbij te gaan. Nu is dit na de nauwelijks opgedroogde stroom van opgeblazen trilogie na trilogie wel te begrijpen, maar niet te billijken. Men doet zich beslist tekort wanneer men de Duitse ver taling van Den siste Viking van de Zweedse auteur Johan Bojer laat liggen. Het leven van boeren en vissers kent hij uit eigen ondervin ding. Hij was een man van twaalf ambachten en dertien ongelukken, wat hem niet belet heeft zich te ontwikkelen tot een schrijver van betekenis. Die Lofotfischer verhaalt van de bar re strijd die de haringvissers hadden te voeren tegen de elementen en de steeds opdringende grootondernemingen in hun beroep. Met een geheel ander soort visserij komt men in contact in The silent world, de bestseller van J. Y. Cousteau en F. Dumas. dat eigenlijk veel meer dan dit behandelt: ontdekkingsreizen en avonturen van moderne diepzeeduikers. De goedkope editie bevat bevat alle foto's, ook de gekleurde, van de originele uitgave. De Bossche V.V.V. vraagt een nieuw liedje om „Zoete lieve Gerritje" te vervan gen. Tot 1 Mei kan men teksten inzenden. De door een jury gedane keuze wordt ver volgens doorgegeven aan zich aangemeld hebben de componisten voor het tweede deel van de wedstrijd, het vervaardigen van een populaire melodie. De Indiaanse schilder Awa Tsireh, die vorige zomer door de Franse regering werd onderscheiden, is dezerd agen te Santa Fe in Mexico overleden. Zijn stoffelijk over schot werd door bereden politie in de woestijn gevonden. „Ons Leekenspel" te Bussum heeft een prijsvraag uitgeschreven voor een aan vullend religieus toneelstuk. De inzendter mijn sluit 1 Augustus. Er is een prijs van 1500 beschikbaar. EEN VAN DE TRAAGSTEprimi tiefste, lawaaierigste, maar ook pret tigste, gezelligste en rustigste trein tjes in Europa is datgene dat boeren, burgers en buitenlui in een maxi mum aan tijd en met een minimum aan comfort van Jenbach door het Zillertal naar het pittoreske Mai/er- hofen brengt. Een treintje, dat naar Nederlandse begrippen thuis hoort op een ereplaats in het Spoorweg Museum, maar dat in Oostenrijk da gelijks honderden mensen zonder ge pruttel op hun bestemming brengt. MENSEN DIE HAAST HEBBEN, zijn domme mensen, vinden de bewoners van het Zillertal. Vandaar ook dat zij hun Zillertalbahn voor geen geld van de we reld zouden willen ruilen voor een mo derne trein, die gierend door en langs hun dorpjes zou rijden. Het zou hun maar doen denken aan de wereld buiten het dal de wereld, waarin al het goede leven ver drongen wordt door mensen die het hor loge het belangrijkste gebruiksvoorwerp vinden en de tijd een substantie om in vormen te gieten. Eens op een dag, zo vertelt men in het dal, moest het treintje plotseling stoppen voor een koe die tussen de rails stond. Met een schok stond het stil, de passagiers door elkaar schuddend en de bagage met een ruk uit de rekken op de reizigers neergooiend. Geen woord van protest werd gehoord. Met horten en stoten en in al haar voegen knerpend, kwamen de wagons weer op gang, nadat de gemoedelijke machnist en conducteur de koe verwijderd hadden. Steeds harder ging het. En toen: weer een schok, weer werden de passa giers door en over elkaar heen geschokt, weer vielen de rugzakken, boodschappen tassen over de over de grond verspreide reizigers. En weer zuiverde men de toe stand zonder een woord van protest en weer verwijderden machnist en conduc teur een koebeest van de rails. En wederom klom de locomotief gestaag naar de topsnelheid. En toen.... Weer blokkeerden de remmen de wielen, weer werden de reizigers door elkaar geschud tussen weer uit de rekken neervallende bagage, maar wederom geen woord van verwensing. Ook niet van de machinist en de conducteur die ook weer moeizaam uit locomotief en wagon klommen omdat op nieuw een koe het malste gras tussen de rails vond. Zelfs niet toen men bemerkte dat het nog steeds dezelfde koe was EEN WONDERLIJK TREINTJE. Van Jen bach kan men dagelijks acht keer naar Mayerhofen komen en vandaar rijden iedere dag negen treintjes naar Jenbach terug. Meer dan genoeg voor de bewoners van deze en de dertien op de route lig gende dorpjes. Als een toppunt van service beschouwen zij het feit dat hun Zillertalbahn behalve de gewone rijtijden ook voor bijzondere gevallen in een stug tempo passagiers vervoeren kan. Want naast de trein van bij voorbeeld tien voor zeven uit Jenbach, die zevenenzeventig minuten over de tweeëndertig kilometer naar Mayerhofen doet, is er ook een die van tien over half elf die maar eenenzeventig minuten nodig heeft. Die slaat namelijk zeven van de dertien tussenstation gewoon over. Dat is dan de expresse-trein. De overige trei nen hebben eigenaardig genoeg alle ver schillende rijtijden, die variëren van tach tig tot honderdvijf minuten. Waaraan dat ligt is een ieder ten enenmale een raadsel. Misschien heeft niemand er ook wel over nagedacht. Een en ander wil natuurlijk niet zeggen dat de gemiddelde snelheid van het trein tje, die dus ligt tussen vierhonderd vijf tig en driehonderdtwintig meter per minuut, een vaartje is om op te gaan rekenen. Of liever gezegd, men kan er wel eens op rekenen volgens de diensttijden te rijden, maar dat blijft een uitzondering. De voornaamste oorzaak van alle op onthoud wij hebben overigens niet ge merkt dat men enige betekenis aan het woord toekent is dat iedereen iedereen blijkt te kennen. Als wij daarbij dan nog vertellen dat alle conducteurs en alle dienstdoende machinisten het hart op de tong hebben en bovendien uitblinken in vriendelijkheid en hartelijkheid, is de aan houdende vertraging gauw verklaard. Het enige dat dan ook zeker blijft is, dat het treintje loopt. Verder niets. We schreven het reeds, een heerlijk treintje. EEN GOEDERENWAGON, die onderweg moet worden meegenomen, wordt nooit achteraan de trein aangehaakt. Waarom ook? Middenin stéót veel beter. Als het treinstel toevallig de dwarsweg over de spoorbaan blokkeert, hoeft een boer met zijn kar heus niet zo lang te wachten. Na een korte bespreking van het weer van de dag, het weer van gisteren en de kansen op nog beter weer in de toekomst, zet de machinist zijn trein rustig enkele honder den meters terug, opdat de boer zijn weg kan vervolgen. Zo is er aan ieder stationnetje een wat weidse benaming voor het loodsje, het loketje en de man met een rode pet wel iets dat de vreemdeling in de trein belang kan inboezemen. Als hij tenminste alle haastgevoelens van zich af heeft gezet en hij helemaal gewend is aan het feit dat stationchef of conducteur niet eerder het vertreksein geeft, dan nadat hij de hele dorpsstraat heeft afgekeken naar mensen, die te kennen hebben gegeven nog mee te willen. Een heerlijk treintje. Een treintje, dat er ons af en toe naar doet verlangen ook een inwoner van Strasz, Gagering, Rot- holz, Schlitters, Ried, Kaltenbach, Aschau, Zei am Ziller, Fügen, Kapfing, Uderns of één van die andere dorpjes te zijn. E. K. Ingrld Bergman, die de laatste jaren alleen is opgetreden in films onder regie van haar echtgenoot, Roberto Rossellini, zal vermoedelijk binnenkort de hoofdrol in een productie van Jean Renoir gaan ver vullen. Zeven vrouwelijke arlisten treden in het komende seiizoen op met een program ma „l'Honneur aux dames." Het zijn da conferencières Mea Ruys en Hetty van Dongen, de actrice Hetty Berger, de aecor- deoniste Janny van der Molen, de koord danseres Willy Sjefolina, de acrobate Betty Visser en de pianiste Hansje Kerckhoff. De teksten zijn geschreven door Harriet Freezer en anderen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1955 | | pagina 18